29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 327 BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 november 2015

Afgelopen vrijdag werd Parijs getroffen door een serie terroristische aanslagen. Aanslagen op onschuldige mensen die aan het genieten waren van een vrije avond. Zij zaten op terrassen, in restaurants, bij een voetbalwedstrijd of een concert en kwamen op vrijdagavond plotseling in een nachtmerrie terecht. Bij deze aanslagen zijn 129 mensen gedood en raakten vele tientallen gewond, onder wie drie Nederlanders. Ons hart, onze condoleances en onze steun gaan uit naar de slachtoffers, de nabestaanden en het hele Franse volk. Het kabinet heeft de Franse autoriteiten waar gewenst hulp geboden. Nederland staat pal naast Frankrijk in de bescherming en verdediging van wat ons lief is: onze vrijheid en onze veiligheid voorop.

Die onderlinge verbondenheid is in heel Nederland zichtbaar en voelbaar. Nederlanders van verschillende leeftijden, achtergronden en gezindten hebben eensgezind en in groten getale hun afschuw en kwaadheid uitgesproken over wat er in Parijs is gebeurd en wat voelt als een aanval op onze manier van leven. Door het hele land vonden en vinden bijeenkomsten plaats die onze solidariteit en onze absolute veroordeling van deze aanslagen uitstralen. Op vele locaties werd op maandag om 12.00u door een minuut stilte respect getoond voor de slachtoffers. Gisteren wapperde op de overheidsgebouwen de vlag halfstok. Een initiatief dat brede navolging heeft gekregen. Deze uitingen van solidariteit en weerbaarheid zijn zeer indrukwekkend.

Bij de aanslagen raakten ook drie Nederlanders gewond. Zij zijn door de Nederlandse ambassadeur te Parijs in het ziekenhuis bezocht. Het reisadvies is afgelopen zaterdag geactualiseerd en het Ministerie van Buitenlandse Zaken is direct na de aanslagen bereikbaar geweest voor burgers die verontrust waren over familie of vrienden in Parijs of advies of algemene informatie wilden hebben over het reizen naar Frankrijk. Meer dan 300 personen zijn zaterdag te woord gestaan.

Mede namens de Minister en Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken en Defensie informeer ik u in deze brief over de ontwikkelingen en de maatregelen die zijn en worden getroffen.

Dreigingsbeeld

De ontwikkelingen in Parijs worden met grote alertheid door de betrokken diensten gevolgd en bezien op consequenties voor Nederland. Vooralsnog wordt het dreigingsniveau niet verhoogd omdat er geen concrete aanwijzingen zijn voor een op handen zijnde aanslag tegen Nederland. Het dreigingsniveau blijft gehandhaafd op «substantieel»1.

De serie aanslagen in Parijs is inmiddels opgeëist door ISIS. De omvang van de aanslagen in Parijs is voor Europese begrippen ongekend. Alleen in Madrid en Londen is sprake geweest van dergelijke planning, doelwitselectie en aantallen doden en gewonden. Voor zover nu duidelijk, is de dadergroep gevarieerd in samenstelling. In zowel België als Frankrijk zijn arrestaties verricht in verband met de aanslagen. Op dit moment is er geen directe link vastgesteld tussen de daders van de aanslagen en jihadisten en/of jihadistische netwerken in Nederland.

De aanslagen in Parijs onderstrepen het complexe dreigingsbeeld dat al enige tijd geldt voor het gehele Westen, inclusief Nederland. In Europa wordt al langere tijd zowel rekening gehouden met de mogelijkheid van complexe en grootschalige aanslagen, als met meer kleinschalige en eenvoudige aanslagen. Deze aanslag benadrukt dat jihadistische groeperingen zoals ISIS de intentie en de capaciteiten hebben om aanslagen te plegen in en tegen het Westen. De aanslagen in Parijs volgen op recent door ISIS geclaimde aanslagen op een Russisch vliegtuig (31 oktober) en de dubbele zelfmoordaanslag in Beiroet (12 november). Als ISIS daadwerkelijk deze aanslagen heeft kunnen plannen en uitvoeren, bovendien zonder op tijd ontdekt te worden door autoriteiten, dan blijft de dreiging voor een aanslag van ISIS in Europa en Nederland reëel.

Maatregelen

Om de geconstateerde dreiging tegen te gaan zijn de afgelopen tijd al diverse maatregelen genomen, zowel praktisch onder meer door middel van aangescherpte beveiligingsmaatregelen, als beleidsmatig binnen bijvoorbeeld het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme.

Zoals aangegeven in de brieven die onlangs aan uw Kamer zijn gestuurd2, kan de inzet op bepaalde maatregelen variëren in intensiteit, tijdsduur en te leggen accenten, al naar gelang de (internationale) ontwikkelingen met betrekking tot de dreiging. Daarop wordt hieronder ingegaan.

Intensivering van maatregelen

Uit voorzorg zijn in Nederland al eerder maatregelen getroffen, onder andere bij overheidsgebouwen en bij een aantal grote stations. Deze maatregelen worden bestendigd en bestaande maatregelen worden binnen de bestaande kaders, daar waar nodig, geïntensiveerd.

Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Parijs zijn diverse beveiligingsmaatregelen daarom opnieuw bekeken en zijn zij op enkele punten zichtbaar en onzichtbaar geïntensiveerd.

Wat betreft de grens gaat het specifiek om toezicht op reisbewegingen van en naar België en Frankrijk, zoals op grote stations, de luchthavens en de zuidgrens (mobiel toezicht veiligheid). Daarnaast is er ook aandacht voor kwetsbare plekken zoals publieksevenementen. Betrokken partners zijn gevraagd extra alert te zijn. Uiteraard is er sprake een verhoogde paraatheid van de veiligheidsdiensten zoals de Koninklijke Marechaussee (Kmar), de politie de AIVD en de MIVD. Bovendien is de reactietijd van eenheden rond bewaking en beveiliging en interventie eenheden aangescherpt. De veiligheidssituatie wordt nauwlettend gemonitord. Indien er aanleiding toe is, worden er direct aanvullende maatregelen getroffen.

De precieze samenstelling van de groep aanslagplegers en de aanwezigheid van personen daarbinnen die gevochten zouden hebben in Syrië is op dit moment niet volledig bekend. Het kabinet heeft al veel maatregelen genomen die zien op het tegengaan van uitreis en de risicoreductie van uitreizigers, terugkeerders en mogelijke sympathisanten of facilitators. Deze maatregelen zijn weliswaar opgesteld met precies deze dreiging in gedachten, maar naar aanleiding van de gebeurtenissen wordt uiteraard bezien of bovenop wat het kabinet al doet aanpassingen of intensiveringen in de aanpak nodig zijn.

Verder zijn veel maatregelen gericht op het tegengaan van radicalisering. Zo worden professionals in de keten getraind om signalen van radicalisering vroegtijdig te onderkennen en effectief te kunnen ingrijpen als risico’s zich voordoen en zijn een faciliteit voor familieondersteuning en een Exit-faciliteit opgericht en actief. Om ervoor te zorgen dat extremistische boodschappen minder vat krijgen op onze samenleving wordt via strategische communicatie en tegengeluid weerwoord geboden.

Migranten en registratie

Hoewel tot op heden niet duidelijk is of (sommige van de) aanslagplegers in Parijs via de vluchtelingenstroom zijn ingereisd, zijn ook de daar reeds genomen maatregelen3 nogmaals tegen het licht gehouden.

In de meest recente Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland (DTN) is gesteld dat het tot de mogelijkheden behoort dat jihadisten meereizen in de vluchtelingenstroom en een veiligheidsrisico kunnen vormen. Daarom houden de verantwoordelijke diensten en organisaties in Nederland en in Europa al enige tijd nadrukkelijk rekening met deze mogelijkheid. De EU en Nederland zijn dan ook alert op signalen van misbruik van de asielprocedure door ISIS of andere terroristische organisaties.

Zoals ook aangegeven in DTN40 (Kamerstuk 29 754, nr. 325) zijn er zorgen over de huidige mogelijkheden van immigratie- en veiligheidsdiensten in Europa om goed zicht te krijgen op de vluchtelingenstroom. Op EU niveau wordt ingezet op een betere registratie en identificatie van vluchtelingen – met name middels de inrichting van hotspots in Italië en Griekenland en «processing centres» in andere Lidstaten aan de buitengrens met een hoge instroom – waarbij ook aandacht is voor de signalering van risicovolle personen. Deze initiatieven zijn gestart en zullen tijdens het aanstaande Nederlandse EU Voorzitterschap verder gebracht worden.

In de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan uw kamer van 18 september 20154inzake de ontwikkelingen van dat moment op het gebied van asiel en migratie bent u geïnformeerd over de intensivering van de controles aan de binnengrenzen met Duitsland en België door de Koninklijke Marechaussee. De komende tijd wordt bovendien nader gekeken of opschaling van de controles in de binnengrenszone noodzakelijk is, mede met het oog op controle op uitreis.

Zoals de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie u heeft bericht in zijn brief van 11 november 2015 (Kamerstuk 19 637, nr. 2077) 9 feb over de ontwikkelingen in de asielinstroom, was door de hoge instroom een achterstand ontstaan bij de identificatie en registratie (I&R) van asielzoekers. Daarnaast vond de I&R noodgedwongen summier plaats. De Staatssecretaris kondigde aan in zijn brief aan dat de Nationale politie aan een plan van aanpak werkt om de kwaliteit van het I&R-proces verder te verbeteren. De gebeurtenissen in Parijs hebben dit in een stroomversnelling gebracht. Het plan van aanpak zal daarom versneld worden uitgevoerd. In het proces van I&R zullen door de politie in alle gevallen de vreemdelingen worden gefouilleerd, hun bagage onderzocht, biometrische gegevens afgenomen en onderzocht. In het kader van de intensivering van het I&R proces kan de politie besluiten om gegevensdragers, zoals mobiele telefoons, uit te lezen en zal de Kmar gericht onderzoek doen naar documenten. De partners in de Vreemdelingenketen gaan gericht informatie uitwisselen, om het I&R proces bij de politie informatiegestuurd uit te kunnen voeren. De informatie die voortkomt uit het I&R proces zal door de IND worden gebruikt om te beoordelen welke zaken diepgaand en versneld moeten worden onderzocht in het kader van de asielaanvraag.

In Nederland is en wordt veel geïnvesteerd in het bevorderen van het veiligheidsbewustzijn bij medewerkers van de vreemdelingenketen (waaronder COA, DT&V, IND). Binnen de uitvoerende organisaties van de vreemdelingenketen is een meldstructuur ingericht voor dergelijke signalen.

Europese samenwerking

Samenwerking met onze internationale en Europese partners is cruciaal om deze dreiging het hoofd te bieden. Op vrijdag 20 november a.s. is er een extra EU JBZ-Raad (Justitie en Binnenlandse Zaken) bijeen geroepen. Er is van het voorzitterschap tot op heden nog geen agenda bekend, maar in de voorbereiding wordt verwacht dat zal worden teruggekeken naar de maatregelen die eerder nationaal en op EU-niveau zijn genomen naar aanleiding van de aanslagen in Parijs in januari van dit jaar. Tijdens die JBZ-Raad gaat het kabinet er vanuit dat onderwerpen zoals verbetering van informatie-uitwisseling, snelle invoering van EU PNR en bestrijding van verspreiding van illegale vuurwapens, verbetering van bewaking van en registratie aan de buitengrenzen en de aanpak van de financiering van terrorisme aan de orde zullen komen.

In grote lijnen is de inzet van het kabinet als volgt; Het kabinet zal tijdens deze JBZ-Raad maatregelen op deze terreinen steunen en daarbij benadrukken dat minimumnormen voor het deactiveren van vuurwapens geen uitstel meer dulden, dat illegaal wapenbezit en -handel gezamenlijk moet worden bestreden en dat de informatie-uitwisseling tussen de betrokken veiligheidspartners verder moet worden verbeterd. Zoals u weet worden binnenkort de uitkomsten verwacht van de triloog over EU PNR. Daarbij zal waarschijnlijk ook de mogelijkheid van een intra-EU PNR aan de orde komen.

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (BZ en Defensie) van 16 en 17 november kwamen zowel de terroristische aanslagen in Parijs als Syrië aan bod. De Hoge Vertegenwoordiger Mogherini bevestigde de raadsconclusies van 9 februari 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1458) naar aanleiding van de eerdere aanslagen in Parijs en Porte de Vincennes van respectievelijk 7 en 9 januari 2015. Ze riep op de conclusies nogmaals tegen het licht te houden en implementatie te bespoedigen. Ook benadrukte zij dat het externe beleid vooral gericht moet zijn op het aantasten van de wortels van radicalisering. Ten aanzien van Syrië besprak de Raad, in aanwezigheid van VN Speciaal Gezant voor Syrië Staffan de Mistura, de mogelijke politieke oplossingen voor het conflict in Syrië – mede naar aanleiding van de terugkoppeling van de Hoge Vertegenwoordiger van de besprekingen in Wenen van 14 november jl. Het politieke proces en het staakt-het-vuren zijn nauw met elkaar verbonden en zouden parallel met dezelfde urgentie nagestreefd moeten worden. De EU zal in samenwerking met anderen daar actief aan bijdragen, als ook bijdragen op het gebied van humanitaire hulp en steun aan de oppositie in Syrië. Ook gaat de EU verder met haar werk ten aanzien van terrorismebestrijding in Syrië en Irak.

Frankrijk heeft een beroep gedaan op de wederzijdse bijstandsclausule van de EU (artikel 42 lid 7 VEU). In beginsel staat het kabinet positief tegenover dit beroep.

Tot slot

We houden in Nederland rekening met de mogelijkheid dat ook wij doelwit worden van een terroristische aanslag en bereiden ons daarop voor. Op internationaal, nationaal en lokaal niveau spannen velen zich tot het uiterste in om een aanslag te voorkomen, hierbij gesteund door o.a. de versterkingsgelden die het kabinet eerder ter beschikking heeft gesteld. Voor deze duurzame dreiging zijn bijvoorbeeld de capaciteiten van observatieteams en de Dienst Speciale Interventies (DSI), evenals de capaciteit van de AIVD en MIVD versterkt en is de wijkgerichte inzet van politie gewaarborgd. Basisteams (wijkagenten maar ook de flexteams en noodhulp) hebben een cruciale rol in het (vroeg) signaleren van radicalisering en het inschakelen van relevante partners en hulpverlening. Op alle niveaus staat de politie permanent in contact met relevante personen en organisaties.

Een garantie dat wat eerder in andere landen is gebeurd ons niet overkomt, valt niet te geven. 100% veiligheid valt nu eenmaal niet te garanderen, ongeacht investeringen in mankracht, maatregelen en andere middelen. Dat mag echter niet leiden tot angst en verkramping, noch bij de overheid noch binnen de samenleving als geheel. Terroristen zijn uit op het zaaien van angst, het ontwrichten van ons dagelijks leven en op tegen elkaar opzetten van groepen binnen onze samenleving. Het is juist deze valkuil die wij moeten zien te omzeilen. Het is noodzakelijk om adequate maatregelen te treffen en effectief op te treden, maar we moeten de strijd tegen het terrorisme blijven zien als een collectieve strijd van en door alle Nederlanders, ongeacht afkomst, etniciteit of levensbeschouwing. Lokale en nationale partijen hebben elkaar opgezocht en zullen dat blijven doen om met elkaar er voor te zorgen sociale spanningen in onze maatschappij vroegtijdig het hoofd kan worden geboden.

Het blijft een gezamenlijke inspanning van de Nederlandse overheid en de Nederlandse bevolking om de weerbaarheid en de omgangsregels met elkaar te bepalen. En niet de zienswijzen van een kleine extreem gewelddadige groepering die uit is op verdeeldheid, polarisatie en nog meer geweld de overhand te laten krijgen.

Het is belangrijk om, juist onder deze moeilijke omstandigheden, onze kalmte te bewaren. Als we als samenleving eensgezind en waakzaam blijven, zijn we sterk en weerbaar genoeg om deze dreiging het hoofd te kunnen bieden.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte


X Noot
1

Zoals weergegeven in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN40) van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), 9 november 2015, Kamerstuk 29 754, nr. 325.

X Noot
2

Brief van de Minister van VenJ, Beleidsimplicaties bij het DTN40, 9 november 2015, Kamerstuk 29 754, nr. 325. En brief van de ministers van VenJ en SZW, 4e Voortgangsrapportage actieprogramma integrale aanpak jihadisme, 9 november 2015, Kamerstuk 29 754, nr. 326.

X Noot
3

Brief van de Minister van VenJ, Beleidsimplicaties bij het DTN40, 9 november 2015, Kamerstuk 29 754, nr. 325.

X Noot
4

Brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, JBZ-Raad, Kamerstuk 32 317, nr. 322.

Naar boven