29 683 Dierziektebeleid

Nr. 194 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2014

In het kader van het antibioticumbeleid in de veehouderij informeer ik u, mede namens de Minister van VWS, met deze brief over:

  • De stand van zaken van de overdracht van de Productschapstaken ten aanzien van antibiotica;

  • Handhaving illegale handel en gebruik antibiotica;

  • Internationale activiteiten;

  • Voortgang antibiotica onderzoek;

  • Rapportage Commissie van Toezicht SDa.

Overdracht taken van Productschappen (PBO’s) ten aanzien van antibioticagebruik

De PBO-aanpak voor verantwoord en zorgvuldig antibioticagebruik geldt nu voor de sectoren kalveren, runderen, pluimvee en varkens. Over de overname van de PBO-aanpak antibiotica – in verband met de opheffing van de PBO’s hebben wij nauw overleg gevoerd met betrokken sectoren, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) en de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa).

Het overleg heeft geresulteerd in een aanpak vanaf 2015 die bestaat uit een combinatie van overheidsregelgeving, aanpak veelgebruik door private kwaliteitssystemen en een forse handhavingsinspanning van NVWA en kwaliteitssystemen.

In regelgeving wordt vastgelegd:

  • een registratieverplichting van het antibioticagebruik voor de dierenarts en een registratieverplichting van de dieraantallen voor de veehouder in door de Minister van Economische Zaken (EZ) aangewezen databanken. Op basis van deze gegevens zullen de databanken elke veehouder periodiek informeren over zijn antibioticagebruik ten opzichte van andere veehouders in zijn sector (periodieke benchmarkrapportage antibioticagebruik). Ook dierenartsen ontvangen die informatie. De tarieven die de databanken hanteren voor de registratie en de terugmelding, behoeven de goedkeuring van EZ.

  • Een verplichting voor de veehouder voor het voorhanden hebben van een bedrijfsgezondheidsplan en een bedrijfsbehandelplan, op te stellen door de dierenarts in overleg met de veehouder en een verplichte jaarlijkse evaluatie van deze plannen.

Op voorstel van de sectoren en de SDa wordt de huidige aanpak veelgebruik van de private kwaliteitssystemen in samenwerking met de SDa voortgezet. De aanpak veelgebruik houdt in dat bij structureel veelgebruik een veehouder in een kwaliteitssysteem in samenwerking met zijn dierenarts een aanvullend bedrijfsgezondheidsplan moet maken om de diergezondheidssituatie op zijn of haar bedrijf te verbeteren. De aanpak veelgebruik van de private kwaliteitssystemen in samenwerking met de SDa werkt nu goed en is effectief: het aantal veelgebruikers is de afgelopen jaren in alle sectoren substantieel afgenomen. De aanpak behoeft daarom niet in EZ-regelgeving te worden opgenomen. Dat is ook gunstig uit oogpunt van regel- en lastendruk.

De voortzetting van de private aanpak veelgebruik wordt ondersteund door een stevige NVWA-handhavingsaanpak op veelgebruik. De NVWA zal in 2015 de nadruk leggen op controles bij niet-deelnemers aan kwaliteitssystemen (100% bij niet-deelnemers kalveren, vleeskuikens en varkens) en op controle bij veelgebruikers. Overigens is het percentage niet-deelnemers aan kwaliteitssystemen in de drie sectoren waar nu relatief de meeste antibiotica worden gebruikt beperkt (percentage niet-deelnemers: kalveren: 0,4%, varkens 0,3% en vleeskuikens 9%).

In samenwerking met de private kwaliteitssystemen en databanken werkt de NVWA aan een risicogebaseerde handhaving:

  • De private kwaliteitssystemen handhaven de jaarlijkse controleverplichting, inclusief de aanpak van veelgebruik.

  • In het kader van de acceptatie van kwaliteitssystemen beoordeelt de NVWA ook de controle inzet van de kwaliteitssystemen op antibiotica (zie Kamerstuk 26 991, nr. 423).

  • De NVWA zal in 2015 de nadruk leggen op veelgebruikers en niet-deelnemers in kwaliteitssystemen. Zo zal de NVWA in 2015 alle niet-deelnemers aan kwaliteitssystemen in de sectoren varkens, kalveren en vleeskuikens controleren.

  • Daarnaast zal de NVWA in 2015 steekproefsgewijze controles uitvoeren bij i) de niet-deelnemers in de sectoren legpluimvee en runderen (niet bij alle, omdat het risico vanwege het lage gebruik in deze sectoren lager wordt ingeschat) en ii) deelnemers aan kwaliteitssystemen.

  • De NVWA heeft volledige toegang tot de gegevens van de databanken ten dienste van het risico gebaseerd toezicht. Daarnaast blijft de NVWA ook in de toekomst van de databanken een lijst van structurele veelgebruikers ontvangen die zij voor haar risico gebaseerd toezicht zal gebruiken.

  • De NVWA zal in haar toezicht gebruik maken van het volledige handhavingsinstrumentarium (onder meer bestuurlijke boetes, strafrecht en retribuering van hercontroles).

  • Tenslotte hebben wij met de sectoren, KNMvD en SDa afgesproken om de combinatie van de private aanpak en NVWA-handhaving na een jaar te evalueren.

Handhaving illegale handel en gebruik antibiotica

In de brief van 2 september jl. aan uw Kamer hebben we een beeld geschetst van de handhaving op het gebied van diergeneesmiddelen inclusief (illegale) antibiotica (Kamerstuk 29 683, nr. 189). Daarbij hebben we aangegeven dat de NVWA in 2014 extra onderzoek uit heeft gevoerd naar de handel in en het gebruik van illegale antibiotica en groeibevorderaars. Dit resulteerde onder meer in de vondst van het verboden antibioticum furazolidon. Bij brief van 20 november jl. bent u over de afronding van de operationele fase van dit onderzoek geïnformeerd (Kamerstuk 28 286, nr. 771). De NVWA heeft recente signalen dat er mogelijk sprake is van meer illegaal gebruik van antibiotica. Dit baart ons grote zorgen. Illegale handel en gebruik van antibiotica is ontoelaatbaar. Opsporing en een zeer strikte aanpak van illegale praktijken zijn van groot belang. Door de NVWA wordt naar aanleiding van deze signalen het onderzoek fors geïntensiveerd. Wij verwachten van partijen in de keten dat zij verantwoordelijkheid nemen op dit punt, zelfreinigend vermogen laten zien, gezamenlijk opstaan tegen illegaliteit en concrete maatregelen treffen die illegale praktijken in de keten aanpakken en zoveel mogelijk uitbannen.

Internationaal

Antibioticaresistentie houdt zich niet aan grenzen. Het is bij uitstek een internationale problematiek die grensoverschrijdend moet worden aangepakt. Een stevig nationaal beleid om een uiterst terughoudend en zorgvuldig gebruik in de veehouderij te realiseren, is niet voldoende om het risico van resistentieontwikkeling te beheersen. Daarvoor zijn soortgelijke inspanningen in de andere lidstaten van de Europese Unie, en ook daarbuiten, gewenst. Wij hebben uw Kamer toegezegd om ons internationaal in te zetten voor concrete activiteiten die zorgvuldig gebruik van antibiotica in de veehouderij bevorderen. Hierbij informeren wij u over een aantal initiatieven en ontwikkelingen.

European Surveillance of Veterinary Antimicrobial Consumption (ESVAC)

Op 15 oktober heeft ESVAC haar vierde rapport1 openbaar gemaakt waarin de gestandaardiseerde cijfers over de nationale verkoop van antibiotica in 2012 in 26 lidstaten en landen behorend tot de Europese Vrijhandelsassociatie zijn opgenomen. Het rapport geeft de verkoopgegevens weer in hoeveelheid actieve stof per gewichtseenheid van het totaal aan geproduceerde en aanwezige voedselproducerende dieren (incl. paarden), dus niet per sector. De verkoopcijfers worden internationaal veel gebruikt als maatstaf voor het antibioticumgebruik.

De volgende tabel vermeldt de gestandaardiseerde verkoopgegevens voor 2012 in de verschillende landen, uitgedrukt als percentage ten opzichte van Nederland. In de laatste kolom staat voor een aantal landen de procentuele wijziging in gestandaardiseerde verkoop ten opzichte van 2010.

Land

%

2010

2012

(%)

 

Land

%

2010

2012

(%)

 

Land

%

2010

2012

(%)

Cyprus

529

Bulgarije

132

Slowakije

57

– 2

Italië

455

– 20

Tsjechië

107

– 15

Letland

55

+3

Hongarije

328

– 8

Nederland

100

– 49

Litouwen

52

– 18

Spanje

323

+0,2

VK

88

– 2

Slovenië

49

– 21

Duitsland

273

Ierland

77

+7

Finland

32

– 4

België

215

– 11

Estland

75

– 15

Zweden

17

– 11

Portugal

209

– 12

Oostenrijk

73

– 13

IJsland

8

– 19

Polen

176

Denemarken

59

– 7

Noorwegen

5

– 7

Frankrijk

137

– 22

Luxemburg

59

     

Nederland bevond zich in 2012 wat betreft de gestandaardiseerde verkoop van antibiotica in een middengroep en liet veruit de grootste afname zien ten opzichte van 2010. Omdat het antibioticumgebruik in de Nederlandse veehouderij ook in 2013 verminderd is, komen de actuele resultaten van het Nederlandse reductiebeleid in de tabel nog niet volledig tot uitdrukking.

Zoals ook in het rapport vermeld, kan de samenstelling van de populatie voedselproducerende dieren binnen een land het gebruik en daarmee de verkoop van antibiotica wezenlijk beïnvloeden. Intensieve productiesectoren gebruiken relatief veel antibiotica. Landen met relatief weinig intensieve veehouderij zullen in het algemeen een lagere gestandaardiseerde verkoop hebben.

Concept EU – verordeningen

Wij staan positief tegenover de voorstellen van de Europese Commissie (EC) voor een nieuwe verordening diergeneesmiddelen en een nieuwe verordening gemedicineerd diervoeder, waarmee onder andere het communautaire veterinaire antibioticabeleid wordt aangescherpt. Wij hebben u 31 oktober jl. via BNC fiches geïnformeerd over deze voorstellen (Kamerstuk 22 112, nr. 1928 en Kamerstuk 22 112, nr. 1927).

In de voorstellen worden maatregelen voorgesteld om het risico voor de volks- en diergezondheid als gevolg van het gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen te verminderen. Het voorstel voor de verordening voor diergeneesmiddelen stelt onder andere extra eisen aan markttoelating van antimicrobiële middelen zoals een grotere nadruk op resistentieontwikkeling binnen de baten-risicobeoordeling, en biedt de mogelijkheid om bepaalde antimicrobiële middelen te reserveren voor humaan gebruik. Daarnaast worden de voorwaarden voor het gebruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen aangescherpt. Antimicrobiële middelen mogen in de EU nog enkel op voorschrift van een dierenarts verkrijgbaar zijn.

In de voorgestelde verordening voor gemedicineerde diervoeders is een verbod opgenomen op preventief gebruik van diervoeders met medicinale werking die antimicrobiële diergeneesmiddelen bevatten, en wordt een norm gesteld aan residuen van diergeneesmiddelen, inclusief antimicrobiële werkzame stoffen, die door versleping in andere diervoeders terecht kunnen komen. Daarnaast mag een gemedicineerd diervoeder pas worden voorgeschreven op het moment dat een dierenarts de dieren onderzocht heeft en een diagnose heeft gesteld.

Nederland steunt de voorstellen die bijdragen aan een betere borging op EU-niveau van de risico’s voor de volks- en diergezondheid en het milieu die het gebruik van diergeneesmiddelen (inclusief antimicrobiële middelen) en het gebruik van diervoeders met een medicinale werking met zich mee brengen. Er moet echter ruimte blijven voor een nationaal aanvullende invulling op dit terrein.

Om het risico van antibioticaresistentie te verminderen heeft Nederland maatregelen getroffen die verder gaan dan de maatregelen die in de voorstellen zijn opgenomen, waaronder een verplichte centrale registratie van het antibioticumgebruik op veehouderijbedrijven en de verplichte gevoeligheidsbepaling bij het gebruik van 3e en 4e generatie cephalosporinen en fluoroquinolonen. Daarbij blijft de dierenarts als poortwachter verantwoordelijk voor de diergeneesmiddelen die hij of zij voorschrijft. De invulling van goede veterinaire praktijken met betrekking tot de diagnose en therapiekeuze blijft dan ook aan de (nationale) beroepsgroep. De verordeningen staan deze aanvullende nationale maatregelen niet in de weg.

Voor meer informatie over de inhoud van de voorstellen voor de nieuwe verordeningen verwijs ik u naar de BNC fiches.

Bilaterale samenwerking

Werkgroep antibiotica

Afgelopen september heeft een bijeenkomst plaats gevonden tussen Nederland, Denemarken en de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen die zich onder andere richtte op het verkennen van de mogelijkheden om verder samen te werken bij de uitvoering en handhaving van antibioticabeleid in de veehouderij. Afgesproken is dat een bilaterale werkgroep de mogelijkheden verder gaat uitwerken. Nederland zal deze werkgroep trekken. Wij zullen in ieder geval nadere samenwerking op het gebied van toezicht en handhaving (inclusief de aanpak van illegale handel en gebruik) op de agenda zetten. Bilaterale samenwerking tussen inspectie autoriteiten kan bijdragen aan een effectiever toezicht en handhaving.

In dat kader vindt er ook twee maal per jaar een kennisuitwisseling plaats met de handhavingsorganisaties uit diverse Europese lidstaten op het gebied van diergeneesmiddelen en verboden stoffen in de Working Group of Enforcement Officers (WGEO).

Bijdrage antibioticaresistentiebeleid Indonesië

Naar aanleiding van een verzoek van de Indonesische Minister van landbouw, de heer dr. Suswono zal Nederland een bijdrage leveren aan de opzet van antibioticaresistentiebeleid in de Indonesische veehouderij. Als eerste stap in de samenwerking zal begin 2015 een korte identificatiemissie worden georganiseerd. Op basis van de uitkomst van deze missie zullen wij samen met Indonesië bezien hoe de samenwerking op dit terrein kan worden vormgegeven.

Rapportage Commissie van Toezicht SDa

In onze vorige brief (Kamerstuk 29 683, nr. 189) hebben wij u geïnformeerd over de rapportage die de Commissie van Toezicht SDa (CvT) ons begin dit jaar stuurde. De CvT heeft ons op 24 november jl. een vervolg rapportage gestuurd. De CvT ziet toe op het onafhankelijk functioneren van de SDa. In de laatste rapportage concludeert de CvT dat de SDa een stabiele organisatie is, waarbij het onafhankelijk functioneren goed geborgd is. Afgelopen jaar heeft de SDa, mede op advies van de CvT procedures opgesteld en geïmplementeerd waarmee de transparantie van besluitvorming is versterkt en het onafhankelijk functioneren van het SDa-expertpanel is geborgd. Wij kunnen deze conclusie van de CvT onderschrijven. De CvT zal blijven toezien op het behoud van de bereikte resultaten.

Voortgang onderzoek antibiotica

Omdat over het verspreidingsgedrag van ESBL’s (en andere resistente bacteriën) nog veel onbekend is, heeft kennisontwikkeling om tot een effectieve aanpak van de problematiek te komen onze aandacht. Het gaat dan met name om het vergroten van de kennis met betrekking tot het vóórkomen (monitoring) en ontstaan van ESBL’s, de wijze van overdracht (van dier naar mens en visa versa) en de maatschappelijke effecten. In de kennisagenda ESBL in de voedselketen, die op dit moment in voorbereiding is, wordt aangegeven op welke onderdelen er nog kennislacunes bestaan. Deze kennisagenda zullen wij benutten om nadere onderzoeksprioriteiten vast te stellen. In het voorjaar van 2015 zullen we u nader informeren over deze kennisagenda.

In de brief van november 2013 (Kamerstuk 29 683, nr. 172) is vermeld welke ESBL-onderzoek er reeds is ingezet, zowel op het humane als het veterinaire vlak.

Dit jaar is een onderzoek naar antibioticaresistentie in de vleeskalverhouderij afgerond. Tijdens de uitvoering van dit onderzoek bleek dat kalveren residuen van antibiotica bij zich droegen terwijl ze geen kuur hadden gekregen. Dat is aanleiding geweest om een onderzoek te starten naar kruiscontaminatie. Kruiscontaminatie is het verschijnsel dat dieren onbedoeld worden blootgesteld aan (residuen van) antibiotica via bijvoorbeeld voer/drinkwaterinstallaties of stalmest waarin antibioticaresiduen kunnen voorkomen als gevolg van toediening van antibiotica in het verleden.

Het is tevens bekend dat (residuen van) antibiotica na toediening aan dieren in de mest/urine teruggevonden kunnen worden omdat een deel van de antibiotica niet door het dier worden gebruikt en via mest of urine worden uitgescheiden. Kruiscontaminatie kan dan ook ontstaan als niet behandelde dieren in aanraking komen met de mest/urine van wel behandelde dieren.

In dit onderzoek2, uitgevoerd door het RIKILT zijn mestmonsters van varkens en kalveren en stalveeg- en mestmonsters bij pluimvee onderzocht op de aanwezigheid van antibioticaresiduen. Dit onderzoek heeft bevestigd dat er lage concentraties van diverse soorten (toegelaten) antibiotica in veel van de monsters aanwezig waren. Met name bij vleeskalveren en vleesvarkens gaat het om een diversiteit aan antibiotica die in de mest zijn aangetroffen. Het rapport geeft aan dat de aanwezigheid van deze residuen in het kader van mogelijke kruiscontaminatie moeilijk te duiden is. Het kan namelijk het gevolg zijn van een eerder verstrekte kuur maar het kan ook gaan om bijvoorbeeld onbedoelde verspreiding van residuen via bijvoorbeeld drinkwater. Uit dit RIKILT-onderzoek vloeien 2 belangrijke vragen voor vervolgonderzoek voort. De eerste betreft de vraag of dergelijke residuen afkomstig zijn van een toegediende kuur of van kruiscontaminatie. De tweede betreft de vraag wat deze lage waarden in mest betekenen voor resistentievorming bij de dieren en in het milieu. We vinden het van belang dat hier nader onderzoek naar wordt gedaan. De eerste onderzoeksvraag zal daarom samen met de veehouderijsectoren worden opgepakt, de tweede onderzoeksvraag zal in samenwerking met andere betrokken departementen, waaronder het Ministerie van VWS, worden opgepakt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven