Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 mei 2022
Hierbij informeer ik uw Kamer over de afdoening van de motie van de leden Michon-Derkzen
(VVD) en Kuik (CDA) van 8 februari jl.1 De motie verzoekt de regering in overleg met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters
(hierna: NGB) te treden om te onderzoeken of het bestuursrechtelijk instrumentarium
van burgemeesters nog toereikend is bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit,
en de Kamer hierover uiterlijk in mei te informeren.
Op 11 april jl. heb ik in het Strategisch Beraad Veiligheid (hierna: SBV)2 met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK), de voorzitters
van de Vereniging van Nederlandse gemeente (hierna: VNG), het NGB en het Veiligheidsberaad,
leden van de commissie-Bestuur en Veiligheid van de VNG en de voorzitter van het College
van procureurs-generaal uitvoerig over dit onderwerp gesproken. Daarbij kwam tevens
de oproep van de voorzitter van het NGB aan de orde om in de toekomst kritisch te
kijken naar nieuwe taken die mogelijk aan de burgemeester worden toebedeeld. Volgens
haar kunnen de meeste burgemeesters met het huidige pakket aan openbare orde- en veiligheidstaken
goed uit de voeten maar is het wel belangrijk om in de toekomst kritisch te kijken
waar nieuwe, daaraan gerelateerde taken, worden belegd.
De deelnemers concludeerden dat een gedegen aanpak van de georganiseerde criminaliteit
vraagt om inzet van elkaar aanvullende juridische instrumenten op het terrein van
het strafrecht, bestuursrecht, fiscaal recht en privaatrecht. Het is van belang dat
hierbij sprake is van een balans en daarvoor is het nodig om vooral goed te kijken
naar de praktijk. Het is ook belangrijk om daarbij oog te hebben voor kleine(re) gemeenten
die over het algemeen over (te) weinig capaciteit en expertise beschikken.
Er zijn aangaande dit onderwerp nog twee zaken die relevant zijn om te benoemen. Ten
eerste is in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) een bezinning opgenomen op de positie van het lokale bestuur en de positie van de
burgemeester daarbinnen om het toekomstbestendig te maken. De Minister van BZK informeert
uw Kamer voor het zomerreces over haar voornemen hoe het burgemeestersambt toekomstbestendig
te houden.
Ten tweede wordt op dit moment door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
(hierna: WODC) voor de derde keer de Monitor Bestuurlijke Aanpak uitgevoerd. Om beter
te kunnen duiden wat de stand is van de inzet van het bestuursrechtelijk instrumentarium,
de bestuurlijke aanpak, is eind 2021 het WODC opdracht gegeven om hiernaar onderzoek
te doen. Dit onderzoek betreft (net als voorgaande metingen) het bewustzijn van georganiseerde
criminaliteit onder gemeenten, het ingezette (bestuurlijk-juridische) instrumentarium
en de samenwerking met partners. Daarnaast gaat deze keer aandacht uit naar het in
kaart brengen van de mogelijke verschillen tussen typen gemeenten als het gaat om
de bestuurlijke aanpak. Het onderzoek is een vervolg op de onderzoeken uit 20093, 20124 en 20165. De resultaten worden dit najaar verwacht.
In het najaar wordt weer in het SBV over het bestuursrechtelijke instrumentarium gesproken
op basis van de uitkomsten van het WODC-onderzoek naar de stand van de bestuurlijke
aanpak. Ik zal uw Kamer uiterlijk in het vierde kwartaal van dit jaar informeren over
het vervolggesprek en de uitkomsten van het onderzoek.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius