29 697 Gebiedsgerichte economische perspectieven en Regionaal Economisch Beleid

Nr. 86 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 april 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 20 februari 2020 inzake oprichting van regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) in Utrecht en Flevoland (Kamerstuk 29 697, nr. 84).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 maart 2020 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 21 april 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Diks

De griffier van de commissie, Nava

Inbreng op de vragen uit het schriftelijk overleg van 24 maart 2020

Vragen en opmerkingen van de Leden van de VVD-fractie

Deze leden lezen dat de Algemene Rekenkamer (ARK) aangeeft dat er niet altijd een duidelijke exit-strategie is. Het is dus onduidelijk wanneer overheden stoppen met projecten via de ROM’s te subsidiëren. Ondanks dat de regering aangeeft dat de ROM’s voor onbepaalde duur zijn, vragen zij of er niet moet worden nagedacht over een exit-strategie. Hoe wenselijk het eigenlijk is dat de ROM’s geen tijdshorizon kennen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Antwoord

De regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn een waardevol instrument voor de verdere ontwikkeling van de regionale economie en blijvende betrokkenheid van zowel EZK als de provincies heeft veel betekenis. Hoewel de participatie van de overheid in de ROM’s (de ontwikkelingstak en de participatietak) doorgaans voor onbepaalde tijd is, hebben partijen de mogelijkheid om terug te treden. De subsidiebijdrage van de Staat aan de ontwikkelingstak is afhankelijk van een jaarlijkse toets, waarin wordt nagegaan of de ROM’s in hun jaarplan of meerjarenplan voldoende gevolg geven aan het beleidskader van EZK en de provincies. De subsidiebijdrage van het Rijk dekt enkel de kosten voor de taken business development en acquisitie. Na kapitalisatie van de ROM’s met publiek geld worden de kosten van het participatiebedrijf, conform de huidige praktijk, uit de participatieopbrengsten (revolverend) gedekt. Het revolverende karakter van het fonds veronderstelt impliciet de onbepaalde duur van het fonds, omdat deze investeringen voldoende tijd nodig hebben om te kunnen renderen vanuit een portefeuille-perspectief. Desalniettemin is het uitgangspunt dat de ROM’s voor een periode van acht jaar mogen participeren in hun deelnemingen. Overigens zal per geval uit de concrete omstandigheden moeten blijken in hoeverre het mogelijk is om voor het einde van deze periode uit een deelneming te stappen.

Wat betreft de vraag over de wenselijkheid van het feit dat de ROM’s geen tijdshorizon kennen geldt dat de financiële resultaten van de ROM’s jaarlijks worden gecontroleerd door een accountant. De prestaties van de ROM’s in bredere zin worden jaarlijks door de aandeelhouders beoordeeld tijdens de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Daarnaast zet EZK elke vijf jaar een evaluatieonderzoek uit bij een onafhankelijke derde om te bezien of de ROM’s hun toebedeelde rol vervullen. Indien uit de jaarlijkse stukken of vijfjaarlijkse evaluatie blijkt dat de ROM in kwestie haar toebedeelde rol niet meer naar tevredenheid vervult, kan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders de directie van de ROM aansturen op het nemen van passende maatregelen.

Ook lezen de leden van de VVD-fractie dat voor een kapitaalbehoefte die de capaciteit van de ROM’s ontstijgt, de ROM’s gestimuleerd worden de samenwerking zoeken met collega ROM’s en Invest-NL. De leden vragen wanneer een bedrijf bij een ROM kan aankloppen en vanaf wanneer het dit bij Invest-NL kan doen.

Antwoord

De ROM’s zijn opgericht om de regionale economie te versterken, onder andere door het nemen van participaties in innovatieve ondernemingen tot maximaal 5 miljoen euro. De ROM’s beschikken daarbij over relevante kennis, ervaring en een uitgebreid regionaal netwerk. Een goede samenwerking tussen Invest-NL, die op nationale schaal actief is, en de ROM’s is van groot belang. Het Rijk vindt het belangrijk dat Invest-NL en de ROM’s gebruik maken van elkaars netwerk en expertise, en dat projecten waar nodig (bijvoorbeeld vanwege schaalgrootte) aan elkaar worden doorgeleid of gezamenlijk worden opgepakt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

In haar brief schrijft de Staatssecretaris onder meer dat zij «rekening houdt met de verschillende regionaal economische speerpunten en economische omvang van beide regio’s». Wat kan de Staatssecretaris over elke regio melden ten aanzien van de economische speerpunten en economische omvang? Waar kunnen de nieuwe ROM’s in haar ogen het verschil gaan maken?

Antwoord

De ROM Regio Utrecht en het Groeifonds Flevoland zullen de nationale speerpunten en regionale speerpunten, zoals verwoord in de Regionaal Economische Agenda van elke regio, verwerken in hun beleidsstrategieën. In deze agenda zijn regio-specifieke afspraken opgenomen, die rekening houden met verschillen in regionale prioriteiten en economische omvang. Door op deze thema’s de regionaal-economische structuur te verbinden met het topsectorenbeleid wordt het (innovatieve) mkb beter ondersteund en kunnen kansrijke bedrijven en innovaties beter doorgroeien naar een nationaal of internationaal niveau.

Wat betreft de vraag waar de ROM’s in mijn ogen het verschil maken, ondersteunen de uitkomsten van het evaluatieonderzoek van Ecorys mijn opvatting dat de ROM’s een bewezen meerwaarde hebben als het gaat om het verkennen van kansrijke mogelijkheden voor innovatieve bedrijvigheid, het bij elkaar brengen van bedrijven en kennisinstellingen (cross-sectoraal) en het zoeken naar en verschaffen van kapitaal. Met de oprichting van beide ROM’s zal worden voorzien in de vraag naar kapitaal, inclusief innovatiekapitaal in de regio’s. Uit het kapitaalonderzoek onder het mkb in regio Utrecht van Panteia1 blijkt dat groeiers (ook wel scale-ups) en startups een tekort aan aanbod van kapitaal ervaren. De ROM Regio Utrecht zal bijdragen aan het verminderen van dit tekort. In de regio Flevoland biedt Horizon bv. een ondersteunings- en investeringsinfrastructuur waarin startende en innovatieve mkb-ondernemers kunnen groeien en innoveren. Het Groeifonds Flevoland zal bijdragen aan een schaalsprong in deze infrastructuur, zodat zij meer kan bijdragen aan de economische groei en werkgelegenheid in de regio. Dit beeld wordt onderbouwd door het kapitaalmarktonderzoek van KplusV2.

De leden van de CDA-fractie lezen verder dat de nieuw op te richten ROM’s een belangrijke rol zullen vervullen bij de uitvoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Hoopt en/of verwacht de Staatssecretaris dat ook zij medeondertekenaar worden van het recent gesloten Kennis- en Innovatieconvenant? Kan zij een inschatting maken van hoeveel bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) in elk van beide provincies straks kunnen gaan profiteren van de (participatieactiviteiten) van de twee nieuwe ROM’s?

Antwoord

Op 11 november 2019 is het Kennis- en innovatieconvenant ondertekend door overheden, bedrijven en kennispartners.3 In dit convenant bekrachtigen alle partners de inzet op de belangrijke innovatiethema’s voor de komende jaren. Daarmee wordt verdere invulling gegeven aan de uitvoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. Ook de ROM’s hebben dit convenant op 11 november 2019 ondertekend. Zij dragen met hun investeringsvolume uit eigen fondsen bij aan de maatschappelijke thema’s en de sleuteltechnologieën die ten grondslag liggen aan het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid. In bijlage 1 bij dit convenant zijn de ambities ten aanzien van de inbreng vanuit de regio (provincies en ROM’s) op de uitvoering van het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid nader toegelicht. Ik ga ervan uit dat de nieuwe ROM’s deze ambities onderschrijven en hun bijdrage leveren.

Op dit moment is onduidelijk hoeveel mkb-ondernemingen in beide provincies kunnen profiteren van de twee nieuwe ROM’s. Uit de huidige praktijk blijkt dat een nieuw opgerichte ROM indien gewenst snel kan groeien. Innovation Quarter heeft bijvoorbeeld binnen vijf jaar een portefeuille opgebouwd van circa 80 bedrijven. De ROM’s hebben de bevoegdheid om zelfstandig te besluiten in welke onderneming zij zullen participeren. Dit besluit is onderhevig aan een onderzoek door de ROM’s van de business case die zal worden ingediend door het bedrijf dat om hulp vraagt. Het uitgangspunt van de ROM’s is dat zij haar participatiebedrijven begeleidt, innovaties van mkb-bedrijven financiert en daarmee bijdraagt aan de economisch groei en werkgelegenheid van de regio. Direct profiteren veel bedrijven van de ontwikkelingsactiviteiten van de ROM’s, waarbij zij bedrijven en onder andere kennisinstellingen bij elkaar brengen. Tezamen zijn de ROM’s de verbindende schakel tussen het nationale topsectoren- en innovatiebeleid en het regionaal economisch beleid en daarmee een belangrijk instrument voor EZK en de betrokken provincies bij de uitvoering van het economisch beleid in de regio en de (regionale) dienstverlening aan het innovatieve mkb.

Een van de kerntaken van de ROM’s is acquisitie, waarvoor de Staatssecretaris aan de ROM Regio Utrecht B.V. en het Groeifonds Flevoland B.V. respectievelijk € 1 mln. en € 500.000 subsidie op jaarbasis toekent (periode 2020–2024). Deze leden vragen hoe het acquisitiebeleid van de nieuwe ROM’s gaat aanhaken bij de nationale acquisitiestrategie.

Antwoord

Het acquisitiebeleid van de ROM’s wordt door de regio’s in samenwerking met het nationaal agentschap voor buitenlandse investeringen (NFIA) vormgegeven.

Aangaande Invest-NL lezen de leden van de CDA-fractie dat « (d)e participatieactiviteiten (...) met name gericht (zijn) op het verstrekken van risicodragend vermogen aan startende en innovatieve mkb’ers. Van belang hierbij is een goede samenwerking met Invest-NL» (pagina 2), en «dat (v)oor een kapitaalbehoefte die de capaciteit van de ROM’s ontstijgt (...) de ROM’s (worden) gestimuleerd de samenwerking te zoeken met collega ROM’s en Invest-NL» (pagina 3). Deze leden zijn benieuwd of er afspraken zijn of zullen worden gemaakt tussen de ROM’s en Invest-NL over het ondersteunen van het brede mkb en zo ja, wat die afspraken inhouden.

Antwoord

Invest-NL en de ROM’s ondersteunen beide ondernemingen die moeilijk aan financiering komen. Zij ondersteunen naast mkb-ondernemingen, startups en scale-ups die kunnen doorgroeien ook innovatieve projecten met een maatschappelijke impact die aansluiten bij de thema’s van het missiegedreven innovatiebeleid. Om de regio’s goed te kunnen ondersteunen hebben partijen afspraken gemaakt over de manier van samenwerken. Hierbij kan worden gedacht aan afspraken over het doorverwijzen van partijen tussen de ROM’s en Invest-NL, specifiek om individuele proposities bij de juiste partij te krijgen met het oog op bijvoorbeeld omvang van de deal en/of expertise van de ROM’s en Invest-NL. Om volledig uitvoering te geven aan de afspraken voeren Invest-NL en de ROM’s regelmatig overleg over de (algemene) investeringskansen, individuele proposities en business development.

Ten aanzien van het Groeifonds Flevoland B.V. merken de leden van de CDA-fractie op dat, anders dan bij de meeste ROM’s, wordt gekozen voor het werken zonder Raad voor Commissarissen. Zij vragen wie of wat die rol dan op zich neemt.

Antwoord

De oprichting van de ROM in Flevoland wijkt af van de oprichting van de ROM Utrecht, omdat in Flevoland al een bestaande ondersteunings- en investeringsinfrastructuur bestaat onder de naam Horizon bv. Horizon bv. is aangewezen als fondsmanager van het Groeifonds Flevoland, waardoor Horizon bv. (met een Raad van Commissarissen) het beheer van het fonds zal uitvoeren. Om deze reden is er gekozen om zonder Raad van Commissarissen te werken in het Groeifonds. De taken binnen het Groeifonds die normaliter bij de Raad van Commissarissen zijn belegt, zullen op grond van de statuten door de aandeelhouders worden uitgevoerd.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de ARK, waarin vijf aandachtspunten worden genoemd:

  • a. de onverenigbaarheid van functies;

  • b. het scherper benoemen dat de leden van de investeringscommissies en directieleden niet mee vergaderen en beslissen bij zaken waarbij zij een persoonlijk belang hebben;

  • c. de bevoegd- en verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) om te controleren of subsidies recht- en doelmatig worden besteed;

  • d. de vraag of EZK’s participatie in de nieuwe ROM’s van onbepaalde duur is;

  • e. het belang van duidelijke afspraken omtrent informatievoorziening aan het parlement over de financiële prestaties van revolverende fondsen.

In haar brief licht de Staatssecretaris toe hoe zij met elk van deze aandachtspunten omgaat. Deze leden hebben hier geen op-/aanmerkingen bij. Waar de Staatssecretaris in haar brief niet op ingaat, is de zorg van de ARK over het ontbreken van een bevoegdheid van rekenkamers om ter plaatse onderzoek te doen bij (klein)dochterondernemingen van gezamenlijke overheidsdeelnemingen. Dit terwijl de eigenlijke bedrijfsactiviteiten van veel overheidsdeelnemingen juist in (klein)dochterondernemingen worden uitgevoerd.

Op pagina 24 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers schrijft de regering dat «het haar niet is gebleken dat in de huidige praktijk noodzaak bestaat voor een verdere uitbreiding van de onderzoeksbevoegdheden van rekenkamers op dit punt». Echter, de ARK wijst erop dat de voorgenomen oprichting van het Participatiefonds ROM Regio Utrecht BV als een 100% dochteronderneming van ROM Regio Utrecht BV «laat zien dat dergelijke situaties zich wel degelijk voordoen». Gevolg is dat de ARK en decentrale rekenkamers straks niet de bevoegdheid hebben om ter plaatse onderzoek te doen bij deze dochteronderneming, terwijl dáár nu juist het publieke geld wordt uitgegeven. De ARK dringt er daarom op aan dat het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers op dit punt wordt gewijzigd. Is de Staatssecretaris bereid dit dringende advies van de ARK over te nemen, bij de Minister van BZK onder de aandacht te brengen en hierover aan de Kamer te (laten) rapporteren?

Antwoord

In de brief van de Algemene Rekenkamer (ARK) wordt in de laatste alinea gesteld dat een afschrift van het (dringend) advies is verstuurd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Minister van Financiën vanwege hun verantwoordelijkheid voor respectievelijk het wetsvoorstel Versterking decentrale rekenkamers en de CW 2016. Recentelijk heeft de Minister van BZK, mede namens de Minister van Financiën, een nota van wijziging bij het wetsvoorstel versterking decentrale rekenkamers bij uw Kamer ingediend waarin de bevoegdheid voor de decentrale rekenkamers en de Algemene Rekenkamer om onderzoek te doen naar (klein) dochterondernemingen van gezamenlijke overheidsdeelnemingen wordt geregeld (Kamerstuk 35 298, nr. 10).

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de zogeheten «digitale mkb-werkplaatsen», dit in het licht van het amendement-Amhaouch/Verhoeven over middelen voor Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 18). Met dit amendement komt in 2020 € 500.000 extra beschikbaar om ROM’s een rol te geven bij experimenten ter versterking van digitale mkb-werkplaatsen. De indieners hebben de ROM’s de ruimte gegeven om zelf binnen de grenzen van dit amendement te prioriteren. Deze leden vragen in hoeverre de nieuwe ROM’s ook voor deze extra middelen in aanmerking zullen komen. Dezelfde vraag hebben de zij ook ten aanzien van het amendement Amhaouch en Weverling over extra middelen voor Trade & Innovate NL (Kamerstuk 35 300 XVII, nr. 19): waar landt deze extra 2.000.000 euro?

Antwoord

Op dit moment ben ik met de ROM’s in gesprek over het opzetten van een pilot om de ontwikkeling van digitale mkb-werkplaatsen te ondersteunen. De keuze voor de invulling en de uitvoering van deze pilot ligt bij de ROM’s. Er is gekozen om de pilot met Oost NL op te starten. Het uitgangspunt van deze pilot is de bijdrage aan de digitalisering van het innovatievolgende kleinbedrijf. Indien de pilot succesvol is, heb ik de intentie om de pilot in samenwerking met de andere ROM’s uit te breiden naar andere regio’s. De opschaling van de pilot is afhankelijk van voldoende (financieel) draagvlak bij de ROM’s.

Wat betreft het amendement Amhaouch/Weverling heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking conform het amendement Amhaouch en Weverling 2 miljoen euro vrijgemaakt voor de internationalisering van het mkb in de regio’s. Per 1 maart is er in lijn met de wens van de Trade and Innovate NL (TINL)-partners – voornamelijk bestaande uit de ROM’s – de opdracht verstrekt om in samenwerking met RVO en TINL het Trade Relations Programma uit te voeren. Alle TINL-partners komen in aanmerking voor het geld dat beschikbaar gesteld is vanuit het amendement. De middelen worden verspreid over twee jaar aan de partners beschikbaar gesteld. Voor de ROM Utrecht en Flevoland betekent dit het volgende:

  • de voorloper van de ROM Regio Utrecht is aangesloten bij TINL en er is afgesproken dat ROM Regio Utrecht deze opdracht officieel na oprichting overneemt en invult;

  • voor Horizon bv. geldt dat er nog gesprekken lopen over aansluiting bij het TINL-netwerk. Mocht Horizon bv. aansluiten in de komende periode, dan zal gekeken worden of zij in 2021 ook mee kunnen draaien met de middelen uit het amendement;

  • van belang om partner te kunnen worden is dat de ROM strategie, mensen en middelen beschikbaar kan stellen voor internationalisering en zich mede in wil zetten voor de samenwerking.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris welke gevolgen de afgekondigde maatregelen naar aanleiding van het coronavirus hebben voor voortgang van het oprichten van de ROM’s en de beschikbare financiering van de ROM’s in Utrecht en Flevoland.

Antwoord

De aangekondigde maatregelen naar aanleiding van het coronavirus hebben geen effect op de voortgang van het oprichten van de ROM’s en de beschikbare financiering van de ROM’s in Utrecht en Flevoland.

De leden van de D66-fractie memoreren dat uit de evaluatie van de ROM’s door onderzoeksbureau Ecorys in 2016 (bijlage bij Kamerstuk 29 697, nr. 23) blijkt dat het voor de ROM’s in andere provincies zoeken is naar de juiste aansturing van de ROM’s. Zo blijkt dat aan de ene kant sturing nodig is vanuit het beleid om succesvol te zijn op de beleidsdoelen, terwijl aan de andere kant ROM’s aangeven beleidsvrijheid nodig te hebben om slagkracht te hebben. Daarom vragen deze leden hoe de aansturing in Utrecht en Flevoland georganiseerd gaat worden om het succes en de slagkracht van de ROM’s te waarborgen.

Antwoord

De aansturing en het eigenaarschap van de ROM’s zijn de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de betrokken provincies. Ik zal tezamen met de betrokken provincies streven naar een goede balans tussen sturing vanuit beleid om succesvol te zijn op de beleidsdoelen en aan de andere kant de beleidsvrijheid die de ROM’s nodig hebben om slagkracht te hebben. Een gezamenlijke aansturing en verbondenheid met de ROM’s maakt dat Rijk en regio hun beleidsdoelstellingen en -interventies in gezamenlijkheid kunnen vormgeven en (laten) uitvoeren. Ik heb met mijn medeaandeelhouder(s) en subsidiënten, een gezamenlijk meerjarig subsidiekader voor de individuele ROM’s vastgesteld. Hierin worden de gezamenlijke prestatie-indicatoren en het voornemen om zorg te vragen voor meer bedrijvigheid en werkgelegenheid in de regio’s vastgelegd. Voor mij zijn daarbij het regionaal verbinden van het mkb met het topsectorenbeleid en de bovenregionale samenwerking van de ROM’s onderling leidend. Op deze manier geef ik invulling aan de uitwerking van de voor EZK belangrijke beleidsdoelen. Door effectieve overheidsinspanningen om de positie van het innovatieve mkb te versterken wordt de regionale (en nationale) economie van stevige impulsen voorzien.

De leden van de D66-fractie constateren dat het onduidelijk is waar de financiering van de ROM’s besteed gaat worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten of zij voornemens is randvoorwaarden te stellen aan de besteding van de beschikbare financiering, bijvoorbeeld gelijk aan de aandachtsgebieden en randvoorwaarden geformuleerd voor Invest-NL (Kamerstuk 28 165, nr. 320).

Antwoord

In vergelijking met Invest-NL is de besteding van de beschikbare financiering van de ROM’s afhankelijk van investeringsvoorwaarden die door de ROM’s worden opgesteld. Ieder financieringsvoorstel wordt aan deze voorwaarden getoetst door een onafhankelijke investeringscommissie bestaande uit externe leden. De investeringscommissie heeft als doel om financieringsvoorstellen te beoordelen en financieringsbesluiten te nemen op basis van de gezamenlijke wetenschappelijke, markt- en financiële kennis en ervaring die door haar leden wordt ingebracht. Met inachtneming van het niet-bindende financieringsbesluit van de investeringscommissie zal de ROM een besluit tot participeren in of financieren van een onderneming nemen.

De leden van de D66-fractie vragen tot slot in welke ROM's de Staat, na de oprichting van Flevoland en Utrecht, een deelneming heeft en of de Staatssecretaris ook onderzocht heeft wat de kansen van een ROM voor Caribisch Nederland zou kunnen zijn.

Antwoord

Nederland kent op dit moment zes regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) waarin EZK participeert. EZK en de betreffende provincies zijn aandeelhouder van en onderhouden een subsidierelatie met de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij NOM (werkgebied Friesland, Groningen en Drenthe), Oost NL (Overijssel en Gelderland), de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij BOM (Noord-Brabant), LIOF (Limburg), Innovation Quarter (Zuid-Holland) en Investeringsfonds Zeeland (Zeeland).

Indien een initiatief voor een ROM voor Caribisch Nederland aan de orde is, ben ik bereid daarnaar te kijken. Ik stel daaraan de voorwaarden (net zoals bij Innovation Quarter) dat het initiatief vanuit de landsdelen moet komen, er sprake moet zijn van voldoende schaalgrootte en de drie hoofdtaken van de ROM’s (business development, acquisitie, participatie) moet bevatten. Er moet dus sprake zijn van robuuste, levensvatbare voorstellen waaruit blijkt dat de regio haar financiële verantwoordelijkheid neemt.


X Noot
1

Zie bijlage 1: kapitaalmarktonderzoek Panteia; Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Zie bijlage 2: kapitaalmarktonderzoek KplusV; Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Kamerstuk 33 009, nr. 82

Naar boven