29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 626 BRIEF VAN MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2022

Met het oog op het commissiedebat terrorismebestrijding dat plaatsvindt op 26 januari 2022 hecht ik er belang aan u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, te informeren over de stand van zaken van het uitreizigersbeleid.

Aantallen

Uit openbare informatie van de AIVD is bekend dat vanuit Nederland circa driehonderd personen zijn uitgereisd naar Syrië en Irak. Van hen zijn er sinds 2013 druppelsgewijs vijfenzestig volwassenen teruggekeerd naar Nederland. Circa honderdtwintig Nederlandse uitreizigers bevinden zich thans nog in Syrië, Irak of Turkije. Ongeveer een derde van hen verblijft in de Syrisch-Koerdische kampen al-Roj of al-Hawl (de vrouwen) dan wel in diverse detentiecentra in Noordoost-Syrië (de mannen). Daarnaast verblijven in de regio nog bijna tweehonderd minderjarigen met een Nederlandse link. Dit betekent dat zij ten minste één ouder hebben met de Nederlandse nationaliteit of ouders die langere tijd in Nederland hebben gewoond. Ongeveer zeventig hiervan verblijven in de hiervoor genoemde Syrisch-Koerdische kampen. Het is mogelijk dat een deel van de resterende uitreizigers in de regio op termijn terugkeert naar Nederland.

Berechting

Uitreizigers in Syrië en Irak hebben zich aangesloten bij een strijd die erop gericht is alles te vernietigen waar wij voor staan. Voor de terroristische misdrijven waarvan zij worden verdacht moeten zij te allen tijde voor een rechter verantwoording afleggen. Dit doet het meest recht aan de slachtoffers. In het belang van de nationale veiligheid wordt, wanneer mogelijk, het Nederlanderschap ingetrokken om legale terugkeer naar Nederland te voorkomen.

Het kabinet blijft onverminderd inzetten op het voorkomen van straffeloosheid van ISIS-strijders en op berechting, bij voorkeur in de regio. Daartoe blijft het kabinet opties voor de internationale berechting van ISIS-strijders verkennen. Echter, er zijn op dit moment nog geen reële opties om ISIS-strijders internationaal of in de regio te berechten. Om straffeloosheid te voorkomen kan in die zaken waarin beëindiging van een strafzaak dreigt berechting in Nederland plaatsvinden. Na onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf wordt vervolgens beoordeeld of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken.

Voor nadere toelichting van de juridische en politieke beperkingen bij internationale en regionale berechting verwijs ik u naar de Kamerbrieven van 24 juli 20191, 16 december 20192 en 31 maart 20203. Nederland heeft in december jl. voor het laatst gesproken met een zevental gelijkgezinde Europese partners over een verbreding van de gezamenlijke inzet, om daarmee bij te dragen aan het bevorderen van accountability van ISIS-strijders in Irak. Deze dialoog wordt voortgezet. In maart 2022 wordt naar verwachting de eerstvolgende rapportage over de aanpak van uitreizigers naar uw Kamer gezonden. In deze rapportage zal onder meer de stand van zaken rond berechting in de regio worden toegelicht.

Uitreizigers die zich melden op een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging

De afgelopen jaren heeft een deel van de uitreizigers zich gemeld bij een vertegenwoordiging of consulaat in de regio met het oog op terugkeer naar Nederland of is door hen een beroep gedaan op de Nederlandse overheid om hen naar Nederland over te brengen. De komende tijd zal dit naar verwachting niet anders zijn. Het kabinet hanteert ten aanzien van deze uitreizigers een duidelijk beleid, waarbij de veiligheid van Nederland en het voorkomen van straffeloosheid voorop staat.

Uitreizigers die de Nederlandse nationaliteit bezitten en die zich met het oog op terugkeer naar Nederland melden bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging kan de toegang tot Nederland niet worden geweigerd. Dit recht op toegang van staatsburgers tot het land van nationaliteit is vastgelegd in artikel 3, tweede lid, van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Onderkende uitreizigers zijn door het Openbaar Ministerie internationaal strafrechtelijk gesignaleerd. Gelet op de strafrechtelijke signalering worden uitreizigers die zich met een consulaire hulpvraag melden bij een Nederlandse ambassade of consulaat in de regio in opdracht van het Openbaar Ministerie naar Nederland begeleid door de Koninklijke Marechaussee. Bij aankomst in Nederland wordt de uitreiziger aangehouden. Als een uitreiziger reeds buiten Nederland onherroepelijk is veroordeeld en zijn of haar volledige straf daar heeft uitgezeten kan op grond van het ne bis in idem beginsel4 voor dezelfde feiten geen strafrechtelijke vervolging meer plaatsvinden. Deze personen kunnen wel worden opgenomen in de lokale persoonsgebonden aanpak en als daar aanleiding toe is kunnen maatregelen worden opgelegd in het kader van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.

Minderjarigen

Het kabinet is van mening dat kinderen die door uitreizigers naar Syrië en Irak zijn meegenomen of die daar zijn geboren, moeten worden gezien als slachtoffer van de door hun ouder(s) gemaakte keuze. Voor deze kinderen geldt dat als zij zich met (een van) hun ouder(s) melden bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging, terugkeer naar Nederland plaatsvindt en dat de jeugdbeschermingsketen vervolgens zorgdraagt voor noodzakelijke opvang en begeleiding.

Het kabinet zal zich inspannen om kinderen van uitreizigers, die zonder ouderlijk gezag in de regio verblijven, naar Nederland over te brengen als hiertoe mogelijkheden voorhanden zijn. Het kan gaan om weeskinderen of kinderen die slachtoffer zijn van internationale kindontvoering. Als (wees)kinderen verblijven in een (veilig) land waarmee Nederland diplomatieke betrekkingen heeft, zal terugkeer in de regel kunnen plaatsvinden conform de reguliere consulaire kaders.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstuk 27 925, nr. 657.

X Noot
2

Kamerstuk 27 925, nr. 688.

X Noot
3

Kamerstuk 27 925, nr. 708.

X Noot
4

Het in artikel 68, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vastgelegde beginsel dat kort gezegd inhoudt dat een persoon niet twee keer voor hetzelfde feit mag worden vervolgd.

Naar boven