29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 313 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2015

Bijgaand bied ik u de openbare versie van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) 39 aan, opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Dit DTN geeft inzicht in het actuele dreigingsniveau en de factoren die daartoe aanleiding geven. Het dreigingsniveau is, gebaseerd op de ontwikkelingen in deze DTN-periode, wederom vastgesteld op substantieel. Dit betekent dat de kans reëel is dat er een aanslag in Nederland plaatsvindt. De factoren die in de vorige DTN-periode de dreiging bepaalden, gelden nog onverkort. De gebeurtenissen in Frankrijk en Tunesië van afgelopen vrijdag (26 juni jl.) bevestigen eens te meer het huidige dreigingsbeeld. Ook in Nederland en andere Westerse landen zijn soortgelijke aanslagen al langere tijd voorstelbaar.

De inzet van het kabinet op het gebied van het tegengaan van de terroristische dreiging die uitgaat van het gewelddadig jihadisme is vervat in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. De maatregelen in dit Actieprogramma worden voortdurend tegen het licht gehouden en in de uitwerking en uitvoering van de maatregelen wordt ingespeeld op actuele ontwikkelingen. Het Actieprogramma als zodanig behoeft op dit moment geen wijziging. Voor voortgang van de implementatie van de maatregelen verwijs ik u naar de voortgangsrapportage die gelijktijdig met dit DTN aan uw Kamer wordt aangeboden.

In deze brief ga ik kort in op enkele belangrijke noties uit DTN 39 en licht ik enkele elementen die van invloed zijn op de huidige dreiging tegen Nederland beleidsmatig toe. Aangezien de nationale aanpak van het gewelddadig jihadisme niet los te koppelen is van de internationale aanpak, ga ik hier in deze brief ook kort op in.

DTN 39

De dreiging tegen Nederland is reëel en complex. Zoals gezegd, gelden de factoren die de dreiging ook al in de vorige DTN periode bepaalden nog steeds. De complexiteit van de dreiging wordt veroorzaakt door de diversiteit aan actoren en hun wisselwerking. Zo komt de dreiging van individuen, al dan niet geïnspireerd door oproepen uit strijdgebieden in het buitenland, van (transnationaal) aangestuurde en/of gefaciliteerde netwerken, van sleeper cells, en van verwarden die mogelijk copy-cat gedrag kunnen vertonen.

Er is sprake van sterke verwevenheid tussen Nederlandstalige jihadstrijders in Syrië en Irak en gelijkgezinden (al dan niet teruggekeerd) binnen de jihadistische beweging in Nederland. Aan de andere kant is er ook sprake van organisatorische versnippering van de Nederlandse binnenlandse jihadistische netwerken als gevolg van externe druk en interne dynamiek.

De notie uit eerdere DTN’s dat de dreiging niet beperkt is tot uitreizigers en terugkeerders, maar tevens afkomstig is van «thuisblijvers» wordt in dit DTN nogmaals bevestigd. Nederland is onder jihadisten een legitiem doelwit en hoewel andere Europese landen vaker worden genoemd in oproepen tot aanslagen, zijn er de afgelopen periode ook concrete oproepen geweest tot het ondernemen van actie in of tegen Nederland.

Beleidsimplicaties

Onderstaand worden enkele elementen die van invloed zijn op de huidige dreiging tegen Nederland naar voren gehaald en beleidsmatig toegelicht.

Groeiende zorg over aspecten salafisme

In dit DTN wordt zorg uitgesproken over toenemende invloed van aspecten van het (politiek) salafisme in Nederland en het actief uitdragen van onverdraagzame, antidemocratische en polariserende opvattingen door salafistische predikers. Dit gedachtengoed kan mede een voedingsbodem voor gewelddadig jihadisme vormen. Binnenkort zal uw Kamer een gezamenlijke analyse van AIVD en NCTV over het salafisme en een eerder door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegezegde kabinetsreactie hierop, worden toegestuurd.

Mogelijke toename cybercapaciteiten ISIS en sympathisanten

De inzet van internet als wapen of middel door terroristen is een vaker genoemde dreiging. In de afgelopen DTN periode hebben zich enkele incidenten voorgedaan die die dreiging inkleuring geven. Voor internet als wapen geldt dat tot op heden deskundigen ervan uitgaan dat terroristen (nog) niet beschikken over voldoende vaardigheden en middelen om daadwerkelijk maatschappij ontwrichtende schade aan te richten. Echter, ook zonder geavanceerde capaciteiten kan internet als middel schade aanrichten. Er zijn gevallen bekend in Europa dat jihadisten door middel van open bronnen gegevens verzamelen over overheidsmedewerkers die beschouwd worden als tegenstanders, zoals politiemedewerkers of militairen. Dit past bij de reeds langer bestaande dreiging vanuit ISIS tegen deze groepen. Bij de meest betrokken overheidsorganisaties en -diensten wordt dan ook voortdurend geïnvesteerd in beveiliging en veiligheidsbewustzijn van medewerkers, onder andere in relatie tot het gebruik van sociale media en internet.

De Nederlandse overheid is alert op cyberdreigingen die de nationale veiligheid kunnen aantasten, dus ook die van een eventuele digitale terroristische dreiging. De initiatieven die in het kader van de Nationale Cyber Security Strategie worden ingezet op het gebied van awareness, detectie, onderzoek, duiding en respons versterken onze weerbaarheid en respons tegen cyberdreigingen in het algemeen en daarmee ook tegen (mogelijke) cyberdreigingen die uitgaan van terroristische organisaties.

Tegengaan misbruik vreemdelingenketen

In diverse media is gedurende de afgelopen periode bericht over mogelijk misbruik van de vreemdelingenketen door jihadistische groeperingen. Hoewel nog niet vastgesteld, is het zeker voorstelbaar dat jihadisten deze routes bewust gebruiken om op heimelijke wijze de EU binnen te komen. Zoals toegelicht in de antwoorden op eerdere kamervragen1 zijn Nederland en de EU, inclusief de uitvoeringsorganisaties, alert op signalen voor misbruik van de vluchtelingenstroom door ISIS of andere jihadistische organisaties naar Nederland of Europa. De Europese Unie heeft de nodige maatregelen getroffen om signalen van betrokkenheid bij terrorisme en gewelddadig jihadisme tijdig in het grenstoezicht te onderkennen. In Nederland bestaat binnen de uitvoerende organisaties van de vreemdelingenketen een meldstructuur voor signalen dat een vreemdeling mogelijk een gevaar vormt voor de nationale veiligheid. In de interne communicatie wordt de meldstructuur voor signalen van betrokkenheid bij terrorisme, radicalisering en gewelddadig jihadisme nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. Om ervoor te zorgen dat relevante signalen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bereiken, investeren de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), Koninklijke Marechaussee, en de vreemdelingenpolitie continu in het bevorderen van het veiligheidsbewustzijn (awareness) van medewerkers. Daarbij wordt om de genoemde signalen te kunnen onderkennen in nauwe samenwerking met de NCTV ingezet op het verder professionaliseren van de organisatie. Verder wordt er een Rijksopleidingsinstituut Radicalisering (ROR) opgericht dat gecertificeerde opleidingen voor professionals in de (brede) Veiligheids-, CT-, en Vreemdelingenketen, (jeugd)zorg, Raad voor de Kinderbescherming en gemeenten gaat verzorgen. De ROR zal per september 2015 operationeel zijn.

Op 24 november 2014 is uw Kamer geïnformeerd over de oprichting van een multidisciplinair team (MDT) gericht op de aanpak van migratiecriminaliteit (Kamerstuk 28 638, nr. 127). In dit MDT werken de KMar, het OM, de politie, de IND, het COA, de NCTV en de AIVD intensief samen om meer zicht te krijgen op migratiestromen. Een van de doelen van dit MDT is om een zo compleet en actueel mogelijk beeld te creëren op betrokkenheid van migranten bij jihadisme om op deze wijze bij te dragen aan de aanpak op dit onderwerp. Daarnaast heeft de Koninklijke Marechaussee een specifiek handelingskader «Jihadisme» opgesteld dat onder andere gebruikt wordt voor grenstoezichtproces. Het aantal signalen vanuit de vreemdelingenketen aan de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van zaken die mogelijk de nationale veiligheid raken, is ten gevolge van de op awareness gerichte inspanningen en ook vanwege de toegenomen instroom van asielzoekers (uit met name Syrië), gestegen.

Internationale aanpak

Er zijn verschillende internationale ontwikkelingen die de dreiging tegen westerse belangen verscherpen. Zo maken jihadisten gebruik van de ruimte die met name in Libië en Jemen is ontstaan door de instabiliteit en chaos die er heerst. Bovendien zijn er signalen dat aansluiting van regionale terroristische organisaties bij ISIS leidt tot een hogere dreiging tegen westerse landen.

Het kabinet vindt het dan ook van groot belang dat de aanpak van gewelddadig jihadisme zich niet enkel richt op Nederland, maar dat Nederland ook internationaal een bijdrage levert. Zo is het van belang om nauwer samen te werken, maar ook zelf te investeren om spanningen die kunnen leiden tot radicalisme, vroegtijdig te signaleren en waar mogelijk de desbetreffende landen te ondersteunen om radicalisering te voorkomen. Het Global Counter Terrorism Forum (GCTF), is een belangrijk multilateraal forum voor dialoog en uitwisseling van succesvolle voorbeelden tussen Westerse landen en landen uit relevante regio’s als het Midden-Oosten, de Maghreb en landen uit Azië. Nederland speelt hierin een belangrijke rol, gezamenlijk vormgegeven door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de NCTV. Vanuit september 2015 zal Nederland het co-voorzitterschap van het GCTF overnemen van de Verenigde Staten (VS). Samen met Marokko is Nederland daarnaast co-voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters (FTF)-werkgroep van het GCTF. De Countering Violent Extremism Summit, die afgelopen februari georganiseerd werd door de VS, leidt momenteel eveneens tot diverse initiatieven wereldwijd. Nederland neemt verder een actieve rol in binnen de anti-ISIS coalitie2. Zo is Nederland samen met Turkije voorzitter van de FTF-werkgroep waarvan de tweede bijeenkomst plaatsvond op 9 juni jl. te Den Haag. Daarnaast participeert Nederland in de andere werkgroepen die toezien op het tegengaan van financieringsstromen richting ISIS en het ontwikkelen van een inclusieve narratief ten opzichte van ISIS propaganda. Over deze en andere internationale activiteiten wordt u periodiek geïnformeerd in de VGR.

Tot slot

Nederland is sinds de verhoging van het dreigingsniveau in maart 2013 een geslaagde terroristische aanslag bespaard gebleven. Het blijft echter van belang de professionele aandacht voor en inzet op contraterrorisme te continueren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 39, juni 2015

Dreigingsniveau

Het dreigingsniveau is, gebaseerd op de ontwikkelingen in deze DTN-periode, wederom vastgesteld op substantieel. Dat betekent dat de kans reëel is dat er een aanslag in Nederland plaatsvindt.

Dreiging tegen Nederland is reëel en complex

Sinds het dreigingsniveau in maart 2013 omhoog is gegaan, is Nederland een terroristische aanslag bespaard gebleven. Dat is echter op geen enkele wijze een relativering van het feit dat er een aanhoudende, ook op Nederland gerichte, dreiging bestaat. Deze is, net als in de vorige DTN-periode, reëel en complex en de factoren die in de vorige DTN-periode de dreiging bepaalden, gelden nog onverkort.

De complexiteit schuilt vooral in de diversiteit aan actoren en hun wisselwerking. De dreiging komt van individuen, al dan niet door oproepen uit strijdgebieden geïnspireerd. Tegelijkertijd gaat er ook dreiging uit van (transnationaal) aangestuurde dan wel gefaciliteerde netwerken en van sleeper cells. Ook copycat-gedrag door verwarden kan een dreiging vormen. Daarbij zijn de werelden van Nederlandstalige jihadstrijders in Syrië en Irak en van de «achtergebleven» of teruggekeerde gelijkgezinden vaak zeer nauw met elkaar verweven. Tegelijkertijd zijn Nederlandse binnenlandse jihadistische netwerken op dit moment organisatorisch versnipperd als gevolg van externe druk en interne dynamiek. Het complexe beeld bevestigt de notie uit eerdere DTN’s dat de dreiging zeker niet beperkt is tot uitreizigers en terugkeerders, maar net zozeer afkomstig is van zogenoemde «thuisblijvers». Daarnaast kunnen de banden, die in Syrië en Irak tot stand komen door de samenwerking tussen Nederlandse en andere Europese jihadisten, op termijn dreigingsverhogend werken richting Europa – en mogelijk ook Nederland.

Een andere component van de dreiging is dat Nederland een hoog profiel heeft en scherp op het netvlies van jihadisten staat. Door deelname aan de anti-ISIS coalitie is Nederland voor jihadisten bovendien een legitiem doelwit. Bezoeken van prominente islamcritici aan ons land kunnen het profiel verhogen evenals de aanwezigheid van PVV-leider Geert Wilders bij een cartoonwedstrijd in Texas. Dit evenement was in mei doelwit van een mislukte aanslag door ISIS-sympathisanten. Hoewel andere Europese landen vaker figureren in oproepen tot aanslagen, zijn er ook concrete oproepen tot het ondernemen van actie in of tegen Nederland. Die zijn veelal afkomstig van individuele jihadisten in de strijdgebieden.

Intussen is de stroom propaganda van vooral ISIS, gericht op potentiële sympathisanten, ook in het Nederlandse taalgebied, niet opgedroogd. Opvallend is opnieuw de hoeveelheid propaganda gericht op vrouwen. Mede gestimuleerd door de spilfunctie die vrouwen vaak vervullen in de propaganda- en radicaliseringsactiviteiten binnen de jihadistische beweging, vertaalt dit zich in een gestage trend van uitreis door vrouwen en kinderen naast de klassieke groep van jonge mannen. Per 1 juni zijn er in totaal ongeveer 200 Nederlandse (of een sterke band met Nederland hebbende) jihadisten uitgereisd naar Syrië en Irak. Van 32 Nederlandse jihadisten in Syrië en Irak is vastgesteld dat zij zijn omgekomen. Er zijn circa 35 jihadisten teruggekeerd naar Nederland. De terugkeer naar Nederland lijkt in het eerste kwartaal van 2015 gestokt te zijn. Mogelijk wordt dat mede veroorzaakt door angst voor repercussies door ISIS.

Dreiging tegen westerse belangen verscherpt door internationale ontwikkelingen

Er zijn verschillende internationale ontwikkelingen waarneembaar die het dreigingsniveau «substantieel» mede onderbouwen. De internationale context van de jihadistische dreiging blijft zorgen baren. Het Midden-Oosten komt steeds meer in de greep van geweld waarbij ook steeds meer landen in en om de regio betrokken raken. Na Irak en Syrië is Jemen op weg het volgende land te worden dat wordt verscheurd door een gevaarlijke mix van tribale, sektarische en politieke geschillen. Saoedi-Arabië heeft, samen met verschillende landen uit de regio, een coalitie gevormd tegen de in Jemen opgerukte sjiitische Houthi’s. Deze oorlog openbaart zich als een machtsstrijd tussen het soennitische Saoedi-Arabië en het sjiitische Iran. De machtsstrijd, maar ook de perceptie daarvan, draagt bij aan de steeds zichtbaarder wordende scheidslijnen tussen soennitische en sjiitische partijen en facties in het hele Midden-Oosten. AQAS en ISIS maken gebruik van deze scheidslijnen om hun aanhang en daarmee hun invloed te vergroten. De ontstane ruimte voor AQAS in Jemen baart daarbij grote zorgen. AQAS wordt immers al langere tijd ingeschat als zeer gevaarlijk vanwege haar antiwesterse agenda.

In delen van Noord-Afrika, West- en Oost-Afrika hebben internationale jihadistische netwerken de intentie verschillende landen in die regio’s te destabiliseren, met gevolgen voor de veiligheid van westerse, en daarmee mogelijk ook Nederlandse, belangen in de desbetreffende landen. In Libië biedt het interne conflict ruimte aan ISIS omdat het de aanwezige regeringen aan slagkracht ontbreekt om ISIS uit Libië te verdrijven, en kan, door de verslechterende levensomstandigheden, de bevolking in Libië vatbaarder worden voor jihadistisch gedachtengoed. De recente aanslagen op westerlingen in het Bardo museum in Tunesië, het Corinthia hotel in Libië en het restaurant La Terrasse in Mali, bevestigen de toenemende dreiging in Noord-Afrika en de Sahara voor westerse belangen en daarmee mogelijk ook voor Nederlandse belangen.

Uitbreiding invloed ISIS leidt tot hogere dreiging tegen westerse belangen

Het conflict tussen al Qa’ida en ISIS laat zijn sporen na binnen het wereldwijde jihadistische landschap. Veel jihadisten en jihadistische groepen voelen zich geroepen om partij te kiezen en de eed van trouw te zweren aan ISIS dan wel loyaal te blijven aan al Qa’ida. Het «kalifaat» van ISIS is inmiddels uitgebreid met zogenaamde wilayats oftewel provincies. De uitbreiding van ISIS naar andere regio’s roept de vraag op of ISIS ook daadwerkelijk invloed uitoefent op en steun verleent aan haar regionale provincies. Hierbij moet niet uit het oog worden verloren dat uitbreiding ook tot stand kan komen doordat groepen die in andere regio’s opereren uit eigen initiatief hun verbondenheid uiten met ISIS en vervolgens geweld plegen in naam van deze groep. Voor ISIS past expansie bij haar propaganda, waarin wordt gesuggereerd dat het territorium van het «kalifaat», ondanks de op haar gerichte militaire acties, steeds groter wordt. De aansluiting van Boko Haram bij het «kalifaat» is voor ISIS een belangrijke stap in wat zij ziet als de verovering van delen van Afrika. Van alle groepen die zich hebben aangesloten bij ISIS, is Boko Haram namelijk veruit de sterkste en grootste, ook al heeft de groep de laatste maanden terrein verloren als gevolg van een militaire interventie van het Nigeriaanse leger en enkele andere buurlanden van Nigeria.

Hoewel de invulling van de relatie tussen ISIS en haar wilayats verschillende verschijningsvormen kent, is waarneembaar dat aansluiting of associatie met ISIS veelal leidt tot een hogere kwaliteit van de propaganda en ook tot meer gebruik van sociale media om de jihadistische boodschap te verspreiden. Ook heeft ISIS, direct of indirect, invloed op de doelwitselectie van aan haar gelieerde groepen. Zo hebben ISIS-groepen en -sympathisanten, in lijn met de strategie van ISIS in Irak en Syrië, aanslagen gepleegd op sjiitische doelwitten in Jemen en Saoedi-Arabië. Naast verbreding van doelwitselectie en professionalisering van propaganda is ook de inzet van gruwelijke modus operandi een zorgelijke invloed die van ISIS uitgaat.

Naast de algemene notie dat de instabiliteit in verschillende landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika ruimte biedt aan jihadistische organisaties en daarmee risico’s oplevert voor westerse belangen, zijn er ook signalen dat ISIS concrete invulling gaat geven aan de reeds langer geuite intentie van aanslagen tegen het Westen. Er zijn bovendien enkele signalen waarneembaar die er mogelijk op wijzen dat aansluiting van regionale terroristische organisaties bij ISIS, leidt tot een hogere dreiging tegen het Westen. ISIS spoort haar sympathisanten en aan haar gelieerde groepen actief aan om aanslagen te plegen in het Westen dan wel tegen westerse doelwitten in hun regio’s.

Naast algemene oproepen aan jihadisten in het Westen om aanslagen te plegen, komen er ook individuele aansporingen vanuit jihadistisch strijdgebied aan vrienden en geestverwanten. De wisselwerking tussen jihadisten in de strijdgebieden en aspirant-jihadisten in het Westen, zoals eerder ook beschreven voor de Nederlandse context, betekent een grote uitdaging voor westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Diensten hebben te maken met een complexe mix van individuen en groepjes in wisselende samenstelling, naast georganiseerde netwerken.

Veel aandacht voor infiltratie migrantenstroom door jihadisten

In diverse media is de afgelopen periode bericht over mogelijk gebruik van de vreemdelingenketen door jihadistische groeperingen. Vooral Italië heeft in dit kader zorgen geuit over de grote vluchtelingenstromen uit Syrië en Libië. Hoewel nog niet vastgesteld, is het zeker voorstelbaar dat jihadisten deze routes bewust gebruiken om op heimelijke wijze de EU binnen te komen. Daarnaast zijn er in Nederland concrete aanwijzingen dat er gepoogd is met jihadistisch oogmerk te ronselen onder in Nederland verblijvende asielzoekers.

Verijdelde plots in Europa en Australië

Dat de jihadistische dreiging reëel is, werd op wrange wijze geïllustreerd door de aanslagen in Parijs en Denemarken zoals in het vorige DTN reeds is beschreven. Verschillende Europese overheden maakten in deze DTN-periode daarnaast melding van verijdelde complotten evenals de Australische overheid. Een eind april verijdeld plot in Frankrijk zou op christelijke doelwitten gericht zijn geweest. Christelijke gemeenschappen en hun kerken zijn in het Westen tot op heden nog niet het doelwit geweest van een geslaagde jihadistische aanslag. Het Franse plot zou aangestuurd zijn vanuit Syrië. Ook de Duitse autoriteiten maakten begin mei melding van een verijdeld plot. Een geradicaliseerd echtpaar zou mogelijk een aanslag hebben willen plegen op een wielerwedstrijd. Het is bij deze plots niet altijd duidelijk of, en in welke mate, er aansturing heeft plaats gevonden door een van de jihadistische organisaties die tot aanslagen in het Westen oproepen.

Adaptief vermogen jihadistische groepen is groot

De jihadistische dreiging tegen het Westen is deels zo aanhoudend omdat jihadistische groepen blijk hebben geven van een groot adaptief vermogen. Zo vertoont de Nederlandstalige online jihadistische beweging een flexibele reactie op de druk die er vanuit overheid en providers op hen staat. De beweging houdt in Nederland niet op sociale media te gebruiken, maar past zich aan en uit zich voorzichtiger door het gebruik van cryptische formuleringen die slechts begrijpelijk zijn voor de goede verstaander en gebruikt daarnaast technologische mogelijkheden om hun boodschap te verbergen. De Nederlandstalige jihadisten in Syrië en Irak blijven daarnaast openlijk hun boodschap verspreiden. De online jihadistische beweging is daarmee nog steeds effectief.

De, in het vorige DTN-periode geconstateerde, aanpassing door jihadisten op stringentere surveillances door gebruik te maken van identiteitsfraude, werd in deze periode geïllustreerd door de vondst, op een ISIS-basis in het noorden van Syrië, van honderden gestolen of vervalste paspoorten uit westerse landen. Daarbij zijn twee Nederlandse paspoorten aangetroffen waarin de plaatsnaam «Enschede» verkeerd gespeld was, wat mogelijk wijst op vervalsing.

Het adaptief vermogen blijkt ook uit het aanpassen van de boodschap van jihadisten aan de thema’s die in een bepaalde regio spelen. Daar waar ISIS in het Midden-Oosten inspeelt op sektarische tegenstellingen tussen soenitische en sjiitische moslims, begint ISIS in Noord-Afrika de tegenstelling met het christendom te gebruiken in propaganda om religieuze tegenstellingen op mondiaal niveau op vergelijkbare wijze te voeden.

Een illustratie van het adaptieve vermogen is mogelijk ook te vinden in het feit dat recente (verijdelde) aanslagen in Europa enkele overeenkomsten kennen, zowel in de wijze waarop de aanslag plaatsvindt (of had moeten vinden) als ook in de doelwitkeuze. Jihadisten lijken te kiezen voor aanslagen in een kleine groep waarbij daders na een (eerste) aanslag proberen levend te ontkomen. De overheid en samenleving worden immers extra geraakt als duidelijk is dat er personen vrij rondlopen, op een onbekende locatie, die bereid en in staat zijn aanslagen te plegen. De onvermijdelijke klopjacht waar de overheid dan toe overgaat, draagt bij aan de gewenste perceptie van het verkeren in een «staat van oorlog» waarover in DTN38 is geschreven. Opvallend vaak wordt gebruik gemaakt van de relatief makkelijk te verkrijgen automatische vuurwapens als wapen.

Aanwijzingen dat cybercapaciteiten ISIS en sympathisanten toenemen

Een vaak genoemde dreiging is de inzet van internet als wapen of middel door terroristen. Als middel wordt door jihadisten via open bronnen geprobeerd om informatie te verkrijgen over buitenlandse overheidsmedewerkers die ISIS beschouwt als haar tegenstanders, waaronder politiemedewerkers en militairen in het Westen. Dit past bij de reeds langer bestaande dreiging vanuit ISIS richting deze groepen waarover in het vorige DTN uitvoerig is bericht. Deze dreiging, van qua opzet doorgaans relatief eenvoudige aanslagen, is geenszins afgenomen.

Voor internet als wapen geldt dat tot op heden deskundigen ervan uitgaan dat terroristen (nog) niet beschikken over voldoende vaardigheden en middelen om daadwerkelijk maatschappij ontwrichtende schade aan te richten. Desondanks waren er de afgelopen DTN-periode enkele opvallende incidenten zoals de hack van de Franse tv-zender TV5 die geclaimd werd door het «cybercaliphate». Onduidelijk is echter wie er daadwerkelijk achter deze aanval zit en wat de mate van technische geavanceerdheid van deze aanval was.

Jihadisten tonen in toenemende mate de intentie om door hackactiviteiten schade toe te brengen. Hun capaciteit daartoe stijgt echter in beperkte mate. Wel is het aantal DDOS-aanvallen en defacements toegenomen dat wordt opgeëist door personen die zich verbonden verklaren met een jihadistische groepering. Toch kunnen ook deze relatief eenvoudige aanvallen schade veroorzaken. Een zogenoemde defacement waarbij tekst op een website wordt geplaatst dient de propagandadoeleinden van jihadisten en kan bijdragen aan het zaaien van onrust.

Groeiende zorg over aspecten salafisme

De aanhoudende crises in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben ook een weerslag op het transnationale religieuze domein. De relaties tussen diverse bevolkingsgroepen en geloofsstromingen staan onder druk of verslechteren als gevolg van oorlogen, groeiende vluchtelingenstromen en politiek-religieus geïnspireerd radicalisme en terrorisme. Tegen deze achtergrond is groeiende zorg over de toenemende invloed van aspecten van het (politiek) salafisme gerechtvaardigd. Het salafisme kent diverse schakeringen. Er leven zorgen over het actief uitdragen van onverdraagzame, antidemocratische en polariserende opvattingen door salafistische predikers. Dit gedachtengoed kan mede een voedingsbodem vormen voor jihadisme. Hoewel de scheidslijn niet altijd helder te trekken valt, blijft het daarbij van groot belang om onderscheid te maken tussen deze problemen. Een veiligheidsprobleem vereist immers een andere aanpak en middelen dan een vraagstuk dat betrekking heeft op het waarborgen van vrouwen- of homorechten of horizontale grondrechten. De afgelopen DTN-periode ontstond meermaals ophef over bijeenkomsten waarvoor buitenlandse predikers van salafistische signatuur waren uitgenodigd. Het gaat hierbij vaak om predikers die in het buitenland uitspraken hebben gedaan die in Nederland als zeer onverdraagzaam (bijvoorbeeld tegen joden of tegen sji’ieten) en antidemocratisch worden beschouwd.

Zorgen over de door de AIVD geconstateerde groeiende invloed van de salafistische stroming in Nederland, komen ook tot uiting in mediaberichten over een groeiend aantal moskeeën waar vaak jongere salafistische facties meer invloed verkrijgen in het bestuur. Ook ten aanzien van Nederlandse salafistische welzijnsorganisaties bestaan zorgen. Er zijn in Nederland verschillende salafistische stichtingen actief die zich bezighouden met educatieve activiteiten en welzijnswerk. Een zeer actieve organisatie is de Utrechtse stichting AlFitrah, een overkoepelende stichting voor diverse stichtingen met een salafistische signatuur.

De verwachting is dat vragen over de intolerante aard en groeiende omvang van de activiteiten van salafistische predikers en centra en de relatie met het jihadisme aanhoudend in de aandacht van pers, publiek en politiek zullen blijven staan. De commotie rond de salafistische predikers en organisaties kan positieve en negatieve gevolgen hebben. Aan de ene kant is de afgelopen periode gebleken dat sommige islamitische instellingen inmiddels meer stil lijken te staan bij het uitnodigen dan wel weren van predikers voor lezingen in Nederland. Een (hernieuwde) opleving van de discussie over het salafisme kan binnen het Nederlandse islamdebat echter ook leiden tot een verscherping van maatschappelijke polarisatie, inter- en intra-religieuze spanningen en daarnaast ook bron zijn van intergenerationele conflicten. De nadruk op de salafistische stroming binnen de islam, en de soms ongenuanceerde portrettering van die stroming, zal bij delen van de Nederlandse bevolking het beeld van de islam als geheel negatief beïnvloeden. Onder sommige Nederlandse moslims kunnen daarentegen vragen rijzen over de invloed van diezelfde media op het overheidshandelen. Ook rijzen vragen over welke criteria de overheid toepast om predikers wel of niet toe te laten, en of ten aanzien van potentieel haat zaaiende niet-moslims met dezelfde maat wordt gemeten. Tot slot wordt de commotie over de predikers door een deel van de Nederlandse moslims gezien als bewijs dat de positie van de islam in Nederland onder druk staat.

Perceptie interreligieuze strijd versterkt door propaganda-uitingen en online-debat

De aanslagen in Parijs en Kopenhagen hebben voor waarneembare zorgen geleid onder Nederlandse joden en moslims over antisemitisme en anti-moslimsentimenten.

Een prominente vindplaats voor anti-moslimsentimenten en antisemitisme zijn sociale media en het internet. De vraag blijft in hoeverre deze online uitingen een verlengstuk van een discussie of strijd in de reële wereld zijn, dan wel in deze heftigheid alleen online gebezigd worden. Door veranderingen rond registratie en rapportage is het lastig om betrouwbare meerjarencijfers te krijgen. In ieder geval is duidelijk dat de uitingen online en offline voor onrust zorgen. Dit kan een polariserend effect hebben en gevoelens van dreiging aanwakkeren of versterken. Deze gevoelens kunnen op den duur individuen of groepen tot actie aanzetten om de ervaren (be-)dreigingen het hoofd te bieden.

In deze DTN-periode is er, deels door daden en propaganda van ISIS en deels door beeldvorming, daarnaast het beeld ontstaan dat jihadisten het vizier op christenen richten als doelwit van aanslagen. In combinatie met nieuwsberichten die op zichzelf staan maar in een kort tijdsbestek op elkaar volgden, zoals het overboord zetten van christenen door islamitische bootvluchtelingen en de aanslag van Al Shabaab in Kenia waarbij islamitische studenten werden gespaard en christenen, evenals vermeende niet-moslims, werden gedood, wordt het frame gevoed van een strijd tussen de islam en het Westen met haar joods-christelijke traditie. Dat deze berichten geen verband met elkaar houden en dat christenen een kleine groep vormen binnen de slachtoffers van het jihadisme, doet daar weinig aan af. Het is voorstelbaar dat dit beeld ervoor kan zorgen dat een deel van de Nederlanders zich persoonlijk geraakt voelt door de propaganda van ISIS omdat zij zich kunnen identificeren met het etiket «christen» en zich daarmee expliciet tot doelwit voelen verklaard. Dit speelt extremisten (zowel jihadisten als anti-islam-extremisten) in de kaart omdat deze het beeld proberen neer te zetten dat er een onvermijdelijke «clash of civilizations» op til is.

Links- en rechts-extremisme in Nederland kent relatief weinig geweldsincidenten

In Nederland is het (radicale) verzet tegen het asiel- en vreemdelingenbeleid het meest actief van alle vormen van extremisme. In april werden zeven asielrechtenextremisten bij Kamp Zeist gearresteerd omdat zij vernielingen pleegden bij het hek van het detentiecentrum. Ondanks de soms dreigende taal die door asielrechtenextremisten gebezigd wordt, zijn er geen aanwijzingen dat asielrechtenextremisten uit zouden zijn op geweld tegen personen. Het blijft bij bekladdingen, bedreigingen en intimiderende homevisits.

Een ander thema waar links-extremisten zich mee bezig houden is de strijd tegen (vermeend) racisme. Voorafgaand aan de Provinciale Statenverkiezingen van 18 maart werden in Friesland drie huizen en een auto beklad van PVV-kandidaten voor die verkiezingen. De bekladdingen werden geclaimd onder de gelegenheidsnaam «het Friese verzet».

Diverse extreemrechtse en anti-islamitische groeperingen trachten in Nederland demonstraties te organiseren en daarbij veel deelnemers te trekken. Dit verloopt tot op heden zonder veel succes. Groeperingen als Pro Patria en Pegida Nederland kondigden demonstraties aan tegen respectievelijk de komst van de «megamoskee» in Gouda en «de islamisering van Nederland», maar annuleerden deze later. De rechts-extremistische partij de Nederlandse Volks-Unie (NVU) was wel in staat om een demonstratie in Nederland te organiseren en mensen te trekken. Ondanks dat het aantal extreemrechtse incidenten in Nederland beperkt is, zijn er online wel veel extreme anti-moslimsentimenten te vinden naast antisemitische teksten. Deze sentimenten lijken de laatste maanden in hardvochtigheid en aantal toe te nemen. Dit heeft tevens geleid tot vijandige tegenreacties op het internet uit vooral extreemlinkse hoek. Ook jegens vluchtelingen en vreemdelingen zijn er veel xenofobe teksten te lezen op internet wat vervolgens leidt tot verhit debat over de toelaatbaarheid van zulke uitingen. Hoewel deze uitingen soms (verkapte) dreigementen bevatten, leiden ze tot op heden niet tot daadwerkelijke actie in de fysieke wereld. Waar buurland Duitsland kampt met een sterke toename van geweld door rechts-extremisten tegen asielzoekers en zelfs een mogelijke dreiging van rechts-terrorisme, zijn er in Nederland nauwelijks geweldsincidenten.

Personen die zich verzetten tegen het Nederlandse dierenwelzijnsbeleid dan wel proefdierenbeleid hebben zich de afgelopen DTN-periode opnieuw op activistische wijze geuit. Dat is in lijn met het beeld van de afgelopen jaren waarin hoofdzakelijk sprake was van activisme met als uitzondering het af en toe heimelijk maken van video-opnames in de intensieve veehouderij en het vernielen van jachthutten.

Weerbaarheid nog steeds hoog

Afgelopen DTN-periode was merkbaar dat de aanslagen van Parijs en Kopenhagen weliswaar veel impact hebben gehad maar de getroffen landen niet langdurig hebben ontwricht. Dat geeft aan dat de getroffen landen beschikken over veerkracht. Of de aanhoudende jihadistische dreiging tegen het Westen die veerkracht op de lange termijn aantast, zal moeten blijken.

De Nederlandse bevolking is in algemene zin weerbaar tegen een extremistisch vertoog waarbij geweld uit ideologische motieven wordt gerechtvaardigd. Dit geldt voor alle radicale en extremistische stromingen in Nederland. Ondanks vele oproepen tot actie vanuit jihadistische hoek, ondanks soms extreme uitingen online, ondanks het feit dat een relatief eenvoudige aanslag al grote impact kan hebben, is geweld nog steeds een zeldzaamheid en kiest het overgrote deel van de mensen een geweldloze manier om hun eventuele grieven te uiten of politieke doel te bereiken. Daarnaast werken overheid en samenleving hard aan het verkleinen van kwetsbaarheden en het zoveel mogelijk controleren van dreigingen. Deze beschrijving van de weerbaarheid is zeker geen relativering van het dreigingsbeeld maar complementeert dat beeld.


X Noot
1

Zie antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden De Graaf, Fritsma en Wilders (allen PVV) over het bericht «IS ziet immigrant als wapen», 23 februari 2015 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1863).

X Noot
2

Voor de militaire bijdrage die Nederland levert aan de anti-ISIS coalitie verwijs ik u naar de brief «Verlenging Nederlandse bijdrage aan de internationale strijd tegen ISIS» (19 juni 2015, Kamerstuk 27 925, nr. 539).

Naar boven