29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 639 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2022

Op 1 juli 2021 is in de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Michon-Derkzen (VVD) en Bikker (CU) verzocht om een halfjaarlijkse rapportage op het thema uitreizigers.1 De eerste rapportage is op 29 september 2021 aan uw Kamer verzonden.2 Conform de motie gaat de onderhavige tweede rapportage in op intrekking van het Nederlanderschap van uitreizigers, de actualiteit met betrekking tot berechting in de regio en de actualiteit inzake strafzaken. Tevens wordt voldaan aan het verzoek van het lid Eerdmans (JA21) om een nadere duiding te geven over de recente overbrenging naar Nederland van vijf van terroristische misdrijven verdachte vrouwen, alsmede het verzoek van het lid Omtzigt (Groep Omtzigt), gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 8 februari 2022 (Handelingen II 2021/22, nr. 47, item 22), om te verduidelijken wat deze repatriëring betekent voor het recht op gezinshereniging van hun mannelijke partners. Eveneens wordt de vraag van 17 maart 2022 van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid beantwoord of artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) van toepassing is op ouders die hun kinderen meegenomen hebben naar een terroristisch gebied. Deze rapportage stuur ik uw Kamer mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Repatriëring

In reactie op het verzoek om een nadere duiding van het kabinet ga ik hier in op de gang van zaken rond de overbrenging van vijf van terroristische misdrijven verdachte Nederlandse vrouwelijke uitreizigers en hun elf kinderen. Uw Kamer is over het overbrengen van deze verdachten eerder separaat geïnformeerd.3

Uitreizigers hebben bewust en op vrijwillige basis ons land verlaten om zich aan te sluiten bij een strijd die gericht is op het vernietigen van alles waar wij voor staan. Het kabinet vindt het van groot belang dat deze personen worden berecht, zodat de misdrijven waarvan zij worden verdacht niet onbestraft blijven. Bovendien wordt op deze manier recht gedaan aan de slachtoffers (en hun nabestaanden) van deze misdrijven. Het kabinet is van mening dat de berechting primair moet plaatsvinden in de regio waar de misdrijven zijn gepleegd. Er is geen algemeen beleid om uitreizigers terug te halen. Als straffeloosheid dreigt kan het kabinet besluiten uitreizigers ter berechting naar Nederland over te brengen.

Indien de rechter besluit tot beëindiging van een strafzaak kan geen vervolging meer plaatsvinden voor de misdrijven die het Openbaar Ministerie ten laste heeft gelegd. De verdachten gaan dan vrijuit. Het Openbaar Ministerie kan geen internationale signaleringen meer handhaven en ook bij eventuele terugkeer in Nederland wordt het toezicht op deze personen ernstig bemoeilijkt. Maatregelen die een rechter bij een veroordeling op grond van de Wet langdurig toezicht kan opleggen blijven dan buiten beeld. Evenmin is intrekking van het Nederlanderschap, zonder een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf, mogelijk. Deze personen kunnen wel worden opgenomen in de lokale persoonsgebonden aanpak en, als daar aanleiding toe is, kunnen er maatregelen worden opgelegd in het kader van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. Het vorige kabinet heeft, alles afwegende, besloten de vijf vrouwen ter berechting naar Nederland over te brengen.

Het ter berechting naar Nederland overbrengen van uitreizigers is geen vanzelfsprekendheid. Het kabinet maakt hierin een brede afweging waar verschillende belangen bij worden betrokken en waarin behalve het belang van het voorkomen van straffeloosheid ook de veiligheid in het gebied en de gevolgen voor de internationale betrekkingen worden meegewogen. Daarbij is er altijd oog voor het belang van de nationale veiligheid en de overige feiten en omstandigheden van het specifieke geval. Deze door het vorige kabinet ingeslagen weg met betrekking tot uitgereisde IS-ers, wordt voortgezet.4 Als zich opnieuw een situatie voordoet waarin het kabinet tot het oordeel komt dat, omdat straffeloosheid dreigt, een inspanning geleverd moet worden om verdachten ter berechting naar Nederland over te brengen, wordt uw Kamer hierover conform de motie van het lid Laan-Geselschap voorafgaand geïnformeerd.5

Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en gevolgen van repatriëring voor mannelijke partners

Zoals eerder aangegeven in brieven aan uw Kamer van 25 juni 20216 en 25 januari 20227 kan uitreizigers, die de Nederlandse nationaliteit bezitten en die zich met het oog op terugkeer naar Nederland melden bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging, de toegang tot Nederland niet worden geweigerd. In dat geval moet hen op grond van artikel 16 van de Paspoortwet een noodreisdocument worden verstrekt. Het recht op toegang van staatsburgers tot het land van nationaliteit is vastgelegd in artikel 3, tweede lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM.

Als een niet-Nederlandse partner van een teruggekeerde uitreiziger in het kader van gezinshereniging verzoekt om verblijf in Nederland, wordt voorafgaand aan de voorgenomen komst van die partner naar Nederland beoordeeld of de vreemdeling hiervoor in aanmerking komt. De Staat zal bij deze afweging zwaar gewicht toekennen aan het belang van de nationale veiligheid. Dit belang moet worden afgewogen tegen de belangen van de partner bij gezinshereniging en/of het belang van het kind bij het opgroeien met zijn ouders. Hoewel aan de nationale veiligheid altijd een zwaarwegend belang zal worden toegekend en de Staat beoordelingsruimte heeft om deze belangenafweging te maken, staat de uitkomst in een individuele zaak niet vast. Voor wat betreft vreemdelingen wiens Nederlanderschap eerder is ingetrokken op grond van deelname aan een terroristische organisatie in het buitenland, zal gelden dat dit (in de meeste gevallen) gepaard is gegaan met een ongewenstverklaring of een zwaar inreisverbod.

Op grond van artikel 8 van het EVRM en artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dient in elke afzonderlijke casus een belangenafweging plaats te vinden, waarbij zoals gezegd aan het belang van de nationale veiligheid zwaar gewicht wordt toegekend. Verder is onder meer relevant in hoeverre sprake is van een feitelijke gezinsband en/of ouderschap en – in het geval van ouderschap – het verrichten van zorgtaken, een afhankelijkheidsverhouding van het kind met de betreffende ouder en de vraag of het weigeren van verblijf aan de ouder in de praktijk betekent dat het Nederlandse kind ook noodgedwongen de Europese Unie zou moeten verlaten. Tot op heden zijn er geen zaken geweest van gezinsleden van teruggekeerde uitreizigers van wie een dergelijke verblijfsaanvraag moest worden ingewilligd.

Berechting in de regio

Het kabinet blijft, conform de moties van de leden Kuik (CDA) en Kuzu (DENK), onverminderd inzetten op het voorkomen van straffeloosheid van ISIS-strijders en op berechting.8 Daartoe heeft het kabinet sinds 2019 opties voor de internationale berechting van Westerse ISIS-strijders verkend. Zoals de Minister van Buitenlandse Zaken tijdens het plenaire debat op 1 juli 2021 aan uw Kamer heeft toegelicht, zijn er op dit moment nog geen reële opties om ISIS-strijders internationaal of in de regio te berechten. Voor nadere toelichting van de juridische en politieke beperkingen bij internationale en regionale berechting verwijs ik u naar de Kamerbrieven van 24 juli 20199, 16 december 201910 en 31 maart 202011. Het kabinet blijft in gesprek met Europese partners over de mogelijkheden om Westerse ISIS-strijders te berechten in lijn met internationale juridische en mensenrechtenstandaarden. Daarnaast bekijkt het kabinet samen met Europese partners of er mogelijkheden zijn om bij te dragen aan accountability van ISIS-strijders in Irak.

Intrekken Nederlanderschap

Intrekking van het Nederlanderschap vindt in het belang van de nationale veiligheid plaats op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) artikel 14 vierde lid. Sinds de inwerkingtreding van deze bevoegdheid is in 24 zaken besloten tot het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid. Het betreft hier personen die zich in het buitenland hebben aangesloten bij een terroristische organisatie. Twee van deze besluiten tot intrekking zijn vernietigd door de rechter, omdat niet kon worden aangetoond dat betrokkene op of na 11 maart 2017 was aangesloten bij een terroristische organisatie.12 Die uitspraak heeft ertoe geleid dat vijf andere besluiten zijn ingetrokken.13 In één zaak is het beroep ongegrond verklaard, maar nog geen hoger beroep ingesteld. Vijf intrekkingszaken lopen nog in hoger beroep bij de Raad van State. Elf intrekkingen zijn inmiddels definitief.

Strafzaken, detentie en minderjarigen

Uw Kamer is op 25 juni 2021 geïnformeerd over de aanpak van uitreizigers in en na detentie en de aanpak van en inzet op de kinderen van uitreizigers.14 Ten aanzien van deze onderwerpen is de aanpak sinds die datum niet gewijzigd. In deze brief is eveneens aangegeven dat ook in andere strafzaken verzoeken zijn ingediend om de strafzaak te beëindigen. Naast de vijf vrouwen die begin februari 2022 ter berechting naar Nederland werden overgebracht betreft dit op dit moment twaalf andere zaken.15 Ook in deze zaken spant het kabinet zich ervoor in dat berechting kan plaatsvinden en dat straffeloosheid wordt voorkomen.

Overzicht aantallen uitreizigers16

De cijfers weerspiegelen de stand van zaken op 1 maart 2022. Per «categorie» worden de cijfers afgerond, omdat de exacte cijfers zicht kunnen geven op de informatiepositie van de AIVD.

Aantallen uitreizigers

Onderkende uitreizigers

300

Teruggekeerd naar Nederland

70

Teruggekeerd naar ander land

20

Overleden

100

Volwassen uitreizigers in de regio

In kampen of in detentie

35

Bij jihadistische groeperingen in NW Syrië

25

Mogelijk elders in Syrië

30

In Turkije

15

Kinderen met een Nederlandse link

In Syrisch-Koerdische vluchtelingen kampen of detentie

60

Bij jihadistische groeperingen in NW Syrië

70

Mogelijk elders in Syrië

30

In Turkije

25

Teruggekeerd naar Nederland

40

Teruggekeerd naar een ander land

45

Overleden

25

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 29 754, nr. 597.

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 619.

X Noot
3

Kamerstuk 29 754, nr. 638.

X Noot
4

Coalitieakkoord 2021–2025, «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst», 15 december 2021; bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77

X Noot
5

Kamerstuk 29 754, nr. 512.

X Noot
6

Kamerstuk 29 754, nr. 618.

X Noot
7

Kamerstuk 29 754, nr. 626.

X Noot
8

De gewijzigde motie van het lid Kuik (CDA) en de motie van het lid Kuzu (DENK) zien respectievelijk op het inzetten op lokale berechting en op het blijvend inzetten op alle mogelijkheden van berechting in de regio. Kamerstuk 29 754, nr. 615 en Kamerstuk 29 754, nr. 604.

X Noot
9

Kamerstuk 27 925, nr. 657.

X Noot
10

Kamerstuk 27 925, nr. 688.

X Noot
11

Kamerstuk 27 925, nr. 708.

X Noot
12

Op grond van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) kan, kort gezegd, in het belang van de nationale veiligheid het Nederlanderschap van een persoon worden ingetrokken indien uit zijn gedragingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een door de Minister aangewezen terroristische organisatie. De datum van publicatie van de lijst met terroristische organisaties is 11 maart 2017. Deze wet kan niet met terugwerkende kracht worden toegepast.

X Noot
13

Kamerstuk 29 754, nr. 525.

X Noot
14

Kamerstuk 29 754, nr. 618.

X Noot
15

Negen verzoeken zijn ingediend in juli 2021 en drie verzoeken in maart 2022.

X Noot
16

Bron: website AIVD.

Naar boven