29 683 Dierziektebeleid

34 682 Nationale Omgevingsvisie

Nr. 273 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2023

In het debat dierziekten en zoönosen van 13 oktober 2022 heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de manier waarop dierziekten en zoönosen worden meegenomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) (Kamersutk 28 286, nr. 1263). Tevens heb ik tijdens dat debat toegezegd uw Kamer te informeren over het rapport «Preventie van efficiënte transmissie van zoönotische ziektekiemen tussen veehouderijbedrijven». Met deze brief doe ik, mede namens de Minister van Natuur en Stikstof, alsook de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, beide toezeggingen gestand.

Meekoppelende structurerende keuze dierziekten en zoönosen in het NPLG

In het NPLG zijn hoofddoelen opgenomen voor natuur, stikstof, landbouw, water, bodem en klimaat. Daarnaast zijn meekoppelende structurerende keuzes (MSK) geformuleerd voor gezondheid omwonenden, fijnstof, geurhinder en dierziekten en zoönosen. In deze brief wordt u geïnformeerd over de invulling van de MSK dierziekten en zoönosen. De adviezen voor deze MSK zijn samen met een toelichting opgenomen in de update van de Handreiking NPLG die op vrijdag 17 maart 2023 is gepubliceerd.1 Met deze adviezen krijgen decentrale overheden handvatten voor het meewegen van dierziekten en zoönosen in de integrale gebiedsplannen en in besluitvormings-processen binnen het NPLG.

De adviezen van de MSK dierziekten en zoönosen zijn tot stand gekomen op basis van de huidige kennis van (verspreiding van) dierziekten en zoönosen, het rapport «Risicofactoren voor introductie van HPAI-virus op Nederlandse commerciële pluimveebedrijven 2014–2022» (zie Kamerstuk 28 807, nr. 269) en het rapport «Preventie van efficiënte transmissie van zoönotische ziektekiemen tussen veehouderijbedrijven». Het laatst genoemde rapport is als bijlage meegezonden.

De MSK dierziekten en zoönosen is opgenomen in het NPLG met als doel het verminderen van risico’s op uitbraken met en de verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers. In de adviezen wordt rekening gehouden met verschillende risicofactoren die invloed hebben op het risico op uitbraken met en verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers. De mate van bedrijfs- en dierdichtheid is een risicofactor voor de verspreiding van de meeste zeer besmettelijke dierziekten en zoönosen. Een praktisch hanteerbare definitie van bedrijfs- en dierdichtheid wordt in samenspraak met experts op korte termijn opgesteld, zodat provincies deze kunnen benutten in hun gebiedsaanpak. Daarnaast zijn voor hoogpathogene vogelgriep aanvullende risicofactoren bekend die van invloed zijn op de kans op insleep vanuit wilde vogels, zoals (combinaties van) bedrijfstypen en landschapsvariabelen. Om deze factoren goed te kunnen meewegen volgt op korte termijn een handzaam instrument. Ook de combinatie van varkens en pluimvee op een bedrijf kan een risicofactor zijn in verband met het risico van introductie en mogelijk langdurige circulatie van HPAI-virussen (zie advies Deskundigenberaad Zoönosen van 10 maart 2022, Kamerstuk 25 295, nr. 1872).

De hierboven genoemde risicofactoren hebben allen een aangrijpingspunt in de ruimtelijke ordening of vergunningsverlening en vormen de basis van de adviezen in de MSK dierziekten en zoönosen. Daarnaast zijn er ook andersoortige risicofactoren die invloed hebben op het risico op uitbraken met en verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers, zoals bioveiligheid op bedrijven.

Ontwikkelingen veehouderij

Er zijn op dit moment verschillende ontwikkelingen gaande die invloed zullen hebben op de landbouw en specifiek de veehouderij. Zo loopt het traject voor het Landbouwakkoord. Ook liggen er momenteel twee landelijke subsidieregelingen voor vrijwillige bedrijfsbeëindiging (de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv en de Lbv-plus) ter notificatie bij de Europese Commissie. Verder wordt het intensiveringsplan vogelgriep uitgewerkt, waarin een brede verkenning van (ruimtelijke) maatregelen is aangekondigd. Deze ontwikkelingen kunnen invloed hebben op de hierboven genoemde risicofactoren. Zo kunnen de subsidieregelingen invloed hebben op de bedrijfs- en dierdichtheid in een regio, en daarmee het risico op uitbraken met en verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers verlagen.

Rapport «Preventie van efficiënte transmissie van zoönotische ziektekiemen tussen veehouderijbedrijven»

Op 6 juli 2021 is het rapport «Zoönosen in het Vizier», geschreven door een expertgroep onder voorzitterschap van de heer drs. H.J. Bekedam aan de Tweede Kamer verzonden (Kamerstuk 25 295, nr. 1357). Op 6 juli 2022 is in reactie hierop het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid gepubliceerd (Kamerstuk 25 295, nr. 1935). Als onderdeel van dit actieplan heeft een expertgroep op mijn verzoek, onder leiding van de voorzitter van het Netherlands Centre for One Health, een aantal vragen over tussenbedrijfstransmissie beantwoord. De gestelde vragen hebben betrekking op de mogelijke toekomstige oorzaken van zoönosen, verspreidingsmechanismen van zoönosen, precieze betekenis en berekening van Rh-waarden (als deze reproductieratio tussen bedrijven lager dan één is, zal de infectie uitdoven, bij een Rh-waarde >1 kan de infectie spreiden tussen bedrijven), beschikbaarheid van Rh-waarden voor verschillende diersoort-pathogeen combinaties, en de rol van aanvullend onderzoek in de beantwoording van de vragen. De experts geven aan dat het algemene beeld is dat een hoge bedrijfsdichtheid de kans op tussenbedrijfstransmissie vergroot. Dit geldt ook voor de bedrijfsgrootte, alhoewel bij een bepaalde mate van schaalvergroting zoals in de huidige pluimveesector, de Rh-waarde nauwelijks toeneemt bij een grotere bedrijfsgrootte.

Daarnaast gaan de experts in op de huidige wetenschappelijke kennis en informatie over Rh-waarden. Voor hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) en Klassieke Varkenspest (KVP) zijn Rh-waarden berekend op basis van gegevens over de uitbraken van respectievelijk 2003 en 1997/1998. De berekeningen voor de Rh-waarden voor HPAI zijn gevalideerd met recente gegevens over uitbraken. Voor de Rh-waarden van KVP was dit niet mogelijk, omdat er geen recente uitbraken zijn geweest. Het algemene beeld is, zoals geschetst in dit rapport, dat een hoge bedrijfsdichtheid de kans op tussenbedrijfstransmissie van besmettelijke dierziekten vergroot. Het is niet mogelijk om voor alle ziekteverwekkers Rh-waarden te berekenen, bijvoorbeeld omdat ze een ander verspreidings-mechanisme hebben of omdat gegevens ontbreken. Het is aannemelijk dat vergelijkbare virale ziekten, waar de Rh-waarden niet van bekend zijn, zich vergelijkbaar presenteren en beter spreiden tussen bedrijven in gebieden met veel bedrijven en dieren dan in gebieden met weinig bedrijven en dieren.

De kennis uit het bijgevoegde rapport en de daaruit voortvloeiende conclusies zijn gebruikt bij de ontwikkeling van de adviezen in de MSK dierziekten en zoönosen in het NPLG. Ook in het intensiveringsplan preventie vogelgriep pas ik deze kennis toe, bijvoorbeeld door specifieke maatregelen voor pluimveedichte gebieden te ontwikkelen. Daarnaast zal de kennis uit dit rapport ook toegepast worden in de verdere ontwikkeling van het dierziekten- en zoönosenbeleid.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven