29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2013

Hierbij doe ik u drie rapportages toekomen die op verschillende deelterreinen een beeld geven van de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit1. Het betreft de volgende rapportages:

  • 1. Verantwoordingsrapportage aanpak georganiseerde criminaliteit 2012;

  • 2. Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit – onderzoek naar de stand van zaken in 2012 (1-meting);

  • 3. Rapportage van de landelijk coördinator verwevenheid onder- en bovenwereld.

Met de toezending van de verantwoordingsrapportage en de rapportage van de landelijk coördinator informeer ik Uw Kamer over de uitkomsten van deze rapportages, conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg d.d. 29 mei 2013 over het Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit 2012 (Kamerstuk 29 911. Nr. 81). Naast de drie rapportages is de Leidraad «Integraal tenzij...Leidraad om samen het criminele ondernemingsklimaat te verslechteren» bijgevoegd2.

1. Inleiding

De aanpak van georganiseerde criminaliteit is een topprioriteit. Veel verschillende partners spannen zich in om deze criminaliteit steeds beter in samenhang te bestrijden. Georganiseerde criminaliteit heeft een ondermijnend effect op de samenleving, onder andere door verwevenheid tussen onder- en bovenwereld. Juist deze verwevenheid maakt dat deze criminaliteit alleen met een gezamenlijke aanpak effectief kan worden bestreden, zoals blijkt uit de drie rapportages. In de verantwoordingsrapportage rapporteren politie en OM over hun inspanningen bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit. De eenmeting maakt de stand van zaken binnen de bestuurlijke aanpak inzichtelijk. De landelijk coördinator schetst bevindingen en aanbevelingen over het gehele domein van de aanpak van ondermijnende criminaliteit, inclusief toezicht en initiatieven binnen sectoren zelf.

Uit de rapporten komt het beeld naar voren van een veld dat volop in beweging is om een weerbarstige materie aan te pakken. De operationele resultaten die daarbij worden behaald komen steeds beter in beeld en zijn positief. De realisatie van mijn doelstelling bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit – een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden (csv’s) – lag ook voor het jaar 2012 op koers. De doorontwikkeling van de geïntegreerde aanpak, en daarbinnen de bestuurlijke aanpak, krijgt steeds verder vorm. We zijn op de goede weg, maar het moet nog beter: de samenwerking moet zich dieper wortelen en verankeren in de verschillende organisaties, en de operationele resultaten moeten verder stijgen om het gewenste effect te bereiken. In de komende periode wordt dan ook ingezet op de verdere intensivering van de aanpak van georganiseerde criminaliteit, en op een blijvende investering in zowel de geïntegreerde als de bestuurlijke aanpak.

In deze beleidsreactie ga ik eerst kort in op de belangrijkste bevindingen van de drie rapporten. Bij de rapportage van de landelijk coördinator geef ik weer hoe ik diens aanbevelingen meeneem bij de doorontwikkeling van de geïntegreerde aanpak. Tot slot schets ik de lijn waarlangs ik de bestrijding van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit in de komende periode verder versterk.

Hierbij merk ik op dat ik op korte termijn Uw Kamer nog het Jaarverslag 2012 van de Regionale Informatie & Expertisecentra en het Landelijk Informatie & Expertisecentrum (RIEC/LIEC) zal toesturen. Dit Jaarverslag presenteert de resultaten die zijn behaald in RIEC- en in LIEC-verband, zowel bij de bestuurlijke als de geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit.

2. Verantwoordingsrapportage georganiseerde criminaliteit 2012

In de jaarlijkse verantwoordingsrapportage georganiseerde criminaliteit (vanaf hier: verantwoordingsrapportage) presenteren politie en Openbaar Ministerie (OM) hun inspanningen in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit, op de prioritaire aandachtsgebieden drugshandel, mensenhandel, witwassen, zware milieucriminaliteit en financieel-economische criminaliteit, waaronder fraude.

Intensivering op koers

Uit de verantwoordingsrapportage blijkt dat in 2012 de beoogde stijging van het aantal aangepakte csv’s is gerealiseerd. In 2012 pakten de regiokorpsen en Landelijk Parket en Nationale Recherche middels projectmatige onderzoeken 583 csv’s aan, tegen 381 in 2009. Naast deze projectmatige onderzoeken zijn nog eens 66 onderzoeken uitgevoerd naar georganiseerde criminaliteit door Teams Grootschalige Optreden (TGO’s), bijvoorbeeld bij liquidaties met een verband met georganiseerde criminaliteit. Dit zijn er twee keer zoveel als in 2009. Met deze aantallen is een stijging van meer dan 50% gerealiseerd, ten opzichte van 2009. Het Functioneel Parket en de Bijzondere Opsporingsdiensten voerden, naast de eerder genoemde 583 projectmatige onderzoeken en 66 TGO’s, nog eens 205 projectmatige onderzoeken uit. Deze projectmatige onderzoeken tellen, conform het uitgangspunt in 2009, niet mee voor de realisatie van de doelstelling van de verdubbeling van het aantal aangepakte criminele groeperingen.

De stijging van het aantal aangepakte csv’s is het meest prominent op de thema’s mensenhandel, georganiseerde hennepteelt en witwassen. Ook op het thema fraude – dat in 2012 geen aandachtsgebied was op basis van het Nationaal Dreigingsbeeld – zijn goede resultaten behaald. In de regio’s zijn 52 projectmatige onderzoeken op dit thema uitgevoerd. Het Functioneel Parket en de Bijzondere Opsporingsdiensten hebben 113 projectmatige onderzoeken op het thema financieel-economische criminaliteit gedraaid.

Concrete interventies

De onderzoeken naar csv’s leiden tot concrete strafrechtelijke interventies tegen de leden van deze dadergroepen. Het totaalbedrag aan opgelegde ontnemingsmaatregelen in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit is fors gestegen: tot bijna 70 miljoen euro, tegen 44 miljoen euro in 2009. Dit doet recht aan de noodzaak om criminelen te pakken waar het hen het meest raakt: in hun criminele vermogen. Aandachtspunt zijn de opgelegde vrijheidsstraffen die volgen uit de onderzoeken. De stijging van het aantal onderzoeken wordt tot heden niet gevolgd door een evenredige stijging van het aantal strafopleggingen. Ik ben met het College van procureurs-generaal en de korpsleiding van het Korps Nationale Politie in gesprek over deze ontwikkeling. Uiteraard moet de stijging van het aantal onderzoeken zich ook vertalen in een stijging van het aantal interventies, zowel strafrechtelijk, als bestuurlijk, fiscaal en door andere partners. Ik verwacht an ook dat uit het Jaarverslag 2012 RIEC/LIEC zal blijken dat er sprake is van een groot aantal interventies door deze partners. Zoals eerder in deze brief aangegeven, stuur ik Uw Kamer dit Jaarverslag zo spoedig mogelijk toe.

Brede aanpak

Uit de rapportage komt een duidelijk beeld naar voren van een brede aanpak. OM en politie bestrijden de georganiseerde criminaliteit op verschillende niveaus: met projectmatige onderzoeken op de aandachtsgebieden, met een thematische benadering van bijzondere groepen zoals de outlawmotorbendes, en door reguliere onderzoeken op aanpalende thema’s, zoals zware georganiseerde vermogenscriminaliteit. Gecombineerd met de inzet voor de geïntegreerde aanpak, kan met recht worden gesteld dat de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit een topprioriteit is van politie en OM. Dat laat onverlet dat deze criminaliteit hen voor een grote uitdaging stelt. Niet voor niets geven politie en OM aan dat de inspanningen van hun partners in de geïntegreerde aanpak, zoals het bestuur en de Belastingdienst, van groot belang zijn. Alleen door een gezamenlijk optreden door een georganiseerde overheid, kan de georganiseerde criminaliteit effectief worden teruggedrongen. Op dit vlak zijn nog de nodige stappen te zetten.

3. Bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit – onderzoek naar de stand van zaken in 2012

In vervolg op de nulmeting in 2009 is een éénmeting uitgevoerd, om de stand van zaken anno 2012 bij de ontwikkeling van de bestuurlijke aanpak door gemeenten inzichtelijk te maken. De nulmeting in 2009 droeg in belangrijke mate bij, aan het richten van de inspanningen voor de doorontwikkeling van de aanpak. De éénmeting dient ter beoordeling van deze doorontwikkeling. De éénmeting is in opdracht van het WODC uitgevoerd.

Vergelijking met 2009

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de bestuurlijke aanpak is versterkt ten opzichte van 2009. Uit het onderzoek blijkt dat 84% van de gemeenten zich in 2012 bewust is van de (potentiële) aanwezigheid van georganiseerde criminaliteit. 98% van de gemeenten vindt dat ze een rol heeft bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Ten opzichte van 2009 is de mate waarin gemeenten de bestuurlijke aanpak beleidsmatig hebben vastgelegd, gestegen. De deelname aan de RIEC’s is toegenomen van 59% in 2009 naar 93% ultimo 2012. De totale capaciteit bij de RIEC’s is gestegen van 43,8 fte in 2009 naar 137,3 fte in 2012. Het belangrijkste doel van de aanpak moet volgens de gemeenten het voorkomen van het faciliteren van criminele activiteiten en het vergroten van het veiligheidsgevoel van burgers zijn.

Waardering RIEC’s

Over de gehele linie worden de RIEC’s door de gemeenten positief gewaardeerd. Dit is een belangrijk signaal: de RIEC’s moeten opereren in een complex veld, en vervullen een belangrijke rol in de ontwikkeling van de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit, en doen dit – zo blijkt – naar wens. Wel constateert de éénmeting dat de gemeenten verschillende rollen zien voor het RIEC. Grotere gemeenten zien voor het RIEC vooral een rol in de bevordering van de geïntegreerde aanpak weggelegd. Kleinere gemeenten zien voor het RIEC vooral een rol bij de advisering en ondersteuning bij de uitvoering van de bestuurlijke aanpak. Bij de doorontwikkeling ligt hier een belangrijke uitdaging voor de RIEC’s, om deze beide belangen te verenigen in hun werkzaamheden. Immers, zonder een stevige bestuurlijke aanpak, geen succesvolle geïntegreerde aanpak.

Organisatie en verankering

De uitvoering van de bestuurlijke aanpak lijkt bij de helft van de gemeenten min of meer gemeengoed gelet op de feitelijke inzet van instrumenten. De meest effectieve instrumenten zijn de preventieve instrumenten (weigeren vergunning, toezicht bestuurlijke rapportage), BIBOB en Awb (intrekken vergunning, etc). Circa 40% van de gemeenten heeft veel structuur in de organisatie (werkstructuur, capaciteit beschikbaar, werkprocessen beschreven, digitale voorzieningen, kwaliteitsborging etc.). Bij circa 30% ontbreekt deze structurering grotendeels. Bij de overige gemeenten is het beeld wisselend. Vooral de kleinere gemeenten zijn organisatorisch kwetsbaar.

Algemene conclusie

Het bewustzijn van de mogelijke aanwezigheid van georganiseerde criminaliteit is sterk toegenomen en bij nagenoeg alle gemeenten aanwezig. Dat geldt ook voor de erkenning en het beleidsmatig vastleggen van de bestuurlijke rol bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit. De organisatorische verankering laat een wisselend beeld zien; op dit vlak is duidelijk een verdere versteviging noodzakelijk. Hoewel de resultaten veelbelovend zijn, blijft het dan ook noodzakelijk om in de behoefte aan ondersteuning van gemeenten te voorzien. Alleen zo kan op termijn de gewenste versterking van de bestuurlijke aanpak worden gerealiseerd. Ik zie daarin een belangrijke rol weggelegd voor de RIEC’s. Daarom is het mijn nadrukkelijke intentie mijn bijdrage aan de RIEC’s ook de komende jaren te continueren.

4. Rapportage landelijk coördinator verwevenheid boven- en onderwereld

In 2009 heeft mijn ambtsvoorganger bij brief d.d. 2 november 20093 uw Kamer geïnformeerd over de aanstelling door het College van procureurs-generaal van de landelijk coördinator verwevenheid boven- en onderwereld. Deze aanstelling hield onder meer verband met de aanbeveling in het onderzoeksrapport «Inzicht in verwevenheid; knelpunten en mogelijkheden bij uitwisseling van gegevens en informatie van de verwevenheid tussen boven- en onderwereld», dat is opgesteld in opdracht van de Parlementaire werkgroep verwevenheid onderwereld met bovenwereld.4

De coördinator kreeg tot taak om vroegtijdig knelpunten te signaleren in de multidisciplinaire aanpak van georganiseerde en financieel-economische criminaliteit en om via bestaande gezagslijnen te bevorderen dat partijen samenwerken. De coördinator kreeg daarbij géén formele doorzettingsmacht. De coördinatiefunctie werd belegd bij de hoofdofficier van het Functioneel Parket voor de duur van drie jaar. Een evaluatie van de werkzaamheden van de coördinator werd bij diens aanstelling toegezegd. De coördinator heeft inmiddels een eindrapportage opgeleverd, die ik, gelet op de inhoud ervan, beschouw als de toegezegde evaluatie.

Kern aanbevelingen landelijk coördinator

De landelijk coördinator geeft in zijn rapportage aan dat er veel is gebeurd op het terrein van de aanpak van de verwevenheid tussen de boven- en onderwereld. Hierbij verwijst de coördinator onder meer naar de verschuiving van een strafrechtelijke aanpak, gericht op het opsluiten van de dader, naar een brede, op elkaar afgestemde aanpak van verschillende partners, waarbij het te bereiken effect centraal staat: de geïntegreerde en programmatische aanpak. Hierbij worden onder meer de instrumenten van de bestuurlijke rapportage en de toepassing van het barrièremodel genoemd. Deze verschuiving heeft zich gemanifesteerd in verschillende – tijdelijke – proeftuinen, maar heeft ook structureel onderdak gevonden bij de RIEC’s. De coördinator concludeert dat er veel goed gaat binnen deze geïntegreerde aanpak van ondermijnende criminaliteit, maar constateert ook dat verbeteringen mogelijk zijn. Op basis daarvan komt de coördinator tot acht aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn in de kern terug te brengen tot de noodzaak van een verdere borging en professionalisering van de werkwijze bij de geïntegreerde aanpak.

Reactie op bevindingen en aanbevelingen

Ik ben het roerend met de coördinator eens, dat het een absolute noodzaak is dat de geïntegreerde aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit verder wordt geborgd en geprofessionaliseerd. We zijn wel degelijk op de goede weg, maar de samenwerking moet zich dieper wortelen en verankeren in de betrokken organisaties. Om de geïntegreerde aanpak daadwerkelijk onderdeel uit te laten maken van de primaire processen van deze organisaties is een lange adem nodig. Het betreft immers een fundamentele wijziging in de manier van werken en denken van medewerkers van die organisaties. Zo’n beweging is niet van het ene op het andere moment gerealiseerd.

De organisaties die samenwerken bij de aanpak van deze vorm van criminaliteit delen deze visie met mij. Ik heb samen met de voorzitter van het College van procureurs-generaal, de tien regioburgemeesters en de korpschef van de Nationale Politie besproken hoe we deze klus gaan klaren. Ook de Belastingdienst heeft zich, als sterke en belangrijke partner bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit, hieraan gecommitteerd.

Continuering rol landelijk coördinator verwevenheid boven- en onderwereld

In de rapportage adviseert de landelijk coördinator verwevenheid boven- en onderwereld over de voortzetting van zijn functie. Gelet op het feit dat de aanpak van ondermijnende criminaliteit stevig op de (beleids)agenda’s van betrokken partijen staat en er een robuuste infrastructuur is ontstaan voor de samenwerking, adviseert hij om de functie van landelijk coördinator niet in de huidige vorm te continueren. De coördinatiefunctie zou wat hem betreft over kunnen gaan in een rapporteursfunctie.

Met het College van PG’s constateer ik dat de aanpak van ondermijnende criminaliteit zich de afgelopen periode bijzonder sterk heeft ontwikkeld en dat de betrokken partijen de coördinatie van de aanpak zelf stevig ter hand hebben genomen middels diverse (permanente) structuren zoals de RIEC’s, het LIEC en de Stuurgroep Geïntegreerde aanpak Ondermijnende Criminaliteit (GOC). Zoals aangegeven hebben alle betrokken partijen zich gecommitteerd aan een verdere borging en professionalisering van de aanpak en de structuren waarbinnen de samenwerking plaatsvindt. Dit heeft tot gevolg dat er geen rol meer is weggelegd voor een landelijk coördinator over de volle breedte van de problematiek.

Waar wij zeker nog wel een rol voor de landelijk coördinator weggelegd zien, is op het terrein van het delen van inzichten die voortkomen uit strafrechtelijke onderzoeken naar georganiseerde en financieel-economische criminaliteit. De ervaring heeft geleerd dat deze onderzoeken inzichten kunnen opleveren in vormen van verwevenheid, criminogene factoren en zwakke plekken in wetgeving, compliance, toezicht en handhaving. Knelpunten die voortkomen uit deze inzichten gaat de landelijk coördinator actiever delen met de belanghebbende partijen en hij brengt deze in, in de eerder genoemde ingerichte gremia dan wel structuren. In het bijzonder zal de landelijk coördinator hierbij aandacht besteden aan relevante inzichten en knelpunten op het thema fraude. Strafrechtelijke onderzoeken naar fraude kunnen bij uitstek aanknopingspunten bieden voor het afsluiten van mogelijkheden in wetgeving om de fraude te plegen. Dit past geheel binnen de recent opgestarte rijksbrede aanpak van fraude en het versterken van «afsluiten en afpakken» waarover ik uw Kamer recent berichtte.5

5. Conclusie

De drie rapportages geven een overzicht van de huidige stand van zaken bij de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. De rapporten tonen welke resultaten worden behaald en hoe ver de doorontwikkeling van de geïntegreerde en bestuurlijke aanpak gevorderd is, en daarnaast waar nog verbetermogelijkheden liggen. De resultaten zijn overwegend positief, maar zijn nog geen rustig bezit. Zo vergt het continue aandacht om de partners met de juiste focus en onder de juiste randvoorwaarden bij elkaar te brengen. Zo moet de geïntegreerde aanpak veel meer een natuurlijk onderdeel uit gaan maken van de werkwijze van de betrokken partners. Pas dan kan de aanpak overal tot zijn volle recht komen. We zetten de intensivering van de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit dan ook met volle kracht door. In dit verband ga ik hieronder in op hoe we die geïntensiveerde aanpak verder vormgeven en wat dit betekent voor de effectiviteit van de aanpak en de doelstellingen die we na 2014 formuleren.

De aanpak

In mijn brief d.d. 13 maart 2013 ter aanbieding van het Nationaal Dreigingsbeeld Georganiseerde Criminaliteit 2012 (Kamerstuk 29 911, nr. 79) schetste ik al de hoofdlijnen van de geïntensiveerde aanpak van georganiseerde criminaliteit. Het gaat hierbij om een combinatie van geïntegreerde, strafrechtelijke, bestuurlijke, fiscale, financiële en internationale aanpak. Om deze gecombineerde aanpak meer inhoud en structuur te geven en tegelijk ook actief uit te dragen, hebben de betrokken partners een Leidraad opgesteld: «Integraal tenzij...Leidraad om samen het criminele ondernemingsklimaat te verslechteren» (hierna: Leidraad GOC, zie de laatste bijlage).

De Leidraad GOC beschrijft vier basiselementen van een succesvolle geïntegreerde aanpak:

  • 1. Opbouwen gezamenlijke informatiepositie.

  • 2. Samen kiezen en sturen.

  • 3. Uitvoeren en monitoren.

  • 4. Samen verantwoorden.

De infrastructuur van de RIECs is cruciaal bij de uitvoering van deze basiselementen. De RIEC’s fungeren als Informatieplein voor de deelnemende partners en adviseren over integrale interventiestrategieën. Juist omdat de aanpak regionaal wordt geborgd en geprofessionaliseerd met behulp van deze RIEC-structuur, beschrijft de Leidraad GOC de aanpak op hoofdlijnen; het is aan de regionale partners zelf om daar verder invulling aan te geven.

Vanuit het landelijke niveau ondersteunen en faciliteren we deze verdere uitwerking in de regio’s proactief. Hiertoe is onder meer een landelijke werkgroep GOC actief. In deze werkgroep zijn, onder voorzitterschap van mijn ministerie, de landelijke partners vertegenwoordigd. De werkgroep maakt samen met de partners in de regio inzichtelijk waar de regio’s staan, als het gaat om de samenwerking bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit. De werkgroep bekijkt ook waar en hoe verbeteringen mogelijk zijn. Vervolgens wordt ook, in nauwe samenwerking tussen de regio en de landelijke werkgroep, met die verbeterpunten aan de slag gegaan door een concreet en inhoudelijk thema bij de kop te pakken. Deze inspanningen dragen direct bij aan de operationele resultaten, zodat de toegevoegde waarde van de samenwerking direct zichtbaar wordt. Ook de top van de landelijke organisaties (verenigd in de Stuurgroep GOC6) richt zich gezamenlijk tot de top van de regionaal samenwerkende partners; samen moeten we immers de aanpak naar een hoger plan zien te tillen. Deze wisselwerking tussen het landelijke en het regionale niveau bevordert de borging en de professionalisering van de aanpak.

Effectiviteit

Nu de eindtermijn van de doelstelling tot verdubbeling van het aantal csv’s nadert, en de resultaten van de geïntegreerde en bestuurlijke aanpak steeds beter in beeld komen – zowel operationeel als voor wat betreft de organisatie – komt de vraag op naar de effectiviteit van de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Hoewel de geïntegreerde aanpak nog wel degelijk naar een hoger plan moet worden getild, kan niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de weerbaarheid van de georganiseerde overheid tegen de georganiseerde criminaliteit is verhoogd. Resultaat hiervan zijn aanzienlijke aantallen concrete interventies tegen individuele subjecten en criminele samenwerkingsverbanden, en concrete maatregelen om criminele infrastructuren weg te nemen. Gegeven de veelal onzichtbare aard van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit blijft het echter moeilijk om uitspraken te doen over de effecten van deze interventies en maatregelen. In de komende periode zal mijn aandacht daarom expliciet uitgaan naar de effecten die worden gesorteerd met de inspanningen bij de aanpak van deze vormen van criminaliteit. Alleen door hier beter zicht op te krijgen, kan een heldere en scherpe doelstelling voor na 2014 worden geformuleerd.

Doelstellingen na 2014

De doelstelling van verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden is tot stand gekomen in overleg met OM en politie, en heeft onder andere zijn weerslag gekregen in de landelijke prioriteiten voor de politie 2011–2014. Voor de periode 2013–2014 ligt er nog een serieuze uitdaging om deze doelstelling te halen. OM en politie hebben hierbij terecht aangegeven dat ook de partners in de geïntegreerde aanpak hier hun aandeel in nemen. Naar mijn stellige overtuiging zal blijken uit het Jaarverslag RIEC/LIEC dat er sprake is van een groot aantal interventies door deze partners.

Voor de periode na 2014 zal een nieuwe doelstelling worden geformuleerd. Om recht te doen aan het belang van een brede, geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit, wil ik deze doelstelling zoveel mogelijk gezamenlijk met de partners vaststellen. Dit betekent dat ik hierover het gesprek aan ga met de regioburgemeesters, het College van PG’s, de korpsleiding van de Nationale Politie, de Belastingdienst, en mijn ambtsgenoten die betrokken zijn bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Alleen door gezamenlijk doelen te stellen voor de bestrijding van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit, zullen we op termijn kunnen realiseren dat deze bedreiging voor de samenleving daadwerkelijk wordt teruggedrongen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Kamerstuk 29 911, nr. 34, blz. 6.

X Noot
4

Bijlage bij Kamerstuk 29 911, nr. 36

X Noot
5

Kamerstuk 29 911, nr. 82.

X Noot
6

In de Stuurgroep GOC zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie, het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum, de gemeente Tilburg (covoorzitter TaskForce B5), het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Naar boven