29 628 Politie

Nr. 1186 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 24 augustus 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 6 juli 2023 overleg gevoerd met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 juni 2023 inzake arbeidsmarktstrategie politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1173);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 14 juni 2023 inzake stand van zaken vernieuwing en vervanging C2000 zomer 2023 (Kamerstuk 25 124, nr. 113);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 20 juni 2023 inzake appreciatie motie van de leden Mutluer en Ceder over een speciaal opgeleide jeugdagent die een licht verstandelijke beperking herkent en voor een buitenstrafrechtelijke afdoening zou kunnen zorg dragen (Kamerstuk 28 741, nr. 100) (Kamerstuk 28 741, nr. 104);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 22 juni 2023 inzake reactie op de motie van de leden Helder en Van der Werf over het uitsplitsen van begrotingsartikel 31. Politie in meerdere begrotingsartikelen, conform het advies van de Raad van State (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 52) (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 140);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 26 juni 2023 inzake voortgang aanpak voor personen met verward en/of onbegrepen gedrag (Kamerstuk 25 424, nr. 670);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 27 juni 2023 inzake eerste halfjaarbericht politie 2023 (Kamerstuk 29 628, nr. 1174);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 juli 2023 inzake voortgang Toekomstagenda Korpscheftaken (Kamerstuk 29 628, nr. 1175).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Kat

De griffier van de commissie, Brood

Voorzitter: Ellian

Griffier: Van Tilburg

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bisschop, Eerdmans, Ellian, Helder, Kuik, Michon-Derkzen, Mutluer, Temmink en Van der Werf,

en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 13.00 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, een hele goede middag. Ik open deze vergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Op de agenda staat vandaag het commissiedebat over de politie. Ik heet van harte welkom de Minister van Justitie en Veiligheid en natuurlijk haar ondersteuning. Van harte welkom aan de mensen op de publieke tribune en degenen die anderszins dit debat volgen. En natuurlijk van harte welkom aan mijn collega's: mevrouw Helder namens de PVV, meneer Eerdmans namens JA21, mevrouw Michon namens de VVD, mevrouw Mutluer namens de PvdA, mevrouw Kuik namens het CDA en de heer Bisschop namens de SGP. En mevrouw Van der Werf van D66 en de heer Van Baarle namens DENK. Van harte welkom, collega's. Ga snel zitten.

We hebben vier minuten spreektijd. Ik ben niet iemand van het heel strak meteen beperken van de interrupties, maar het is een drukke dag en we hebben geen enkele uitloop vanwege het tweeminutendebat dat u zelf eerder al heeft aangevraagd en dat voor 16.10 uur geagendeerd is. Ik ga even kijken hoe het loopt. Het verzoek is om interrupties echt kort te houden, maar ik wil altijd ruimte geven voor enige discussie.

Voor haar eerste termijn, mevrouw Helder namens de PVV. O, er is een punt van orde van de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, voorzitter. Allereerst, ik vervang de heer Azarkan die in deze commissie zit, zoals u weet. En ik heb straks een tweeminutendebat. Ik wil mevrouw Helder niet de mogelijkheid ontnemen om als eerste spreken, maar als ik dan als tweede zou mogen, dan vind ik het goed. Ik hoef er niet doorheen te walsen.

De voorzitter:

Volgens mij is dat prima. Beginnen we dan bij mevrouw Helder en komt daarna de heer Van Baarle? Ja. Aan u het woord, mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met heel veel sterkte toewensen aan de nabestaanden van Mike Versteege, ook aanwezig vandaag. Het rapport van de commissie-Brouwer laat er geen misverstand over bestaan: er was sprake van een keten van ernstige fouten en grove nalatigheid, hetgeen wordt gekwalificeerd als minachting – minachting, voorzitter – van het slachtoffer. Ik heb er eerder al geen geheim van gemaakt dat ik vind dat de korpsleiding, met de korpschef voorop, de eer aan zichzelf had moeten houden na maar liefst drie zelfdodingen bij de Landelijke Eenheid vanwege falend leiderschap. Als de excuses van de korpschef echt iets waard zijn, geef de nabestaanden dan wat zij verlangen, zodat zij geen aangifte hoeven te doen en eindelijk aan hun rouwproces kunnen beginnen. Zij zijn hun zoon kwijt en dat is iets wat geen enkele ouder mee zou moeten maken. Een vraag aan de Minister: hoelang blijft zij haar vertrouwen in de korpsleiding nog uitspreken? Ze moet toch beseffen dat ze bijna de laatste hier nog is?

Die harde conclusie geldt ook ten aanzien van de transitie van de Landelijke Eenheid. De 6- die gegeven was om toch maar met die transitie te kunnen starten, blijkt nu een verkeerde keuze. Vaststaat dat er weinig tot geen draagvlak is op de werkvloer en dat de kwartiermakers in de weg worden gezeten door de eenheidschef. De commissie-Schneiders concludeert dat er aanzienlijke risico's bestaan voor de voortgang van de transitie en dat die risico's – ik citeer – «gemitigeerd moeten worden». Maar de aanbevelingen van de commissie-Schneiders waren toch heel duidelijk? Het is een enorme klus, dat ontken ik niet, maar de korpsleiding blijkt ruim één jaar na het rapport niet in staat deze klus te klaren. Ook hier sprak de Minister eerder haar vertrouwen uit. Dus mijn vraag is: geldt dat nog steeds?

Voorzitter. Een ander aanzienlijk risico dat niet gemitigeerd moet worden, maar per direct naar nul moet worden gebracht is C2000. Vorige keer zei ik al dat ik niet wil meemaken dat we een keer een krantenkop krijgen dat een agent is gesneuveld door dit falende systeem, dat ook door zonnepanelen wordt verstoord. De Minister is eigenaar van dit communicatiesysteem en dus aansprakelijk als er straks een agent of andere hulpverlener gewond raakt, of erger. Ik heb nu begrepen dat de Minister van EZK niet wil betalen voor de noodzakelijke omvormers. Geld en zonnepanelen, ofwel klimaatwaanzin, boven de veiligheid van onze agenten. Onacceptabel wat mijn fractie betreft. Daarom heb ik alvast een motie klaarliggen voor als er wederom een onbevredigend antwoord komt.

Dan een ander voortdurend probleem: de politiecapaciteit. De Minister schrijft dat de operationele sterkte in 2027 met zo'n 3.100 fte zal zijn uitgebreid ten opzichte van 2017. Naar verwachting zal er ieder jaar meer operationeel politiepersoneel zijn, volgens haar. Waar baseert zij die cijfers op? Want krapte op de arbeidsmarkt is een van de twee strategische risico's, zo staat in de brief over de arbeidsmarktstrategie. Kale cijfers zeggen niks als het aantal taken steeds meer toeneemt, en binnen die taak natuurlijk voorop het aantal incidenten met verwarde personen, dat ook sinds 2017 met maar liefst 65% naar meer 138.000 per jaar is gestegen.

Heb ik nog tijd voor een laatste punt?

De voorzitter:

Ja, als u één momentje hebt, want u heeft een interruptie van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dat was naar aanleiding van het vorige punt. Als het gaat om C2000, weet mijn collega Helder dat ik haar daarin steun. Zij heeft neem ik aan ook de brief gelezen van de Minister waarin opnieuw wordt ingegaan op dit koppijndossier: weer een storing in juni en de dekkingsgraad is nog steeds niet goed. Ik vond het heel erg pappen en nathouden – «ja, het is continu onder mijn aandacht en ik ga het gesprek voeren met EZK om het zo snel mogelijk op te lossen» – terwijl de problemen er natuurlijk al langer zijn. Mijn concrete vraag is wat mevrouw Helder ervan vindt en wat er zo snel als mogelijk moet gebeuren.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat het wel werkt, kortgezegd. Ik ben geen techneut op dit gebied en die eer ga ik me zeker ook niet toebedelen, maar we hebben het hier al bijna tien jaar over en het is nog steeds niet goed genoeg. Ik kan dat ook niet in tien jaar keren. Mevrouw Mutluer zegt het al: de hele tijd is het antwoord «ik ga er nog iets steviger op inzetten». Maar op nul kan je niet steviger inzetten. Dat blijft nul en dat moet honderd worden.

De voorzitter:

Gaat u verder. U heeft nog een kleine minuut.

Mevrouw Helder (PVV):

O, dat haal ik makkelijk. Ik zat me al te haasten. Dat is namelijk een bruggetje naar mijn laatste punt, wat ik net zei: de politiecapaciteit en dan specifiek de Teams Bewaken en Beveiligen. De Minister schrijft dat de politie er vooralsnog vanuit gaat dat dit nieuwe onderdeel, van ongeveer 300 fte, in de loop van 2025 operationeel zal zijn. De politie verwacht dat iets meer dan de helft van deze 300 fte zal bestaan uit medewerkers die afkomstig zijn van de bewakingseenheid van de basisteams van de regionale eenheden, maar ik heb in de wandelgangen gehoord dat bijna alle agenten juist terug willen naar hun basisteam en geen onderdeel willen worden deze nieuwe eenheid. Mijn verzoek is of de Minister hierop kan reageren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Oké, bedankt. Dan gaan we over naar de heer Van Baarle voor zijn termijn, namens DENK. Aan u het woord.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Vorige week kregen we, toevallig precies op de dag dat meer dan een miljoen moslims in Nederland het Offerfeest vierden, het bericht dat deze Minister het verbod op het dragen van religieuze uitingen wil vastleggen in de kledingvoorschriften van de politie. Lees: eigenlijk wil men een hoofddoekverbod bij de politie gaan invoeren. Deze Minister staat in veel debatten te vertellen dat ze wil werken aan diversiteit in de politieorganisatie en dat ze discriminatie en racisme wil aanpakken bij de politie, maar op dit punt laat ze zich misbruiken door de verbale knokploeg tegen moslims. Een motie van de islamhaters van de PVV, daar gaat de Minister in mee. Ze geeft ook aan persoonlijk principieel tegen een hoofddoek bij agenten te zijn. Haar persoonlijke mening legt ze dus op aan de politie.

Dan vraag ik me af: ziet deze Minister niet dat ze door deze kledingvoorschriften juist vrouwen beperkt in hun vrijheid? Is die vrijheid niet dat elke vrouw kan worden wat zij wil, ook met een hoofddoek, dat ze ook politieagent kan worden? Of geldt dit niet voor moslimvrouwen die een hoofddoek dragen? Mogen zij van deze Minister niet alles worden zij willen? Neutraliteit zit in het handelen van mensen, niet in het dragen van religieuze symbolen. Neutraliteit betekent in de praktijk ook niet staatatheïsme. De aanname van deze Minister dat mensen die zichtbaar religieus zijn hun functie niet onpartijdig kunnen uitoefenen, is stigmatiserend. Het zet dames met een hoofddoek weg als mensen die niet onpartijdig kunnen handelen. Dat is vals. Daarmee gooi je al die dames voor de bus.

Het College voor de Rechten van de Mens heeft eerder ook al opgeroepen: beoordeel neutraliteit op het handelen en niet op het dragen van een religieuze uiting. Er zijn zo veel voorbeelden uit de wereld die laten zien dat het gewoon kan. Ik heb hier foto's. Londen, UK, en Schotland: agenten met een hoofddoek. Canada, Toronto. Nieuw-Zeeland. De States. Zijn al deze agenten die te goeder trouw met een hoofddoek diender zijn en voor de veiligheid staan voor de mensen in hun land niet neutraal? Zijn al deze dames met een hoofddoek een risico voor wat hun organisatie uitstraalt? Hoe komt de Minister er eigenlijk bij dat het dragen van een religieuze uiting, een hoofddoek, een keppeltje, iets doet met je neutraliteit? Het is stigmatiserend en het deugt niet.

Voorzitter. In plaats van mensen met een hoofddoek, een keppeltje of een andere religieuze uiting te weren uit de politieorganisatie, zou de Minister racisten moeten weren uit de politieorganisatie. Na de documentaire De blauwe familie trommelde de politie hard. Er werd gezegd: er is binnen onze organisatie geen plek voor mensen die discrimineren; ze worden ontslagen. We zagen echter recent nog de wens van de korpschef in Rotterdam om een agent die veroordeeld is voor racisme – hij zei namelijk tegen iemand van kleur het k-woord en daarna het n-woord – promotie te geven. Pas nadat er ophef ontstond, draaide men het terug om iemand die veroordeeld is voor racisme promotie te geven. Wat voor signaal laat dit zien aan mensen die te kampen hebben met etnisch profileren, dat iemand die veroordeeld werd voor racisme gewoon een mooi baantje kreeg, promotie kreeg? Van de belofte om mensen die discrimineren geen plek te geven bij de politie, lijkt in de praktijk dus helemaal niets terecht te komen.

Voorzitter. De politie heeft een probleem met diversiteit, met het bestrijden van racisme binnen de eigen gelederen maar ook in de bejegening richting mensen in het land. Het minste wat de politie zou moeten doen, is uitstralen dat ze er voor iedereen zijn. Dus weg met dat rare verbod om dames met een hoofddoek, mensen met een keppeltje of welke uiting dan ook te weren in de politieorganisatie.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Gaat u meteen de vergadering verlaten?

De heer Van Baarle (DENK):

Dat is de vraag.

De voorzitter:

Dat wilde ik even inventariseren. Ik denk het niet. Dit is een goed moment om aan te geven dat ik als waarnemend voorzitter van de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven even naar de plenaire zaal moet zo meteen. Dan kan mevrouw Helder vast de honneurs waarnemen.

Dank voor uw bijdrage, meneer Van Baarle.

Er zijn nabestaanden in de zaal. Ik denk dat namens de hele commissie gezegd kan worden dat wij met u meeleven en dat wij u veel kracht en sterkte toewensen. Het lijkt mij wel zo netjes om dat meteen vanaf deze plek te doen.

Meneer Eerdmans, het woord is aan u voor uw termijn.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb een aantal onderwerpen. Het is eigenlijk wat we vroeger een «verzamel-AO» noemden, dus veel onderwerpen bij elkaar, veel urgente en ook minder urgente onderwerpen, en veel moties waarvan de uitvoering op de agenda staat. Dank voor alle brieven.

Ik begin bij de rellen in Frankrijk, want dat vonden wij actueel en urgent. We zien daar natuurlijk een heleboel dingen misgaan. Er is van alles aan de hand. Ziet de Minister dit probleem nu ook naar Nederland komen? Hebben wij eenzelfde voedingsbodem? Die vraag wil ik graag stellen. Het is klassiek straatgeweld: alles moet kapot. Er is geen enkel respect voor gezag bij jongeren met radicale opvattingen: wij mogen plunderen, maar we hoeven niet naar school of te werken. Dat is nogal zorgelijk. De politie is daar hun vijand. Hoe ziet de Minister dat in Nederland? Is dat heel anders of moeten wij daar op een gegeven moment ook aan geloven?

Voorzitter. Dan ga ik naar Italië. De Italiaanse aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit wordt geroemd, en terecht, denken wij. In de Kamerbrief valt te lezen hoe de Minister lering wil trekken uit Italië en de Italiaanse maffia-aanpak. Er zijn vier brede pijlers: voorkomen, verstoren, bestraffen en beschermen. De Minister is voornemens om de strafmaxima te verhogen. Dat doet ons deugd. Dat klinkt ons als muziek in de oren. De Minister is daarnaast ook in Antwerpen op bezoek geweest, met een aantal interessante onderwerpen, waaronder het netwerk dat moet worden gecreëerd tussen de havenofficieren die het narcovervoer in de gaten houden en nog wat zaken, zoals crimineel geld afpakken. Hoe staat het ermee? Wat kunnen wij van de Minister verwachten? Welke maatregelen komen voort uit het gesprek in België?

Voorzitter. Dan capaciteit. Dat is een probleem, maar dat is het al twintig jaar, kunnen we rustig zeggen. Er zijn te weinig mensen die blijven en te veel die uitstromen. Ik vond het een goede arbeidsmarktstrategie die erin zit. Daar hebben we het de vorige keer ook al eventjes over gehad. Het geeft een inkijkje in de korte en lange termijn voor de politieorganisatie wat betreft het behouden en werven van personeel. De Minister geeft aan dat ze de tijd daarvoor wil hebben. Dat gunnen wij haar, want het kost nou eenmaal tijd. We krijgen wel signalen van de Politieacademie dat de klassen maar half gevuld zouden zijn, terwijl men in deze berekening, in de staatjes van de brief, uitgaat van volledig gevulde klassen. Kan de Minister aangeven of zij bekend is met die signalen? Heeft zij cijfers ter beschikking die ze ons kan overhandigen? Anders overweeg ik een motie om dat toch inzichtelijk te krijgen.

Voorzitter. Dan een compliment aan de Minister voor de duidelijkheid die ze heeft gegeven over het politie-uniform. Wij staan helemaal haaks op de opvattingen van de heer Van Baarle van DENK. Het zal niet verrassen. Het is overigens ook conform een Kamermeerderheid die die uitspraak gedaan heeft, dus ik weet niet waar de heer Van Baarle dat allemaal vandaan haalt, maar ik dacht: laat ik hem maar niet interrumperen, want dan zijn we nog langer met hem bezig. Dat was een grapje! Wat JA21 betreft is dit een heel goede zaak: neutraliteit van het politie-uniform. Dat hoort. We moeten niet de schijn van vooringenomenheid en/of religieuze denkbeelden op het politiebureau laten plaatsvinden.

De Minister gaf aan dat de nieuwe kledingvoorschriften ook zullen gelden voor de boa's, maar we weten dat de boa's onder de gemeenten vallen. In hoeverre heeft een afzonderlijke gemeente de ruimte om boa's zich toch met een keppeltje of hoofddoekje te laten kleden, is mijn vraag. Heeft een gemeente – ik noem een Amsterdam, een Femke Halsema – dan toch de ruimte om een boa met een hoofddoek aan te stellen?

Voorzitter, ik weet niet hoeveel tijd ik nog heb. Ik wilde eigenlijk nog stilstaan bij de documentaire De blauwe familie. Dat doe ik niet, maar daar hebben we natuurlijk op 9 mei een debat over gehad. Ik had daar naderhand zelf best nog wat vragen over. Het stond namelijk weer op de agenda, samen met de brief over racisme, diversiteit en discriminatie. Laat ik er één ding uit vragen. Ik ga dat een andere keer doen, maar ik stel er één vraag over. Wij vinden het goed dat de politie werkt aan meer agenten met een migratieachtergrond. Dat is goed. Dan lees ik daar echter ook bij dat sollicitanten die tijdens de selectieprocedure bepaalde tests niet halen, extra gecoacht zullen worden. Daar krijg ik dan weer de kriebels van. Daar word ik argwanend van. Dan denk ik: jongens, het moet niet een wet van Meden en Perzen worden, van «we moeten Turkse en Marokkaanse mensen bij de politieorganisatie hebben, want anders zijn we niet divers genoeg». Er mag toch echt wel worden verwacht dat iedereen door dezelfde ballotage gaat?

Voorzitter, daar wil ik het graag bij laten.

De voorzitter:

Dank. Ik heet mevrouw Temmink namens de SP welkom. Dan gaan we door naar de eerste termijn van mevrouw Michon namens de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Er staat ontzettend veel op de agenda vandaag, dus ik begin direct. Ik begin altijd met de complimenten voor het werk van de politie. Het echte zware werk zit bij de Landelijke Eenheid. Daar worden de grote criminele kopstukken gepakt. Ik noem ook cybercriminaliteit en kinderporno. Juist daar, ook in die organisatie, is nu een enorme transitie bezig. De winkel moet openblijven tijdens de verbouwing. Dat is evident. Het moet nu goed gaan, want ze kunnen zich daar een zesje simpelweg niet veroorloven. De organisatie moet ten dienste staan van het vakmanschap en de mensen die er werken. Daarom is de communicatie richting de medewerkers van essentieel belang. Daarom moet er snelheid worden gemaakt met zorgvuldigheid.

Is de Minister tevreden over deze punten? Ik denk dat dat nu nog niet voldoende aan de hand is. In het vorige debat zei ik dat het overgrote deel van de mensen allang weet in welk van de twee eenheden ze vallen, dus compliceer het nu niet onnodig. Hoe gaat dit nu? We lezen in het halfjaarbericht dat het schouwproces inmiddels van start is gegaan. Dat moedig ik ook van harte aan. Maar daarmee wil ik wel weten of in het proces ook het vakmanschap centraal staat. Gaan we nu inderdaad de vakinhoudelijke kwaliteiten centraal stellen in plaats van generalistische managers? Die transitie is om meerdere redenen nodig, onder andere de span of controle van leidinggevenden.

Dat brengt mij op het onderzoek van de commissie-Brouwer. Er is nu eindelijk een onafhankelijk onderzoek, met een vernietigend oordeel, vind ik, over de rol van de werkgever bij deze vreselijke zelfmoord. Daar is al aan gerefereerd. De vakbond constateert dat de politieorganisatie onvoldoende ingericht is op de menselijke maat om dit soort fouten te voorkomen. Ook hier staat het vakmanschap bij leidinggevenden onvoldoende centraal. Ik wil graag van de Minister weten wat dit nu op de werkvloer doet, vooral omdat het zo lang duurt en zo'n moeizaam proces is voordat dit onafhankelijke onderzoek er is gekomen. Hoe kijkt de Minister hierop terug? Hoe kunnen we dit verbeteren? Hoe spreekt zij hierover met zowel de politieleiding als de huidige – nieuwe, moet ik zeggen – leiding van de Landelijke Eenheid? Begrijp me goed: ik ga niet over de rol en over ambtelijke posities, maar ik voel me vanuit deze plek wel enorm verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat er een robuust en professioneel politieapparaat staat, waarin er vertrouwen is in de organisatie en waarin het werk, de professionaliteit en het vakmanschap centraal staan. Juist deze organisatie, die continu met haar kop in de wind staat, moet uitermate professioneel zijn.

Voorzitter. Dan kom ik bij mijn tweede punt. Dat gaat over de capaciteit. Ik blijf herhalen – ik heb nog geen debat overgeslagen – dat de wijkagent terug moet in de wijk. Wat is nu de stand van zaken met die 750 wijkagenten van de motie-Hermans? Ik lees in de stukken dat die pas vanaf 2024 worden opgeleid en daarmee pas in 2026 operationeel zijn. De capaciteit van de Politieacademie wordt als argument gebruikt, maar tegelijkertijd zitten die klassen niet vol. Ik heb dezelfde geluiden gehoord als die de heer Eerdmans noemde. Hoe kan dit nou?

Voorzitter. Die cijfers leiden eigenlijk bij mij bijna tot waanzin, want je ziet de cijfers over formatie en bezetting, maar als ik alle telefoontjes en alle gesprekken en alle werkbezoeken hoor, dan klopt dat gewoon niet. Die papieren werkelijkheid is niet de werkelijkheid. Hoe zit het dan met inzetbaarheid, wil ik de Minister vragen. Zitten daar dan zulke verschillen in? Want hoe kan het nou zijn dat er zo ongelofelijk veel krapte is als je ook in die staatjes ziet dat het lijkt mee te vallen? Neem bijvoorbeeld Limburg. Ik had daar een motie over met collega Knops van het CDA, de voorganger van mevrouw Kuik. Neem specifiek Limburg, waar zoveel krapte is. Wat doen we nou om daar de boel te verlichten? Kunnen bijvoorbeeld nu ook Nederlanders die over de grens wonen, solliciteren bij deze eenheid? Ik vraag hoe het zit met de 120 fte die nu bij bewaken en beveiligen zijn ingezet. Leidt dat nou daadwerkelijk tot een toevoeging aan de basisteams?

Mijn laatste punt, voorzitter, en dan rond ik af. Dat zijn de executieven die ook administratief werk doen. Die hebben dus achttien diensten per jaar, waarbij ze een executieve status houden, maar administratief-technisch werk doen. De Minister zegt in haar brief: als ze meer executieve diensten doen, dan krijgen ze het bureauwerk niet af. Maar ik wil juist graag dat ze prioriteit geven aan die executieve diensten en dat ze het bureauwerk door anderen laten doen. Ik wil aan de Minister vragen of ze dat aantal diensten toch kan opkrikken en anders ook het aantal mensen dat van deze regeling gebruik kan maken, naar beneden kan halen, zodat we meer blauw op straat hebben.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan heeft u een interruptie van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

De wensen ... Nee, niet over de boa's, mevrouw Michon. De wensen over wijkagenten hebben we allemaal en die horen we ook constant: ze moeten komen en ja, we investeren. Maar zoals collega Michon-Derkzen ook aangaf, mogen we ze pas in 2026 fysiek in wijken verwachten, terwijl volgens mij in de eenheid Zeeland-West Brabant vier wijken nu al geen wijkagent meer hadden. De concrete vraag aan mijn collega is deze. We hebben niet de luxe om te wachten tot 2026/2027. We hebben nú die wijkagenten nodig, ook in het licht van bijvoorbeeld bestrijding van jeugdcriminaliteit. Is zij het met mij eens dat wij de Minister moeten vragen om strakker te prioriteren, zodat die wijkagenten daadwerkelijk hun werk kunnen doen in die wijken en zichtbaar zijn?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank aan mevrouw Mutluer voor die vraag, want wij zijn het totaal eens. De wijkagent vind ik eigenlijk de basis van de hele inrichting van onze politieorganisatie. Die moet in de wijk. Je ziet dat de wijkagent er vaak op papier nog wel is, maar gewoon niet in de wijk is omdat hij voor noodhulpdiensten of andere taken wordt ingezet. Daar komt ook mijn frustratie over die cijfers vandaan. Je kan zeggen «op papier klopt het wel», maar in de praktijk werkt het zo niet. Dus waar zijn al die wijkagenten dan? Die vullen natuurlijk weer de gaten die elders ontstaan. Zo stort het hele bouwwerk eigenlijk in elkaar en zitten wij ons op basis van de cijfers rijk te rekenen, terwijl de werkelijkheid er niet zo uitziet. Dat frustreert mij enorm, omdat ik vind dat we papier en werkelijkheid beter bij elkaar moeten brengen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Hoeveel interrupties heb ik?

De voorzitter:

U weinig. Nee, hoor. Het mag, als u geen hele inleiding erbij doet.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Kijk, ik ben op zoek naar iets concreets, want nogmaals: in het volgende politiedebat gaan we het weer over die wijkagenten hebben die niet in de wijken zichtbaar zijn. Ik heb eerder gepleit voor opnieuw kijken naar hoe wij onze basispolitiezorg, de operationele eenheden, hebben ingericht en welke prioriteiten worden gesteld. Ik wil dus gewoon aan mijn collega vragen of zij het met me eens is dat we de Minister iets meer de regie willen laten pakken aangaande prioriteit geven en nagaan hoe we die agenten weer in de wijken kunnen krijgen.

De voorzitter:

De regie pakken.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik ben het daar totaal mee eens. Een heel concreet voorbeeld waar ik naar vroeg, is die 120 fte die nu bij bewaken en beveiligen is vrijgespeeld. Ik denk dan: mooi, betekent dat dan dat we 120 wijkagenten hebben? Zo concreet noemde ik al een van de voorbeelden. Dat kan je volgens mij op meer terreinen zo concreet vragen – ik ben het totaal met mevrouw Mutluer eens – om te zorgen dat de wijkagent terug in de wijk is.

De voorzitter:

U bent het eens. Dan heeft u een interruptie van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Het zal u verbazen: ik ben het hier niet mee eens. Ik vind dat we de politiecapaciteit moeten uitbreiden en dat wij als Kamer daar budget voor moeten geven, voldoende budget. Prioriteren moeten wij niet doen. Daarom ben ik ook niet zozeer voor dat geoormerkte geld voor de zedenrechercheurs. Dat klinkt allemaal heel sympathiek en daar kan je in de politiek niet tegen zijn, maar dan maken we het de organisatie lastig. Wij besturen niet en de Minister prioriteert ook niet. Wij verschaffen de middelen; dat gaat met het Besluit verdeling sterkte en middelen, even uit mijn hoofd. En dan is het vervolgens aan de organisatie. Is collega Michon het met mij eens dat wij niet moeten besturen, maar voldoende geld beschikbaar moeten stellen? Dan zou 1 miljard mijn partij een lief ding waard zijn. Dat staat in ons verkiezingsprogramma.

De voorzitter:

Nou, mevrouw Michon, een miljard uit uw zak.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Laten we niet opbieden met onze verkiezingsprogramma's. Mevrouw Helder weet dat wij in dit coalitieakkoord nog met 200 miljoen extra zijn gekomen, en altijd kijken wat er nodig is en wat er kan om de politie financieel te ondersteunen. Dus daar vindt u mij aan uw zijde. De vervolgvraag is altijd ingewikkelder: waar komt dat geld dan vandaan? Maar het zal niet aan mij liggen om de politie te ondersteunen waar dat nodig is. Ik vind ook dat je hier niet moet micromanagen op de politie, maar bij die wijkagenten gaat het erom dat we er 1 op de 5.000 wilden. Dat hebben we ook bij wet vastgesteld ten aanzien van de nationale politie. Dat is juist om ervoor te zorgen dat zij de ogen en oren in de wijk en het aanspreekpunt zijn. Het wordt nu ook meer een digitale wijkagent. Die eerstelijns, zichtbare politiezorg is essentieel. Daar hebben we in het verleden, als er onrusten in het land waren, ook heel veel baat bij gehad. Je ziet dat die wijkagent door de enorme druk op het werk van de politie een terugtrekkende beweging maakt. Dat vind ik zorgelijk, niet zozeer omdat ik zeg «ik wil zo graag Piet of Marie in die wijk», maar omdat het de kern is van hoe wij het politiewerk in dit land hebben georganiseerd, waarvan ik vind dat we er heel erg trots op mogen zijn en er ook heel veel baat bij hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer, bent u zover voor uw bijdrage?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Zeker, voorzitter. Ik begin met wellicht het meest treurige onderwerp op de agenda voor vandaag, namelijk de zelfdoding van de heer Versteege. Ik vind dat de commissie-Brouwer haarfijn heeft vastgelegd wat er allemaal mis is gegaan en hoe dat tot de tragische dood van deze politiemedewerker heeft geleid. Ik vind het heel, heel, heel pijnlijk om dat lezen. Net zoals dat ook het geval was bij de andere twee zelfdodingen die al eerder onderzocht zijn, is ook in dit geval het oordeel best wel heftig, snoeihard. Er zijn veel menselijke fouten gemaakt, maar daarop wordt niemand echt individueel aangesproken. Sterker nog, de opstelling van de organisatie richting de heer Versteege wordt als minachting gekenmerkt. Ik vind dat ook onbestaanbaar.

Voorzitter. Ik vraag me echt ten zeerste af of de nabestaanden van de heer Versteege, die vandaag inderdaad ook aanwezig zijn, met de uitkomsten hiervan verder kunnen. Want ondanks het feit dat de Landelijke Eenheid drastisch op de schop gaat, blijft de vraag hoe de Minister kan zorgen dat dezelfde mensen die eerder niet in staat waren een collega in problemen te helpen maar hem eerder verder in de vernieling hielpen, in de toekomst die fouten niet meer gaan maken. Is er sprake van een cultuur van elkaar de hand boven het hoofd houden en zo ja, wat doet de Minister daaraan? Eerder achtte de commissie-Schneiders het onwaarschijnlijk dat alle bestaande leidinggevenden bij de Landelijke Eenheid bij de nieuw te vormen organisatie zouden passen. De korpschef moest hier aandacht aan schenken en er was sprake van een schouw van de bestaande leidinggevenden. Mijn vraag aan de Minister is: hoe staat het daarmee? En hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat er op dit vlak eindelijk iets verandert?

Ook ik ga iets zeggen over de politiecapaciteit. De onderbezetting gaat de komende jaren niet weg. Voor het eerst zijn de klassen op de Politieacademie niet gevuld en gaan ze ook niet snel gevuld raken. Mijn vraag is: betekent dit dat de politiecapaciteit, mede gezien de vergrijzing, binnenkort nog meer onder druk komt te staan? En hoe komt het dan dat er minder mensen bij de politie willen gaan werken? Heeft dat te maken met de aard van het werk, met de arbeidsvoorwaarden of is het omdat mensen met een niet-westerse achtergrond zich niet meer welkom voelen bij de politie? De Minister komt nu niet veel verder dan dat er sprake is van een krappe arbeidsmarkt. Juist daarom vind ik ook dat zij beter haar best moet doen om het politievak aantrekkelijk te maken. In de arbeidsmarktstrategie staan een aantal voorbeelden, zoals een premie van € 1.000 voor het aanbrengen van een nieuwe collega of het betalen van een rijbewijs voor kandidaten. Als dat helpt, prima. Mij lijkt het ook cruciaal dat de arbeidsvoorwaarden structureel worden verbeterd. Ik weet dat daar nu over wordt onderhandeld. Welke ruimte ziet de Minister nog om hier echt iets aan te doen, is mijn vraag, want volgens mij wordt nu niet eens gesproken over compensatie van het koopkrachtverlies.

We zien ook dat de diversiteitsdoelstellingen van de politie onder druk staan, terwijl de Minister tegelijkertijd spreekt over een noodzakelijke cultuurverandering bij de politie. Mijn vraag is: welke specifieke extra inspanningen gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat de politie wel aantrekkelijk wordt voor deze groep? Hoe past die wens bij de aanpassing van de Kledingregeling politie, waardoor religieuze neutraliteit expliciet wordt opgenomen? Ik wil weten wat de Minister vindt van de woorden van de plaatsvervangend korpschef, die – ik citeer – «de hand wil blijven reiken naar iedereen, ook naar hen die vanuit overtuiging hun geloof zichtbaar tot uiting willen laten komen». Gaat de Minister het gesprek aan of heeft ze dat gesprek gevoerd? Zo nee, waarom niet?

Vooral de capaciteit van de gebiedsgebonden politie staat onder druk. Dat heeft onder andere te maken met het weglekken naar andere politietaken, zoals bewaken en beveiligen en voor taken rond personen met verward of onbegrepen gedrag. In de voortgangsbrief over dat laatste onderwerp schrijven de Minister van JenV en de Minister voor Langdurige Zorg dat de aanpak van die doelgroep werkt. Mijn vraag is waar dat uit blijkt. Ik vond de brief zelf namelijk niet erg duidelijk en doortastend; ik vond deze eigenlijk onvoldoende. Hoe vertaalt dit vermeende succes zich vervolgens in een teruglopende betrokkenheid van de politie bij deze groep? Wordt er weer capaciteit vrijgespeeld voor taken waar de politie meer voor bedoeld is? Als dat niet het geval is, wat moet er dan wel gebeuren?

Van die capaciteitsproblemen gaan we namelijk steeds meer merken. We zien dat vier wijken in de eenheid Zeeland en West-Brabant het inmiddels zonder wijkagent moeten doen. Misschien nog wel zorgelijker: het animo voor het worden van wijkagent is sterk afgenomen. Gaan we prioriteren? Wanneer zien we de nieuwe sterkteberekening die valide is, waarna de capaciteit kan worden verdeeld?

Voorzitter, volgens mij ben ik bijna door mijn tijd heen.

De voorzitter:

U bent er allang doorheen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

O, meent u dat echt?

Ik denk bijvoorbeeld ook aan de gemeente Westerwolde, waar vanwege de blijvende problematiek rondom het aanmeldcentrum in Ter Apel structureel extra politiecapaciteit is. Ik wil dat de Minister reageert op het eerdere voorstel vanuit de PvdA om te kijken of we daar ook structureel politiecapaciteit neer kunnen zetten, zonder dat dit ten koste gaat van de capaciteit voor die regio. Ik hoor het graag.

Voorzitter, dank u wel dat u mij dit toestond. Dat was mijn bijdrage.

De voorzitter:

Vooruit maar weer. Ik ben te netjes als voorzitter. Maar als het leidt tot een goede gedachtewisseling, dan sta ik dat toe. Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Dagelijks zijn politiemensen bezig met de veiligheid van onze samenleving, met de bescherming van de rechtsstaat, met het aanpakken van criminelen en het opsporen van verdachten. Het is een plicht van ons als parlementariërs om te controleren of deze mensen goed hun werk kunnen doen, of ze hierop goed toegerust zijn en of ze intern een veilige werkomgeving hebben. Ik wil bij een aantal punten stilstaan, onder andere bij C2000, maar ook bij de arbeidsmarkt.

Ik wil beginnen met het rapport-Brouwer. Met het rapport hebben we ook het verhaal achter het verhaal geleerd. We hebben gezien dat er een cultuurprobleem is. Ik vind het heel bijzonder dat de nabestaanden zich er zo voor inzetten om gerechtigheid te krijgen. De commissie-Brouwer schrijft over een opeenstapeling van ernstige fouten en grove nalatigheid van de politieorganisatie in de omgang met de heer Versteege. Die kwalificeert de opstelling van de organisatie richting hem achteraf als minachting. Dat is heel stevig. Daar staat bij: geen van de betrokken individuen had de vooropgezette intentie om hem zo slecht te behandelen. Dan denk ik: nee, dat moet er nog eens een keertje bij komen.

Als het gaat over die ernstige fouten en grove nalatigheid, die achteraf herleidbaar is tot individuen, dan wordt ervan gesproken dat we die individuen hier niet verantwoordelijk voor houden, maar dat we moeten kijken naar de hele structuur. Dan denk ik: wat is dan de leercultuur? Hoe zien we dat dan terug? Hoe voelen de mensen op de werkvloer dat dan terug? Het is een onderzoek van toen, maar hoe staat het er nu voor? Wat zijn de vervolgstappen? In hoeverre worden die zorgen van de werkvloer betrokken bij de transitie van de Landelijke Eenheid? Hoe kan de Minister ervoor zorgen dat deze problemen niet keer op keer terugkeren? Ik ben benieuwd hoe de Minister daarin staat.

Een belangrijke aanbeveling was ook: zorg bij dit soort complexe en gevoelige situaties dat er een onafhankelijk onderzoek is. Ik vraag de Minister: hoe ziet zij dit voor zich? Hoe wil ze dit waarborgen?

Voorzitter. Dan kom ik op C2000. Ik sluit me aan bij het punt dat mevrouw Helder al maakte. We zien dat slecht geïnstalleerde zonnepanelen ervoor zorgen dat er een storing is. C2000 – het is zo'n lekkere term – is wel een hele belangrijke basis voor mensen om veilig hun werk te kunnen doen. Ik vraag me af: voorkomen we dan dat er nu nog nieuwe installaties ondeugdelijk worden geplaatst? Wat wordt er in de tussentijd gedaan? Mevrouw Helder had het over BZK, maar volgens mij gaat het om het Ministerie van EZK. Wie is er verantwoordelijk voor om daar stappen op te zetten? Daar kunnen we niet mee wachten. Daar moet gewoon op gehandeld worden. Kan de Minister erop ingaan hoe snel ze dat gaat doen?

Voorzitter, tot slot. In de arbeidsmarktstrategie van de politie is de Minister ook ingegaan op het punt dat we hebben gemaakt over de eenheid Limburg, die actief heeft verzocht om de nationaliteitseis te heroverwegen. De Minister is daar op 19 april op ingegaan. Ze zou verkennende gesprekken voeren. Daar is ze nog steeds mee bezig, zie ik. Maar de nood is natuurlijk hoog. Dat lees ik in ieder geval in de brief; misschien heeft de Minister al meer te melden dan wat daarin staat. De nood is namelijk hoog. Volgens mij moeten we ervoor zorgen dat samenwerkingen met België en Duitsland zo snel mogelijk in werking worden gezet, juist voor de regio's die te maken hebben met capaciteitsproblemen.

Ik zie dat ik aan mijn tijd zit, voorzitter.

De voorzitter:

Dat zag u. Als u nog heel kort iets wilde zeggen had dat gemogen, hoor. Maar u bent door uw punten heen, zie ik. Meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik sluit me aan bij de collega's die de vinger legden bij de grote capaciteitstekorten bij de politie. Dat speelt al jaren. Je kunt dat niet zomaar even in een handomdraai omzetten. Er komt bij dat wij zelf soms bijdragen aan de vergroting van het capaciteitstekort door bijvoorbeeld het aannemen van een wet. Dat was vorige week het geval met de Wet seksuele misdrijven. Daardoor zal handhaving ook de nodige druk op de capaciteit van de politie opvoeren. Ik wil daarmee maar zeggen dat je er alles aan moet doen, maar dat je aan sommige zaken weinig kunt veranderen.

De SGP heeft er wel vertrouwen in – ik hecht eraan om dat uit te spreken – dat de Minister zich ervoor inzet om de politie op volle sterkte te laten draaien, maar er is meer nodig. We zien in de praktijk dat de dossiers zich nog steeds blijven opstapelen en dat slachtoffers maanden of zelfs jaren moeten wachten op gerechtigheid in een zaak, als het al tot een uitspraak komt. Het percentage sepots in strafzaken stijgt alleen maar. Dat is niet alleen pijnlijk voor de slachtoffers, ook wordt de kostbare inzet van politieagenten op deze manier verspild; denk alleen al aan de recente klimaatprotesten. Het werkt demotiverend voor agenten en motiveert demonstranten om de volgende keer weer ongestraft de wet te overtreden. De voorzitter van de politiebond spreekt over grote frustratie bij politieagenten. Mijn eerste vraag is: wat doet de Minister om te voorkomen dat overtredingen ongestraft blijven en dat politieagenten mede daardoor hun motivatie verliezen om hun werk te doen?

Dat er grenzen zijn aan de capaciteit van de politie, wordt vooral gemerkt in de buitengebieden. Ik ben niet de eerste die dit punt aan de orde stelt en zal ook niet de laatste zijn. Ik doe dat overigens al jaren. De aanrijtijden zijn lang. Met een marginale bezetting krijgt lang niet elke melding adequate opvolging. Een concrete vraag: hoe komt de Minister tegemoet aan de noodkreet van de regioburgemeesters voor meer veiligheid in het buitengebied?

De Minister is in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie in gesprek over de invulling van de politietaak. Hoe geeft de Minister in deze gesprekken uitvoering aan de aangenomen motie-Van der Staaij cum suis over de verdere ontwikkeling van de lokale verankering van de wijkagenten? Misschien mag ik kortheidshalve ook gewoon aansluiten bij de opmerkingen en vragen van collega Michon-Derkzen.

De voorzitter:

En die collega, Michon-Derkzen, heeft meteen ook een vraag aan u.

De heer Bisschop (SGP):

Vindt u het goed dat ik er nog een annex-vraag bij stel? Dan heb ik dit onderdeel gehad.

De voorzitter:

Natuurlijk, doet u dat.

De heer Bisschop (SGP):

Mijn vraag daarbij is: hoe komt de Minister tegemoet aan de aanbevelingen uit de NPB-notitie «Terug naar de wijkteams!»?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik had over het vorige punt van de heer Bisschop een vraag. Hij zegt terecht dat de veiligheid in het buitengebied onder druk staat; we hebben daar ook eerder over gesproken. De politie heeft daar een rol in, maar zeker ook die boa's of groene boa's, waarmee we hier een rondetafelgesprek hebben gehad. We hoorden daarin hoe ingewikkeld het voor hen is om de goede geweldsmiddelen te hebben; voor sommige boa's is dat het wapen. Nu kwam mij ter ore dat er nog steeds veel meer wapens worden ingeleverd dan dat er vergunningen worden verlengd of toegekend. Hoe kijkt de heer Bisschop hiertegen aan? Is hij het met de VVD eens dat we dan juist voor het veilige buitengebied moeten zorgen dat de groene boa wat betreft uitrusting en natuurlijk ook opleiding – maar dat gaat hand in hand – op orde moet zijn? Graag met enige spoed.

De heer Bisschop (SGP):

Dank aan mevrouw Michon voor haar vraag, want dit is het punt waarmee ik mijn betoog had willen afsluiten. Dat kan ik nu mooi in een interruptie doen, dan kom ik niet in de klem door tijdgebrek. Wij zien inderdaad dat naast de politie ook boa's en groene boa's steeds vaker en agressiever worden bedreigd en belaagd. Zij kunnen niet adequaat optreden als gevolg van het ontbreken van geweldsmiddelen. Dat is een probleem vanwege het met name in het buitengebied moeten opereren; dat is een groot gebied zonder adequate assistentiemogelijkheden. Dat zou mij tot de volgende vraag aan de Minister gebracht hebben. Die stel ik nu maar: kan de Minister toezeggen dat voor het einde van het jaar ook groene boa's over de juiste middelen beschikken, zodat ze zichzelf en anderen kunnen beschermen in het geval van agressie? Is dit voldoende reactie op uw vraag, mevrouw Michon?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat ondersteun ik van harte, maar ik zou zelfs een stap verder willen gaan. Volgens mij kijken we namelijk uit naar een AMvB waarin dat noodzakelijkheidscriterium eruit gaat. Dat was elke keer die catch 22, om het maar even in het goed Nederlands te zeggen. Je moet de geweldsmiddelen hebben gebruikt om ze te mogen houden, terwijl je natuurlijk die geweldsmiddelen wil hebben om jezelf te beschermen. Dat criterium zou er ook vanaf gaan, waardoor het eenvoudiger zou worden om die geweldsmiddelen tot je beschikking te hebben. Ik had het idee dat die AMvB er voor de zomer zou zijn. Hoe ziet de heer Bisschop dat? Heeft hij wellicht andere informatie over het nog niet op orde zijn hiervan, waar de Kamer wel om heeft gevraagd?

De heer Bisschop (SGP):

Wat ik uit de gang van zaken concludeer, is dat er verschillende belangen spelen, waarbij de ene visie de andere visie bestrijdt en waardoor de betrokken personen het slachtoffer worden, omdat zij niet over adequate geweldsmiddelen kunnen beschikken. Ik ondersteun elk pleidooi dat erop aandringt dat dit snel geregeld moet worden; daar ben ik het van harte mee eens. Mijn vraag was met betrekking tot het geheel aangevlogen: ik wil dat er een totaaloverzicht komt. Ik wil gewoon dat het voor het eind van het jaar helder en duidelijk is dat het zus en zo geregeld gaat worden. Maar aan elke stap die daarvoor al gezet kan worden, via een AMvB of op welke manier dan ook, zullen wij van harte steun verlenen.

Voorzitter, vindt u het goed dat ik mijn betoog vervolg?

De voorzitter:

Ja. Ik dacht: u schudt een AMvB uit uw zak, maar die zat er niet in.

De heer Bisschop (SGP):

Als u dat op prijs stelt, wil ik dat in de tweede termijn wel even doen.

De voorzitter:

Nee hoor.

De heer Bisschop (SGP):

Maar dan moet ik wat meer minuten krijgen.

De voorzitter:

U heeft een minuut nog.

De heer Bisschop (SGP):

Ik wilde namelijk tot slot ingaan op agressie en geweld tegen hulpverleners. Agenten en hulpverleners doen een stap naar voren om de samenleving te beschermen, als het voor anderen te onveilig wordt. In het rapport van I&O Research naar de indicatoren van agressie en geweld jegens hulpverleners, lezen we zorgwekkende signalen dat dit verschijnsel alleen maar toeneemt. We moeten voorzichtig zijn met alleen maar op nieuwsberichten afgaan, maar die signalen worden in het nieuws ook regelmatig onderstreept. Het is een structureel, maatschappelijk probleem waar we wat de SGP-fractie betreft hard tegen moeten optreden. Ik giet dat in de volgende vraag. Deelt de Minister de overtuiging van de SGP dat dergelijk gedrag ontoelaatbaar is en niet bestraft dient te worden met enkel een taakstraf?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Werf, aan u het woord voor uw eerste termijn. Taakstraffen leiden altijd tot enige hilariteit of eigenlijk tot enige beroering, laat ik het maar zo zeggen. Aan u het woord.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. Er staat meer dan genoeg op de politieagenda vandaag, dus laat ik mij beperken. Het is de taak van de politie om ons veilig te houden, maar ook om de politiemensen zelf veilig te houden. In het afgelopen jaar werden er 13.000 meldingen van geweld tegen politiemensen gedaan. Ook binnen de eigen organisatie is er sprake van onveiligheid. Ik vind het jammer dat we het daar vandaag voor de zoveelste keer over moeten gaan hebben. Een onveilige situatie die al te lang voortduurt, is de situatie binnen de Landelijke Eenheid. Het gaat om onveiligheid in allerlei gradaties, waaronder onveiligheid die tot drie zelfdodingen leidde. Het gênante is dat de politietop ontkende een rol te hebben in wat er gebeurd was, tot het onafhankelijke onderzoek er kwam. Vervolgens kwam er een onafhankelijk onderzoek van de commissie-Brouwer, waarin werd gesteld dat de politie wat betreft die zelfdodingen wel degelijk de hand in eigen boezem had moeten steken. Wat bleek? Er was sprake van ernstige fouten en een grove nalatigheid van de organisatie, die Brouwer zelfs kwalificeert als «minachting».

Voorzitter. Ik werd er even stil van toen ik dat las. Ik wil vandaag mijn oprechte deelneming en dank voor de medewerking aan het onderzoek aan de nabestaanden uitspreken. Hoe reflecteert de korpsleiding hier nu op? Dat vraag ik de Minister. Wat vindt de korpsleiding er nu van dat haar organisatie zo onprofessioneel heeft gehandeld? Ik vraag de Minister het volgende. Ik bedoel dit als een open vraag omdat ik het me oprecht afvraag: kent u nou een groot bedrijf in Nederland met veel werknemers dat zo veel blunders maakt, en waar tegelijkertijd zo weinig verandert? Ik ben daar wel benieuwd naar.

We hebben vaker gezien dat er vreemde ogen nodig zijn om verandering af te dwingen. Wat D66 betreft moet het daarom mogelijk zijn om onafhankelijk van de politietop een onderzoek in te stellen naar leidinggevenden, als er een melding van een medewerker is. Wat gaat de Minister doen om dergelijke onderzoeken binnen de politie voortaan volledig onafhankelijk te laten verlopen? De voortgang bij de Landelijke Eenheid duurt nu lang, te lang. Ook op andere terreinen gebeurt er weinig wat betreft het goed zorgen voor je eigen mensen. Eerder werd mijn motie aangenomen om extern toezicht in te stellen op de aanpak van sociale veiligheid, intern en extern. Nu zegt de Minister in de stukken te bekijken of en hoe externe monitoring kan plaatsvinden. Ik vind dat te weinig commitment. De vreemde ogen die dwingen, zijn wel degelijk noodzakelijk voor die verandering; dat bewijst het rapport van de commissie-Brouwer wederom. Kan de Minister toezeggen om het externe toezicht nog dit jaar operationeel te hebben?

Voorzitter. Onze politiemensen veilig houden betekent ook dat ze voldoende uitgerust moeten zijn om hun taken goed te kunnen doen. Cybercriminelen maakten vorig jaar 2,2 miljoen slachtoffers. We verwachten van politiemensen dat zij hiertegen optreden, maar dat gaat niet als ze niet de benodigde kennis en kunde in huis hebben. Wat doet de Minister om de digitale vaardigheden in de basisteams op orde te krijgen en te houden? Is er voldoende aandacht in de opleiding voor die digitale vaardigheden? Ook is het lastig voor de politie om ICT-architecten en privacydeskundigen te werven. Dat is deels omdat het functiehuis van de politie hier niet op ingericht is, maar deels ook omdat er geen interne opleidingsmogelijkheden zijn voor deze functies. Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie om dit functiehuis te herzien? Is de Minister bereid om interne opleidingsmogelijkheden te organiseren?

Voorzitter, dat was mijn inbreng.

De voorzitter:

Helder, uitstekend. Ik kijk even rond. Mevrouw Temmink, tot slot. Het woord is aan u.

Mevrouw Temmink (SP):

Dank u wel, voorzitter. Dit is niet het eerste politiedebat dat ik moest voorbereiden, maar het is een eer dat ik nu zelf het woord mag voeren over een onderwerp dat me na aan het hart ligt; dat is onze politie. Want ga er maar aanstaan als agent: als anderen een stap naar achteren doen, ben jij degene die juist naar voren stapt. Je gaat op meldingen af, waarbij je soms geen idee hebt wat je aantreft en soms de meest vreselijke dingen ziet. Dat verdient het grootste respect. Je zal maar een goedwillende agent zijn in deze tijd. Laten we wel zijn: dat betreft het gros van de agenten. Dan moet je je werk doen met steeds minder collega's, maar krijg je wel steeds meer taken op je bord geschoven. Dan zie je collega's uitvallen door ziekte, en zie je dat diezelfde collega's soms jaren moeten strijden voor erkenning van PTSS. Dan zie je dat racisme en discriminatie toegedekt worden in Rotterdam. Tegelijkertijd krijgen diegenen die zich daar schuldig aan maken, gewoon weer een andere, volstrekt ongepaste functie toebedeeld. Dan zie je dat er drie collega's zelfmoord hebben gepleegd, maar het zo veel moeite kost om daar alleen al een onafhankelijk onderzoek naar te krijgen. Je ziet dat telefoons van deze collega's opeens op mysterieuze wijze verdwenen zijn. De verantwoordelijken mogen blijven, of worden weggepromoveerd. De rapporten van de commissie-Brouwer en commissie-Schneiders lieten een ontluisterend beeld zien. Politieagenten verliezen, terecht, het vertrouwen in de top en hoe die problemen afhandelt. Wat gaat de Minister doen om dat vertrouwen te versterken? Is zij er werkelijk van overtuigd dat dat met dezelfde mensen kan die verantwoordelijk zijn voor de slechte cultuur die er nu is? D66 stelde zojuist een onafhankelijke commissie voor, en ik wil me daar graag bij aansluiten.

De goedwillende agent krijgt steeds meer ellende op zijn bord, zoals de zorg voor verwarde personen en een haperend C2000-systeem. Ik kan me aansluiten bij de vragen die daarover zijn gesteld, over de omvormers. Want als dit een subsidiekwestie is, waarom lossen we dat dan in hemelsnaam niet op? De oplossingen voor de omgang met personen met onbegrepen gedrag zijn nu: we gaan luisteren, we gaan echt snel beginnen, we gaan perspectief bieden. Maar als de ggz niet op orde wordt gebracht, gaan deze problemen niet weg. Dit is toch een beetje te vaag?

In 2024 zou het tekort aan agenten opgelost zijn. De SP voorspelde al ver van tevoren dat dat niet gehaald zou worden. Dat had dus ook niets met de arbeidskrapte te maken, waar nu alles handig op afgeschoven lijkt te worden. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de vraag wat de kwaliteit is en hoe de samenstelling van het korps verandert als er zo veel nieuwe instroom is, met kortere opleidingen en te weinig begeleiding. De SP maakt zich ernstige zorgen over de toekomst van het politiekorps. Nu is de voorspelling opgeschoven naar 2026, maar, zo schrijft de Minister, bijsturing is nodig. Wat gaat de Minister doen voor al die mensen die eerst is beloofd dat in 2024 alles toppiejoppie in orde zou zijn? Welke zaken blijven dan nog liggen? Waar liggen de prioriteiten in de tussenliggende twee jaar? Wordt het alleen besproken op de capaciteitsmanagementtafels – want de hoeveelheid praattafels met jeuknamen in dit land is vrij verbazingwekkend – of ligt hier nog een politieke keuze aan ten grondslag? En als het gaat over die bijsturing, heeft de Minister weleens gedacht aan het bieden van een goed salaris om het vak van agenten aantrekkelijk te maken? En wordt daar dan ook op ingezet tijdens de onderhandelingen over het arbeidsvoorwaardenakkoord?

Voorzitter. Dan nog een laatste punt over het privatiseren van politietaken. De politie is de afgelopen jaren steeds verder uitgekleed, met alle gevolgen van dien. Nu wordt er een gesprek gevoerd, uiteraard aan een dialoogtafel, over de privatisering van politietaken. Dat debat zou wat de SP betreft hier moeten plaatsvinden. Het is een patroon: eerst een dienst uitkleden, vervolgens de oplossing bieden van het overnemen door de markt, en dan staan we voor een voldongen feit. We zien nu al dat bij het evenementenbeleid in sommige steden de politie alleen nog wordt ingezet om te kijken of er voldoende private beveiligers zijn ingehuurd. Maar een debat over of we dit wenselijk vinden, blijft nog altijd uit. Dit kabinet kon twee weken geleden niet garanderen dat de asielvoorzieningen straks niet beveiligd worden door private beveiligers, omdat de politie de taken niet meer aankan. Kan deze Minister dat wel garanderen? Of vindt zij dat een realistisch scenario? Want de overheid faalt niet uit zichzelf; zij faalt door slechte politieke keuzes.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Temmink. Er is nog een interruptie van mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Mevrouw Temmink, hartelijk welkom. Ik heb met veel belangstelling naar uw eerste betoog in dit politiedebat geluisterd en dat voorspelt nog allemaal mooie debatten. Daar kijk ik naar uit.

Ik wilde maar beginnen met aan u te vragen: waar baseert u het op dat de Minister, of dat wij, de Kamer, bezig zijn met de privatisering van de politie? Want dat is nogal een uitspraak, en ik herken die niet.

Mevrouw Temmink (SP):

Niet al te lang geleden kreeg deze commissie een uitnodiging om te komen praten op het ministerie – wat al een wonderlijke vorm was – over de toekomst van de politietaken. Daarbij werd ook gesproken over welke taken wel of niet geprivatiseerd kunnen worden. Dat stond letterlijk in de brief.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Het is toch goed dat we dat even naar voren brengen, ook voor iedereen die dit volgt. Ik begrijp waar mevrouw Temmink het over heeft. We hebben het hier oeverloos gehad over dat hele op het ministerie afspreken, maar de inhoud van het gesprek dat we met elkaar hebben is waar we de politie voor inzetten. Als er schaarste is – en dat is van alledag – wat vind je dan dat de politie sowieso moet doen? In de ideale wereld doen ze alles en is er genoeg politie, maar wat als dat nou niet zo is? Vinden we het dan normaal dat je als festival zelf bijvoorbeeld ook zorgt voor beveiliging? En hoeveel politiemannen en -vrouwen vind je normaal bij een voetbalwedstrijd? Die visie op de politie vind ik een heel interessant gegeven, waar we wellicht inhoudelijk anders over denken. Wat mij betreft bespreken we dat hier in de Kamer met elkaar. Dus ook maar om aan te geven: laten we dat met elkaar starten aan de hand van een voorstel van de Minister. Dan gaat het over: waar vinden wij dat we die schaarse capaciteit moeten inzetten? Is mevrouw Temmink het daarmee eens?

De voorzitter:

Bent u het daarmee eens, mevrouw Temmink? Ik vermoed van niet.

Mevrouw Temmink (SP):

Het is natuurlijk wel wonderlijk, als er eerst schaarste gecreëerd wordt, dat er dan een discussie wordt begonnen over hoe we die schaarste gaan verdelen. Volgens mij moet, zoals mevrouw Helder zojuist ook al zei, de vraag eraan ten grondslag liggen: accepteren we die schaarste? Nu vindt er een gesprek plaats waar we eigenlijk toe gedwongen zijn door de politieke omstandigheden zoals die zijn. Maar die politieke omstandigheden kun je veranderen. Die kun je veranderen door bijvoorbeeld voldoende geld vrij te maken voor de politie. Tot die tijd is het aan de Minister om keuzes te maken over wat we met die schaarse capaciteit doen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Tot slot, voorzitter. Dan kijken we uit naar hetgeen mevrouw Temmink bij de begroting gaat doen om meer geld voor de politie vrij te maken. Daar kijken we naar uit. Ik denk dat geen van haar of onze voorgangers in dit debat ooit heeft gezegd: nou, we hebben nu wel genoeg politiecapaciteit; gelukkig, we zijn er. Het is dus van alledag, van alle tijden, dat we met schaarse politiecapaciteit zitten waar we keuzes over moeten maken; vandaag de dag nog meer, want er komen alleen maar meer en grotere uitdagingen.

Mevrouw Temmink (SP):

Maar die uitdagingen komen niet vanzelf. Dat komt misschien doordat er ooit een besluit is genomen dat er een vacaturestop zou worden ingesteld. Als je die schaarste nog groter maakt ... Want dat gebeurt niet vanzelf. Het is geen natuurverschijnsel. Dat is gebeurd door politieke keuzes, onder andere door het kabinet van de PvdA en de VVD, dat heeft gezegd: we gaan een vacaturestop instellen. Om dan te zeggen: ja, we moeten toch allemaal maar een beetje roeien met de riemen die we hebben ... Uiteraard zijn dat nu de omstandigheden die er zijn, maar laten we dan die omstandigheden veranderen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dit is wel bijzonder. Ik denk dat mijn fractie tussen de SP en de VVD zit op dit punt, want ik ben het wel met collega Temmink eens dat de schaarste is gecreëerd door de politiek, maar we moeten natuurlijk wel dealen met het feit dat we die schaarste nu gewoon hebben. Mijn fractie is ook altijd zeer kritisch geweest. Wij willen ook niet dat er – nou ja, zo is het natuurlijk ook niet geschreven in die brief – nu dan maar wel gediscussieerd moet worden over de invulling van de begrippen, van de politietaak en de politiefunctie. Ik ben er ook sceptisch over, maar kunnen we niet, om de agenten te helpen – want daar herken ik de SP ook altijd in – de discussie aangaan over waar die taak en functie onder zouden moeten vallen? Waarbij ik meteen aangeef dat ik daar natuurlijk ook heel voorzichtig in wil zijn.

Mevrouw Temmink (SP):

We kunnen de agenten niet de straat op sturen zonder ze te helpen. Daar ben ik het volledig mee eens. We zijn dus gedwongen om dat gesprek met elkaar te voeren. Maar ik denk wel dat we altijd in het oog moeten houden dat we uiteindelijk naar een andere oplossing toe moeten dan de oplossing om het over te laten aan de markt, of om boa's meer in te zetten. Dat zal uiteindelijk een langere visie zijn, maar voor nu moeten we inderdaad andere keuzes maken.

Mevrouw Helder (PVV):

Mijn vraag zou eigenlijk zijn of die trajecten naast elkaar moeten bestaan op dit moment, juist vanwege de schaarste en het zoeken naar geld, natuurlijk primair voor echte politieagenten, om het dan maar zo te noemen. Maar moeten we dan toch deze discussie voeren om te kijken waar we uitkomen?

Mevrouw Temmink (SP):

Ja. Alleen denk ik wel dat daarbij een gevaar is dat het op het moment dat we eenmaal een stap hebben genomen, moeilijker is om die stap weer terug te draaien dan om die stap niet te zetten.

De voorzitter:

Oké. Dan hebben we de eerste termijn aan de zijde van de Kamer afgerond. Mevrouw de Minister, hoeveel tijd heeft u nodig? Twintig minuten. Die krijgt u.

De vergadering wordt van 13.58 uur tot 14.21 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen deze vergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. Wij zijn aanbeland bij de eerste termijn namens de regering. Ik geef graag het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag mijn beantwoording willen beginnen door mij te richten tot de nabestaanden van de heer Versteege, zoals hier vandaag ook aanwezig. Het rapport-Brouwer heeft een indringend beeld geschetst van de gang van zaken rond een administratieve verplaatsing van de heer Versteege naar een andere functie. Dat klinkt als een heel zakelijk iets, maar we hebben allemaal het rapport kunnen lezen. Het rapport heeft mij zeer aangegrepen, zeer aangegrepen. Ik heb in een persoonlijk gesprek met de stiefvader van de heer Versteege mijn oprechte deelneming betuigd aan de nabestaanden. Ik wil dat op deze plek nogmaals doen, ook namens de korpschef, die mij heeft laten weten dat het overlijden zeer, zeer, zeer betreurd wordt en die erkent dat er fouten zijn gemaakt. Er zijn ook veel vragen over gesteld. Ik wilde dus graag met deze woorden beginnen, maar ik ga direct door naar de vragen die zijn gesteld. Dan zullen we er ongetwijfeld ook langer bij stilstaan.

Na zulke inleidende woorden is dit misschien even een ambtelijke overgang, maar ik heb vier mapjes, zoals dat gaat. Als eerste zal ik ingaan op het rapport van Brouwer en op de Landelijke Eenheid; die heb ik samengevoegd. Het tweede is capaciteit. Het derde gaat over de mentaliteit van uniformen en de boa's; die heb ik op die manier gebundeld. Daarnaast heb ik nog een mapje met andere hele belangrijke zaken, waaronder bijvoorbeeld C2000. Er zijn nogal veel verschillende vragen, dus het moesten mapjes worden die een soort van logica hebben.

Ik begin met een scherpe vraag van mevrouw Helder die ze ook eerder heeft gesteld en waarvan ik begrijp dat ze die hier weer herhaalt. Zij vraagt: heeft de Minister nog vertrouwen in de korpschef? Haar vraag werd ook ingeleid door de omschrijving en de beschrijving van het rapport en natuurlijk het overlijden van de heer Versteege. Het is verschrikkelijk wat er gebeurd is in aanloop naar het overlijden van de heer Versteege. De korpschef schrijft in zijn reactie dat de onontkoombare conclusie is dat de politie fouten heeft gemaakt. Hij spreekt daarover ook zijn spijt uit.

Voorzitter. Daarmee constateer ik dat de korpschef niet wegkijkt. Hij is het met de commissie-Brouwer eens dat de organisatie verantwoordelijk is voor de fouten die zijn gemaakt. De korpschef blijft gecommitteerd aan het uitvoeren van de aanbevelingen die zijn gedaan door de commissie-Brouwer en de commissie-Schneiders. Ik heb er vertrouwen in dat de korpschef de benodigde verbeteringen zal realiseren.

Mevrouw Van der Werf ...

De voorzitter:

Momentje, momentje, Minister. U heeft een vraag van mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Eigenlijk is het geen vraag, maar een constatering. De Minister zegt: het is verschrikkelijk wat er gebeurd is. Nee, het was vermijdbaar. Dat was het. Ze zegt dat de korpschef niet wegkijkt. Nou, dat deed hij wel. Er zijn twee VIK-onderzoeken geweest en de Kamer heeft de commissie-Brouwer weten af te dwingen. Er zijn nieuwe feiten boven tafel geweest. Dat is niet wegkijken; dat is gewoon de fouten onder het tapijt schuiven. Ik begrijp oprecht niet waarom er hier dan weer, zelfs mede namens de korpschef, spijt wordt betuigd. Ik bedoel: als de Minister zich zo een-op-een met de korpschef identificeert, dan ga ik die motie misschien toch maar opwarmen. Ik denk dat ik mezelf daar volstrekt belachelijk mee maak, maar het gaat niet om mij; het gaat hier om de nabestaanden. Ik vind het echt volstrekt onacceptabel.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Vanuit mijn positie is het niet alleen heel erg belangrijk, maar is het de enige mogelijkheid om heel dicht, eigenlijk een-op-een, bij de conclusies van de commissie-Brouwer te blijven. Ik kijk dus naar de conclusies en de aanbevelingen van de commissie-Brouwer. Daarvoor hebben we ook samen de opdracht gegeven. De conclusies worden vervolgens onderschreven door de korpschef en de aanbevelingen worden overgenomen. Daar moet ik op varen. Dat is wat ik moet doen. Op het moment dat ik daar van een afstandje mijn eigen oordelen of mijn eigen mening of inzichten aan zou toevoegen, dan zou dat misgaan. Dan zou ik dit zware onderwerp ook tekortdoen, denk ik. Ik zorg dus dat ik aansluit bij de conclusies die de commissie-Brouwer heeft getrokken, en dat ik erop let dat de korpschef daar ook bij aansluit. De korpschef zegt dat alle aanbevelingen en alle conclusies worden onderstreept. Dat is volgens mij de manier waarop we vervolgens met elkaar moeten volgen of de verbeteringen worden doorgevoerd. Dan is het belangrijk dat de korpschef zich committeert aan al die conclusies. Dat is gebeurd.

Mevrouw Helder (PVV):

Kijk, de keuze om «verschrikkelijk» te vervangen door «vermijdbaar», is inderdaad een mening, maar wegkijken terwijl er twee VIK-onderzoeken zijn geweest en de commissie-Brouwer nieuwe feiten naar boven brengt, is een feit. Daar kun je niet aan voorbijgaan. Daar hoeft de Minister niet haar eigen mening over of haar eigen invulling aan te geven. Dat zijn feiten waar wij als Kamer het ook mee doen. Dan kun je niet zeggen: «Hij neemt de aanbevelingen over. Hij maakt excuses.» Wij hebben het over drie zelfdodingen; dat is ook een feit. Het is dan mijn conclusie dat die vermijdbaar waren. Maar je kunt op een gegeven moment niet meer zeggen: ik spreek nog steeds mijn vertrouwen uit. Dat kan echt niet, vind ik als volksvertegenwoordiger.

De voorzitter:

Dat is geen vraag, maar ... Oké.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik begrijp ’m, voorzitter. Mevrouw Helder combineert de feitelijke inbreng met haar mening en haar emotie, maar ik wil ook wel benadrukken dat ik die emotie heel goed begrijp, want dit is niet de eerste keer dat we over verschrikkelijke zaken praten en dat er hele harde conclusies zijn getrokken. Vervolgens is het mijn rol om ervoor te zorgen dat we al die aanbevelingen omarmen en daarmee aan de slag zijn. Ik wil er juist niet neutraal bij klinken, maar ik probeer wel om in die rol te blijven. Maar ik begrijp de emoties heel goed; laat ik het zo zeggen.

Ik was bij mevrouw Michon-Derkzen.

De voorzitter:

Nee, want mevrouw Mutluer heeft een interruptie. Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik wil hier ook even op doorgaan. Ik hoor de Minister nadrukkelijk zeggen: ik heb er vertrouwen in dat de aanbevelingen die zijn gedaan, worden opgevolgd. Mijn concrete vraag is: hoe gaan we dan merken dat het goed komt? Want laten we eerlijk zijn: als er geen onafhankelijk onderzoek had plaatsgevonden, dan hadden we niet geweten dat de zelfmoord van de heer Versteege herleidbaar was tot handelen van de leiding en de organisatie. Dat is niet mals. Dus hoe ga ik merken dat de aanbevelingen goed landen? Daar ben ik zelf nog niet gerust op.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik vraag niemand om ergens gerust op te zijn, maar ik was ook nog niet begonnen met mijn beantwoording over de inhoud en over de manier waarop we het met elkaar gaan volgen. Dat waren ook vragen die al gesteld zijn. Het gaat ook over de uitvoering van het transitieplan en over de commissie-Schneiders. Er liggen hele concrete elementen en aanbevelingen op tafel, maar er liggen ook concrete stappen voor de manier waarop we het met elkaar moeten kunnen volgen. Het is ook mijn verantwoordelijkheid om het te kunnen volgen, om het te monitoren en om er ook wat van te vinden. En het is de taak van de Kamer om te kunnen controleren. Al die elementen hebben we ook samen in die processen gegoten, juist om houvast te hebben. Mevrouw Michon-Derkzen vroeg in het verlengde daarvan welke maatregelen er worden getroffen om die organisatorische problemen op te lossen. In die zin wordt er niet alleen ingezoomd op die concrete zaken, maar wordt er ook breder gekeken.

De concrete problemen die in het rapport van de commissie-Brouwer geconstateerd worden, gaan over de span of control, zoals dat is omschreven, de span of care en de leiderschapsprofielen. Die worden dus in verschillende trajecten aangepakt. Ons departement van Justitie en Veiligheid, de politie en de vakbonden overleggen over de aanpassingen van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie. Het doel daarvan is om personeelsverantwoordelijkheid en de operationele sturing in één hand te beleggen en om de span of control te verkleinen. Dat is wat er heel concreet hiervoor wordt gedaan. Natuurlijk wordt er ook verder gewerkt aan passend leiderschap. Dat gebeurt onder andere door de leiding van de Landelijke Eenheid te schouwen op basis van een specifiek leiderschapsprofiel. Daar zijn ook vragen over gesteld; daar kom ik natuurlijk ook op terug.

Maar er zijn ook andere elementen die je daarbij kunt betrekken. Mevrouw Kuik vroeg daarnaar. Zij vroeg bijvoorbeeld: hoe gaan we in de toekomst om met onafhankelijk onderzoek bij dergelijke gevoelige problematiek? Die vraag werd ook gesteld door andere Kamerleden. De commissie-Brouwer doet ook aanbevelingen over de manier waarop er omgegaan moet worden met soortgelijke casuïstiek in de toekomst. Die zien ook op het altijd doen van onafhankelijk onderzoek bij soortgelijke casuïstiek. Bij de politie weten we dat het over heel veel verschillende vormen van zaken kan gaan, maar ik denk dat dit een hele belangrijke les is als het om soortgelijke casuïstiek gaat. Die aanbevelingen zien ook op het protocolleren van de wijze waarop er vervolgens met informatie wordt omgegaan. De korpschef heeft ook aangegeven alle aanbevelingen over te nemen. Dit najaar zal de korpschef ook rapporteren wat de stand van zaken is. Dan zal er ingegaan worden op onder andere het vormgeven van het onafhankelijke onderzoek bij soortgelijke casuïstiek.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik ben natuurlijk ook benieuwd hoe dat er dan uitziet. Worden daar nog bepaalde randvoorwaarden en beperkingen aan gesteld, of zijn onderzoekers vrij om aan de slag te gaan? Ik zit even te zoeken hoe ik dat dan moet zien.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat dat nou het deel is waar we dit najaar op terugkomen, ook aan de hand van het voorstel van de korpschef. Maar als het gaat om soortgelijke casuïstiek – die afbakening moeten we dan met elkaar maken, zodat we precies weten waar het over gaat – betekent onafhankelijk onderzoek wat mij betreft volledig onafhankelijk onderzoek, op zo'n manier dat het ook echt ergens toe dient. Wat mij betreft betekent dat geen beperkingen. Daarom moet ik van de politie weten wat daarvoor nodig is, wat voor informatie je dan wel of niet moet kunnen overdragen en hoe dat er dan uitziet. Ik zou straks dan ook graag van de korpschef van de politie willen weten hoe hij dat gaat vormgeven. Onafhankelijk onderzoek betekent dat beide zaken waargemaakt moeten worden. Het moet onafhankelijk zijn, maar er moet ook een degelijk onderzoek komen te liggen. Dat wordt dit najaar vrij snel vervolgd.

Mevrouw Kuik en mevrouw Mutluer vroegen ook hoe binnen de Landelijke Eenheid wordt geleerd van de individuele fouten die zijn gemaakt in deze casus, die de commissie-Brouwer ook heeft onderzocht. Het rapport laat echt op indringende wijze zien welke impact organisatorische problematiek heeft gehad op heel specifiek de heer Versteege. Dat is echt verschrikkelijk. Het is een harde realiteit dat in de jaren na zijn overlijden meer zicht is gekomen op de onderliggende problematiek bij de Landelijke Eenheid, onder andere door de rapporten van de commissie-Schneiders.

De transitie van de Landelijke Eenheid is erop gericht om deze onderliggende problematiek ook echt aan te pakken. Het gaat bijvoorbeeld over het beleggen van personeelszorg voor te veel medewerkers bij één leidinggevende, en leiderschap dat niet is toegesneden op het specialistische vakwerk dat bij de Landelijke Eenheid wordt gedaan. Daar worden nu stappen in gezet. Dat is een proces dat niet van vandaag op morgen gereed is, zoals u weet. Tegelijkertijd weet u ook dat er met veel prioriteit naar wordt gekeken, in ieder geval door mij, maar ook door de korpsleiding. Ik weet dat men daar bij de Landelijke Eenheid ontzettend strak op zit.

Met de meerjarige transitie van de Landelijke Eenheid willen we ervoor zorgen dat de menselijke maat geborgd is. We willen zo voorkomen dat een opeenstapeling van fouten, die de commissie-Brouwer ook heeft aangetoond, zich niet weer kan voordoen. Ik vind het zelf heel ingewikkeld om bij zo'n zware zaak met zulke harde conclusies vervolgens antwoorden te geven die gaan over processen en de inrichting van een organisatie. Tegelijkertijd zie je, als je inzoomt op wat er aan de hand is, dat daar wel de kern zit. Dat weten we overigens al een tijdje met elkaar. Daar hebben we ook die stappen voor ingezet. Hier worden extra conclusies aan toegevoegd.

In het verlengde daarvan vroeg mevrouw Michon-Derkzen of vakmanschap nou centraal wordt gesteld in het schaalproces bij de transitie van de Landelijke Eenheid. Zeker. Specialistisch vakwerk van de Landelijke Eenheid wordt absoluut nadrukkelijk meegenomen in de schaal. Dat is natuurlijk ontzettend belangrijk. Ik denk dat dat een van de enorme lessen is van de afgelopen jaren.

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg ook naar de communicatie met de medewerkers. Die is van essentieel belang in de transitie van de Landelijke Eenheid. We willen tempo maken, maar het moet ook zorgvuldig, dus iedereen moet erin meegenomen worden, terwijl we ondertussen gewoon vaart maken. Die transitie is van start gegaan. De korpschef zet stappen. Hij zet ook stappen om de communicatie te verbeteren. Een halfjaar of iets langer geleden hebben we er met elkaar ook echt bij stilgestaan dat dat veel beter moest. De monitoringscommissie-Schneiders heeft mij er ook op gewezen dat de communicatie richting de werkvloer echt verbeterd is, maar dat nog niet iedereen wordt bereikt. Dat volgen wij zelf ook, en dat ziet u ook.

Ik denk dus dat we een hele slag verder zijn dan waar we vorig jaar stonden, ook met betrekking tot communicatie met de medewerkers en vooral daar ophalen wat men nodig heeft, waar men naar kijkt en of het transparant is als het gebeurt. Dat is een flinke slag, maar we zijn er nog niet. Wat mij betreft kunnen we dus niet achteroverleunen; zeker niet. De afgelopen periode hebben medewerkers aangegeven dat de informatie ook steeds beter door hen gevonden wordt. Dat is voor mij een hele belangrijke toets. De korpschef en de commissie zijn het erover eens dat er nog verbeteringen doorgevoerd kunnen worden. Dat zal ook echt maatwerk zijn. Het is absoluut een taak van de korpschef, maar ook van de commissie om het goed te blijven monitoren en daarover aan ons te rapporteren.

De voorzitter:

Wie van u beiden was eerst? Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Het blijft gewoon heftig als je ook woorden als «professionele eenzaamheid» binnen zo'n belangrijke unit hoort. De Minister zegt dan: lang niet iedereen wordt bereikt in de communicatie. Wat moet er dan nu gebeuren? Kunnen we dat concreet krijgen? Wat hebben de mensen nodig? Is dat nou scherp in beeld? Het duurt al een tijdje. Hoe kunnen we dat ook snel doorvoeren?

De voorzitter:

Daar gaat de Minister op antwoorden. Ik vraag even aan collega Helder of ze mij voor vijf minuten kan vervangen. Het woord is aan de Minister.

Voorzitter: Helder

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het zijn een paar zaken. De kritiek van de commissie-Schneiders gaat over de communicatie betreffende de transitie. Hierbij wil ik, en ook de korpschef, dat iedereen in de organisatie bereikt wordt wat betreft wat we nou met die transitie aan het doen zijn. Neem die schouwen. Dat is de volgende vraag die ik voor me heb, van mevrouw Mutluer. Weet je van tevoren waar het voor dient, waar op wordt geschouwd en wat er daarna mee gaat gebeuren? Transparantie geeft heel veel rust bij zo'n heftig proces als een reorganisatie. Dus dat was het deel over communicatie. Toen we het hier een halfjaar geleden, of iets langer, over hadden, ging dat gewoon niet goed. Je ziet nu dat de commissie-Schneiders aangeeft – dat was ook onze afspraak met de Kamercommissie en met mij – dat er echt stappen gezet zijn, maar we zijn er nog niet. Dat zal ook steeds onze toets zijn: wat ziet de commissie-Schneiders? Dat is alertheid. Wat betreft het dagelijkse werk zit het ook heel erg in de dingen waar ik het zojuist over had: het kleiner maken van de teams en het dichter bij de mensen staan.

Dat is, neem ik aan, ook de vraag van Michon-Derkzen over het vakmanschap en de praktijkervaring die je wil borgen, omdat je daar ook mensen wil hebben, ook in de leiding, die precies weten wat jij meemaakt. Dat zijn allemaal lessen van al die rapporten van de afgelopen jaren opgeteld. Dat is ook weer communicatie, maar anders. Dat borgen we dan op die manier. Bij allebei geldt: het is pas goed als iedereen zegt dat het goed is. We zijn er dus nog niet, maar die stappen worden wel nadrukkelijk gezet.

De voorzitter:

Geen vervolgvraag meer? Ik wil het niet uitlokken. We zitten krap in de tijd. Door het changement zag ik het niet, maar volgens mij heeft collega Michon-Derkzen een vraag.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Op dit punt. Ik lees ook dat ze wachten op hulp van externen bij deze transitie. Ik wil niets afdoen aan de omvang van de transitie; dat is natuurlijk ook een specialisme. Ik zou zo graag willen dat die transitie ook van de mensen zelf is. We hebben nu twee kwartiermakers. Ik denk dan: kunnen er niet ambassadeurs of andere mensen uit de organisatie juist opstaan om de troepen mee te nemen? Laten we ons niet laten verleiden door zo'n traject dat, met alle goede bedoelingen, gestuurd wordt door externen, en dat niet meer van ons is. Dit is de kans voor die Landelijke Eenheid – het zijn namelijk toppers die daar werken; we komen er allemaal en we kennen ze – om vooruit te stappen en de ploeg mee te nemen naar het next level. Dat zou ik zo graag hopen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dit is natuurlijk de kern. Dit deel ik volledig. De kracht van die organisatie en de kracht van mensen die niet alleen bij willen dragen, maar ook ontzettend goed bij kunnen dragen aan deze transitie, moet alle ruimte krijgen. Dat moet juist omdat zij alle kennis en informatie hebben en dit met een frisse blik, maar dan van binnenuit, kunnen neerleggen. Daar zijn we het helemaal over eens.

We hebben een tijdje geleden met elkaar in een debat afgesproken dat we ook een externe organisatie zouden aantrekken. Dat ging dan over de ondersteuning van die transitie. Dat is dus zo gedaan. Dat is mede op verzoek van de Kamer geweest, als ik het mij niet verkeerd herinner. Dat gaat echt over de ondersteuning van zo'n grote reorganisatie. Ik bedoel dat je ervoor zorgt dat alles goed geregeld is. Dat externe bureau is gestart. Maar ik ben het volledig met mevrouw Michon-Derkzen eens dat het niet zo is dat je van buitenaf gaat vertellen hoe de wereld eruit moet zien, of vanuit de top gaat vertellen dat het nu wel goed gaat. Dit is nou echt iets dat van binnenuit gedragen moet worden; daarom is communicatie met de medewerkers zo cruciaal.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel. Dan was ik bij de vraag van mevrouw Mutluer over de stand van zaken rondom de leiderschapsschouw. We hebben ook in het halfjaarbericht daarover opgemerkt dat de schouw van de leidinggevenden inmiddels is gestart. Alle leidinggevenden zullen worden geschouwd. Dat gaat zoals afgesproken van boven naar beneden, waarbij is gestart met de eenheidsleiding. De meeste leidinggevenden zullen ook dit jaar worden geschouwd. De schouw loopt door totdat alle leidinggevenden daar langs zijn geweest; dat zal naar verwachting vervolgens in 2024 zijn. Dus dat loopt. Daarbij is, conform afspraak, transparantie aan de voorkant heel belangrijk. Waar dient het voor? Hoe gaat het eruitzien? Wat gaan we ermee doen? Dat is ook precies waar men mee bezig is.

Mevrouw Kuik zei: er zijn ook zorgen. Worden die er ook goed bij betrokken? Dan zijn we weer bij de goede communicatie, maar ook bij het ophalen van de zorgen en daarnaar luisteren. Goede communicatie is zeker niet alleen zenden. De transitie van de Landelijke Eenheid is gestart. Het is voor mij, vanuit mijn rol heel belangrijk – dat is het ook voor de Kamer, weet ik – om te weten hoe de transitie op de werkvloer beleefd wordt. Dat doe ik aan de hand van de terugkoppeling van de commissie-Schneiders en de rapportages. Maar ik bel ook volop ongecontroleerd rond, zoals dat in mijn geval heet, en vraag aan mensen hoe het gaat. Met al die elementen, aangevuld met de inzichten van de Kamer, maak ik mijn verhaal. De commissie-Schneiders – daar vallen we steeds op terug – monitort ook en heeft mede daarvoor panelgesprekken met medewerkers georganiseerd. Conform afspraak met de Kamer kan de commissie-Schneiders de signalen vervolgens adresseren bij de korpschef, bij mij of bij allebei; daar gaat de commissie zelf over. Als het nodig is, zal de korpschef ook echt maatregelen in moeten zetten. Die stappen hebben we in ieder geval.

Mevrouw Temmink vroeg: kan deze transitie dan ook met dezelfde mensen, namelijk de mensen die nu aan de top zitten? Zowel de commissie-Schneiders als de commissie-Brouwer hebben problemen in leiderschap gesignaleerd; daar hebben we het hier natuurlijk ook over gehad. De politie kijkt hier ook niet voor weg; dat kan ook niet. Deze hele transitie gaat daar namelijk over. Daarom is die ook ingezet. Dat is de kern van het hele onderwerp. Daarbij is de betrokkenheid van de medewerkers van heel groot belang. De schouw is daar een voorbeeld van. Maar conform afspraak zullen we natuurlijk ook blijven rapporteren en de monitoring blijven delen, zodat al die stappen en de betrokkenheid van de mensen op de werkvloer ook goed met de Kamer gedeeld worden voor de toetsing die daarbij nodig is.

Mevrouw Temmink (SP):

Als ik goed luister, dan hoor ik: «Er is sorry gezegd. Er zijn stappen gezet. We zijn er nog niet helemaal; er moeten nog meer stappen gezet worden. Er moet nog veel meer getransitioneerd worden. Er worden externen gevraagd. Er moeten ambassadeurs komen.» Wat zorgt er bij de Minister nou voor dat het vertrouwen in de top er is? Wat is dat hallelujamoment geweest waarop de Minister dacht: ik heb er alle vertrouwen in dat deze mensen, die deze enorme fouten hebben gemaakt en die dat tot voor kort nog hebben zitten te bedekken, dit toch op gaan lossen? Wat is nou het ene geweest waarvan zij denkt: daarom heb ik dat vertrouwen nog? Want eerlijk gezegd zie ik het niet.

De voorzitter:

Het hallelujamoment.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Daar doe ik niet aan. Daar ben ik te nuchter voor. Dit is veel te complex en veel te groot om het op die manier plat te slaan, dus daar doe ik echt niet aan. Wat wij in ieder geval de afgelopen anderhalf jaar dat ik hier ben, maar daarvoor ongetwijfeld ook met mijn voorganger, met elkaar hebben afgesproken, is het volgende. We hebben rapporten, onderzoeken, hele duidelijke conclusies en aanbevelingen. Het is voor ons allen heel belangrijk dat al die aanbevelingen over worden genomen, maar dat is niet voldoende. We willen ook strakke monitoring van een onafhankelijke commissie, die gevraagd en ongevraagd iedereen kan adviseren op het moment dat ’ie dat wil. Dat is de rode draad. Daarnaast zijn er heel veel momenten waarop ik gesprekken heb met de korpsleiding, met de chefs, met iedereen die verantwoordelijk is voor een bepaald onderdeel van deze transitie. Mevrouw Helder is daar ...

De voorzitter:

We wachten even op de bel.

Voorzitter: Ellian

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga gewoon door als het mag, want ik was halverwege een zin. Ik wilde net zeggen dat mevrouw Helder erg consistent is in zeggen: ik zie niet dat dat vertrouwen terecht is. Maar ik geef al een tijdje aan dat ik zie dat de mensen met hart en ziel bij de politie zitten, die fouten erkennen en daarmee aan de slag gaan. Die hoeft niemand op hun blauwe of bruine ogen te geloven. Daarvoor hebben we de monitoring en de afspraken met elkaar. Vervolgens moet ik wel aan de slag met iedereen die zegt: ik onderken dit. Dat is waar ik mee bezig ben. De problematiek is een stuk breder dan waar we vandaag mee begonnen. Dat is begrijpelijk, want er ligt gewoon een heel duidelijk rapport voor, na een vreselijk, vreselijk incident. Al die woorden doen waar het over gaat tekort; dat besef ik heel goed. De commissie-Schneiders heeft laten zien dat het veel breder is. Dat is waar ik me op moet richten, en dat is wat ik doe.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat erken ik ook, hoor. Verreweg de meerderheid heeft het blauwe hart op de goede plek zitten. Maar daarom is het zo jammer dat de mensen onder wie het is ontstaan of is blijven voortbestaan, de kar moeten trekken. Dan denk ik: het vertrouwen van de werkvloer wordt hiermee wel heel erg tot het uiterste uitgerekt. Om even voor mezelf te spreken: ik zit hier wel om die signalen te adresseren. Het is echt niet zo dat ik de top weg wil hebben; liever niet. Ik wil dat het goed gaat. Maar we kunnen niet ontkennen dat er vele rapporten nodig zijn geweest. Die liggen er en die zijn duidelijk. Maar dat dezelfde mensen dan binnen dezelfde cultuur orde op zaken moeten stellen, is geen recept voor succes. Dat is mijn steeds weerkerende vraag aan de Minister. Op basis waarvan denkt zij dat het met dezelfde mensen wél een succes gaat worden?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Laat ik het zo zeggen: de aanloop naar een flink aantal van die rapportages en rapporten is veel moeizamer geweest dan noodzakelijk. Dat heb ik de afgelopen anderhalf jaar volgens mij nooit ontkend. Dat had niet zo moeten gaan. Dat deel ik. Daar voer ik vervolgens ook intern het gesprek over. Uiteindelijk laten die rapporten ook zien dat de knelpunten niet alleen bij leiderschap zitten. Daarom krijgt u in dit verhaal, ook al gaat het over hele heftige zaken, van mij ook antwoorden die gaan over knelpunten in de organisatierichting, de opbouw en de uniformiteit van het politiebestel. Dat klinkt als abstracte dingen die je dan wegzet, maar het tegendeel is waar, want uit al die rapporten komt naar voren dat dat ook elementen zijn. Daarom gaan we daar met elkaar mee aan de slag.

Voorzitter, met uw permissie zou ik graag naar het volgende mapje willen gaan. Dat gaat over capaciteit.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van der Werf nog een vraag heeft.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Mijn vragen die, denk ik, in dit mapje horen, zijn nog niet beantwoord. Maar misschien heeft de Minister die meegenomen in een aantal andere vragen die zijn gesteld. Ik heb goed naar haar zitten luisteren. Ik heb zelf ook kritiek geuit op de korpsleiding en de manier waarop er met een aantal zaken is omgegaan. De Minister zegt: men heeft spijt betuigd en ik heb er vertrouwen in dat dit soort zaken niet weer gebeuren. Wat ik daar ingewikkeld aan vind, is dat ze daarbij verwijst naar een aantal processen die in gang zijn gezet. Die zijn inderdaad verbeterd. Het is ook belangrijk dat er onafhankelijk onderzoek komt. Maar uiteindelijk gaat het altijd om mensen. Mensen moeten daadwerkelijk een verandering in gang zetten of bereid zijn om iets anders te gaan doen. Dat vind ik het hele ingewikkelde aan deze organisatie, waarin zo veel mensen al dertig jaar op dezelfde plek zitten. Ze kennen elkaar nog van vroeger. Ze komen bij elkaar over de vloer. Uiteindelijk hebben ze allemaal geen hele grote schade ondervonden door wat er gebeurd is. En nu worden ze nog een keer in staat gesteld om hetzelfde te doen. Waarom zegt deze Minister dan: wat mij betreft mag dat nog een keer?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Deze samenvatting van mijn woorden herken ik niet. Ik heb bijvoorbeeld nergens gezegd: ik heb er zomaar vertrouwen in dat dit niet nog een keer gebeurt. Ik heb letterlijk meegeschreven, en dat soort dingen heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik zie dat er een zwaar rapport ligt, en dat de korpschef de aanbevelingen en conclusies onderstreept en overneemt en zegt dat hij daar vol mee aan de slag gaat. Ik zie dat we daarnaast een monitoringssysteem hebben opgetuigd waarmee we dat in de gaten kunnen houden. Vervolgens zeg ik dat ik zie dat daar mensen zitten die met hart en ziel hiervoor werken en dit goed willen doen. Ik heb nooit gezegd dat het daarmee klaar is en dat ik er zomaar vertrouwen in heb dat het niet meer gebeurt. We zijn alert en we zitten erbovenop.

Volgens mij heb ik meerdere malen aangegeven: pas als alles op z'n plek ligt en we terugkijkend of aan de hand van rapportages zien dat al die knelpunten getackeld zijn, kun je zeggen dat je bepaalde zaken geborgd hebt. En dan denk ik nog dat je niet naïef moet zijn en altijd alert moet zijn. Je moet niet doen alsof het totaal plat te slaan is tot het leiderschap van mensen die elkaar toevallig kennen. Ik ken de politieorganisatie inmiddels erg goed, denk ik. Ik denk ook dat ik begrijp waar mevrouw Van der Werf het over heeft. Ik denk wel dat ze chargeert en het neerlegt op een manier die geen recht doet aan al die mensen die zeer, zeer geraakt zijn door zulke rapporten en hun stinkende best doen om er het beste van te maken. Die zitten daar ook. Ik denk niet dat het fair is naar de mensen die daar zitten om het zo zwart-wit en gechargeerd te stellen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Natuurlijk denk ik ook dat verreweg de meeste mensen het blauwe hart op de juiste plek hebben zitten. Mevrouw Helder verwoordde dat mooi. Die nuance zie ik ook wel. Maar het gaat erom dat de mensen die hier daadwerkelijk invloed op hebben, natuurlijk al wel heel vaak dezelfde fouten hebben kunnen maken. Ze hebben ze niet alleen gemaakt; ze hebben ze ook kunnen maken. Dat is ook de reden dat ik in eerste termijn vroeg of de Minister een groot bedrijf kent in Nederland dat zo veel blunders maakte en waar tegelijkertijd zo weinig verandert. Ik ken het namelijk niet. Dat is dus het beeld dat mij zo verbaast. We hebben zo'n grote organisatie, waar meer dan 60.000 mensen werken en waar iedereen in deze ruimte volgens mij van houdt en trots op is. En elke keer staan we toch weer naar de puinhopen te kijken en denken we: goh, wat vervelend nou, er is wéér zo'n rapport uitgekomen; achteraf hadden we dus toch niet van tevoren kunnen zeggen dat het wel goed zat. Ik heb nog geen antwoord op mijn vraag over die vergelijking gehoord. Ik ben toch benieuwd of de Minister daarover na heeft gedacht.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik vind dat mevrouw Van der Werf met deze vraag niet alleen de politie, maar ook zichzelf en deze commissie echt tekortdoet. Ten eerste is de politie onvergelijkbaar met andere organisaties, onvergelijkbaar. Ik ken ook geen enkele andere organisatie – laat ik daar eens mee beginnen – waar niet alleen zo veel mensen met gevaar voor eigen leven een stap naar voren doen als wij wegrennen en schuilen voor gevaar, maar waar ook zo'n vergrootglas op ligt. Dat is ontzettend terecht, superterecht. Als er nog meer het vergrootglas op kan worden gelegd, dan doen wij dat. Er worden zaken onderzocht. Ik heb net richting mevrouw Helder aangegeven dat als de aanloop naar onderzoeken moeizaam is gegaan, wat echt af te keuren is, ik dat ook niet weglaat. Maar het is een organisatie die zo bezig is om alles binnenstebuiten te keren en te kijken wat er gebeurd is en wat er beter kan. Als dat niet van de top komt, dan komt het wel van de bonden, de mensen op de werkvloer of waar dan ook vandaan. Er zijn dus wel meer elementen waardoor je de politie niet met andere organisaties kunt vergelijken. Dat er dingen fundamenteel fout gaan, heeft niemand hier ontkend. Maar het is wel het andere uiterste om te zeggen dat het een blunderende organisatie is met allemaal prutsers. Ik snap de vraag, denk ik, maar ik vind dat die de complexiteit van wat hier voorligt tekortdoet.

Wat ik ook ingewikkeld vind, is het volgende. Ik weet dat het zo werkt en ik doe het zelf ook, maar ik wil niet dat alles wat ik aan de andere kant probeer te zeggen, bijvoorbeeld dat ik ook zie dat er hard wordt gewerkt door mensen die het beste met de zaken voor hebben en dat we bezig zijn met verbeteringen, het onderwerp waar we dit gesprek mee begonnen tekortdoet. Het gaat namelijk over een heel zwaar onderzoek naar het overlijden van de heer Versteege. Als die dingen door elkaar lopen, is het net alsof ik dat onderzoek aan het nuanceren ben. Ik zal dat nooit doen, nooit.

De voorzitter:

Nog één keer, mevrouw Van der Werf, want mevrouw Mutluer wil ook nog een vraag stellen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

De Minister deed nou net wat ze mij verweet, namelijk mijn woorden uit hun verband halen. Dat vind ik niet zo netjes. Ik heb hier een paar hele serieuze vragen gesteld en ook serieus op uw antwoorden gewacht. Eigenlijk geeft u op beide vragen geen antwoord. Daar ga ik in de tweede termijn dus nog een keer op terugkomen.

De voorzitter:

Oké. Als ik het zo zie, geloof ik dat u elkaar allemaal met voldoende respect bejegent. Mevrouw Mutluer, kort.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik maak ’m even positief. Volgens mij hebben we altijd onze waardering geuit richting de politie en de politiemensen, maar we weten ook dat waar mensen werken, fouten worden gemaakt. Als een organisatie drie zelfmoorden heeft gezien, denk ik dat het belangrijk is dat die organisatie leert van die fouten en dat we niet naïef moeten zijn en scherp moeten blijven op het lerend vermogen van die organisatie. Ik ben blij dat de Minister zegt dat ze heel erg pleit voor onafhankelijk onderzoek bij dit soort zaken, ook gelet op het feit dat er sprake is van ... Hoe zeg je dat? «Wantrouwen» vind ik een groot woord, maar er is sprake van een soort terughoudendheid. Mijn vraag is dan of de opdracht en de beoordeling van de uitkomst van zo'n onderzoek bijvoorbeeld ook niet onafhankelijk zouden moeten zijn. Hoe kijkt de Minister daarnaar?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

We hadden het zojuist over een onafhankelijk onderzoek bij een soortgelijke casuïstiek. Ik denk dat dat heel wijs zou zijn. De korpschef kijkt daarnaar. Dat zit ook in het rapport en dat komt dit najaar terug. Misschien is het een idee, zeg ik tegen mevrouw Mutluer, om te kijken hoe die opbouw eruitziet en hoe je daarmee omgaat. Ik denk dat de kracht van een onafhankelijk onderzoek bij dit soort zaken – en als ik het zo zeg is dat niet oneerbiedig bedoeld – al het verschil kan maken. Laten we dan samen dit najaar kijken hoe de afbakening is, wie het doet, wie het waar presenteert en hoe je daarmee omgaat. Dan kunnen we ook kijken naar de borging daarvan.

De voorzitter:

Ik proefde al dat er behoefte is aan een tweede termijn. Dit was absoluut een belangrijk onderwerp. U bent bij het tweede mapje en dat is capaciteit.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja. Ik begin met een hele feitelijke vraag van mevrouw Helder, dus dat kan misschien snel. Zij vroeg op welke cijfers de Minister baseert dat er in 2027 3.100 fte meer zijn dan in 2017. De werklast van de politie is toegenomen, dat zien we allemaal en dat onderken ik ook. Daarom is het kabinet ook de formatie van de politie aan het uitbreiden. Bij de cijfers over de uitbreiding met 3.100 fte gaat het om de formatie-uitbreiding die de achtereenvolgende kabinetten mogelijk maakten. Dat cijfer is gebaseerd op het geld dat het kabinet beschikbaar stelt, doorvertaald in het aantal fte's in de operationele formatie. Op de uitbreiding van de formatie volgt vervolgens bezetting; daarover hebben wij vaker gesproken, volgens mij.

Ik heb in mijn brief over de arbeidsmarktstrategie van de politie gemeld dat het in de huidige arbeidsmarkt inderdaad een hele grote opgave is om die bezetting te realiseren. Gemiddeld genomen is de instroom de afgelopen maanden nog steeds hoger dan de uitstroom. Dat betekent dat de operationele sterkte toeneemt, maar dat betekent nooit dat we daar dan gerust op zijn.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik dacht al dat het formatieplaatsen zouden zijn, en dat is natuurlijk niet hetzelfde als mensen. En dan een vervolgvraag hierop. De afgesproken sterkte zou in 2025 bereikt worden, en daarom gingen bij veel collega's en bij mij ook al de haren bijna omhoog. Dat is op zich knap, want ik heb ze altijd vastzitten. Maar nou heb ik begrepen dat het 2028 wordt, met als redenen: uitval en verminderde instroom. Ondanks dat het over de formatie gaat, mag ik toch hopen dat 2025 nog steeds de koers is. Zo ja, waar wordt dat op gebaseerd?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wat we de afgelopen tijd hebben gedaan, is u steeds op de hoogte houden van de ontwikkeling. Ik weet dat de Kamer zei: we moeten zien of dat lukt. Ik heb steeds gezegd dat ik ook moet zien of dat lukt, maar dat ik de cijfers rapporteer. Op het moment dat er een ander cijfer uitkomt, zal ik dat ook met u delen, en dat is nu ook met u gedeeld. Het gaat er onder andere om dat het bij de politie nogal lang heeft geduurd voordat we merkten dat er krapte is op de arbeidsmarkt. De politie blijft een hele populaire werkgever, en dat is ook terecht en mooi, denk ik, maar dat hebben we nu wel gezien. In de brief over de arbeidsmarktstrategie heeft u allerlei elementen gelezen waar de politie mee bezig is om te zorgen dat die instroom op hoog tempo door blijft gaan, dat er doorstroom gerealiseerd kan worden en dat de uitstroom beperkt wordt waar dat kan.

Ik denk dat wij er in het volgende halfjaarbericht weer op ingaan. Er wordt geknikt. Dat is vrij snel. Dan zullen we ook kijken waar we staan. Ik ben hier niet om jaartallen te roepen en achteraf te zeggen of ik die wel of niet heb gehaald. Ik wil gewoon elke keer zo realistisch mogelijk zijn. Als het lijkt alsof we het niet halen, gaan we met allerlei ideeën van de Kamer, van de politie en van de samenleving bekijken wat we kunnen doen.

Ik kom er bij de volgende halfjaarrapportage specifiek op terug hoe het eruitziet en of al die extra stappen het verschil hebben gemaakt dat we wilden, bijvoorbeeld om de klassen de komende tijd goed te vullen. De tweede helft van dit jaar lijkt dat goed te lukken, maar dan moet dat volgend jaar ook weer doorgaan. Dat zit allemaal in die antwoorden richting mevrouw Helder.

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag, mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Een korte vervolgvraag. Ik heb die arbeidsmarktstrategie zo gelezen van: o jee, we gaan het niet halen. Ik lees altijd tussen de regels door want je kunt maar beter op tijd zijn. Dan concludeer ik hier heel voorzichtig dat we nog een beetje op koers liggen richting 2025.

De voorzitter:

Liggen we op koers?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

In ieder geval is een jaartal altijd een prognose, nooit een belofte. Zo hebben we dat de afgelopen anderhalf jaar ook met elkaar besproken. Elke keer als die prognose anders wordt dan we zouden willen, gaan we daarin verwerken wat we kunnen doen. Ik begrijp heel goed wat mevrouw Helder zegt, maar het zou mooi zijn als ze de arbeidsmarktstrategie deze zomer nog een keer doorbladert op al die elementen die we doen om wel zo dicht mogelijk bij onze gezamenlijke wens te komen.

De voorzitter:

Niet tussen de regels door lezen. Dan meneer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Een vervolg op de vraag van mevrouw Helder. Het lijkt dezelfde vraag, maar ik weet niet of het antwoord nou goed was. 2025 lijkt intern onhaalbaar te zijn geworden; daar werd inderdaad het jaartal 2028 al genoemd. Dan hebben we het niet over «een klein beetje in de buurt blijven»; dan gaan we ver uit de bocht vliegen. Mijn vraag is dus: klopt het dat intern al het volgende wordt aangegeven? «Joh, 2025 strepen we door. Ga maar uit van 2028.» Want dat vind ik dan wel een groot probleem.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het klopt dat 2025 niet haalbaar lijkt. Dat is ook hoe het er staat. Ik hoop ook dat het er wat helderder in staat dan tussen de regels door. Dat komt door die krappe arbeidsmarkt. De krapte op de arbeidsmarkt zagen we op heel veel plekken al, maar dat begint nu bij de politie ook voelbaar te worden. We vissen namelijk helaas in dezelfde vijver met elkaar. We zijn allemaal stappen aan het zetten – overigens doen we dat gezamenlijk met andere partners in het veiligheidsdomein – op het gebied van elementen waar de heer Eerdmans het in het vorige debat ook over had, bijvoorbeeld rijbewijzen. Je werkt dan bijvoorbeeld mee met aspiranten en zegt: nou, dan betalen wij je rijbewijs. We weten niet wat het eindpunt gaat zijn. Dat is waarom ik niet een direct antwoord kan geven aan de heer Eerdmans of mevrouw Helder. Ik kan wel direct zeggen dat 2025 heel krap wordt. Dat komt door die krappe arbeidsmarkt. Daarom zetten we er een hele strategie op. Elke keer als we de prognose scherper hebben, zullen we die natuurlijk delen.

De voorzitter:

Oké. Krap door krapte. Maar gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg: wat is de stand van zaken met betrekking tot de 700 wijkagenten van de motie-Hermans? Na bespreking in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie, heb ik in september vorig jaar een besluit genomen over die verdeling van de 700 fte agenten over de eenheden. Dat moet altijd daar. De Kamer heeft daar eind vorig jaar een brief over gehad. Het maken van keuzes over de invulling van de extra agenten binnen die eenheden, ligt vervolgens natuurlijk bij het lokale gezag. Daar wordt nu aan gewerkt. Zij kijken daarbij dus naar datgene waar de situatie binnen hun eenheid om vraagt. Ze kunnen ook – dat is ook met uw Kamer gedeeld – naast wijkagenten kiezen voor een aantal agenten die in de basisteams aan bijvoorbeeld de opsporing van veelvoorkomende criminaliteit werken. Vanaf 2024 ontstaat er ruimte bij de Politieacademie voor die extra 700 aspiranten. Dat wisten we al toen dat geld vrijgemaakt werd. We hadden toen al veel aspiranten, dus we wisten dat dit voor 2024 was, en dat we die afspraken met de LOVP ook moesten maken. Je kunt ze nog steeds opleiden terwijl je die afspraken aan het maken bent, hoor. Maar omdat die mensen daar toch niet konden instromen, is het in die volgorde gegaan. Vanaf 2026 stromen inderdaad volledig opgeleide politiemensen in bij de eenheden. Dat is conform de communicatie hierover van mijn kant richting de Kamer in het afgelopen anderhalf jaar.

Dan de heer Bisschop ...

De voorzitter:

Momentje, Minister. Mevrouw Michon?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Wat ik niet zo goed begrijp, is dat er zo'n hekje lijkt te zitten om die 700. Als we inderdaad zorgen dat we met het geld uit die motie 700 extra mensen krijgen, dan ben ik het daarmee eens. Maar als de klassen nu niet vol zitten bij de Politieacademie, dan zou ik wel denken: zorg dat die klassen vol zitten. We moeten gewoon maximaal opleiden, zodat die wijkagenten zo snel mogelijk operationeel kunnen zijn. Dus ik hoop dat we met elkaar niet met een te erge papieren exercitie bezig zijn. We willen namelijk allemaal dat deze agenten er zo snel mogelijk zijn. Er is geld; dat is allemaal geregeld. Waarom dan zo lang wachten?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Die papieren exercities, daar doen we niet aan; daar ben ik het helemaal mee eens. Dat de eerste helft van dit jaar de academie niet gevuld was, had er niks mee te maken dat deze 700 mensen misschien wel klaarstonden, maar dat er een hekje omheen zat. Het ging over de instroom bij de academie. Dus dat heeft er echt niets mee te maken. Ik hoop ook echt dat mensen die thuis natuurlijk massaal dit debat volgen, zich ook aanmelden. We kunnen alle aspiranten gebruiken. Misschien moeten we de werving op een andere manier doen, dat wel. Dat heeft daar niks mee te maken; laat ik het zo zeggen.

Dan naar de heer Bisschop? Nee? Oké.

De voorzitter:

De heer Bisschop is de zaal uit.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Oh, zo. Dat is waar, maar ik ga toch antwoorden, want zijn medewerkers kijken ongetwijfeld mee. Hij had een vraag over de voorstellen van de Nederlandse Politiebond over een terugkeer naar wijkteams. Hij verwees ook naar een motie van de SGP. In het halfjaarbericht politie ben ik hier uitgebreid op in gegaan. De bond stelt ook voor om afscheid te nemen van de robuuste basisteams en door een aanpassing van de Politiewet een stap te maken naar de wijkteams. Ik heb hier ook naar gekeken met de regioburgemeesters en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Op dit moment zien we niet dat daarmee die grote verandering zou kunnen plaatsvinden, ook omdat in een aantal basisteams op eigen initiatief wordt gewerkt binnen een netwerk van wijkteams. Uiteindelijk blijven we wat mij betreft met elkaar op zoek naar de ruimte om dat gewoon praktisch vorm te geven. De Politiewet biedt die ruimte al. Dan is het aan het gezag en de politie om met elkaar voor hun eenheid of basisteam te bepalen of dit, gezien de lokale situatie, dan de beste oplossing is. Tegen de heer Bisschop zeg ik dus dat dat volgens mij een mooie beweging is, die ook lokaal kan plaatsvinden, indien nodig.

Ik kom ook nog even terug op de vraag van de heer Eerdmans over de klassen van de Politieacademie, die niet totaal gevuld zouden zijn. Het gaat allemaal een beetje door elkaar heen, excuus. Het klopt dat de klassen van de Politieacademie in het eerste deel van 2023 niet volledig gevuld waren. Dat is ook gemeld in de halfjaarrapportage. Dat hebben we daarin dus laten zien. De klassen zijn inmiddels voor meer dan 90% vol. Dat gaat dus de goede kant op, maar we gaan natuurlijk voor 100%. Het effect van het niet voor 100% gevuld zijn in de afgelopen maanden, zal neerkomen op ongeveer 100 fte minder in de instroomopgave van 2023. Dat is fors zat, en de reden waarom ik blij ben dat er een strategie ligt die hopelijk wel het verschil gaat maken. En anders gaan we het weer met elkaar monitoren.

Dan kom ik bij een hele specifieke vraag van mevrouw Mutluer over de wijkagenten voor het basisteam in Roosendaal. Ondanks hele grote inspanningen – dat weet ik – lukt het daar op dit moment niet om binnen het basisteam Roosendaal vier vacatures voor de functie van wijkagent in te vullen. Onze mensen hebben veel contact daarover. We zien ook dat de politiechef er alles aan doet om deze belangrijke vacature zo snel mogelijk alsnog ingevuld te krijgen. Dat het lastig is, heeft te maken met de krapte waar we het zojuist over hadden. Wij hebben geen signalen dat er in Roosendaal iets specifieks aan de hand zou zijn, anders dan dat sprake is van verschillende omstandigheden die bij elkaar komen. Het is niet iets specifieks waar we nog een actie op zouden moeten plegen. We zien daar een verhoogde uitstroom van ervaren collega's, zowel door de pensioengolf als door de krapte op de arbeidsmarkt, maar dit is een zorg waar we wel bovenop zitten en waar – dat is het belangrijkste – ook de politiechef bovenop zit.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer, kort.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Het voorbeeld van Roosendaal laat echt wel een structureel probleem zien. We hebben de discussie daarover al eerder gevoerd met de Minister. In mijn beleving moet er echt wel een prioriteit gesteld worden. Er moet goed gekeken worden naar hoe wij de basispolitiezorg hebben ingericht. Begrijp ik goed, ook uit de Kamerbrieven, dat de korpsleiding gaat kijken naar een prioritering? Hoe moet ik dat zien? En wanneer krijgen we daar dan bericht over? Want wat in er Roosendaal gebeurt, gebeurt natuurlijk ook in heel veel andere gemeenten, hoewel wij allemaal weten dat wijkagenten zo belangrijk zijn in die wijken. Ik weet dat de Minister dat ook onderschrijft. Ze hebben namelijk een preventieve functie én kunnen repressief optreden. Ik wil iets verder gaan, dus ik hoop dat de Minister antwoord kan geven op mijn vragen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Mutluer heeft gelijk. Dit is iets wat je breder in het land ziet en wat onder andere te maken heeft met de krapte. Het heeft te maken met de krapte op de arbeidsmarkt en ook met waar de commissie het zojuist over had, namelijk de sowieso bestaande krapte bij de politie. We hebben ook veel politiemensen uit de basisteams moeten wegtrekken voor bewaken en beveiligen. De enige manier om dit echt fundamenteel aan te pakken, is veel investeren en nieuwe mensen opleiden, zoals we doen. Daarvan weten we dat dat even duurt. Dat is begrijpelijk, maar ook helaas. Dit speelt inderdaad niet alleen in Roosendaal. De politie kijkt sowieso naar de snelle bezetting van wijkagenten. Het heeft in die zin, op die manier, dus prioriteit. Ook kan ik er sowieso dit najaar bij het volgende halfjaarbericht nader op ingaan wat het feitelijk betekent en wat voor ruimte de politie wel of niet heeft om nog invulling te geven aan dit belang en de prioritering. Maar daar kom ik dan graag op terug.

De voorzitter:

Nog verder hierop, mevrouw Mutluer?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dat lijkt me fijn. Ik denk dat er behalve naar extra personeel ook goed kan worden gekeken naar de keuzes die gemaakt worden en de inzet van de agenten. Ik wacht het dus af en ik kom daar misschien zelf met eigen voorstellen op terug.

De voorzitter:

Oké, dan kunt u verder, Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Over die eigen voorstellen van mevrouw Mutluer nog het volgende. De balans die we altijd moeten zoeken, is dat de prioritering binnen de bezetting altijd de verantwoordelijkheid is van het gezag en dat wij hier de kaders met elkaar schetsen. Dat zal ik echter ook wat nadrukkelijker in die brief laten terugkomen, dan kan mevrouw Mutluer kijken of ze daar verder ruimte in ziet.

Mevrouw Michon-Derkzen vroeg naar executieven die administratief werk doen. Kan dat op een andere manier beter georganiseerd worden? De regeling die het mogelijk maakt dat politiemensen die wisselen van een executieve naar een niet-executieve functie hun executieve status behouden, is geëvalueerd. Er is gewoon op de werkvloer bij die mensen opgehaald hoe dat gaat. De regeling heeft volgens de ondervraagden meerdere positieve effecten, zoals kunnen bijdragen aan de operatie, voeling houden met het executieve werk en de verbinding tussen executief en niet-executief, waardoor ook beter wederzijds begrip ontstaat. Op basis van deze resultaten zagen we dat het niet in de rede ligt om politiemensen die al gebruikmaken van de regeling nog meer diensten op te leggen. Dat is dus het resultaat van de enquête onder mensen die gebruikmaakten van die specifieke regeling.

Mevrouw Mutluer vroeg of er nog ruimte is om bovenop bijvoorbeeld de arbeidsmarktstrategie te kijken naar de arbeidsvoorwaarden om het nog aantrekkelijker te maken. Nogmaals, de politie is nog altijd een relatief populaire werkgever. Gelukkig maar, en dat is ook begrijpelijk. Daarom is de instroom ook nog steeds relatief hoog. Ik vind het nodig dat wij het hier over de knelpunten hebben, maar als ik de situatie vergelijk met die van collega's die binnen andere sectoren naar mensen zoeken, gaat het bij de politie nog erg goed. Wel hebben we natuurlijk een moeizame start van het jaar gezien bij het vullen van de klassen van de Politieacademie, zoals gezegd. We moeten dus absoluut niet relaxen, maar het beeld dat mensen niet graag bij de politie willen werken, klopt gelukkig niet, zeg ik tegen mevrouw Mutluer.

In de arbeidsmarktstrategie werken we samen met de vakbonden en de centrale ondernemingsraad ook diverse maatregelen uit. Omdat we zien dat de uitstroom oploopt, verschuiven we de focus in de arbeidsmarktstrategie nu naar het behoud van zittende medewerkers. Dit is ook echt een hele belangrijke vraag, die waarschijnlijk alle Kamerleden ook horen als ze op werkbezoek zijn bij de politie. Er zijn heel veel creatieve ideeën over hoe je mensen kunt behouden, en ik vind ook dat de politie daar vol op moet inzetten.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik heb één korte vraag. Volgens mij heb ik ook een vraag gesteld naar aanleiding van de onderhandelingen aangaande arbeidsvoorwaarden over de compensatie van koopkrachtverlies.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Die komt eraan. Ergens. Die ligt ergens in de stapel.

De voorzitter:

Ja, want ik zie nog een best dikke stapel en we zullen ons wel moeten beperken. Er is al een oud tweeminutendebat. Mijn voorstel zou zijn om nu niet nog een nieuw tweeminutendebat aan te vragen maar om gewoon alles wat de collega's hebben, daarin te doen. Mevrouw de Minister, u bent bij het blokje capaciteit en dat mapje is nog akelig vol. Ik stel dus voor dat we de Minister even vaart laten maken. Gaat uw gang.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Michon-Derkzen en mevrouw Mutluer vroegen naar het sturen op 1 wijkagent op 5.000 inwoners. Hoe gaan we nou prioriteren? Dat ligt in het verlengde van de vraag van zonet. De norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners is een landelijke norm die op eenheidsniveau moet worden toegepast. Dat is de verantwoordelijkheid van het lokale gezag en van de politiechef. Op dit moment worden wijkagenten, zoals gezegd, vanwege de krapte helaas vaak ingezet voor incidentafhandeling en voor bewaken en beveiligen. Ik ga als Minister niet over de specifieke keuze voor prioritering, maar wij gaan natuurlijk met elkaar wel over alle elementen die ik zojuist noemde en over de kaders. Daar hebben we het zonet uitvoerig over gehad.

Mevrouw Mutluer vroeg: wanneer kunnen we de nieuwe sterkteverdelingssystematiek verwachten? Volgens mij stelde zij deze precieze vraag, maar het is goed om nogmaals te benadrukken dat er geen nieuwe sterkteverdeling komt, maar een nieuwe systematiek daarvoor. Voor de ontwikkeling van de nieuwe systematiek zal ik via een Europese aanbestedingsprocedure opdracht geven aan een onafhankelijk bureau. Het moet door die aanbestedingsprocedure heen; helaas, zeg ik erbij, want dat kost tijd. We zijn hiermee bezig. Het proces zal vermoedelijk wel twee jaar duren, maar we zitten erbovenop.

Mevrouw Mutluer vroeg ook of er extra capaciteit kan komen voor Ter Apel zonder dat de regio wordt belast. We hebben hier ook bij stilgestaan tijdens het vragenuur van vorige week. Politiecapaciteit is overal in het land schaars, en in Ter Apel is het nog eens extra, extra zwaar. Uiteraard leven we met z'n allen ontzettend mee met de mensen in Ter Apel, die nu een onveilig gevoel hebben in hun eigen huis, hun eigen achtertuin en hun eigen dorp. We keuren de overlast ook ten zeerste af. Er zijn diverse maatregelen genomen om de politie te ondersteunen in Ter Apel. Ik ben op dit moment ook met politie, justitie, collega Eric van der Burg en de gemeente aan het kijken wat er nog meer nodig is.

Mevrouw Van der Werf vroeg hoe het staat met de motie om het functiegebouw aan te passen. De korpschef en ik zijn in overleg met de vakbonden. Dat gaat over de doorontwikkeling van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie. Naar verwachting eind 2023 komen de besluitvormende documenten. We zijn er dus druk mee bezig en ik verwacht er eind dit jaar meer over te kunnen zeggen.

Mevrouw Temmink gaf aan dat er zorgen zijn over kwaliteit van een grote groep nieuwe mensen met een verkorte opleiding. Wat gaat daarmee gebeuren? De vernieuwing van deze opleiding heeft ertoe geleid dat aspiranten hun opleiding in twee jaar voltooien en sneller als medewerker aangesteld kunnen worden zonder verlies van kwaliteit. Dat is mogelijk door een andere organisatie van het onderwijs, het gebruik van digitale leermiddelen en noem maar op. Tegelijkertijd willen we ook zeker weten dat de mensen die we opleiden straks ook bekwaam op straat staan. Het is dus ontzettend belangrijk om het te monitoren. Tijdens het gehele traject wordt dat ook gedaan. Door de Politieacademie en het korps wordt er gemonitord bij studenten, docenten en begeleiders. Zodra er ervaring is opgedaan met de werking van de vernieuwde basispolitieopleiding en de eerste aspiranten zijn ingestroomd als medewerker in het korps, wordt ook onderzocht wat de effecten zijn van de vernieuwde opleiding in de praktijk. Dat zal onder andere door de Inspectie Justitie en Veiligheid gedaan worden.

Mevrouw Van der Werf vroeg: wat doet de Minister om digitale vaardigheden in het basisteam op orde te houden? De politie en de Politieacademie zijn al aan de slag met de opgave om digitaal fitter te worden. De Politieacademie en de politie hebben de opgave om te zorgen voor digitaal fitte politiemensen, waaronder leidinggevenden. Uiteraard is dat nogal relevant, want zoals mevrouw Van Werf al aangaf, digitaliseert de samenleving en digitaliseert de criminaliteit. Dat is dus noodzakelijk. Alle medewerkers in de gebiedsgebonden politiezorg, opsporing en informatieorganisatie die online gegevens vergaren, zullen ook digitaal vaardig of vaardiger moeten worden of blijven binnen de eigen functie. Daarop wordt volop ingezet.

Voorzitter. Mevrouw Kuik en volgens mij ook mevrouw Michon-Derkzen ... Misschien haal ik het door elkaar, maar in ieder geval ging de vraag over het loslaten van de nationaliteitseis voor de eenheid Limburg. Ze stelden de vraag allebei, hè? Ja. De verkennende gesprekken zijn gaande. Overigens is de inhoud breder en gaan de gesprekken over meer dan alleen het loslaten van de nationaliteitseis bij de regiogemeente voor specifieke functies. Er wordt ook gewerkt aan verbetering van de grensoverschrijdende operationele samenwerking. Denk aan het Benelux-politieverdrag. Ik zal ervoor zorgen dat we in het volgende halfjaarbericht hierover rapporteren. Ik kreeg in ieder geval vrolijke berichten uit Limburg. Ze waren blij dat ze hier eindelijk mee aan de slag konden en dit konden vormgeven of konden kijken naar de kaders. Ik denk dat dit een belangrijke stap is. Dank voor de vraag.

Mevrouw Michon-Derkzen had een vraag over de 120 fte voor het team dat gericht is op cameratoezicht en objectbeveiliging. Volgens mij had zij het over bewaken en beveiligen, maar het is dus cameratoezicht en objectbeveiliging. Dat zijn 120 boa's. Het is een flexteam. Zij ontlasten wel de basisteams, maar het levert geen capaciteit op om bijvoorbeeld het tekort aan wijkagenten terug te dringen.

Nog één, voorzitter; ik doe mijn best. Mevrouw Helder zei dat zij signalen had dat men niet uit de basiseenheden naar de nieuwe eenheid voor bewaken en beveiligen wil. Zowel uit informatie van de korpsleiding als uit gesprekken met de betrokken medewerkers – zelf kom ik ze dagelijks tegen, laat ik het zo zeggen – komt naar voren dat een substantieel deel van de medewerkers van de huidige bewakingseenheid overweegt over te stappen. Ik hoor ook dat er medewerkers zijn die dat niet willen. Onze inschatting is nu dat het gaat om 40% à 50%, dus fiftyfifty. Ik vind het heel belangrijk dat mensen de ruimte hebben om zelf een keuze te maken. Als we dat weten, weten we waar we ons op moeten richten om de boel weer op 100% te krijgen.

De voorzitter:

Blokje 2 over capaciteit is klaar. Haal even lucht, Minister. Mevrouw Temmink, kort, als het kan.

Mevrouw Temmink (SP):

Ik ga mijn best doen. Wat ik nou elke keer lastig vind, is dat gegoochel met cijfers. Dan gaat het over de formatie versus de bezetting. Dat begrijp ik op zich wel, maar dan kloppen de cijfers toch weer niet of dan verandert het weer. Wat we terugkrijgen van agenten zelf, is dat mensen in basisteams die langdurig ziek zijn, wel worden meegeteld bij de inzetbare capaciteit. Eigenlijk hebben we volgens mij geen flauw idee hoeveel mensen er nou daadwerkelijk op straat zijn. Hoeveel mensen zijn er daadwerkelijk inzetbaar in een wijkteam of voor de noodhulp? Ze hebben dubbele functies, een tijdelijke tewerkstelling of worden ingezet voor grootschalige inzet. Is het niet een idee om gewoon eens onderzoek te doen naar hoeveel mensen in zo'n wijkteam daadwerkelijk inzetbaar zijn op straat, zodat daar in ieder geval duidelijkheid over is? Dan kunnen we namelijk ook kijken naar wat er nodig is om de politiecapaciteit daadwerkelijk op orde te krijgen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Die informatie is natuurlijk wel bekend, ook bij de regioburgemeesters die daarover gaan. Ik denk dat we daar prima bij de volgende halfjaarrapportage nader op in kunnen gaan, of dat in ieder geval bij de regioburgemeesters kunnen ophalen.

De voorzitter:

Mevrouw Temmink, heel kort. Ik zag u kijken.

Mevrouw Temmink (SP):

Dan lijkt het me heel fijn als dat ook een praktisch onderzoek wordt, dus niet dat we in theorie zoveel fte hebben, maar echt: hoeveel mensen zijn er nu beschikbaar? Want daar zit volgens mij echt een groot verschil in.

De voorzitter:

Praktisch, Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga helemaal geen onderzoek doen. Ik ga gewoon die cijfers ophalen. Dan is het zoals verschillende inbrengen net al aangaven: dan gaat het over bezetting en over de formatie. Die moet je natuurlijk wel uit elkaar trekken, maar volgens mij is mevrouw Temmink daar ook naar op zoek, dus dat je precies weet hoe en wat. We weten ook dat er functies onderbezet zijn. We hebben heel veel gegevens en heel veel data. We zullen zorgen dat we die nogmaals delen en ook ophalen bij de regioburgemeesters, die die op meer detailniveau hebben. Ik hoop dus dat dat komt in de volgende halfjaarrapportage, die er niet meteen in september is, denk ik, maar ietsje later; waarschijnlijk lukt dat dus wel.

De voorzitter:

Oké. Dan is de Minister aanbeland bij blokje drie, neutraliteit uniform.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

En boa's.

De voorzitter:

En boa's.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja. Dank u wel. Ik had daar verschillende vragen over. Ik ga direct over naar de neutraliteit en de aanpassing van de regelgeving van vorige week. Het College voor de Rechten van de Mens en de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme plaatsen de discussie over neutraliteit wat mij betreft zeer ten onrechte in de hoek van discriminatie. Dat heeft er geen bal mee te maken. Het gaat er niet om dat mensen die zichtbaar religieus zijn of religieuze uitingen dragen, hun functie niet neutraal en onpartijdig kunnen uitoefenen – dat heeft ook niemand gezegd – of dat mensen daaraan twijfelen vanwege die zichtbare uiting. Het gaat erom dat onze rechtsstatelijke instituties seculier en neutraal zijn. Functies waarbij de overheid zich in de samenleving manifesteert met behulp van de sterke arm, en die gebruikmaken van dwangmiddelen, oefenen een bijzondere overheidstaak uit. De bejegening door de overheid vereist hierbij neutraliteit in gedrag, in houding en in uniform. Het gaat dus niet over de neutraliteit van individuele personen, maar om de neutraliteit van het overheidsoptreden.

Dan had ik hierover van mevrouw Mutluer de vraag over een open mind, het gesprek voeren en hoe het nou gaat. Het gesprek en de open mind vinden plaats binnen de door mij gestelde kaders. Ik kan u niet vertellen van hoeveel politiemensen ik berichten heb gehad, ook vorige week weer, dat ze hier natuurlijk het gesprek over willen, maar dat ze hier vooral in hun werk rust over willen, gewoon duidelijkheid, klaar; zij zijn bezig met een andere taak.

Over het borgen van de neutraliteit van het politie-uniform heb ik vaker gesproken met de korpsleiding, met iedereen overigens. De korpsleiding begrijpt het besluit dat ik heb genomen, wat overigens een reactie was op een aangenomen motie van de Tweede Kamer. Die aanpassing van de regelgeving heeft uiteraard plaatsgevonden in afstemming met de politie. Het is immers een letterlijke overname van de code die ook door de korpschef wordt gehanteerd. In die zin heeft de Kamer met het aannemen van die motie dus niet iets nieuws gevraagd. Die heeft gevraagd: borg die code nou, zodat hier rust op kan komen en dit onderwerp geparkeerd kan worden. Dat zou overigens ook mijn grote wens zijn, want we zijn de hele middag al aan het spreken over allerlei belangrijke elementen waar de politie zich beter op kan richten, en wij ook.

Voorzitter. Op dit punt misschien ook nog het volgende. De heer Eerdmans vroeg nog naar de kledingvoorschriften voor boa's. Eind 2021 heeft een meerderheid van de Kamer die twee moties dus aangenomen, ook eentje inzake het boa-uniform. Voor de boa's heb ik vorig jaar al uitvoering gegeven aan die motie middels de richtlijn lifestyle-neutraliteit boa's. Daarin is opgenomen dat de buitengewoon opsporingsambtenaar in ieder geval afstand neemt van zichtbare uitingen die afbreuk doen aan de gezagsuitstraling, neutraliteit en veiligheid van de buitengewoon opsporingsambtenaar. De heer Eerdmans zei al: maar de Minister gaat niet over al die boa's. Dat is zo, dus ik heb een dringend beroep gedaan op de boa-werkgevers om deze richtlijn te volgen. Tot nu houden boa-werkgevers zich hier goed aan, maar dat is niet iets wat ik kan afdwingen.

De voorzitter:

We wachten eerst nog even, meneer Eerdmans. O, u moet weg.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik zal me beperken, want ik moet zo vertrekken. Dit betekent dus dat u er niets tegen gaat doen als de burgemeester van Amsterdam zegt: «nou, leuk Minister, maar ik leg het naast me neer; onze boa's krijgen een hoofddoekje»?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nog los van of ik degene ben, zal ze dat dan moeten overleggen met de bonden; daar zit dan een heel traject omheen. Maar als de vraag is of je het een-op-een kan afdwingen, nog los van of de verhoudingen zo zijn; dat kan ik niet op die manier. Nee, dat is niet hoe dat gaat.

De heer Van Baarle (DENK):

De Minister deed deze discussie net af als onbelangrijk. Ik vraag mij af of de Minister dat wel in stand kan houden als zij de interviews heeft gelezen van al die dames met een hoofddoek die aangaven: ik had een droom om diender te worden met mijn hoofddoek, om agent te zijn, om voor de veiligheid te staan voor alle mensen in het land. Deze Minister geeft in de richting van al die dames aan: dat sta ik niet toe; dat kan niet. Ik vind het eigenlijk bijna van een vorm van vrouwonvriendelijkheid getuigen om tegen al die dames te zeggen dat ze hun dromen niet mogen nastreven, dat ze niet die diender mogen zijn, alleen maar omdat ze er op basis van hun religie bewust voor kiezen om een hoofddoek te dragen. Beseft de Minister niet dat dat voor die mensen heel wezenlijk is en dat mensen de kans wordt ontnomen om gewoon diender te zijn?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dit was al staand beleid, dus de heer Van Baarle moet dit nu niet op deze manier weer helemaal opnieuw ter discussie willen stellen, denk ik. Dat zou ik hem in ieder geval niet aanraden. Ik ga daar ook niet uitvoerig meer op in. Wat ik wél heb gezegd en waar ik ook volledig achter sta, is dat mensen met een zichtbare uiting van een geloof – dat kan een hoofddoek zijn; dat kan ook wat anders zijn – meer dan welkom zijn bij de politie. Het gaat over functies in relatie tot de burger, in uniform. Er zijn vrouwen die bij de politie werken met een hoofddoek. Die zijn ook meer dan welkom. Daar zijn dus gewoon plekken voor. Dat zijn de keuzes die er dan vervolgens zijn als je in uniform wil. Daar hoort een code bij. Die is nu geborgd conform de motie.

De heer Van Baarle (DENK):

Buiten het feit dat deze Minister door het nog even expliciet in de gedragscode te zetten, om even zeker te stellen dat dames met een hoofddoek niet bij de politie op straat komen ... Want dat is wat deze Minister daarmee wil, dat even zekerstellen, want ze is daar principieel op tegen, gaf ze aan. Niet alleen ontneemt ze dames met een hoofddoek dus kansen, ook gaat ze mee in het beeld dat het geloof dat je hebt en dat je laat zien, een risico op partijdigheid met zich meebrengt. De voorbeelden in al die landen waar dames met een hoofddoek of mannen met een baard bij de politieorganisatie werken en agent zijn op straat, laten toch in de praktijk zien dat het prima kan, dat dat niks doet met je neutraliteit? Neutraliteit zit in je gedrag, niet in je geloof, niet in wat je uitdraagt met je geloof. Waarom koppelt de Minister dat op zo'n manier aan elkaar?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het gaat over de neutraliteit in uniform en in je houding. Daar kan de heer Van Baarle het niet mee eens zijn; dat is zijn keuze. Ik zag de voorbeelden die hij aanhaalde. Ik kijk ernaar uit om in andere debatten ook voorbeelden van de politie uit de Verenigde Staten of uit Engeland te horen van de heer Van Baarle. Dat worden interessante debatten. Ik kijk naar Nederland. Ik kijk naar ons land. Ik vind een seculiere Staat ontzettend belangrijk. Als je mensen de straat op stuurt met een hele bijzondere overheidstaak, waar geweldsmiddelen bij horen, dan vind ik dat die mensen neutraliteit moeten uitstralen, zowel in hun houding – dat doen al deze mensen – als in hun uitstraling wat betreft uniform; het heet niet voor niets een uniform.

Ik vind dat de heer Van Baarle zichzelf, zijn achterban en de vrouwen namens wie hij zegt te spreken tekortdoet als hij dan vervolgens doet alsof dit zou gaan over discriminatie of racisme. Dat heeft er niks mee te maken. Iedereen is welkom bij de politie. Er zijn ook heel veel andere functies waarin je met zichtbare uitingen van een geloof kunt werken.

Vervolgens denk ik dat de heer Van Baarle even voorbijgaat aan het feit dat hier ook een democratisch proces aan vooraf is gegaan. Dit is niet alleen de code die al staande praktijk was, maar ook de meerderheid van de Kamer, die heeft gezegd: borg het nou, zodat die politieke discussie verdwijnt en iedereen gewoon aan de slag kan. Mensen die hun geloofsovertuiging willen uiten, zijn ook welkom bij de politie, maar dan niet in functies waarbij je in uniform contact hebt met de burger.

De voorzitter:

Dan wil ik u het woord toestaan, tot slot, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, tot slot. Wat de Minister doet door dit op deze manier te codificeren ... Dan kan de Minister aangeven dat het een democratisch proces in de Kamer is. Ja, dat klopt. De Minister heeft zichzelf voor het karretje laten spannen van een islamonvriendelijk initiatief vanuit de PVV om dit te codificeren; laten we het even zo zeggen. Ze beweert dat zij het belangrijk vindt om het democratisch principe gestand te doen, maar de Minister gaat hiermee echt voorbij aan het punt dat het College voor de Rechten van de Mens aangeeft dat dit een discriminerend principe is. Er zijn talloze mensen binnen de politieorganisatie, ook met een hele hoge functie, die aangeven: wij vinden het belangrijk dat mensen met een hoofddoek en met een religieuze uiting bij de politie kunnen werken. Wat deze Minister met deze regels doet, is gewoon keihard de deur in het gezicht van die mensen dichtgooien, gewoon keihard de deur dichtgooien en geen enkele ruimte meer laten voor gesprek. Dat is lekker democratisch, zou ik tegen haar zeggen. Ik zou willen afronden met: niet alleen ontneemt u mensen hun kansen, u gooit nou ook nog eens de deur voor het debat dicht; dat is niet democratisch.

De voorzitter:

De Minister, kort.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat debat vond plaats in de Tweede Kamer. Daar was de heer Van Baarle bij. Hij heeft de meerderheid van de Tweede Kamer niet kunnen overtuigen. Ik was het eens met de meerderheid van de Tweede Kamer, dus inderdaad ook met mevrouw Helder, maar met de meerderheid, omdat ik al mijn hele leven voor een seculiere overheid ben. Daar heb ik op zich in mijn hele leven geen meerderheid van de Tweede Kamer voor nodig gehad. Nu als Minister is dat natuurlijk wel handig. Maar dat is wat de motie zei.

Voorzitter. Ik wil nog wel het volgende toevoegen. Ik weet dat we dit nu dan gaan afronden. Ik vind het absoluut onterecht en misplaatst als de neutraliteit van de overheid, de seculariteit, en de neutraliteit van een uniform in de hoek worden geplaatst van racisme en discriminatie. Dat is dan bewust politiek willen voeren over de ruggen van mensen die daar helemaal niks mee te maken hebben, die gewoon hun werk willen kunnen doen. Dit gaat over uniformiteit en neutraliteit. Dit is hoe we het in Nederland altijd hebben gedaan. Om dat dan meteen in een hoek te trekken en te doen alsof het specifiek over hoofddoeken zou gaan en dergelijke ... Ik snap dat het werkt voor de eigen agenda, maar ik zou het niet aanbevelen.

De voorzitter:

Oké. De standpunten hierop zijn gewisseld. Mevrouw Mutluer, u heeft vrij uitgebreide interrupties gehad, ook bij de voorgaande blokken. Wilt u echt iets toevoegen aan deze discussie? Oké, u knikt ja. Dan ga ik dat kort toestaan, maar ik vraag u om zich enigszins te beperken.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik begrijp u, voorzitter. Ik begrijp ook de opmerking van de Minister aangaande seculariteit. Het is ook een feit dat er gewoon een aangenomen motie ligt. Mijn vraag had met name betrekking op de beweging die ik zag in de politieorganisatie om het niet top-down, maar bottom-up te bespreken. Ik merk nu dat ook dat gesprek gewoon ten einde is gekomen, terwijl ik denk dat het best interessant was geweest – dat zeg ik even heel objectief – om dat gesprek over diversiteit met die organisatie te voeren. Ik vind het eigenlijk ook een beetje zonde dat dat gesprek niet wordt gevoerd. Ik vraag aan de Minister hoe ze dat eventueel wil faciliteren of op gang wil brengen. Het is namelijk wel weer interessant om te horen hoe dat dan gaat.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het gesprek specifiek over diversiteit gaat volop door. Dat hoort ook volop door te gaan. Ik gaf net aan dat dat voor mij echt losstaat van dit onderwerp. Daarbij heb ik de kaders geschetst. Dat is wat het is. Dat zijn de kaders. Ik denk dat het wellicht u, voorzitter – ik weet niet wie ik daar verder op moet aanspreken – zal verbazen hoeveel reacties ik heb gehad vanuit de politieorganisatie, vanuit alle lagen van de organisatie, ook vanuit de diversiteitsnetwerken. Niet iedereen was het ermee eens – die hebben we ook geappt of gebeld – maar het overgrote deel zat óf op «eens, dit moet je niet willen» óf op «fijn dat er nu duidelijkheid is; we kunnen door». Ik denk dat de diversiteit in de mensen die dat met ons en met mij persoonlijk deelden, u zal verbazen.

Maar waar het over gaat, denk ik, is dat we rust willen op dit dossier. U merkt ook aan mij dat ik dat zo zakelijk mogelijk probeer, door te zeggen: iedereen met een bepaalde geloofsovertuiging en -uiting is welkom bij de politie. Er zijn ontzettend veel plekken waar je niet direct in uniform en met de burger hoeft te handelen. Wil je dat wél, dan zijn er eisen wat betreft opleiding, wat je moet doen, wat je moet weten, maar ook met betrekking tot een uniform; daar horen de neutraliteitseisen ook bij. Dan weet iedereen dus waar hij aan toe is. Dat is in Nederland niet anders geweest. Dat hebben we nu geborgd. Dat zijn de kaders die er nu zijn.

De voorzitter:

Oké. Kunnen we hiermee het derde blokje ... U was nog niet aan het einde, maar zullen we dan doorgaan naar het vierde blokje? Dat is overig/C2000. Hoeveel zit er in dat mapje, mevrouw de Minister?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wel wat.

De voorzitter:

Wel wat? Dan gaan we vaart maken.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan begin ik met de vragen over C2000 van mevrouw Helder, mevrouw Kuik en mevrouw Temmink. Het is een ontzettend belangrijk onderwerp. Ik ga inzoomen op de specifieke vragen. Maar dit is natuurlijk cruciaal, want dit is het systeem dat door middel van goede onderlinge communicatie onze mensen veilig moet kunnen houden. Mijn ministerie is met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur in gesprek over de manier waarop wij storingen van verkeerd geïnstalleerde of ondeugdelijke zonnepanelen op C2000 zo snel mogelijk kunnen oplossen. Ik zal zorgen dat ik met u communiceer over het vervolg daarvan. Daar zijn we nu mee bezig. Ik vind ook echt dat dit niet kan gaan over geld; verschillende mensen zeiden dat ook. Ik ben bezig met die gesprekken, maar als het over een potje, een subsidie of iets gaat, dan kan wie dan ook niet observerend toekijken hoe het misgaat. Dat geldt voor mij. Dat geldt voor mijn collega bij EZK. Dat geldt voor iedereen. Dus laat ik dat voorschot maar nemen. Maar die gesprekken zijn dus gaande en ik kom bij u terug zodra ik daar meer over te zeggen heb.

Dan vroeg de heer Eerdmans naar aanleiding van de rellen in Frankrijk: ziet de Minister ook problemen ontstaan met de politie in Nederland? De Franse context is een totaal andere dan die van ons. Ik denk dat we die wel moeten zien. Je hebt daar banlieues met wijken waar politie niet kan komen. Frankrijk heeft van oudsher een niet de-escalerende politie. Die dingen kennen wij hier niet. Dat wil niet zeggen dat je naïef moet zijn. Dat wil niet zeggen dat je moet denken: dat kan hier dan niet gebeuren. Maar ik zou nooit onze politie willen vergelijken met landen om ons heen als ze daar zo'n andere context hebben. Ik zeg daarbij verder niks over hun manier van werken, maar wij zitten in onze eigen context. Kijk naar de vertrouwensmonitor en de reputatie van de politie. De reputatie van de politie is zo goed en het vertrouwen erin is zo hoog. Ik denk dat wij daar als politici sowieso stuk voor stuk erg jaloers op zijn.

Dan had onder anderen de heer Van Baarle specifiek de vraag over de verschillende incidenten die in het nieuws zijn geweest waarbij er sprake was van discriminatie binnen de politieorganisatie. De politie in Nederland is een organisatie van bijna 70.000 medewerkers. Die zijn in hoge mate betrokken, professioneel en integer, maar er gaan ook dingen fout. Er wordt ook verkeerd gedrag getoond. Uiteraard is het daarbij cruciaal dat het opgemerkt wordt, dat het gecorrigeerd wordt en dat het ook bespreekbaar wordt gemaakt. We weten allemaal dat de politie heel hard werkt aan een zo veilig mogelijke organisatie en omgeving; dat weten we omdat we het er ook heel vaak over hebben. Er is een heel duidelijk plan van aanpak voor het aanpakken van racisme en discriminatie, en voor het bevorderen en borgen van sociale veiligheid binnen de teams. Ik denk dat ik heel goed met de commissie kan delen dat dit thema ook een prioritair thema is in mijn gesprekken met de korpsleiding. Dat blijft terugkomen. Ook de zaken die niet goed gaan, komen daarin terug, zodat daarvan kan worden geleerd.

In het verlengde daarvan vroeg mevrouw Van der Werf hoe het staat met de uitvoering van de motie over de monitoring van de uitvoering van het plan van aanpak uitsluiting, discriminatie en racisme. Deze motie wordt natuurlijk uitgevoerd. Wij zijn op dit moment aan het bekijken welk bestaand instituut de monitoring kan verzorgen. Zoals toegezegd in het plenair debat van 9 mei, heb ik eerst overlegd met de Inspectie Justitie en Veiligheid over de monitoring van het plan van aanpak. De inspectie bekijkt op dit moment of zij deze monitoring kan uitvoeren, en, zo ja, hoe zij deze monitoring kan vormgeven. Er wordt bijvoorbeeld ook gekeken naar de benodigde expertise en dergelijke. Mocht blijken dat de inspectie niet voldoende hierop toegerust is of dat zij aangeeft dit niet op te kunnen pakken, dan zullen we ook andere opties onderzoeken. Maar we voeren ’m uit conform afspraak. Ik denk dat we dit eind van het jaar wel hebben voltooid.

De voorzitter:

Momentje. Mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Het zat ’m in de staart. Ik had inderdaad gevraagd of dat externe toezicht nog eind dit jaar operationeel zou kunnen zijn.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is wel onze inzet. Maar ik ben daarbij afhankelijk van wat de inspectie aangeeft. Als de inspectie zegt «dit is niet iets voor ons», gaan we kijken wat voor alternatieven we met elkaar kunnen vinden. Maar het zal in ieder geval niet aan ons liggen; laat ik het zo zeggen. Ik ben natuurlijk wel afhankelijk van degene die het moet oppakken.

Dan had de heer Eerdmans nog een specifieke vraag, namelijk of er uiteindelijk wel gelijk wordt gekeurd en of er niet iets af wordt gedaan aan de kwaliteitseisen als je ook sollicitanten hebt die de test niet halen en dan extra coaching krijgen. Daar doen we niks aan af. We doen niks af aan de kwaliteitseisen. Door een actieve werving en begeleiding van kandidaten gedurende het hele selectieproces zorgen we wel dat we naast het binnenhalen van goede kandidaten deze ook binnen kunnen houden. Als daarbij elementen nodig zijn om ervoor te zorgen dat kansrijke afvallers met extra coaching alsnog erdoorheen komen, is dat alleen maar mooi. Maar ik kan de heer Eerdmans geruststellen: er wordt niks afgedaan aan kwaliteitseisen. Ik ben het met hem eens dat dat niet zo mag zijn.

Mevrouw Mutluer vroeg: welke extra inspanningen zijn er voor een diverse instroom bij de politie? In het kader van de arbeidsmarktstrategie zijn er diverse ideeën in kaart gebracht. Diversiteit is in die zin een breed begrip. We willen dus graag van alle kanten, uit alle lagen van de bevolking mensen binnenhalen. Dan zou je kunnen denken aan bijvoorbeeld zo'n vergoedingsregeling voor een rijbewijs, die al iets uitmaakt, maar ook aan het voorbeeld dat ik net noemde richting de heer Eerdmans, namelijk dat je kijkt of je de mensen die binnen zijn en op de een of andere manier echt kansrijk zijn, maar wel uit dreigen te vallen, coachend erdoorheen kunt krijgen, zonder ergens af te doen aan de eisen. Er wordt dus heel erg nauwkeurig gekeken, ook in een tijd van krapte. Je wil gewoon iedereen binnenhalen die je binnen kunt halen en ondertussen moet je hier aandacht voor hebben.

Dan vroeg de heer Bisschop met betrekking tot het bestraffen van overtredingen tijdens demonstraties wat we doen om te voorkomen dat overtredingen die begaan zijn tijdens demonstraties ongestraft blijven en dat de politie hierdoor ook motivatie verliest om te handhaven. Uiteraard is het recht op demonstreren een grondrecht, maar tegelijkertijd is het op geen enkele wijze een vrijbrief voor het plegen van strafbare feiten; ik weet dat de heer Bisschop dit weet als hij dit terughoort. Het is niet aan mij om vervolgens een mening te hebben over de vervolging in individuele zaken, maar ik vind het wel ontzettend belangrijk dat politie, justitie en het OM hierin gelijk optrekken met het lokale gezag, dat iedereen weet dat alle inzet vervolgens ook loont en dat je niet zaken hebt waarbij de politie vol bovenop overtredingen zit, omdat dat in de driehoek is afgesproken, en dat daarna blijkt dat er geen vervolg aan gegeven is. Ik neem dit punt van de heer Bisschop dus graag mee in al mijn gesprekken met alle betrokkenen.

Voorzitter. Wij zijn bijna bij het eind. De heer Bisschop zei: Minister, wat vindt u nou van geweld tegen hulpverleners en van een taakstrafverbod daarvoor? Dat is nogal een relevante vraag, die in deze commissie elke keer terugkomt, en terecht. Geweld tegen hulpverleners, geweld tegen mensen die voor ons op straat zijn om ons gezond, veilig en vrij te houden, is absoluut onacceptabel. Daar moet je ook echt geen enkele nuance in hebben. Ten aanzien van het wetsvoorstel Uitbreiding taakstrafverbod bij mishandeling van personen met een publieke taak weet deze commissie dat het voor mij ook een grote teleurstelling was dat het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is verworpen. Ik weet dat een aantal Kamerleden ook groot belang hechten aan een nieuw wetsvoorstel. Ik weet ook dat daar verschillende moties voor liggen. Wij zijn het vraagstuk dus aan het bestuderen, om te zien hoe we daar verder mee omgaan.

Mevrouw Mutluer vroeg nog of politiemedewerkers compensatie krijgen voor de inflatie; nu komt die vraag langs. De opgelopen inflatie raakt veel mensen in hun koopkracht, en zo ook de politiemedewerkers. Ze zijn daarvoor gedeeltelijk gecompenseerd – «gedeeltelijk», zeg ik – via de in de politie-cao overeengekomen loonsverhoging, waarbij met name voor het lagerbetaalde personeel iets extra's is gedaan. Het kabinet heeft ook meerdere inkomensondersteunende maatregelen getroffen, die ook voor het politiepersoneel van belang zijn om de opgelopen prijsstijging te dempen. Op die manier zullen we daar ook naar blijven kijken. Het volgende is volgens mij niet iets wat mevrouw Mutluer vroeg, maar het zou haar een interruptie kunnen schelen. Ik zie nu geen ruimte om die politie-cao's open te breken. Die heb ik niet, maar ik blijf wel zoeken naar manieren om onze politieagenten ook in deze tijden te ondersteunen waar ik kan.

Dan vroeg mevrouw Mutluer nog naar de voortgangsbrief aanpak personen met verward gedrag. De extra middelen die het Rijk op 13 maart via ZonMw beschikbaar heeft gesteld om de gezamenlijke aanpak te verstevigen, moeten ertoe gaan leiden dat personen met verward gedrag ook passende zorg krijgen en juist minder onnodig in aanraking komen met politie en justitie. Wij verwachten dat middelen die nu al zichtbaar effect hebben op de politiecapaci ... Nee, ik moet het anders zeggen. De bedragen zijn net een kleine vier maanden beschikbaar, dus het effect is nog niet enorm groot daarop, want dat is niet reëel. Het is net beschikbaar. De plannen zijn net ingediend. Zo wil ik ’m opbouwen. Ik ben langs een aantal burgemeesters geweest, ook met Minister Helder, om de aanpak heel erg in te richten op wat er lokaal werkt en hoe we dat kunnen financieren en borgen, in plaats van vanuit Den Haag te verzinnen hoe het moet. Dan moet u bijvoorbeeld ook denken aan wijk-GGD'ers. Die worden in meer dan 65 gemeentes ingezet. In het hele land worden beoordelingslocaties ingericht. Er komt vervangend en passend vervoer. We zetten alles op alles om ervoor te zorgen dat als mensen zorg nodig hebben, ze eerder met zorg te maken krijgen dan met politie, zodat de politie met andere zaken bezig kan zijn.

De heer Eerdmans zou het nu kort houden. Hij is weg, maar hij vroeg naar de gesprekken met België in het kader van de Italiaanse aanpak. In de brief over de Italiaanse aanpak ga ik langer in op de aanpak van ondermijning, maar ook bijvoorbeeld op de samenwerking met België. Ik kan dus misschien langs deze weg de heer Eerdmans daarop wijzen.

Mevrouw Temmink had nog een vraag over de zoektocht die we hebben met de visie politiefunctie. Dat gaat helemaal niet over de privatisering van politietaken. Misschien komt mevrouw Temmink zo nog terug en anders luistert zij ongetwijfeld mee. Ik vind het elke keer wonderlijk dat de SP doet alsof er iets heel erg dramatisch gebeurt als het gaat om het gesprek over de politiefunctie. Het is een motie van de Tweede Kamer uit 2018, van D66, die we uitvoeren. Volgens mij is het een heel zinnige motie. Daar zit dus weinig geheimzinnigs aan. We doen gewoon een goed traject en daarna gaan we met elkaar kijken wat daaruit komt.

De voorzitter:

Ik dank de Minister. Collega's, we hebben nog dertien minuten. We moeten om 16.00 uur deze zaal verlaten omdat er een volgend commissiedebat gepland is op deze propvolle dag. Ik kijk even wat we gaan doen. We kunnen een tweede termijn doen. Dat kan, maar dan gaat de beantwoording niet lukken. Zo meteen is er nog een tweeminutendebat. Ik kijk dus even rond. Wat wilt u, collega's? Het is een beetje aan u zelf. Ik hoor iemand zeggen: ik kan het in 30 seconden. Ik kijk even rond? Kunt u dat allemaal? Ja? Hupsakee, dan gaan we beginnen. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Minister voor de antwoorden op de vele vragen. Ik doe dit nu al bijna tien jaar als woordvoerder politie en ik heb nog nooit meegemaakt wat we de laatste twee jaar meemaken: drie zelfdodingen bij de Landelijke Eenheid; het dossier van de undercoveragent is nog steeds niet afgehandeld, ondanks een aangenomen Kamermotie, en er zijn de langlopende PTSS-dossiers, waar ook een aangenomen Kamermotie over is. Dat zijn gewoon geldkwesties. Hoe moeilijk kan het zijn om die af te handelen? Dat leidt mij tot de conclusie dat er sprake is van onwil bij de korpsleiding. Dit zijn kwesties die vermijdbaar waren en opgelost hadden kunnen worden met uiteindelijk gewoon over de brug komen, en dat gebeurt niet. In het bedrijfsleven had je allang op straat gestaan. Ik gun de mensen die met hart en ziel bij de organisatie werken, die dagelijks voor onze veiligheid bezig zijn en een stap naar voren doen, ook een veel beter voorbeeld en een betere leiding. Ik gun de korpschef natuurlijk een vertrek door de voordeur. Ik weet ook wel dat het aanstaande is. Maar als zijn excuses echt iets waard zijn, dan lost hij die dossiers alsnog op, zoals ik gevraagd heb. Dan zijn de excuses pas echt wat waard.

Voorzitter. Ik heb twee moties, die ik straks voorlees in de plenaire zaal: over C2000 en het taakstrafverbod.

De voorzitter:

Oké. Het was tocht één minuut en tien seconden, maar dat maakt niet uit.

Mevrouw Helder (PVV):

Maar in de eerste termijn was ik niet te lang.

De voorzitter:

Nee, nee, nee. Mevrouw Michon, gaat uw gang.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Ik beperk me even tot twee onderwerpen. De capaciteit van de politie, daar broed ik op. Ik vind echt dat we alles wat we hebben, zeg maar, op straat operationeel aan het werk moeten zien te krijgen. Ik vind de redenatie over de regeling van de executieven die dan in de administratieve dienst zitten in die zin moeilijk.

Het tweede punt is de AMvB voor de boa's: het noodzakelijkheidscriterium. Ik heb daar de Minister niet over gehoord. Ik had daar ook een interruptiedebatje over met de heer Bisschop, meen ik. Ik kijk uit naar die AMvB. Ik krijg heel verontrustende verhalen over de stroperigheid van het aanvragen van de korte wapenstok voor de boa's. Daarover lees ik in de stukken een vrij positief beeld en dat spoort niet met wat ik hoor. Ik wil aan de Minister vragen hoe we dat nou samen krijgen. Ik geloof dat dit klopt, maar hoe zorgen we nou dat daar snelheid in komt?

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

We begonnen met de zelfdoding van Versteege, wat heel, heel erg pijnlijk is. Daar wil ik ook mijn tweede termijn mee starten. Ik kijk echt uit naar hoe de aanbevelingen worden opgevolgd. Ik ben inderdaad zelf ook wat sceptisch. Die onafhankelijkheid moet te allen tijde geborgd worden. Het liefst voorkom je dit, maar je moet zeker ook leren van de fouten.

Tot slot. Misschien scheelt dat een motie, over C2000. Ik vond de Kamerbrief niet erg doortastend, met name aangaande de storingen. Is de Minister bereid – wellicht kan ze daar een toezegging op doen, dan hoef ik deze motie niet in te dienen – om op korte termijn in samenwerking met Economische Zaken met een plan van aanpak te komen om de storingen die er zijn zo snel als mogelijk op te lossen? Het is dus eigenlijk een zetje in de rug, ook richting EZK. Anders heb ik een motie. Als het een toezegging wordt, is het fantastisch.

Ik sluit me nog even aan bij de vraag over de AMvB voor de boa's van de collega.

De voorzitter:

Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Ook dank voor de beantwoording door de Minister. Als het gaat om de commissie-Brouwer: je neemt de pijn en het verdriet niet zomaar weg. We moeten de vinger aan de pols houden bij hoe de aanbevelingen worden uitgevoerd. Ik kijk uit naar hoe die onafhankelijkheidstoets dan wordt gedaan.

Dan die nationaliteitseis in Limburg. De Minister zegt: ze zijn blij, want ze kunnen aan de slag. Wat houdt dat in? Kunnen ze dit nou concreet loslaten daar en ook daadwerkelijk mensen uit Duitsland of België inzetten?

De voorzitter:

We worden enigszins gemaand door de bodes. U kunt uw termijn afmaken, hoor. Meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Ik kan de Minister zelfs niet bedanken voor de beantwoording zonder dat tot een holle frase te maken, want ik ben de hele beantwoording ongeveer afwezig geweest. Omdat onze voltallige fractie niet beschikbaar was om bij de stemmingen te zijn, ben ik ingesprongen. Ongetwijfeld dank. De medewerkster heeft meegeluisterd, dus het komt helemaal goed. Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank voor het beantwoorden van de vragen. Een belangrijk punt is dat de Minister aangeeft dat ze die onafhankelijke onderzoeken naar misstanden ook graag wil. Ik denk dat iedereen daar blij mee is. Het punt blijft dan wel: wat ga je dan aan de voorkant doen? Want onderzoeken achteraf zijn alleen nodig als er iets misgegaan is. De reden dat ik die vergelijking met het bedrijfsleven maak – ik begin er toch nog een keer over – is dat ik vind dat hele grote organisaties met veel werknemers een bepaalde mate van professionaliteit vereisen. Het maakt niet uit of zij blikjes cola maken of dat zij heel ander werk doen, je mag van clubs van deze grootte gewoon verwachten dat het daar goed gaat. Ik heb het niet alleen over de Landelijke Eenheid, maar ook over de recent voorgenomen benoeming bij de Vreemdelingenpolitie en over de afhandeling van De blauwe familie. Dus terwijl op alle andere plekken in Nederland mensen er door een raad van toezicht op worden aangesproken of er uiteindelijk uit worden gegooid, kan dat allemaal bij de overheid. Dat vind ik gewoon gek. Waarom zou dat ergens anders wel kunnen en zouden we dat hier maar gewoon normaal vinden? Even los van de ingewikkelde positie van de Kamer, vind ik dat de druk gevoeld zou mogen worden om dit soort fouten niet meer te maken en daar kijk ik de Minister op aan.

Dan heb ik nog één punt en eindig ik optimistisch. Dat externe toezicht is nu, volgens mij, laaghangend fruit en het hoogst haalbare op dit punt. De Minister zei dat zij daarmee bezig is. Dat is fijn. Als zij er nou voor zorgt dat zij in september duidelijkheid van de inspectie heeft, dan weet ze of dit wel of niet dit jaar kan gebeuren en heeft ze ook nog drie maanden de tijd om een andere club te zoeken als zij het niet kunnen. Dat zou ik dus een heel goed idee vinden, want dan kan je het wel eind dit jaar operationeel hebben.

Dank.

De voorzitter:

Ik ben coulant geweest mevrouw Van der Werf, want dit was twee minuten. Meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. De Kamer en deze Minister zijn in de luren gelegd, in het pak genaaid, door een anti-islammotie van de PVV. Het dictum van die motie luidde namelijk: met aanvullende regelgeving het dragen van een hoofddoek tegen te gaan bij de politie. Dus de Minister voert de facto gewoon een hoofddoekenverbod van de anti-islampartij PVV uit. Dat stelt ons van DENK zeer teleur. Wat ons meer teleurstelt, is dat de Minister er een hele enge, nauwe versie van seculariteit op nahoudt, waarbij ze eigenlijk religieuze uitingen in het publieke domein wil tegengaan bij de overheid. Dat is geen secularisme; dat is een antireligieuze dictatuur en dat lijkt me een zeer kwalijke zaak. Dus hierover zullen we een motie indienen.

De voorzitter:

Die gaan we dan zo meteen, over enkele minuten, zien. Meneer Temmink. Sorry, mevrouw Temmink.

Mevrouw Temmink (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben nog niet helemaal gerustgesteld door de beantwoording over waarom er nou zo veel vertrouwen in moet zijn dat de mensen die de problemen hebben veroorzaakt, die ook kunnen oplossen. Maar dat probleem zien we wel vaker bij de overheid, namelijk dat wij dat vertrouwen niet hebben en dit kabinet wel. Ik ben wel blij dat er straks meer inzicht komt in de daadwerkelijke capaciteit op straat. Ik ben dus blij met die toezegging en we houden dat scherp in de gaten bij de volgende halfjaarrapportage.

Ik ben nog wel benieuwd naar wanneer het onderzoek van de inspectie naar de nieuwe opleidingen wordt verwacht. Daar had de Minister het namelijk over en ik ben benieuwd wanneer dat dan komt.

De voorzitter:

Oké. Dank, collega's. Mevrouw de Minister, u kunt meteen antwoorden toch? Gaat uw gang.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Yes, voorzitter, ik pak het er even bij en doe het meteen. De AMvB over de boa's komt een dezer dagen. Die wordt voorgehangen. Dat is het antwoord voor mevrouw Michon-Derkzen.

Dan C2000. Ik ben met EZK in gesprek over dat plan van aanpak en daar heb ik EZK ook bij nodig. Maar ik zeg tegen mevrouw Mutluer op zo'n dag als deze met straks duizendmiljoen moties: hier zit ik echt bovenop. Het is dus niet nodig. De toezegging is er.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Wanneer mogen we dan een dergelijke brief verwachten? Dat weet u nog niet?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zoals ik zei: dat is in de halfjaarrapportage.

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Kuik: in het halfjaarbericht komen we terug op de nationaliteitsvereisten.

Meneer Bisschop, dank u wel voor de fijne reactie.

Mevrouw Van der Werf, aan de voorkant zijn er juist het transitieplan voor de Landelijke Eenheid en alle waarborgen die we daarin hebben opgetuigd. Dus volgens mij hebben we die straks aan de voorkant en de achterkant.

Ik kan de Inspectie JenV niet verplichten om dat in september tegen mij te zeggen, maar dat is wel wat ik probeer. De inspectie moet er dus naar kijken. Zoals ik net al aangaf, zal het niet aan ons liggen. Wij vinden het ook heel belangrijk dat we in ieder geval voor het einde van het jaar die stap hebben kunnen zetten, maar ik ben afhankelijk van diegene die het onafhankelijk onderzoek moet gaan doen.

Ik heb nog één antwoord over de Politieacademie en de nieuwe opleidingen. Dat is in het voorjaar van 2024.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Werf, heel kort.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dan doe ik één tussenvoorstel: kan de Minister mij dan in september op de hoogte stellen van hoe dit loopt?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mag het in september als ik nieuws heb, maar als ik dan nog bezig ben in de halfjaarrapportage? Die laatste komt dan een maand later of zo.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Eenmaal, andermaal ...

De voorzitter:

Verkocht.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dan is het verkocht.

De voorzitter:

Ik dank iedereen. We gaan de toezeggingen nalopen.

  • In het volgende halfjaarbericht politie gaat de Minister van Justitie en Veiligheid in op de stand van zaken rondom de arbeidsmarktstrategie van de politie, de tekorten aan wijkagenten in de basisteams, de cijfers over hoeveel agenten daadwerkelijk inzetbaar zijn, de nationaliteitsvereiste bij de politie in Limburg en de ontwikkelingen rondom de problematiek van storingen van C2000 veroorzaakt door omvormers van zonnepanelen.

Dan hebben we eigenlijk net nog de twee laatste toezeggingen aan mevrouw Van der Werf gekregen. Zullen we die even schriftelijk afdoen? Dat is het makkelijkste. Ik zie dat de Minister ook druk is. Dan hebben we nog een toezegging aan mevrouw Kuik, als ik het goed heb.

  • Eind 2023 informeert de Minister de Kamer over de aanpassing van het functiehuis, het functiegebouw, van de politie.

Klopt dat? Ik zie nu iedereen heel moeilijk naar mij kijken.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Kan die laatste nog één keer?

De voorzitter:

Ja.

  • Eind 2023 informeert de Minister de Kamer over de aanpassing van het functiegebouw van de politie.

Is dat geen toezegging aan mevrouw Kuik? Oké, dan had u die gewoon in uw zak kunnen steken.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik kan deze even niet plaatsen. Wij kijken daar straks naar. We kunnen dat altijd nog corrigeren.

De voorzitter:

Oké. Het tweeminutendebat staat nu voor 16.30 uur gepland. Ik dank de Minister van Justitie en Veiligheid en haar ondersteuning, uiteraard alle aanwezigen in de zaal, de collega's en natuurlijk de ondersteuning van de Tweede Kamer. Ik sluit deze vergadering.

Sluiting 16.00 uur.

Naar boven