29 628 Politie

Nr. 1073 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 7 maart 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 17 februari 2022 overleg gevoerd met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 2 december 2021 inzake halfjaarbericht politie (Kamerstuk 29 628, nr. 1053);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 december 2021 inzake antwoord op vragen van het lid Van der Plas, gesteld tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie en Veiligheid op 24 en 25 november 2021, over het tijdelijk vuurwerkverbod (Kamerstuk 28 684, nr. 674);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 december 2021 inzake reactie inzake de uitingen van geloof of overtuiging in het uniform van de boa in de openbare ruimte (Kamerstuk 29 614, nr. 160);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 december 2020 inzake reactie op verzoek commissie over motivering vertrouwelijkheid AEF-analyse arrestantenzorg (Kamerstuk 29 628, nr. 992);

  • de brief van vaste commissie voor Justitie en Veiligheid d.d. 18 december 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie in verband met de flexibilisering van de operationele inzet (Kamerstuk 29 628, nr. 994);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 december 2021 inzake uitvoering van de motie van de leden Markuszower en Helder over het dragen van een hoofddoek door buitengewoon opsporingsambtenaren verbieden (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 41) (Kamerstuk 29 614, nr. 161);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 16 december 2021 inzake beleidsreactie WODC-rapport «Luisteren naar burgers na geweldsaanwending door de politie» (Kamerstuk 34 641, nr. 27);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 7 januari 2022 inzake landelijk beeld jaarwisseling 2021–2022 (Kamerstuk 28 684, nr. 690);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 januari 2022 inzake eerste vermist-kind-alerteringsbericht via Burgernet (Kamerstuk 29 668, nr. 66);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 24 januari 2022 inzake rapport «Aspiranten en het glazen politiehuis» (Kamerstuk 29 628, nr. 1054);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 25 januari 2022 inzake beleidsreactie op inspectieonderzoek naar de taakuitvoering bij de Landelijke Eenheid (deelrapport 3) (Kamerstuk 29 628, nr. 1055);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 10 februari 2022 inzake rapport «Fatale politie-incidenten; Patronen bij fatale incidenten binnen de context van politieoptreden» (Kamerstuk 29 628, nr. 1066).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Brood

Voorzitter: Van Nispen

Griffier: Burger

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Azarkan, Bisschop, Ellemeet, Helder, Michon-Derkzen, Van Nispen, Van der Plas, Simons en Van der Werf,

en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Ik open dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid over de politie. Van harte welkom aan de Minister van Justitie en Veiligheid en haar ondersteuning. Wij hebben tot 17.00 uur de tijd. Dat lijkt lang, maar dat is kort, zo leert de ervaring. We zijn nu al met veel leden en we verwachten er nog een paar. Ik wil het dus even hebben over de spelregels voor vandaag. We hebben maximaal vier minuten spreektijd. Die ga ik redelijk strikt hanteren vandaag. Bij vier minuten verzoek ik u om af te ronden en dan mag u maximaal nog een paar zinnen afmaken. Laten we het zo doen. We gaan niet doorspreken tot vijf minuten. Daarvoor hebben we gewoon echt de tijd niet. U heeft maximaal twee keer twee interrupties in de eerste termijn van de kant van de Kamer. Daarbij doe ik het dringende beroep op u om maximaal één inleidende zin te gebruiken en vervolgens tot uw vraag te komen. Ook daar ga ik vandaag proberen redelijk strikt op te handhaven. Dat was het over de spelregels.

We gaan het over de politie hebben. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Na een Kamerbreed aangenomen motie had ik gehoopt dat de langlopende PTSS-dossiers naar behoren zouden zijn afgehandeld. Helaas is niets minder waar. Dagelijks krijg ik e-mails van oud-agenten die geconfronteerd worden met verrekening van het aan hen toegekende smartengeld. De korpsleiding schoffeert hiermee dus nog steeds haar eigen mensen. Dat geldt ook voor de vakbonden, want die hebben niet ingestemd met een interne richtlijn die de korpsleiding hiervoor uit de hoge hoed toverde. De Kamer kreeg die richtlijn trouwens ook niet. De Minister heeft als Kamerlid ook voor deze motie gestemd. Gaat zij nu als Minister op dit punt de oud-agenten in deze dossiers helpen? De steun van de Kamer heeft ze tenslotte al.

Voorzitter. Twee weken geleden debatteerde de Kamer met de Minister over de verwijtbare tekortkomingen bij diverse onderdelen van de Landelijke Eenheid. Ook hier was duidelijk dat de korpsleiding de Minister en de Kamer tot twee keer toe verkeerd informeerde. En wat lazen we afgelopen vrijdag? Er komt weer een onderzoek bij de Landelijke Eenheid. Een DSO-teamchef was medeverantwoordelijk voor het afluisteren van telefoons en het monitoren van door de politie ingezette peilbakens en heeft vermoedelijk zeer vertrouwelijke informatie laten lekken naar een criminele organisatie. Dat lekken is nog in onderzoek, maar mijn vraag van vandaag betreft het feit dat het Openbaar Ministerie zegt dat hij geen inzage had in de systemen, terwijl een aantal politiebronnen dat met klem tegenspreekt. In tegenstelling tot de korpsleiding vertrouw ik die politiebronnen wel, want de korpsleiding heeft er tenslotte belang bij dat het onder de pet blijft. Kan de Minister bevestigen dat de werkvloer het weer bij het juiste eind heeft?

Voorzitter. Ik vraag dit omdat ik inmiddels weer wat wijzer ben geworden. Het geheime TCI-rapport over de dood van informanten en het functioneren van het TCI, Team Criminele Inlichtingen, is opgemaakt door een politiecommissaris – ik zal de naam hier niet noemen, maar de Minister kan hem natuurlijk van mij krijgen – die in het verleden in Utrecht heeft gewerkt met mensen die hij moest onderzoeken. Ook daarvan kan ik de namen natuurlijk aan de Minister geven. Het gaat er dus om dat het niet onafhankelijk is. De Minister mag dat geheime rapport niet lezen en moet het dus doen met de brief van de korpschef. Dat vind ik apert onjuist. Degenen die de regels hebben geschonden – daar zijn doden door te betreuren, laat daar geen misverstand over bestaan – verschuilen zich nu achter regels om dat te verhullen. Ik vind dat wij dat als politiek of als Kamer niet moeten accepteren en ik beraad me dan ook op een motie. Ik heb geen idee hoe die eruit moet zien, want we kunnen ze niet dwingen, maar je kunt ook een spreekt-uitmotie maken.

Voorzitter. Voor de volledigheid: ik weet dat de commissie-Sorgdrager onderzoek doet naar de toekomstige inrichting van de werkwijze rondom Werken Onder Dekmantel, onderdeel van de DSO en de Landelijke Eenheid. Dat duurt me echter te lang. Ik wil dat geluiden van de werkvloer ook gehoord worden. Ik heb geen idee of het kan, maar ik vraag daarom vandaag aan de Minister of het onderdeel toezicht naar voren kan worden gehaald. En zo ja, kan dat met waarborgen dat de werkvloer wordt gehoord? Nu horen we die namelijk alleen achteraf en via de media.

Voorzitter. Ik kom in het hoofdlijnendebat terug op het halfjaarbericht en met name de bedragen die voor de politie zijn gereserveerd, want dat vraagt wat meer spreektijd.

Ik wil vandaag nog één punt aanhalen, want dat is ook een belangrijk onderwerp, namelijk het interceptiesysteem van de politie en de gebruikte software. Een groot artikel dat onlangs in de media verscheen, doet weer alle alarmbellen afgaan. Nederland gebruikt Israëlische software en is daarmee dus afhankelijk van de technologie en de integriteit van een ander land, ondanks waarschuwingen daarvoor van de AIVD, de NCTV en vele ter zake deskundigen. En nu lezen we dat ook de politie zelf, in tegenstelling tot het ministerie, zich zodanig zorgen maakt dat er maatregelen zijn genomen. De brief die we gisteren van de Minister kregen, gaat totaal aan de kern voorbij en roept twee vragen op. Waarom wordt geïmpliceerd dat Nederland zelf geen eigen systeem kan bouwen, terwijl wij volgens dat artikel die deskundigheid wél in huis hebben? En waarom wordt niet ingegaan op het feit dat de politie wel dusdanige gevaren ziet bij het tapsysteem dat ze het toezicht daarop heeft versterkt?

Voorzitter. Ik zie de tijd wegtikken, dus ik doe nog één vraag. Die gaat over de uitvoer van twee aangenomen moties over de hoofddoek bij het uniform van de buitengewone opsporingsambtenaar. Ik zou graag willen weten hoe het staat met de gesprekken die de Minister met de VNG zou hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Een bekende uitdrukking met betrekking tot politiewerk is «all give some and some gave all» of «allen geven iets en sommigen gaven alles». Dat heeft natuurlijk alles te maken met het karakter van politiewerk, het gevaarlijke werk dat de politie doet en de veiligheidsrisico's die men daarbij loopt. Om Nederland echt veilig te houden, hebben we echt voldoende agenten nodig. De zorgen over de structurele onderbezetting in de gebiedsgebonden politiezorg zijn zeer groot. Ik wil het nu niet over de oorzaken hebben. Daar hebben we het vaker over gehad, bijvoorbeeld de uitstroom en noem het allemaal maar op. Ik wil het over de gevolgen hebben. Het gevolg van die onderbezetting is dus een hoge werkdruk, maar die heeft ook met de aard en de omvang van de werkvraag te maken. De recente gewelddadigheden rond voetbalwedstrijden en coronarellen zorgden voor extra belasting en leidden ertoe dat agenten bleven doorwerken, geen vrij konden krijgen en overbelast raakten. Zo is de onderbezetting in de incidentenafhandeling toegenomen tot meer dan 1.500 fte op een totaal van 15.000 fte. Dat is 10%. Dat is natuurlijk niet normaal. Dat is het sowieso niet, maar als je dit echt tot je laat doordringen, dan moet de ongerustheid echt door je heen slaan. Daar kun je niet van slapen.

De SGP is blij dat er nu politievrijwilligers worden ingezet om de operationele druk te verlichten in bijvoorbeeld de cold cases. We hebben daar in het verleden vaker over gesproken. Het werd vaak afgehouden en ik weet ook dat er binnen het politieapparaat wat genuanceerd over wordt gedacht – ik zal het maar heel diplomatiek verwoorden – maar ik denk dat het goed is om daar gebruik van te maken. Het heeft ook met verankering van het politiewerk in de samenleving te maken. Is de Minister voornemens om politievrijwilligers breder in te zetten om die werkdruk verder te verlagen? Met 10% te veel werk, met deze achterstand in het afdoen van zaken, wordt het tijd om in te grijpen. De werkdruk leidt niet alleen in de Randstedelijke gebieden tot achterstanden in de incidentenafhandeling, ook in de buitengebieden wordt de norm van één wijkagent op 5.000 inwoners nog lang niet altijd gehaald. Mijn aangenomen Kamermotie roept de regering op om met het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie in overleg te treden over de uitbreiding van wijkagenten in het buitengebied. Ook daar moeten misschien bypasses worden georganiseerd. Mijn vraag aan de Minister is hoe het staat met de uitvoering van deze motie.

Dan kom ik op de cao. Ik had het erover dat de werkdruk extreem hoog is. De politie voert op dit moment actie voor een rechtvaardiger cao. Ik spreek regelmatig wijkagenten die niet meer de politiezorg kunnen bieden die ze graag aan de samenleving willen leveren en daar maak ik me veel zorgen over. Ik realiseer me dat de inhoud en de uitkomst van de cao-onderhandelingen iets zijn tussen de Minister en de vakbonden, maar ik zou haar mee willen geven dat agenten de waardering moeten krijgen die zij verdienen. Dat is een abstractum en iedereen zal het daarmee eens zijn. Daarom is mijn vraag concreet: houdt de Minister rekening met verder ingrijpende acties en de veiligheid die daarmee op het spel staat? Een vraag annex daaraan: wat is de inzet van de Minister bij deze onderhandelingen en is zij bereid te investeren in de politie om een goede samenwerking tussen politie, ministerie en vakbonden te bewerkstelligen?

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Bisschop (SGP):

Tot slot kom ik op PTSS. Laat ik het op verzoek van de voorzitter samenvatten: ik roep de Minister op om bij de afhandeling van restschade bij ex-politiemensen met PTSS de eerder toegekende smartengeldvergoeding niet op die restschade in mindering te brengen of op een andere wijze te verrekenen, maar om hen volledig te compenseren. Als mensen het slachtoffer worden van hun inzet en van de werkomstandigheden dan ben je als werkgever gehouden om loyaal aan een schadevergoeding mee te werken.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Het woord is aan mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter, dank. Vorige week spraken we over de problemen bij de Landelijke Eenheid en dat debat wil ik hier vandaag niet overdoen, maar ik wil ook niet voorbijgaan aan de nieuwe signalen, dit keer over corruptie en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Hoe kan het dat die misstanden toch naar buiten blijven komen, ondanks de waaier aan rapporten die we inmiddels hebben? Wat moet er nog meer naar buiten komen voor we dat beeld een keer compleet hebben? Ik wil de Minister vragen of zij erbij blijft dat zij vertrouwen heeft in de informatie die zij daarover heeft gekregen of dat zij nu toch zal nagaan of zij daarover onvolledig geïnformeerd is.

Dan kom ik op de politievrijwilligers. Zij worden nu al op tal van plekken in de organisatie ingezet, zowel achter de schermen als op straat en van de basisteams tot aan de recherche. En toch is het aantal vrijwilligers structureel onder de norm. In november diende ik daar een motie over in, evenals collega Bikker. Kan de Minister een terugkoppeling geven over hoe het staat met de uitvoering van die moties? Op welke manier wordt het extra geld uit de begroting nu ingezet om die werkdruk in de basisteams te verlichten? En hoe staat het met de extra investering die in de opleiding van vrijwilligers zou worden gestoken? Ik heb de afgelopen weken verschillenden van hen gesproken. Soms werken ze al veertien jaar voor de politie, mogen ze in de praktijk alles doen wat hun beroepscollega's ook mogen doen, maar wanneer ze willen doorstromen naar beroepsagent, wordt hun dat eigenlijk onmogelijk gemaakt. Dan krijg je te horen dat je je moet aanmelden als aspirant. Ik vraag me echt af hoe het mogelijk is dat we het onszelf in dit aangeharkte landje zo moeilijk maken, terwijl er zulke tekorten bij de politie zijn. Ik begrijp daar niets van. Ik snap dus ook niet dat je weer met 18-jarigen naar de academie moet om je diploma te halen, als je al volledig meedraait op straat, de scepter zwaait tijdens de nachtdienst en noem maar op. Het lijkt me dat dat anders moet kunnen. Ik wil de Minister vragen of we daar als politie niet flexibeler in kunnen zijn. Hoe komt het dat dit zo is? Is het vanwege een logge organisatiestructuur? Is het vanwege te star vasthouden aan de regels? Is het vanwege het feit dat mensen misschien wel willen, maar klaarblijkelijk niet de ruimte voelen om wat te improviseren? Wat het ook is, het lijkt mij niet belangrijker dan een been bijtrekken in dit daljaar qua onderbezetting.

Dan kom ik op het andere onderwerp dat ik hier vandaag wil bespreken. Sinds de aflevering van BOOS over The Voice is MeToo in Nederland nieuw leven ingeblazen. Het gaat natuurlijk niet alleen over grensoverschrijdend gedrag. Het gaat ook breder over de schaamtecultuur daaromheen. We hebben de afgelopen weken veel gezien en gehoord van vrouwen die op dit punt een hele hoop hebben meegemaakt. Dat betekent ook dat er wellicht meer meldingen en aangiften bij de zedenrecherche zijn binnengekomen. Dat is natuurlijk wat we willen, maar we weten ook dat die afdeling al behoorlijk onder druk stond. Kan de Minister een beeld schetsen van deze toename en hoe de zedenrecherche dat oppakt? Hoever is de politie met het werven van die 90 extra fte die er zouden komen? Worden daarbij naast de rechercheurs ook andere expertises in huis gehaald? Ik denk aan zijinstromers of andere mensen die daar zouden willen werken. Ondanks deze uitdagingen bieden de meldingen ook een kans. Ze zijn een kans om te laten zien dat de zedenpolitie is veranderd, dat we de onbewuste ontmoediging om aangifte te doen en je recht te halen, terugdringen. Daarom wil ik de Minister vragen wanneer de Kamer de jaarlijkse rapportage krijgt over de voortgang bij de zedenrecherche en dat daar goed in benoemd wordt wat zij met die aanbevelingen van de kritische inspectie hebben gedaan. Dat is eigenlijk waar mijn motie vorig jaar om vroeg en ik ben heel erg benieuwd hoe dat intern is opgepakt.

De voorzitter:

Wilt u gaan afronden?

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dit is mijn laatste zin, voorzitter. Ik wil de Minister nog vragen op welke manier de ervaringen van slachtoffers in dat onderzoek en in die voorgangsbrief worden meegenomen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Michon-Derkzen van de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel. Ik heb wekenlang als vaste kijker naar het programma Bureau Hofstad gekeken. Dat ging over de politie in mijn eigen stad Den Haag. Een aantal agenten werd gevolgd bij al hun acties. Ik was totaal fan van Tessa, een vrouwelijke agent. In dat programma zie je zo mooi waar de politie voor staat en hoe agenten dag in, dag uit, met hun hoofd vaak letterlijk in de wind, het goede proberen te doen. Je ziet hoe mooi dat teamwork onderling is en dat terwijl de politie nu dus ongelofelijk gebukt gaat onder de werkdruk. Voorgaande sprekers zeiden dat ook al. Een van de problemen nu is de onderbezetting bij de politie. We hebben het daar al vaker over gehad. De sterkte is pas in 2025 weer op orde. Dat betekent dat we nog drie jaar tegemoet gaan waarin het zal piepen en kraken. Mijn vraag is hoe we die jaren doorkomen. Niets doen is geen optie, wat mijn fractie betreft.

Voorzitter. We moeten kijken naar waar we de agenten het meest nodig hebben. Dat is zeker het geval in de wijken. Hou die wijkagent in de wijk! Dat vraagt ons om te kijken welke taken door anderen uitgevoerd kunnen worden, bijvoorbeeld taken die meer op het terrein van handhaving liggen. Voor de VVD is het duidelijk dat het geweldsmonopolie altijd bij de politie moet liggen. Ik heb hiervoor drie voorstellen: de verkeersboa, de politievrijwilliger en de private beveiligers.

De pilot in Utrecht waarbij boa's fietsers mogen beboeten die zonder licht rijden, door rood rijden of bellen tijdens het fietsen, is een succes. Dat blijkt uit een evaluatie van november vorig jaar. Die evaluatie kregen we onlangs, zeg maar half februari, per brief met de aankondiging dat die wordt meegenomen in de visie op de boa's in het voorjaar van dit jaar. Mijn vraag is dan: kan dit niet wat sneller? Want dit tempo kunnen we ons niet veroorloven als dit een succes blijkt te zijn. Kan dit dus sneller?

Dan de ondersteuning door de politievrijwilligers. De heer Bisschop vroeg hier ook naar. In 2021 zijn er geen opleidingen voor politievrijwilligers gestart. Is dat in 2022 weer wel het geval, vraag ik de Minister. Ik las over een afspraak in de Regeling vervroegd uittreden. Die afspraak lijkt erop dat een agent na einde dienstverband als vrijwilliger kan doorwerken. Klopt dat? En werkt dat?

Het derde punt dat ik heb aangekondigd, is de inzet van private beveiligers. Ik vind dat de politie waar dat kan meer met hen moet gaan samenwerken. Denk aan bewaken en beveiligen, maar er zijn nog meer mogelijkheden, zoals het uitlezen van camera's en ondersteuning bij een alcoholcontrole of een snelheidscontrole. Het absurde is dat op operationeel niveau wel wordt samengewerkt – dit hoor je ook van de werkvloer – maar dat er geen visie op is. Het gaat ad hoc, het gaat gewoon zoals het gaat. Ik wil graag dat de Minister samen met de politie een visie maakt over hoe de politie met private beveiligers kan samenwerken. Ook daarbij is mijn vraag of dat snel kan. Kan dat voor de zomer?

Voorzitter. De politie van morgen vraagt andere expertise dan die van vandaag. Misdaden verschuiven en dat heeft nu eenmaal gevolgen voor de opsporing daarvan.

De voorzitter:

Er is een interruptie op het vorige punt van mevrouw Ellemeet. De interruptie doen we kort: één zin en één vraag.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Mevrouw Michon stelt de Minister voor om een visie uit te werken op de relatie tussen de politie en de private beveiliging. Zou het niet ook verstandig zijn om een visie te hebben op de relatie tussen de politie en de boa's? Hoe willen we zien dat die in de toekomst gaan samenwerken?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Heel terecht punt van mevrouw Ellemeet. Ik heb in een motie met ik geloof mevrouw Palland – ik kan even niet checken of dat klopt – inderdaad gevraagd wat goede voorbeelden zijn. Je ziet dat die samenwerking tussen politie en boa's per gemeente heel anders wordt ingevuld. Wij kunnen hier in ieder geval laten zien wat best practices zijn in die samenwerking. Die hebben we ook van de vorige Minister gekregen. Ik zou het altijd willen versterken waar we dat kunnen versterken. Je ziet diezelfde discussie nu bij de samenwerking tussen de politie en de groene boa. Daar is volgens mij ook nog een wereld te winnen. Ik ga alweer een stap verder en denk dat we ook moeten kijken waar je als politie kunt samenwerken met private beveiligers, omdat dit nu eenmaal niet anders kan in deze jaren van krapte.

De voorzitter:

Vervolgvraag nog? Het hoeft niet, maar mag. Kort, mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ja, kort. Ik ben blij met de steun voor dit voorstel, omdat we anders ook in die relatie tussen politie en boa's te veel op ad-hocbesluiten terugvallen. Ik denk dat het echt verstandig is, ook gezien de krapte, om dit met een visie te doen. Fijn dat mevrouw Michon dat steunt.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

We moeten criminelen een stap voor blijven, dus heeft de politie, met name de cyberspecialisten, de kennis nodig om dat te doen. Het is in de ogen van mijn fractie nodig om meer samen te werken met reguliere opleidingen. Er is nu een kopstudie – deze heet «PSI» met een fraaie afkorting – die je na een reguliere opleiding doet. Maar waarom zoekt de politie de studenten niet al tijdens de studie op, zoals Defensie dat doet? En is het niet tijd voor een eigen hightech crime academy? Ik hoor de Minister hier graag over.

Voorzitter. We spraken vorige week al over de Landelijke Eenheid. Voorgaande sprekers hebben het ook gezegd. En deze week is er weer slecht nieuws over de Landelijke Eenheid: de zaak van een verdachte corrupte teamchef die belast is met tapverzoeken. Ik begin zo langzamerhand wel een beetje mijn geduld te verliezen. Zo'n bericht is natuurlijk vreselijk voor de organisatie en ik begrijp dat dit een onderzoek is waar we nu niet op ingaan. Het is volstrekt onacceptabel als agenten onder één hoedje spelen met drugscriminelen en wij van zo'n belangrijk onderdeel van de politie weten dat het niet veilig is.

De voorzitter:

Wilt u af gaan ronden?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik maak mijn betoog af. Ik wil net als voorgaande sprekers meer weten over de Landelijke Eenheid. Ik beraad me op hoe wij hier als Kamer beter geïnformeerd kunnen worden over wat er bij de Landelijke Eenheid aan de gang is. Ik wil ook meer de geluiden van de werkvloer hier naar binnen brengen. Er zit echt een verschil tussen de werkvloer en de politietop. Ik wil van de Minister weten wanneer we de eerste proeve hebben van de commissie-Schneiders en wanneer de eerste proeve van de commissie-Sorgdrager. Daarna zal ik me hier met de collega's beraden op hoe we verdergaan om echt intens met de Landelijke Eenheid aan de gang te gaan. Wat de VVD betreft zetten we ons vol in voor de politie om ze maximaal te ondersteunen in de aankomende jaren, waarin de werkdruk torenhoog is en de operationele sterkte niet op orde is.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Ik ben toch geneigd om mevrouw Michon-Derkzen een klein beetje te helpen. Ze krijgt van mij de mogelijkheid om nog iets uit te weiden. Dit gaat over integriteit. In de stukken staat dat driekwart van de meldingen over integriteit gaan. Het is goed om elke keer te reageren op iets wat in de krant staat. Mijn vraag aan mevrouw Michon-Derkzen is of we niet breder zouden moeten kijken naar integriteit binnen het politiekorps en hoe daar in de breedte iets wordt gedaan om een en ander te voorkomen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dit is echt een heel vriendelijke interruptie, want ik had nog een stukje over het rapport Aspiranten en het glazen politiehuis. Je ziet daarin – het was overigens ook in het nieuws – dat er meer aspiranten zijn, maar ook meer aspiranten bij wie een integriteitskwestie speelt. Het percentage was hetzelfde. Er is altijd 1% van de aspiranten bij wie een integriteitskwestie speelt. In het rapport lees je dat er allerlei maatregelen zijn, zoals selecties en screening, om het risico daarop te verminderen. Is dat nou genoeg? Je wilt nergens een integriteitskwestie, maar in een organisatie als de politie moet je echt alles op alles zetten om integriteitskwesties, als die er zijn, met veel stevigheid aan te pakken. Ik ben geneigd om te vragen of dit genoeg is en of er niet meer moet worden gedaan.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter, dan ga ik beginnen met mijn plenaire bijdrage, als u het niet erg vindt.

De voorzitter:

Op die manier. Dan is er eerst nog een tweede interruptie van mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik hoor mevrouw Michon terecht zeggen dat ze zich zorgen maakt over de enorme werkdruk. Dit geldt denk ik voor ons allen. Ik vind dat wij dan ook heel kritisch naar onszelf moeten kijken. Voor een deel veroorzaakt de politiek die werkdruk door iedere keer met iconen te komen. Of we vinden weer andere dingen belangrijk. Vaak zijn dat specialistische vormen van politiewerk en trekken we de agenten weg uit de basisteams. Mevrouw Michon had het over een «hightech eenheid». Dat klinkt hartstikke mooi en in een ideale wereld zou ik daar helemaal voor zijn. Alleen als we iedere keer de afweging moeten maken, wat we de komende jaren helaas moeten doen, tussen het op orde houden van de basisteams of het opzetten van allerlei andere prachtige dingen, moeten we dan ook niet strenger naar onszelf zijn en scherpe keuzes maken?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik ben het met mevrouw Ellemeet eens dat we keuzes moeten maken. De politie maakt ook elke dag keuzes in wat ze doen. Ik vind nu juist dat je die gespecialiseerde hightech crime unit moet hebben, want je ziet dat veel criminaliteit datagedreven is, zeker die rond cyber. Kijk ook naar de grote vangst die de politie heeft gedaan met EncroChat. Dat is een enorme datagedreven manier om zaken te draaien. Dat kan je niet meer doen met klassieke rechercheurs. Het zijn hele specialistische datarechercheurs, zou ik bijna zeggen, die dat werk doen. Zij doen dat niet meer specifiek voor één zaak, maar zij analyseren informatie voor wel tien zaken. Dat is een andere manier van werken. Ik denk dat de politie met dat soort expertise veel effectiever kan zijn. Dat is echt een andere manier van werken dan tien jaar geleden.

De voorzitter:

Kort vervolg nog, mevrouw Ellemeet?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik vind dit ook heel belangrijk en zo zijn er de hele tijd dingen die heel belangrijk zijn. Misschien moet ik het anders formuleren: zou het niet verstandig zijn als de politiek de politie meer keuzeruimte zou laten en de keuzes niet van tevoren invult en bij wijze van spreken geoormerkte opdrachten en budgetten aan de politie geeft?

De voorzitter:

Korte reactie nog, mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik voel me niet aangesproken. Ik heb niet het idee dat we dat zo specifiek doen. Waar we dat doen met wijkagenten, sta ik er zeker achter dat we dat doen. Waar we dat doen met cyberspecialisten, sta ik daar zeer achter. Ik heb zelf geen voorbeeld in mijn hoofd van een directe sturing waar we mee zouden moeten ophouden. Dus ik zeg nee.

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie van mevrouw Simons.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Mevrouw Michon spreekt haar zorgen en ook haar ongeduld uit als het gaat om misstanden bij de politie. Toch heeft haar fractie vorige week tegen de BIJ1-motie gestemd die vraagt om een onderzoek naar de gehele organisatie om die misstanden op te sporen en dus ook op te lossen. Nu ben ik een beetje verward.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

We hadden het in het plenaire debat over de Landelijke Eenheid. Ik zei net al dat mijn geduld bij die Landelijke Eenheid een beetje begint op te raken. Er zijn nu drie inspectierapporten en we wachten nog op het rapport van de commissie-Schneiders en het rapport van de commissie-Sorgdrager. Tegelijkertijd blijft ons slecht nieuws bereiken. Ik wil daar meer van weten en ik wil er dichter op zitten om te zorgen dat daar gaat gebeuren wat er nodig is. Uw motie gaat over de gehele politieorganisatie, als ik het goed heb onthouden, terwijl mijn zorg bij de Landelijke Eenheid zit.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Als de Landelijke Eenheid onderdeel is van ons gehele politieapparaat en we steeds zien dat er gereageerd wordt op incidenten, zoals mevrouw Michon-Derkzen zelf ook aangeeft, ben ik heel erg benieuwd naar de reden om niet een preventief onderzoek te willen, waarbij we in een keer een goed organisatiebreed beeld krijgen, opdat we kunnen handelen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Het meest eenvoudige antwoord is dat daarvan de probleemanalyse ontbreekt, terwijl de probleemanalyse van de Landelijke Eenheid vrij helder is. Die wordt ons door onafhankelijke inspectierapporten aangereikt. Ik zit hier, omdat we met daadkracht problemen moeten aanpakken waar ze zichtbaar zijn en dat is het geval bij de Landelijke Eenheid.

De voorzitter:

Dan ga ik het woord geven aan de heer Azarkan, die spreekt namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Ja, dank, voorzitter. Ik sluit me wat betreft PTSS graag aan bij mevrouw Helder. Zij heeft op dit punt vaak een inbreng. Ik heb zelf ook met een aantal slachtoffers gesproken. Ik zou bovenop wat de heer Bisschop zei over de verrekening, die schandalig is en geen recht doet, willen verzoeken om te kijken of je de mensen die PTSS hebben opgelopen in een of andere vorm toch voor het korps kunt behouden. Dat is de oproep die ze ook vaak naar mij hebben uitgesproken: ik wil best wel in een andere rol iets betekenen voor de veiligheid van de samenleving, maar zet me niet aan de kant, zet me niet weg en laat mij niet knokken tegen mijn eigen politiekorps.

Voorzitter. De Minister kan willen wat ze wil en de Kamer ook, maar als we geen agenten hebben, kunnen we niet zoveel. We hebben de vorige keer, ik in ieder geval in mijn hoedanigheid als rapporteur vanuit JenV, extra aandacht gevraagd voor die bezetting. Ik ben eigenlijk best wel geschokt. Nou zijn Kamerleden al snel geschokt – dat lezen we elke dag in de krant – maar we hebben in de afgelopen jaren veel gewaarschuwd, omdat uit analyses van de Algemene Rekenkamer bleek dat er een gat zat tussen wat de Minister vertelde en wat er in de praktijk aan de hand was. Dat gaat met name over de bezetting. Collega Bisschop zei het al: als je 10% van je bezetting mist en het is opgelopen, kunnen we minder vragen. En dat leidt tot nog meer stress. Als je vervolgens leest dat steeds meer agenten steeds meer druk ervaren, dat agenten jaarlijks hun basisopleiding niet afkrijgen, dan doet dat iets met de veiligheid en de uitgerustheid van met name de wijkagent, die voor mijn fractie heel belangrijk is en een cruciale rol vervult. Ik vind het te makkelijk om dan maar te schrijven dat de verwachting is dat de formatie en de bezetting ergens in 2025 weer in evenwicht zullen zijn. Ik wil een plan hebben van de Minister waaruit blijkt wanneer die stappen gezet zullen zijn en dat die zullen leiden tot dat evenwicht. Het is ons te waardevol om dit alleen maar op basis van woorden aan te nemen. Ik zou daar een noodplan op willen zien, een actieplan.

Voorzitter. Een ander punt gaat over dodelijk politie-ingrijpen. Dat is een belangrijk punt, want het aantal mensen dat door politie-ingrijpen overlijdt, is tussen 2016 en 2020 toegenomen. Het zijn bijna altijd verwarde mensen. Ik vind het belangrijk om te kijken hoe we daar anders mee kunnen omgaan. Het is verontrustend. Ook zien we dat het Nederlandse politiekorps in Europa het vaakst iemand doodschiet. Daarin staan we echt op nummer één. Ik zou daar van de Minister een onderzoek over willen hebben, breder dan dat van Bureau Beke, ook omdat zij een aantal cijfers niet krijgen. Daar wordt niet over gerapporteerd. Dat onderzoek is ook begrensd. Ik zou dus eigenlijk een aanvulling willen op het onderzoek van Bureau Beke, om te kijken of je een slagje dieper zou kunnen gaan.

Voorzitter, tot slot.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Helder, daarna van mevrouw Michon en dan uw afsluiting.

Mevrouw Helder (PVV):

De heer Azarkan heeft daar een punt, dat ook ik wel vaker maak. We horen daarop als antwoord een mantra dat ik eigenlijk ook nu van de Minister verwacht. Dat is dat de politie en de ggz intensiever zullen moeten gaan samenwerken. Mijn fractie heeft altijd gezegd: dit moet weg bij de politie; de eerste die in actie moet komen, is de ggz. Dat moeten we dus omdraaien. Is de heer Azarkan dat met ons eens?

De heer Azarkan (DENK):

Dat ben ik zeker met mevrouw Helder eens. De praktijk is echter dat de ggz hiermee worstelt. Dat zie ik van dichtbij. Het is vaak geen kwestie van het niet willen doen, maar het op een juiste manier aanvliegen is gewoon ingewikkeld. Ik weet dat er samenwerkingsverbanden zijn, dat er speciale eenheden zijn en convenanten over hoe te handelen. Ik constateer net als mevrouw Helder dat dit gewoon niet goed gaat, dat het toeneemt en dat de ernst toeneemt. Dat is gewoon zonde. We kunnen mensen redden door ze niet met zeven kogels dood te schieten, maar te kijken hoe we ze kunnen helpen als ze verward zijn.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Hoe beoordeelt de heer Azarkan het stroomstootwapen? In de hele discussie over het stroomstootwapen waren er voor- en tegenstanders. De wens van de politie was om dat wapen te hebben, juist voor verwarde personen, om veilig te zijn en tegelijkertijd het aantal incidenten met fatale afloop te verminderen. Hoe kijkt de heer Azarkan aan tegen de inzet van het stroomstootwapen, ook met de wetenschap uit dit rapport?

De heer Azarkan (DENK):

Dat is op de eerste plaats onvoldoende te duiden op basis van dit onderzoek. Daarvoor zou je echt breder moeten kijken. Maar nog belangrijker, en daar heb ik ook naar gevraagd voor de invoering: waaruit blijkt dat het andere geweld afneemt als je het stroomstootwapen invoert? Ik heb dat onderzoek nooit gekregen. Dat blijkt echt nergens uit. Het is toegepast in twee regio's: in Rotterdam en voor een deel in Amersfoort. Ik heb die cijfers niet. Ik zou dus nog steeds heel graag willen weten waaruit blijkt dat bij de pilots het politiegeweld middels vuurwapens afneemt ten gunste van het stroomstootwapen. Dat blijkt nergens uit.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog. Uw was bij uw «tot slot».

De heer Azarkan (DENK):

Ik kom tot slot op Giethoorn. Dat is het Hollandse Venetië, maar niet als je een Turks gezin bent en overlast hebt. Ik zal daar niet uitgebreid op ingaan. Het was op tv bij Zembla van BNNVARA. Het is echt schrikbarend. Het kan natuurlijk best zo zijn dat mensen overlast en discriminatie ervaren en dat ze vernederd worden. Als je dan naar een politiebureau en naar de gemeente gaat en zij bepalen voor jou dat het geen discriminatie is en dat het best meevalt, dan heeft de politie echt gefaald. Ik vind dat de reactie betekent dat je wegkijkt voor je verantwoordelijkheid. Ik zou de Minister willen oproepen om dit gezin te bezoeken en steun uit te spreken. Ze zijn namelijk echt in de steek gelaten. Ik zou de Minister ook willen vragen of zij breder bij dit korps wil onderzoeken waarom dit misgaat bij zo'n Turks-Nederlands gezin. Waarom wordt discriminatie niet opgenomen? Wat is dat toch?

Voorzitter. Volgens mij ben ik over mijn tijd heen. Dank.

De voorzitter:

U bedankt. Dan geef ik het woord aan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter. Er staan best een aantal dingen op onze agenda vandaag. Toch wil ik beginnen met het uitspreken van onbegrip. Onbegrip voor het feit dat mijn motie vorige week is ontraden en deze week werd weggestemd. Naar aanleiding van misstanden die aan het licht kwamen door onderzoek naar enkele afdelingen binnen de Landelijke Eenheid, vroeg ik in die motie om een organisatiebreed onderzoek. Immers, iedereen is gebaat bij het preventief beoordelen van de veiligheid binnen een organisatie met zo veel verantwoordelijkheid. Blijkbaar wordt die mening hier niet gedeeld. In de tussentijd zagen we dat een prominente medewerker, verantwoordelijk voor de werving van infiltranten, is ontslagen vanwege een lange periode van seksueel grensoverschrijdend gedrag en machtsmisbruik. Ik zou willen zeggen dat dit precies de situaties zijn die we met grondig onderzoek zouden kunnen voorkomen en bestrijden, en waar ik in mijn motie naar verwees. Door alles steeds maar weer af te doen als een incident accepteren we eigenlijk dat dergelijk onrecht niet wordt voorkomen, en al zeker niet wordt gesanctioneerd. Ik vraag de Minister dan ook hoeveel misstanden en hoeveel slachtoffers er nog nodig zijn voordat zij zegt: ja, een onderzoek lijkt mij een goed idee; laten we daar eens naar kijken.

Ik wil het dan heel graag even hebben over het halfjaarbericht van de politie. Daarin komt naar voren dat geweld tegen de politie met 19% zou zijn toegenomen. In 2020 kregen we vergelijkbare berichten. Dat was uiteindelijk ook het argument om het stroomstootwapen in te voeren. Vervolgens bleek dat dit gestoeld was op leugens, aldus de hoofdonderzoeker van de Politieacademie. Hoe garandeert de Minister dat dergelijke desinformatie niet opnieuw wordt ingezet voor het verbreden van bevoegdheden?

Ook is er onderzoek gedaan naar patronen, context en slachtoffers met fatale afloop waar de politie bij betrokken was. Het is goed dat daar nu enige transparantie in wordt gegeven. Ik wil vragen of dat van structurele aard kan worden.

We zien dat het stempel «verward gedrag», dat ik zelf overigens liever «onbegrepen gedrag» noem, bij deze situaties aan veel slachtoffers wordt gegeven. De politie blijkt lang niet altijd in staat om om te gaan met dergelijke situaties, waarin het gaat om zeer kwetsbare mensen. Is de Minister het ermee eens dat deze zorgvraag – want dat is het natuurlijk – niet bij de politie hoort te liggen? Dat is al eerder gevraagd en besproken. Waar ziet de politie ruimte om de-escalatieprocessen nog verder te verbeteren? Ook hier schort het helaas met enige regelmaat aan.

Voorzitter. Een ander zorgelijk feit is de enorme oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond. Zij worden harder en vaker geraakt door dodelijk politiegeweld. We zien dat in de praktijk consequenties en verantwoording vanuit de politie, en daarmee gerechtigheid voor hen en hun nabestaanden, vrijwel altijd uitblijven. Welke conclusies trekt de Minister uit deze feiten?

Tot slot een vraag over onafhankelijkheid. Boa's mogen straks geen hidjab meer dragen tijdens hun werkzaamheden, maar ondertussen staat een hoofdcommissaris uit Hengelo die bewindslieden op het hakblok wenste, als nazi's bestempelde en dood wenste bovenaan de lijst voor een extreemrechtse politieke partij. Hoe zit het met dat soort onafhankelijkheid, vraag ik de Minister.

Is de Minister het met mij eens dat iedereen zich in de politie en in handhavers zou moeten herkennen, en dat we daarin het straatbeeld van Nederland terug moeten zien? Zodra ik, of wie dan ook, zich niet vertegenwoordigd ziet of voelt, is er van onafhankelijkheid überhaupt geen sprake. Ik ben benieuwd naar de reflectie van de Minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Ellemeet van GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb de afgelopen tijd met heel veel mensen van de politie gesproken om meer gevoel te krijgen bij wat er allemaal leeft. Ik ben daar heel erg van geschrokken. Agenten zeiden tegen mij: we gaan eraan kapot dat we in de wijk geen normale diensten meer kunnen draaien en dat we eigenlijk de hele tijd uit die wijk worden teruggetrokken. Een agent zei tegen mij: ik ben 32 jaar en ik ben al de meest ervaren persoon in mijn team en op mijn bureau. Er werden dingen gezegd als: het is eigenlijk kiezen tussen roofbouw en loyaliteit, en we worden uit elkaar getrokken; we kunnen niet meer de goede keuzes maken.

Hoe moet dit verder, vraag ik aan de Minister. We kennen de cijfers natuurlijk al. In de komende jaren wordt het hartstikke moeilijk. Dan gaan er vanwege vergrijzing en pensionering nog meer mensen uit. We weten ook dat ME-agenten en collega's soms vijf of zes weekenden achter elkaar moeten werken en dan ook nog reguliere diensten moeten draaien. We zijn gaten met gaten aan het vullen. Ik ben heel erg bezorgd dat we nog meer mensen gaan verliezen, omdat ze in een burn-out terechtkomen. We horen nu al dat dat steeds vaker voorkomt en dat mensen steeds gestrester raken. Er zijn zelfs voorbeelden van zelfmoorden vanwege de hoge stress. We moeten met een plan komen. Ik vraag de Minister op welke manier zij hier prioriteit aan wil geven.

Dit raakt ook een beetje aan mijn interruptie op mevrouw Michon. Ik denk namelijk dat dit ook iets van ons als politiek vraagt, namelijk om scherpe keuzes te maken.

De voorzitter:

En nu heeft mevrouw Michon een interruptie voor u.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Interessant betoog van mevrouw Ellemeet. Ik zou haar willen vragen wat haar oplossing is. Haar analyse is terecht. Die had ik ook. Vervolgens zegt ze tegen de Minister: kom met een plan. Wat zou daar in de ogen van mevrouw Ellemeet in ieder geval in moeten staan?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank voor deze vraag. Wat mij betreft zou de prioriteit moeten komen te liggen bij de basisteams. Dat klinkt makkelijk, maar daar zitten pijnlijke gevolgen aan vast. We zien namelijk dat jaar na jaar vanwege politieke prioriteiten mensen uit de teams getrokken worden en er allemaal prachtige andere initiatieven worden opgezet. Die wil ik op geen enkele manier afdoen als onbelangrijk, maar mevrouw Michon stelt terecht de moeilijkste vraag: waar kies je dan voor en wat laat je dan? Ik zou zeggen: kies voor de basisteams. Laten we die op volle kracht laten draaien. Mijn tweede antwoord zou zijn: leg het primaat voor moeilijke keuzes bij de politie in plaats van bij de politiek. Ik denk dat dat ook het terechte verzoek van de politie is.

De voorzitter:

Nog een vervolgvraag van mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik kan mevrouw Ellemeet goed volgen, maar het probleem is nou juist dat elk basisteam een fte kwijt is aan bewaken en beveiligen. Je kunt niet zeggen: laat dat maar even zitten. Dat is precies het dilemma bij de politie. Als je ziet wat er aan ondermijning gebeurt, tot en met een moord op een journalist op klaarlichte dag, dan kunnen we hier niet zeggen: laat die zaken maar even liggen. Dan zouden niet alleen wij als politiek, maar dan zou het hele land op z'n kop staan. Dat is dus het duivelse dilemma. Ik denk dan: dit gaat dus toch meer inzet vragen van private beveiligers, Defensie of wie dan ook. Natuurlijk moet je scherpe keuzes maken, maar dan nog is dit een verdeling van schaarste.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Over dat laatste zijn we het denk ik eens. Het is een verdeling van schaarste en het is moeilijk. We moeten moeilijke keuzes maken. Ook ik vind dat we moeten kijken welke andere krachten we eventueel kunnen inzetten voor bewaken en beveiligen. Mij gaat het erom dat we hier in de politiek graag willen shinen met onze eigen initiatieven. We willen zeggen: kijk, ik heb een potje vrijgemaakt en nu gaan we dit doen; ik ben de persoon van dit of dat. Laat ik het bij mezelf houden: mijn voorganger heeft prachtige resultaten geboekt op het gebied van de zedenpolitie. Dit is echt een oproep aan ons allemaal, inclusief mijn eigen fractie: het is niet de tijd om politiek een potje te shinen, het is tijd om te kijken wat we voor de politie kunnen betekenen. Het is minder aantrekkelijk om te zeggen: we investeren in een stevige basis. Dat is politiek minder prominent, zal ik maar zeggen. Maar misschien is het wel belangrijker. Dat is mijn oproep aan ons allemaal.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik had een aantal vragen over de signalen die ik van de bonden krijg. Die gaan ook over de onderhandelingen die nu plaatsvinden. De politie geeft zelf aan: we gaan het gewoon niet redden, ook niet met het budget dat voor de komende tijd is vrijgemaakt. Mensen gaan alsnog omvallen. Er lijkt heel weinig ruimte om af te wijken van andere cao-onderhandelingen. Er worden natuurlijk generieke afspraken gemaakt vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken over de ruimte die er is. Ik vraag aan de Minister of er ruimte is om specifiek voor de politie afspraken te maken die misschien afwijken van andere cao's. Of is die er niet?

Ik hoor graag van de Minister hoe zij aankijkt tegen het voorstel om een crisisorganisatie op te zetten. Ook dat is een voorstel van de bonden. Dat komt natuurlijk ergens vandaan. Zij geven aan dat dit de enige manier is om het hoofd boven water te houden. Is de Minister bereid om daarin tegemoet te komen?

Voorzitter. Dan de keuzes die we moeten maken. Ik had het daar net al over in een interruptie op mevrouw Michon. Ik wil deze vraag ook aan de Minister stellen. Op welke manier wil zij opkomen voor de politie, en vooral voorzien in de behoefte die zij heeft en minder in de behoefte die wij als politiek hebben? Misschien herkent zij dit ook vanuit haar vorige rol als woordvoerder.

Ik wil de Minister ook vragen hoe zij aankijkt tegen de samenwerking tussen de boa's en de politie. Is zij bereid een visie daarop uit te werken? We weten allemaal dat een aantal van de resultaten misschien minder zichtbaar zijn, maar wel heel waardevol. Ik denk bijvoorbeeld aan zaken die bestuurlijk worden afgedaan. Ook dat is weer een manier van politiek bedrijven op de politie, door kortcyclisch aan te geven welke resultaten er geboekt worden, terwijl iets soms een lange adem nodig heeft om tot de gewenste resultaten te komen. Hoe voorkomen we dat we de hele tijd sturen op «output» en niet op «outcome», om die termen maar te gebruiken? Graag ook daarop een reactie van de Minister.

In hoeverre is zij bereid om onderzoek te doen naar de waarde van de inzet van preventie in het politiewerk? Op welke manier dragen de basisteams bij aan het voorkomen van escalatie van geweld en criminaliteit?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Excuses dat ik iets later binnenkwam. Net als mevrouw Ellemeet zat ik nog in het debat over kinderhartchirurgie in Groningen. Ook zeer belangrijk, net als overigens dit onderwerp.

Voorzitter, inwoners van Nederland en vooral onze politiemensen. Jongeren die in Bruinisse een borrel te veel op hebben, weten het heel goed: als ze bellen dat er in Nieuw-Haamstede een incident plaatsvindt, kunnen ze zonder vrees voor een boete naar huis rijden met een biertje of vijf achter de kiezen. Hoe komt dat? Ze weten op Schouwen-Duiveland heel goed dat er maar één politieauto beschikbaar is voor het hele eiland. Als deze auto Nieuw-Haamstede binnenrijdt, betekent dat dat de handhavende autoriteiten zich op minimaal een halfuur rijden van Bruinisse bevinden.

De veiligheidssituatie op het platteland is nijpend. Van de 55 politiebureaus in Zeeland die er in 1980 waren, zijn er nu nog maar 14 over. Friesland is van 76 naar 26 gegaan, en dat terwijl Zuid-Holland van de 139 posten er 101 heeft behouden. De meeste verliezen vielen in het Groene Hart.

Voorzitter. Het is voor BBB cruciaal dat we deze posten weer terugbrengen. Daarom was ik ook verheugd dat mijn motie, die vraagt om in langetermijnvisies rekening te houden met de staat van de politie op het platteland, is aangehouden. Graag wil ik de Minister en de Kamerleden vragen om met BBB samen aan dit doel te werken en om te gaan onderzoeken of bij het verdelen van geld voor politie-eenheden naast inwoneraantal ook rekening gehouden kan worden met het aantal vierkante kilometers dat veilig gehouden moet worden. Ik zal u vertellen: de drugscrimineel woont misschien in Rotterdam, maar zijn drugslab staat toch echt in Tholen.

Politieagenten zijn net als u, ik, de Kamerleden hier aanwezig en alle andere burgers ook mensen. Mensen die door hoge werkdruk en spanningen in het werk de gevolgen kunnen ervaren van een slechte mentale gezondheid. Recentelijk leidde dat nog tot de trieste zelfdoding van een van onze agenten. De mentale gezondheid van onze agenten moet een hogere prioriteit krijgen van ons als politiek en van de politie als organisatie. Daarbij is van belang dat we de cultuur bij de politie openbreken. De hoeveelheid mails in mijn mailbox van dienders die hun verhaal willen delen, maar dat niet binnen de eigen organisatie kwijt kunnen, is gewoon bedroevend.

De meeste coronamaatregelen lijken op hun retour, hoewel de gereedschapskist wonderlijk kan werken. Laten we niet vergeten dat we uit een nare, vijandige tijd komen, waarin de politie aan de frontlinie stond. We zijn de verschrikkelijke beelden uit Rotterdam bijvoorbeeld nog niet vergeten. Daarnaast heeft de politie tegen wil en dank maatregelen moeten handhaven die lijnrecht tegen de Nederlandse traditie van vrijheid ingaan, wat haar met zekere regelmaat niet in dank werd afgenomen.

Ik heb zeven dagen geleden een mailtje mogen ontvangen van een trotse, maar bezorgde diender. Hij en zijn vrouw zitten beiden al twintig jaar bij de politie en hebben een hoop leed voorbij zien komen, van zelfdodingen tot reanimaties van kinderen. Het is hun niet in de koude kleren gaan zitten. Toch, ondanks dit alles, blijven ze in de frontlinie staan, voor onze veiligheid. Zoals ze zelf zeggen, doen ze dat zo goed en zo kwaad als het gaat. Ik wil gebruikmaken van dit moment om mijn dank te betuigen aan onze politiemensen, onze toppers. Ongeacht het feit dat het lijkt alsof de wereld soms tegen ze is, blijven ze met risico voor hun eigen mentale gezondheid hun ambt uitoefenen. Dat doen ze fenomenaal. Onze dank en onze steun hebben jullie. Tegen elke Nederlander wil ik zeggen: morgen kan uw moeder worden gereanimeerd. Morgen kan uw dochter worden gered van haar gewelddadige vriend. Morgen kan uw moeder die verward haar huis heeft verlaten, weer worden teruggebracht naar huis. Wie doen dat? Dat doen onze politieagenten.

Voorzitter, tot slot. Als laatste hoor ik graag hoe de Minister de motie-Michon-Derkzen/Van der Plas over de neutrale uniformen gaat uitvoeren. Het mogen uiten van je geloofsovertuiging is een groot goed, maar het uitoefenen van een publieke en neutrale functie gaat voor. Ik noem het voorbeeld van een parkeerplaats vlakbij de grens. Deze parkeerplaats fungeert vaak als een ontmoetingsplaats voor homoseksuelen, maar ook als locatie voor drugshandel. Politie en boa's zullen dan een vertrouwensband moeten opbouwen...

De voorzitter:

Wilt u afronden?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, dit is de laatste zin. Politie en boa's zullen dan een vertrouwensband moeten opbouwen met de homoseksuele gemeenschap. Het is overduidelijk dat een homoseksueel niet zo gauw bereid is op een heimelijke ontmoetingsplaats te spreken met een agent die openlijk een religieus item draagt van een religie die zijn gedrag veroordeelt.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van de heer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Ja, over die laatste zin. Kan mevrouw Van der Plas vertellen waar die aanname uit voortkomt?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Er zijn bepaalde religies die homoseksualiteit veroordelen. Ik denk dat de heer Azarkan, maar misschien ook anderen, er gauw van uitgaan dat ik het dan per se over moslims heb. Er zijn ook andere religies die dit veroordelen. BBB is tegen elke religieuze uiting van mensen die een openbare functie hebben.

De voorzitter:

De heer Azarkan, heeft u nog een vervolgvraag?

De heer Azarkan (DENK):

Ik had die aanname niet. Ik wilde zelf het voorbeeld geven van iemand die christen is en een kruisje draagt. Volgens de laatste CBS-cijfers zijn er op dit moment zo'n 7,5 miljoen christenen in Nederland. Ik kan me voorstellen dat er best veel christenen bij het politiekorps zullen zitten. Dat zie je alleen niet. Zo konden die neutrale mensen bij de Belastingdienst ook heel goed discrimineren, maar dat zag je niet aan ze af.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Azarkan (DENK):

Zou het andersom niet zo kunnen zijn dat mensen wel degelijk het evenwicht kunnen vinden tussen hun geloof en het feit dat ze in een samenleving leven waarin ze ruimte geven aan homoseksuelen of andere groepen? Waarom vanzelfsprekend hiervan uitgaan? Dat was waarop ik reageerde. Mevrouw Van der Plas problematiseert dit, met: dat gaat niet samen. De vraag is waar dat uit blijkt. Heeft mevrouw Van der Plas dat onderzocht? Of is dat gewoon een aanname?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik baseer mij op uitingen van fundamentele religies. De heer Azarkan heeft er gelijk in dat er ook bij de christenen fundamentele, orthodoxe stromingen zijn. Ook daar wordt op een niet echt aardige manier over bijvoorbeeld homoseksuelen gesproken. Of over vrouwen, dat zou ook nog kunnen. Ik heb daar geen onderzoek naar gedaan, maar we moeten onze kop niet in het zand steken. We zien dat gewoon om ons heen en we lezen dat om ons heen. Als iemand als politieagent werkt of een andere openbare functie heeft en een uiting heeft van die religie, dan kan dat voor een bepaalde bevolkingsgroep als intimiderend, bedreigend of beangstigend worden ervaren. Ik vraag me af of we per se de kat op het spek moeten binden om dit proefondervindelijk te gaan vaststellen. Dat vind ik niet. Laten we het gewoon neutraal houden, zoals we dat nu hebben. Dat is voor mij de meest praktische en simpele oplossing.

De voorzitter:

We gaan naar meneer Bisschop en dan nog naar mevrouw Simons.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb niet zozeer een interruptie, maar ik wil graag een kanttekening plaatsen. Nee, laat ik beginnen met een compliment. Dat is altijd goed. Ik kan de nuchtere benadering van mevrouw Van der Plas over het algemeen uitstekend waarderen. Maar nu wordt op een warrige manier van alles wat naar orthodoxie zweemt op één hoop geveegd, of het nou een moslim is of een christen. Homoseksualiteit wordt erbij getrokken, en vrouwen. Nog eventjes en dan gaat de SGP bij mevrouw Van der Plas over de knie. Ik zou haar willen vragen om dit niet te doen en het wat zuiverder te houden.

De voorzitter:

Dat is uw vraag. Mevrouw Van der Plas voor een reactie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik vind dat je dingen gewoon moet kunnen benoemen. Ik weet dat dit schuurt en dat het heel lastig is om dit te bespreken. Je kunt mensen kwetsen. Dat snap ik. Daar ben ik me ook zeer van bewust. Het gevolg kan zijn dat we moeilijke kwesties en allerlei onderwerpen op een gegeven moment gaan vermijden, omdat je misschien wel iets zegt wat iemand niet welgevallig is. Ik vind dat zelf heel erg benauwend. Bij mijn weten discrimineer ik niet. Als iemand vindt van wel, mag hij aangifte tegen mij doen. Ik vind dat we alles bespreekbaar moeten maken in deze Kamer. Dan komen er inderdaad weleens kwesties naar voren die misschien wat schuren en die misschien niet leuk zijn. Tja, dat is dan wat mij betreft zo.

De voorzitter:

De heer Bisschop nog voor een kort vervolg.

De heer Bisschop (SGP):

Heel kort. Het gaat mij er niet om dat dingen benoemd worden, maar het gaat mij om zorgvuldigheid. Die ontbreekt toch echt in de reactie op de interruptie van collega Azarkan.

De voorzitter:

Punt gemaakt. Er is ook nog een interruptie van mevrouw Simons op dit punt.

Mevrouw Simons (BIJ1):

In aansluiting op de eerdere interrupties: de heer Azarkan haalde al aan dat je aan de buitenkant niet kunt zien of iemand goed kan discrimineren. Hij nam daarbij de Belastingdienst als voorbeeld. Mijn vraag gaat over de andere kant. Ik benoemde dat ook in mijn bijdrage. Ik wil mevrouw Van der Plas vragen of zij denkt dat het belangrijk is dat wij een politieapparaat vormgeven waar iedere burger zich in kan herkennen en waaruit blijkt dat iedere burger in dit land mee mag doen. Uit het buitenland weten wij namelijk ook dat zaken als tulbanden, hoofddoekjes en meer van zulks geen enkele invloed hebben op het uitvoeren van het politiewerk.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Natuurlijk vind ik dat iedereen zich moet kunnen herkennen en dat iedereen zich veilig moet voelen bij het zien van een politieagent of wie dan ook in een openbare functie. Dat staat helemaal niet ter discussie. Ik begrijp de vraag dus eerlijk gezegd niet zo goed.

De voorzitter:

Mevrouw Simons, afrondend.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Als wij in Nederland mensen hebben die op verschillende manieren hun identiteit vormgeven, waarvan sommigen met een tulband omdat zij sikh zijn, anderen met een hoofddoek omdat zij op die manier uiting geven aan het feit dat zij moslim zijn, dan begrijp ik niet waarom mevrouw Van der Plas zegt dat iedereen zich in een korps moet kunnen herkennen, maar niet in de mensen die een hoofddoek of een tulband dragen, omdat dat een uiting zou zijn van een fundamentele religie. Daarbij wil ik nog even opmerken dat ik persoonlijk geen vredelievendere religie ken dan die van de sikhs.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas, tot slot.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik begrijp het nog steeds niet zo goed. Dat geldt dan op deze manier. Iedereen moet zich daarin kunnen herkennen. Iemand moet de vrijheid hebben om een geloofsuiting te hebben. Maar we moeten dan ook rekening houden met mensen die zich daar wel door geïntimideerd voelen, of angstig, of die denken: wat moet ik hiermee? We hebben toch ook zorg voor die mensen? Of is het eenrichtingsverkeer en geen tweerichtingsverkeer? Volgens mij is het meest simpele om geen religieuze uitingen te hebben. Dan is iedereen klaar. Of ik een Turkse agent tegenover me heb, een Groningse agent, of een agent die van origine uit Pakistan afkomstig is, maakt mij helemaal niks uit.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Je kunt toch gewoon normale kleding dragen, zoals we die nu ook dragen? Ik zie het punt niet, hoor.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik ga aan mevrouw Helder vragen of zij tijdelijk het voorzitterschap wil overnemen, zodat ik namens de SP mijn bijdrage kan leveren.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

Ik geef als voorzitter het woord aan de heer Van Nispen namens de SP. Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Het is code zwart bij de politie. Het is dramatisch gesteld met de capaciteit. Wijkagenten zijn nog nauwelijks in de wijken. Rechercheurs bewaken ambassades vanwege personeelstekorten bij bewaken en beveiligen, enzovoorts. Het is echt dramatisch.

De politiebonden voeren nu actie. De agenten gaan de straat op. Niet alleen om hun werk te doen, maar nu ook echt om actie te voeren voor die eerlijke cao. Die strijdbaarheid vind ik mooi, maar dat het nodig is, vind ik treurig. Nu het leven steeds duurder wordt, ook voor de agenten, en ze met man en macht alle zeilen moeten bijzetten vanwege rampzalige politieke keuzes, zegt het kabinet: ho, ho, ho, niet te veeleisend zijn, jongens en meisjes van de politie. Dat kan toch niet? Waar zit het op vast? Moeten wij de Minister met een zak geld op pad sturen? Het is niet om aan te zien: actievoerende agenten, die vorig jaar nog in hun gezicht gespuugd werden maar geen beschermende middelen kregen, die door het bewaken en beveiligen, door de toename van verwarde personen en door meer demonstraties meer taken hebben, maar minder collega's, die desondanks voor je klaarstaan als je in levensnood verkeert. Geef die mensen nou toch waar ze recht op hebben. Dat is wel zo fatsoenlijk, en in het belang van een veilige samenleving. Graag horen wij van de Minister wanneer zij de agenten tegemoetkomt.

Dan het politieonderwijs. Volgens de Minister is de verwachting dat de capaciteit in 2024 of 2025 weer op orde is. Gaat dat lukken? Is dat realistisch? In 2020 zijn er bijna 750 fte aan aspiranten minder dan verwacht ingestroomd. Kan de Minister aangeven of in 2021 de beoogde instroom van 2.407 fte aan aspiranten is gehaald? Is de uitval niet veel groter geweest dan de beoogde 2.072 fte? Kan de Minister toezeggen dat we nu eindelijk eens stoppen met het meetellen van politiestudenten als volwaardig inzetbaar personeel in de operationele sterkte? Kunnen we betere informatie en realistischere cijfers over de politie verwachten?

Bij de Politieacademie is er een enorm tekort aan alles. Is de Minister daar al eens gaan kijken? Heeft zij met de nieuwe lichting studenten gepraat en ziet zij dezelfde zorgelijke zaken als wij, over gebrekkige voorzieningen en te weinig begeleiding? Die begeleiders komen immers vaak uit de basisteams, waar de capaciteit al schrijnend is. De Politieacademie staat voor een enorme opgave, maar staat er niet goed genoeg voor. Ziet de Minister de risico's? Hoe garandeert zij voldoende instroom? Hoe wordt er echt orde op zaken gesteld bij de Politieacademie?

Ik sluit me aan bij de vragen die zijn gesteld over PTSS en restschade. Ik sluit me ook aan bij de vragen die zijn gesteld over de Landelijke Eenheid, de cultuur en de politietop. Ook wil ik weten of het klopt dat de Minister het rapport over het TCI zelf niet heeft mogen lezen, en of de onderzoeker inderdaad nauwe banden heeft met degenen die onderzocht zijn bij de politietop. Ik vind dat ook heel onverstandig.

Tot slot de risico's van buitenlandse apparatuur. Waarom gebruikt de Nederlandse politie Chinese drones? Die worden door het Ministerie van Defensie niet gebruikt, omdat ze te riskant zijn. Waarom gebruikt de politie ze dan wel? De ANPR-camera's die boven de wegen hangen, zijn van een mensenrechtenschendend Chinees bedrijf, met risico's op spionage. Waarom gebruikt de politie die spullen? Ook het tapsysteem van de politie is uiterst belangrijk en kwetsbaar. Daar werd lang heel schimmig over gedaan: het was een geheime leverancier, die betrokken was bij de productie van clustermunitie, en het zou gaan om producten van Israëlische bedrijven. Het is echt naïef en onverantwoord. Kijk naar de onthullingen in de afgelopen tijd over Israëlische spionageproducten. Waarom zou je je afhankelijk maken van een ander land, terwijl ook de CTIVD en de AIVD hiervoor expliciet hebben gewaarschuwd? Waarom is daar niet naar geluisterd? Is dat echt alleen maar vanwege die Europese aanbestedingsregels? Hoe is nou de integriteit gewaarborgd? Heeft de politie als eigenaar ook het beheer en het onderhoud van het systeem in handen? Dat is echt belangrijk. En als dat zo is, waarom moeten er dan contractuele afspraken en beheersmaatregelen gemaakt worden, want die zijn er, om toegang van de leverancier tot gevoelige locaties en infrastructuur van de politie te voorkomen? Dat begrijp ik dan echt niet. De SP stelt voor om hiermee te stoppen. We moeten controle hebben over de eigen data en met een Nederlands bedrijf werken. Er is ook gewoon een Nederlands bedrijf dat dit kan maken en anders moet je ervoor zorgen dat Nederland zelf een systeem kan bouwen. Mijn oproep luidt: erken de risico's en stop met deze naïviteit.

De voorzitter:

Dank u wel. O, zie ik toch een interruptie? Dan zeg ik nu als interim-voorzitter: u had er al twee. Ik geef toch de voorzittershamer terug aan de reguliere voorzitter. Dank u wel.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is een eind gekomen aan de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 15.25 uur.

De vergadering wordt van 15.03 uur tot 15.26 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie Justitie en Veiligheid over de politie. We zijn met veel sprekers. We willen dit debat graag afronden met een tweede termijn. Daarom stel ik voor om maximaal twee interrupties in tweeën te doen om de Minister te bevragen.

Dat gezegd hebbende, geef ik het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Voor deze eerste keer dat we specifiek over politie praten, had ik een hele mooie, lange inleiding – althans, dat vind ikzelf – met woorden die ik heel graag richting de agenten, de vrouwen en mannen op straat, wil richten. Ik weet echter dat we het overzichtelijk en beknopt moeten houden, dus ik heb het flink ingekort. Gelukkig zijn er heel veel vragen gesteld waarin ik die elementen wel kwijt kan. Uiteindelijk gaat het over al die mensen die voor ons in de frontlinie staan, die een stap naar voren doen als wij een stap naar achteren doen. Ik weet dat dit vaak over de politie wordt gezegd, maar dit is de beste omschrijving, want dit is precies wat het is. Ik heb enorm veel respect voor al deze vrouwen en mannen en sta vierkant achter, naast en voor ze, zeker nu we steeds meer van ze vragen. Ik kom hier straks uitgebreid op terug, omdat er veel vragen over zijn gesteld. Eerst wil ik even stilstaan bij de veiligheid van onze agenten. Ze hebben te maken met een enorme druk, elke dag weer, en we zien die de afgelopen tijd ook toenemen. Dit betekent ook dat onze agenten belaagd worden en te maken hebben met geweld, intimidatie en bedreiging. Het kunnen omgaan met een zekere mate van onveiligheid hoort bij het werk, maar niet in de mate die zij nu meemaken. Ik vind het belangrijk om hier een aantal elementen te noemen van zaken die wij met elkaar doen om te laten zien als samenleving, als overheid en als politiek, dat we dat niet accepteren. Dit is bijvoorbeeld het werk van de Taskforce Onze hulpverleners veilig. De taskforce richt zich erop dat de hulpverleners veilig hun werk kunnen doen.

Met het wetsvoorstel over het taakstrafverbod dat nu bij de Kamer ligt, kunnen we er hopelijk voor zorgen dat geweldplegers er niet meer met een taakstraf van afkomen. We kunnen er ook voor zorgen dat de strafeis tot 200% verhoogd kan worden. Het wetsvoorstel tegen het gebruik van persoonsgegevens voor intimiderende doeleinden gaat snel naar de Raad van State. Dit is ook een fenomeen waar agenten zeer onder lijden. Het wordt weleens «doxing» genoemd, wat ik een stom woord vind, want dat zegt niemand wat. Je persoonlijke gegevens worden online gezet met de tekst «ga die nu maar opzoeken». Agenten hebben daar behoorlijk veel last van in hun persoonlijke levenssfeer. Dit zijn enkele elementen waarbij wij alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat wordt uitgestraald: van onze agenten blijf je af en als je daar niet naar luistert, weten we je te vinden.

Het is vanzelfsprekend dat uw Kamer vragen stelt over de stand van zaken van een aantal belangrijke dingen die nu lopen. De heer Van Nispen had vragen over de onderhandelingen over een nieuw cao-akkoord. Ik kom daar straks op terug. De thema's werkdruk en waardering komen continu naar voren bij de meeste vragen die ik heb gehoord, en terecht. Het valt niet mee om de roosters te vullen. Ik zal straks ook stilstaan bij de cijfers en de plannen die nu al lopen om ervoor te zorgen dat deze periode zo kort mogelijk duurt. Zoals verschillende leden al hebben aangegeven, is dat niet morgen. Dat zal een paar jaar duren. Het doet mij ook pijn om dat te zeggen, maar dat is de werkelijkheid waarin we zitten.

Ik beëindig mijn inleidende betoog met het setje waarmee ik zo meteen ga beginnen en dat is PTSS. We kunnen niet verwachten dat de politie optreedt in de buitenwereld als de binnenwereld niet op orde is. Daarom gaan we ervoor zorgen dat het vernieuwde stelsel beroepsziekten en PTSS en het stelsel veiligheid, integriteit en klachten gaat werken. Onze politiemensen hebben daar recht op. Ik kom daarop terug. Ik weet dat het gesprek hierover al heel lang loopt. Dit grijpt mij zeer aan, net als mijn voorganger overigens, en ik zal er alles aan doen om dit op een goede manier te regelen.

Wellicht is het goed om aan te geven welke mapjes ik heb. Ik ga beginnen met PTSS, dan de Landelijke Eenheid, capaciteit en daarin heb ik ook de vrijwilligers meegenomen, de boa's, zeden, incidenten met overlijden naar aanleiding van het recente onderzoek, tapsystemen, en een mapje overig.

Over PTSS zijn vragen gesteld door PVV, SGP en ik meen ook nog andere Kamerleden. Gaat de Minister politiemedewerkers met PTSS helpen en hoe gaat zij dat doen? Er is ook nog een aangenomen motie waar ik zelf voor heb gestemd. Het lot van PTSS'ers gaat mij net als mijn voorganger zeer ter harte. Het nieuwe stelsel dat in de contourenbrief van 23 april 2020 is geschetst en dit jaar wordt ingevoerd, zal daarom veel meer dan tot op heden het geval is geweest, gericht zijn op preventie, zorg en re-integratie. Eventuele schade wordt vergoed op basis van wat maatschappelijk gebruikelijk is. Voor degenen die in het huidige stelsel te maken hebben met restschade, is met de politiebonden overeenstemming bereikt over een overgangsregeling. Deze gaat in zodra volledige overeenstemming bestaat over de wijze waarop de schade in het nieuwe stelsel wordt vergoed. Tot dat moment wordt uitgegaan van de interne richtlijn van de politie, die anticipeert op het nieuwe stelsel. Er worden van tevoren geen schadeposten uitgesloten en de intentie is om alle schade en kosten die in redelijkheid gemaakt zijn of worden, mee te nemen in de eindafdoening.

In de te bereiken overeenstemming over een eindafdoening worden eerder uitgekeerde bedragen met betrekking tot diezelfde schadeposten betrokken en dat is redelijk. Voor die schade heeft immers al een vorm van compensatie plaatsgehad. Dat geldt ook voor het reeds uitgekeerde smartengeld dat is gekoppeld aan het percentage arbeidsongeschiktheid, omdat dit door die koppeling een materiële component heeft. Dit staat dus los van de immateriële component. Bovendien wordt de immateriële smartengeldvergoeding in deze overgangsperiode ruimhartig bepaald, hoger dan wat maatschappelijk gebruikelijk is. Met 126 personen is inmiddels volledige overeenstemming bereikt. Voor degenen die niet akkoord gaan, bestaat er sinds november de mogelijkheid om zwaarwegend advies aan te vragen aan een onafhankelijke paritaire commissie. Tot op heden zijn twee zaken voorgelegd, die thans door de commissie worden behandeld. Ik denk dat het goed is om hier af te spreken, want ik weet dat er in mijn antwoord nog een aantal antwoorden liggen en dat er ook nog wat haakjes open zijn, dat ik hierop terugkom zo snel mogelijk na het moment dat we stappen hebben gezet. Ik kan me zomaar voorstellen dat de leden hier dit willen blijven volgen.

De voorzitter:

Ik ga mevrouw Helder het woord geven voor een interruptie, maar u zegt ook al toe dat u erop terugkomt. Kunt u zeggen wanneer dit ongeveer zal zijn?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zal dit doen met het halfjaarbericht en als het eerder kan, dan eerder. Het hangt natuurlijk ook af van de gesprekken en hoe we die vormgeven qua termijn en planning. De intentie heb ik zojuist genoemd.

De voorzitter:

Mevrouw Helder voor een interruptie.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb ook heel veel kritiek op dat nieuwe stelsel, maar ik heb me vandaag toegespitst, en dat blijf ik doen, op de al toegekende smartengeldvergoeding waarvan korpschef Bouman terecht zei dat dat een ereschuld is. Ik hoor de Minister spreken over «dezelfde schadeposten» en daar gaat het al fout. Immateriële schadevergoeding kun je niet vergelijken met het derven van inkomen en dat gebeurt hier wel. Op de toegekende immateriële schadevergoeding, dus voor het psychisch leed, wordt het gederfde inkomen in mindering gebracht. Dat kan gewoon niet. Ten eerste is het in strijd met wat korpschef Bouman heeft gezegd. Ten tweede is het juridisch onjuist. En ten derde is het al toegekend. Je kunt hier juridisch niet aan voorbijgaan. Ik vraag de Minister of ze ervoor kan zorgen dat de korpsleiding niet verrekent. De paritaire commissie is in strijd met de motie. De Kamer wil niet dat er wordt verrekend. Er moet een einde aan komen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De kans bestaat dat we er niet helemaal samen op één lijn gaan uitkomen, maar wat ik wel wil doen en nog niet heb kunnen doen, wat ik oprecht heel vervelend vind, is om met een aantal betrokkenen om tafel te gaan zitten om te begrijpen wat er gaande is en hoe het eruitziet, precies ook de elementen waar mevrouw Helder het over heeft, zodat ik het zelf beter kan doorgronden. Ik neem dit sowieso mee, ook in mijn gesprekken en in het bericht waarin we terugkomen op de verdere invulling. Ik had die gesprekken eerder willen hebben, maar dat is mij oprecht in de agenda niet gelukt.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik dank de Minister daarvoor en ik begrijp dat dit niet meteen lukt. Mag ik het zo samenvatten dat de Minister nog in gesprek gaat met de PTSS'ers, laat ik ze zo noemen, met een langlopend dossier, voor wie geldt dat de korpsleiding verrekening heeft toegepast, die in strijd is met de Kamerbreed aangenomen motie? En dat ze daar bij de Kamer op terugkomt?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga zeker dat gesprek aan. Ik laat even in het midden hoeveel ik daarvan hier kan terugkoppelen. Voor mij geldt dat ik bij elk onderwerp graag de mensen wil zien van de dossiers waarover we het hebben. Dat geldt absoluut ook hierbij. Ik zal in ieder geval zorgen dat de bevindingen voor zover we die nog beter kunnen verankeren in beleidstappen, naar de Kamer komen.

De heer Bisschop (SGP):

Ik dacht «ik ga hierop ook interrumperen», maar ik kan me geheel vinden in de lijn die collega Helder voorstelt. De toezegging van de Minister om erop terug te komen, brengt mij ertoe om van mijn interruptie af te zien.

De voorzitter:

Collega's, laten we spaarzaam zijn met de interrupties, want u heeft er maar twee. De Minister vervolgt haar beantwoording, met de Landelijke Eenheid denk ik.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Klopt, de Landelijke Eenheid. We hebben daar vorige week terecht lang bij stilgestaan. Het is heftig voor iedereen dat we daar weer bij stil moeten staan. Ik kan niet uitsluiten dat dit de laatste keer is. Ik deel met uw Kamer de noodzaak om zicht te houden op de maatregelen die daar worden getroffen en zal goed in de gaten houden hoe dat gaat. Er zijn verschillende vragen gesteld, ik meen ook door D66, over de stappen die nu allemaal worden gezet. Het is goed om een paar elementen van vorige week hier te herhalen. Inmiddels is er ook al weer heel wat gebeurd.

Ik verwacht deze maand nog een eerste advies te ontvangen van de commissie-Schneiders. Dit advies gaat over de verbeteringen die nodig zijn om de problematiek bij de Landelijke Eenheid in meerjarig perspectief aan te pakken. Zoals ook vorige week al is gezegd, zal ik na ontvangst van het advies de Kamer per brief daarover informeren. In deze brief zal ik ingaan op de voorziene tijdlijn van de maatregelen, zodat uw leden het vervolgens allemaal goed kunnen volgen. Ik zal uw Kamer inlichten over de timing van de nog te verschijnen rapporten van de commissie-Schneiders – dit is het tussenadvies en er komt nog een eindadvies – de commissie-Sorgdrager – dit is het advies dat specifiek gaat over het stelsel van waarborgen voor heimelijk werken, het Werken Onder Dekmantel – en de Inspectie Justitie en Veiligheid, want daar zit de bestuurlijke analyse van de Landelijke Eenheid. Zoals we vorige week met elkaar hebben geconcludeerd, zijn er ontiegelijk veel rapporten. Dat is niet voor niets zo. Ik ben ook blij dat die er zijn. Maar het is ook elke keer weer goed om in te zoomen op waar het nou werkelijk over gaat.

Ik zal in die brief ook ingaan op de motie-Van der Werf die de regering oproept om de hervormingen bij de Landelijke Eenheid structureel te laten monitoren door onafhankelijke experts en de rapportage deel te laten uitmaken van de halfjaarberichten politie. De wijze waarop deze monitoring moet worden vormgegeven, wordt nog uitgewerkt. Dit is ook vorige week zo gezegd.

Voorzitter. Ik kan me voorstellen dat uw Kamer nader wil worden ingelicht door de korpsleiding en de commissie-Schneiders over de noodzakelijke verbeteringen bij de Landelijke Eenheid. Als uw Kamer dat wenst, en ik kijk vooral de leden aan die daar veel vragen over hebben gesteld, mevrouw Michon, mevrouw Helder en mevrouw Van der Werf, kan daarvoor natuurlijk een technische briefing worden georganiseerd zodat u er vragen over kunt stellen aan de commissie, de korpsleiding of aan wie u ook wenst. Ik kan me ook voorstellen dat op termijn een meldpunt voor medewerkers onderdeel kan uitmaken van de wijze waarop de monitoring uit de motie-Van der Werf wordt vormgegeven. Medewerkers kunnen zich natuurlijk ook zelf melden en zich richten tot de commissie-Schneiders en de commissie-Sorgdrager.

Dan had mevrouw Helder een specifieke vraag. Ze zei te weten dat alle rapporten eraan komen, alleen duurt haar dat te lang. Ze vroeg of ik het onderdeel toezicht naar voren kan trekken. Als het goed is heb ik ze hier, maar mijn vragen liggen door elkaar. Ze had het er in ieder geval over of het toezichtdeel van de commissie-Sorgdrager naar voren gehaald kan worden. Ik denk dat het wijs is om dat te doen. Dat zeg ik hier dus graag toe. We gaan met elkaar ontdekken hoe we dat het best en het snelst kunnen vormgeven.

Mevrouw Helder wees erop dat we ook de geluiden van de werkvloer zelf willen horen. Ik heb er vandaag ook weer in de krant over gelezen en ik snap dat heel goed. Ik wil die geluiden ook horen en ik doe daar ook mijn best voor. Het is niet zo dat ik alleen maar rapporten lees en vanuit rapporten denk «zo zal de wereld er wel uitzien». De rapporten zijn waardevol voor ons en geven veel inzage, maar ik wil altijd weten wat mensen op de werkvloer meemaken. Het lijkt me heel goed om te kijken hoe we de commissie kunnen organiseren die verantwoordelijk wordt voor het toezicht dat we naar voren trekken. Normaliter zitten daar natuurlijk mensen van politie en justitie in, maar het lijkt me goed om te kijken of we er ook externen in kunnen zetten, zodat de geluiden die daar binnenkomen, breder kunnen worden opgevangen en getoetst. Ik zeg dit dus toe. Ik kan nog niet precies zeggen wanneer we dat rondkrijgen, want het is wel een flinke versnelling van wat na de commissie-Sorgdrager zou komen. Ik kan mevrouw Helder en de collega's wel toezeggen dat ik dat zo snel mogelijk en op een goede manier probeer te doen.

Mevrouw Helder had nog een vraag over het lekken van zeer vertrouwelijke informatie door de teamchef naar een criminele organisatie. Ze vroeg of de teamchef ook inzage had in systemen. Ik begrijp ook de andere vragen die hierover zijn gesteld. In het belang van het lopende onderzoek moet ik er terughoudend in zijn om daar iets over te zeggen. Dat hoort bij mijn nieuwe rol. Daar moet ik nog steeds aan wennen, maar ik snap wel waarom dat nodig is. Dat ga ik dus wel af en toe tegen uw leden zeggen. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben laten weten dat uit Rijksrechercheonderzoek geen indicatie is voortgekomen dat lopende operaties gevaar lopen. Daarbij is ook aangegeven dat de betreffende hoofdinspecteur niet geautoriseerd was voor inzage in infiltratietrajecten.

Volgens mij ging het in het verlengde daarvan ook nog over het geheime TCI-rapport. Daar had de heer Van Nispen volgens mij ook een opmerking of vraag over. Dat hebben we ook vorige week besproken. Het geheime TCI-rapport heb ik, net als u, niet gezien. Ik heb daar een brief over ontvangen en die heb ik integraal doorgestuurd naar de Kamer. Die hebben we vorige week behandeld. Ik heb het vorig week ook gezegd, maar dat is natuurlijk voor mij ook ongemakkelijk. Het liefst neem je er volledig kennis van. Tegelijkertijd gaat het over mensen die onder zulke geheime omstandigheden hun werk moeten doen en wier veiligheid zo veel gevaar zou lopen als naar buiten zou komen wie ze zijn en wat ze precies doen, dat we zeggen dat je dat zo geheim mogelijk moet houden. Dat geldt zelfs voor mij en dus ook voor de Kamer. Dat blijft een ingewikkelde zaak, maar al die onderzoeken en de commissies die zijn aangekondigd, kijken natuurlijk wel naar het heimelijk werken, Werken Onder Dekmantel, en hoe we dat het best met elkaar kunnen verbeteren en monitoren.

Mevrouw Van der Werf vroeg: blijft de Minister erbij dat alle informatie die zij over de Landelijke Eenheid krijgt, klopt? Ik ben het sowieso met uw Kamer eens. Dat heb ik vorige week gezegd en ik zeg het graag nog een keer. Ik denk echt dat er structurele ingrepen nodig zijn en dat we daar vol op moeten inzetten en op moeten blijven inzetten. Daarbij gaan we toezicht houden, monitoren en er zelf bovenop zitten, voor zover dat kan. In hoeverre dat kan, heeft natuurlijk te maken met het heimelijke aspect. Het zal wel tijd kosten en ik zei aan het begin van mijn betoog ook al dat er hierdoor voorlopig nog meer ellende naar buiten kan komen. Ik beschouw het min of meer als een opschoonactie, waarbij je zuiver kijkt naar wat er gaande is en wat er niet deugt. Als je daarnaar kijkt, betekent dat ook dat er dingen naar buiten kunnen komen die je eigenlijk niet zou willen.

Er was ook een vraag van mevrouw Van der Werf over de medewerker die buiten functie is gesteld vanwege het vermoeden van grensoverschrijdend gedrag. Dat is natuurlijk een heel pijnlijk bericht. Er is gehandeld conform de procedure die geldt bij zulke verdenkingen. De afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de Landelijke Eenheid onderzoekt de zaak op dit moment. Aangezien het onderzoek loopt, kan ik hier, zoals u weet, wederom niet op ingaan.

Ik heb nog een vraag van mevrouw Simons. Ik heb de interrupties gezien. Het is dezelfde vraag als bij de motie van vorige week, waarin zij vraagt: hoeveel misstanden zijn er nog nodig voordat we een onderzoek naar de hele organisatie gaan doen? Zoals ik mevrouw Simons vorige week ook meldde, ben ik het niet met haar eens dat er een onderzoek moet komen naar de gehele politieorganisatie. Ik ben het ook niet met haar eens dat de politieorganisatie een organisatie is die alleen maar wacht tot er dingen fout gaan en daarna achteraf met een onderzoek komt. Het is een lerende organisatie waar, behalve de rotte appels die we zien en die ons heel veel pijn doen, heel veel integere mensen werken die ook willen dat hun werkomgeving veilig en integer is. Daar heb ik alle vertrouwen in en daarom is het goed dat we onderzoek doen op specifieke onderdelen waarvan je weet dat ze niet goed zijn. Ik wil niet de hele politieorganisatie bijna een, voor mijn gevoel, motie van wantrouwen geven door te zeggen: ik ga jullie allemaal, alle 60.000, onder de loep nemen.

De voorzitter:

Voor een interruptie hebben zich gemeld: mevrouw Helder, de heer Azarkan en mevrouw Van der Werf, dus die geef ik achtereenvolgens het woord. Mevrouw Simons heeft zich ook gemeld, ja. Allereerst mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

De Minister zegt: ik snap dat ze het zo geheim mogelijk willen houden. Dat snap ik ook. Dat is de werkwijze, maar dat vind ik iets anders dan de Kamer en de Minister erover inlichten – laat ik even John van den Heuvel citeren – «dat een inlichtingendienst enorm uit de bocht giert» en dat we daar gewoon de vinger niet achter krijgen. Er zijn doden te betreuren en ik vind niet dat we het zo moeten laten rusten. Ik snap dat ze de werkwijze zo geheim mogelijk willen houden, maar de Kamer en de Minister moeten meer geïnformeerd worden. Hoe gaat de Minister dat vormgeven?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Daar ben ik het volledig mee eens en ik hoop dat de commissie-Schneiders en de commissie-Sorgdrager ons daarbij gaan helpen. Daar heb ik alle vertrouwen in. Zoals u weet, richt de commissie-Sorgdrager zich op Werken Onder Dekmantel, op welke verbeteringen juist in dat soort situaties mogelijk zijn en hoe dat gedaan wordt. Ik hoop dat we daar met de toezegging richting mevrouw Helder over het naar voren halen van het toezichtaspect een flinke slag in maken, door er scherper naar te kijken. Voor mij is een belangrijk onderdeel hoe je ervoor zorgt dat je die geluiden van de werkvloer naar buiten krijgt. Daar zou niet alleen zo'n toezichtinstantie bij helpen, maar ook het toevoegen van externen. Zo doorbreek je dat er alleen geluiden vanuit dezelfde organisaties komen. Ik hoop dus dat dat nog iets toevoegt boven op de ingestelde commissies die als echt onafhankelijke deskundigen gaan kijken wat er gaande is en hoe we dat beter kunnen doen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is hoopgevend en dat moeten we inderdaad even afwachten. Het is al meer dan we vorige week hadden. Dit gaat nu over speciale situaties, maar ik wil ook voorkomen dat leidinggevenden zich achter regelgeving kunnen blijven verschuilen en dat een Minister gewoon helemaal geen inzage krijgt. Misschien kunnen de Minister en de Kamer samen nadenken over hoe we dat in de toekomst gaan tackelen, want dit kan gewoon niet.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het gaat inderdaad over het specifieke onderdeel bij het TCI, maar dat is wel een heel wezenlijk onderdeel. Het lijkt me goed om altijd te kijken hoe alles wat we hier doen überhaupt transparanter kan. Dat doe ik dus graag. Ik deed zojuist een aanbod om briefings te doen met de korpsleiding en de commissies zodra de tussenonderzoeken en de definitieve onderzoeken er zijn. Ik hoef dat niet per se aan te bieden, want u kunt het ook zelf regelen, maar ik zou het aanbevelen, omdat de leden dan ook kritische vragen aan die betrokkenen kunnen stellen.

De heer Azarkan (DENK):

Ik hoor de Minister zeggen «ik wil daar veel meer op doen, ik wil daar echt op sturen» en toen zei ze erachteraan «maar let op, als we daar dieper in duiken, dan komen er meer misstanden aan het licht». Ik meende dat te horen en ik dacht: zou dat nou juist niet een reden moeten zijn om daar in te grijpen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zei niet: let op, dan komen er meer misstanden. Ik zei: we zijn aan het ingrijpen, dus er zullen meer misstanden kunnen komen. Dat is net iets anders. We zijn al bezig, er liggen al onderzoeken, er is al het een en ander doorgelicht en dat wordt nu nog meer. We hebben vorige week een uitgebreid debat gehad en we hebben afgelopen week weer misstanden gezien. Dat was eigenlijk mijn opmerking, dat dat volgende week nog wel meer zal kunnen gebeuren. Daar ben ik natuurlijk helemaal niet blij mee, maar dat is wel onderdeel van waar we in zitten. Daarom gebruikte ik ook een beetje oneerbiedig het woord «opschoonactie», want daar komt het wel op neer. Het was dus meer een mededeling voor ons allemaal: er zouden nog weleens wat meer rotberichten kunnen komen. Ik heb daar nu geen kennis van. Het is niet zo dat ik denk «ik weet het, het komt eraan, dus ik noem het», maar het zou zomaar wel kunnen gebeuren, want we hebben die rapporten allemaal gelezen en die waren fors.

De heer Azarkan (DENK):

Dat is dan toch van tweeën één. Als de verwachting is dat er nog meer naar buiten komt, dan vraagt dat juist duidelijk en accuraat optreden van de Minister. Dan is het toch geen afweging meer om te zeggen «let op, als we dat gaan doen...»? Ik denk dat het juist van belang is dat dat dan gedaan wordt en wel zo snel mogelijk. Als de Minister zegt «ja, ik zeg dat het zou kunnen», dan weet ik als Kamerlid niet zo goed wat de Minister zegt. Wat is dat dan? Hoe moet ik dat wegen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik constateer dat meneer Azarkan heel hard op zoek is naar een tegenstelling, maar die is er gewoon niet. We blijven onderzoeken doen, er komt een tussenrapportage van de commissie-Schneiders, er komt een rapportage van de commissie-Sorgdrager, er komt een eindrapportage van de commissie-Schneiders en ik heb zojuist richting de PVV toegezegd dat het toezicht naar voren wordt gehaald en dat daar externen aan toe worden gevoegd. Dat laat dus zien dat we alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat die mensen daar uiteindelijk veilig hun werk kunnen doen. Daar gaat dit over, dat zij veilig en integer hun werk kunnen doen. Ik zeg er richting de Kamerleden bij dat dat betekent dat er meer van dit soort ellende naar buiten kan komen, juist omdat we bij de initiële onderzoeken die we al hebben en waar we vorige week bij stilstonden, hebben gezien dat als het misgaat, het fors misgaat. Tegen de heer Azarkan zeg ik: hier zit dus helaas geen tegenstelling, maar dat zou bij de rest van de mapjes nog kunnen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik wou even terugkomen op mijn eerste punt over dat rapport over het TCI. Mevrouw Helder had hier ook al naar gevraagd. Ik blijf het gek vinden dat u daar als eindverantwoordelijke niet over geïnformeerd wordt. Toen u terugkwam op mijn vraag, zei u: mevrouw Van der Werf vraagt of dit en dit klopt. Mijn vraag was niet hoe u die informatie beoordeelt, maar wat u nou eigenlijk vindt van het feit dat u onvolledig wordt geïnformeerd als politiek verantwoordelijke van deze organisatie.

De voorzitter:

De vraag is: wat vindt de Minister daar nou eigenlijk van? De Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik vind daar hetzelfde van als wat ik vorige week zei. Ik begrijp het omdat het team TCI met zeer vertrouwelijke informatie werkt. Het feit dat we niet willen dat die vertrouwelijkheid geschaad wordt, heeft vooral te maken met de veiligheid van de mensen die daar voor onze veiligheid werken. Zoals ik vorige week zei, vind ik dat ongemakkelijk en tegelijkertijd begrijp ik dat je dat zo klein mogelijk houdt. We hebben het hier over de teams die, in mijn woorden, het heftigste en het zwaarste werk doen, Werken onder Dekmantel, in heimelijke situaties. Alles wat hen daarbij nog meer in gevaar zou kunnen brengen, zou ik niet wensen. Volgens mij is de vraag: hebben we er met elkaar vertrouwen in dat de onderzoeken die gedaan worden, goed zijn en dat de waarborgen die opgetuigd worden, er ook echt voor zorgen dat zij veilig hun werk kunnen doen? Ik ga ze niet herhalen, maar daarvoor zijn we dus allerlei zaken aan het doen, aan het onderzoeken en aan het optuigen. Daar wil ik graag vertrouwen in hebben en daar kijk ik kritisch naar. Ik denk niet dat het heel veel zou uitmaken als alleen ik zo'n geheim onderzoek nog zou bestuderen. Het onderzoek moet gewoon goed gebeuren door mensen die er verstand van hebben. Ik begrijp dat ze die informatie niet breder kunnen delen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voor de helderheid wil ik zeggen: ik vraag er niet om dat wij hier als commissie, als hele Kamer of als samenleving met die stapel kopietjes gaan zitten. Ik vraag of u deze dingen als de baas van deze club niet zou moeten weten, want er is niet maar één ding misgegaan. Het is natuurlijk een hele stapeling aan gedoe en ellende. U zegt dan: die informatie is zo vertrouwelijk dat ik die hier als de hoogste baas niet mag weten. Dat is toch gek?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het ging wel over één onderzoek. Het bredere verhaal, waarin ook forse zaken zijn misgegaan, hebben we natuurlijk wel allemaal uitvoerig kunnen volgen. Voorbeelden zijn zaken zoals we vorige week hebben besproken en waarnaar onderzoek is gedaan door de commissie-Brouwer. Dit is een heel specifiek onderdeel van teams die met zeer, zeer vertrouwelijke situaties te maken hebben. Om die reden is daar tot op heden die uitzondering aan gegeven en dat begrijp ik vanuit hun positie. Nogmaals, we hebben natuurlijk met z'n allen kennisgenomen van bijvoorbeeld een rapport als dat van de commissie-Brouwer. Die kijkt naar een behoorlijk concreet geval – dat klinkt heel oneerbiedig, maar zo bedoel ik het niet – en zoomt in op wat daar allemaal is misgegaan en waar het beter moet. Ik zeg niet: naar alles wat in een heimelijke sfeer gebeurt, kan ik niet kijken en u ook niet. Nee, alles wat transparant kan, doen we transparant. Alles wat ik vertrouwelijk nog kan krijgen, krijg ik ook. Er is een klein hoekje waar er uitzonderingen zijn, maar dan vind ik het heel belangrijk om alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat die waarborgen wel geregeld zijn. Het is niet zo dat we zeggen: dus we kijken er niet meer naar. Nee.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ik hoor de Minister zeggen dat zij heeft gehoord dat ik de politie heb aangesproken als een organisatie die enzovoort, enzovoort, maar mijn vraag was gericht aan de Minister zelf. Hoeveel incidenten zijn er voor de Minister nodig voordat ze zegt: nu vind ik het als verantwoordelijk Minister een goed moment om preventief onderzoek te doen? Als we preventief onderzoek al gaan beschouwen als motie van wantrouwen, dan vraag ik me af wat we hier eigenlijk nog doen en hoe we dan de bewindspersonen en de organisaties waar zij verantwoordelijk voor zijn, kunnen controleren dan wel helpen het beter te doen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Misschien begrijp ik dan niet zo goed wat het preventieve onderzoek naar 60.000 agenten en politiemensen zou inhouden.

Mevrouw Simons (BIJ1):

De motie vraagt om een onderzoek, niet om een veroordeling. De motie vraagt om niets anders dan een onderzoek, omdat we weten dat er in verschillende onderdelen van ons politieapparaat misstanden voorkomen. Dat weten we. Het is mij volkomen onduidelijk wat er schadelijk is aan een onderzoek naar een organisatie met een geweldsmonopolie, een organisatie waar regelmatig misstanden gemeld worden, zowel intern als extern. Om die motie te classificeren als een motie van wantrouwen vind ik een ondermijning van wat ik als Kamerlid probeer te doen: het controleren van het kabinet en bijdragen aan goed beleid. Ik heb nog geen steekhoudend argument gehoord. Ik ga ervan uit dat dit zo is omdat de Minister mijn vraag verkeerd begrepen had over wat er nou zo bezwaarlijk aan is om onderzoek te doen naar de belangrijkste organisatie met geweldsmonopolie in ons land.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Onderzoek doen naar de politieorganisatie? Ik denk dat we er op deze manier inderdaad niet uitkomen, omdat ik niet begrijp wat mevrouw Simons dan specifiek bedoelt. Ze heeft alle recht om mij en de politieorganisatie goed te controleren; dat is natuurlijk de kern van de taak hier. Er worden onderzoeken gedaan op het moment dat er concrete aanleidingen zijn, bijvoorbeeld bij de Landelijke Eenheid, en dan wachten we niet tot er meer gaande is. Dan wordt onderzoek op onderzoek uitgevoerd en wordt er toezicht gehouden. Er wordt dan stevig op ingezet om ervoor te zorgen dat we alles boven tafel krijgen en ervoor te zorgen dat de mensen die daar voor onze veiligheid werken, dit op een veilige manier kunnen doen en dat die waarborgen er zijn. Zo kan ik tig van terreinen binnen de politieorganisatie noemen waar enorme aandacht voor is om te voorkomen dat er misstanden ontstaan of om na misstanden meteen te onderzoeken wat eraan de hand is en wat eraan kan worden gedaan. Het is een lerende organisatie waar continu processen van onderzoek en verbetering gaande zijn. Dit kan aan de voorkant zijn, dit kan na misstanden zijn. Een algeheel onderzoek zonder afbakening van wat precies waar wordt onderzocht, vind ik heel lastig. Ik zie er ook geen aanleiding toe, omdat ik zie dat de politieorganisatie juist heel erg inzoomt op zaken waarvan zij zeggen «dat moeten we beter doen». Dat hoeft niet naar aanleiding van hele forse incidenten, gelukkig.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Simons. Omdat zij net om een verduidelijking werd gevraagd door de Minister, heb ik dat als één vraag gezien. Een korte vervolgvraag nog.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dank u wel, voorzitter, voor de coulance. De motie stelt dat recente onderzoeken en openbaringen binnen enkele afdelingen van de Landelijke Eenheid concluderen dat er sprake is van onder andere gebrekkige sturing, gebrekkig leiderschap, vriendjespolitiek en het ontmoedigen van het bespreken van knelpunten en dilemma's. Dit lijkt mij aanleiding om een organisatie verder te onderzoeken. Elk onderzoek dat gedaan wordt, hoe goed ook, ná afloop van incidenten, is een onderzoek dat te laat heeft plaatsgevonden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk niet dat wij hier op één lijn gaan komen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw beantwoording.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ben ik nu bij het mapje capaciteit en vrijwilligers. Dit gaat over de norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners. Er zijn vragen over gesteld en er zijn moties. Mijn ambtsvoorganger heeft in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie van 29 november aandacht gevraagd voor de motie van het lid Bisschop waarin aandacht wordt gevraagd voor de aanwezigheid van politie in het buitengebied. Binnenkort spreek ik weer in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie met de gezagen en de politie over de verdeling van de 700 agenten voor de wijk uit de motie-Hermans. Dat geld is nu ingezet en die mensen zijn we aan het opleiden. Bij dat gesprek wordt de motie-Bisschop betrokken. Ik zal uw Kamer daar in het volgend halfjaar over informeren. Daar zit overigens ook mijn toezegging bij van vorige week of de week daarvoor dat ik nader op de verdeling zal ingaan. Als je de berekening maakt, zie je dat we de norm van het aantal wijkagenten per aantal inwoners wel halen, maar uw Kamer heeft opgemerkt dat het niet overal goed verdeeld is. Vanuit Den Haag hebben we het niet zo bedacht dat wij het voor het land gaan inrichten, maar ik ga dit gesprek wel aan met het landelijk overleg. Ook dat wordt daar geagendeerd. U krijgt daarvan de besluitenlijst te zien, maar ik kom er hier ook over spreken, dat lijkt me nog wat zinniger.

Dan heb ik hier een vraag over de capaciteitstekorten bij de incidentenafhandeling. Volgens mij was deze vraag ook van de heer Bisschop. De huidige druk op de politiecapaciteit heeft te maken met een verhoogde uitstroom wegens pensioen of vroegpensioen gecombineerd met een uitbreidingsopgave. Ik weet dat de leden hier daar erg ervaren in zijn en dit onderwerp al een tijdje volgen. In de incidentenafhandeling betekent dit dat er minder medewerkers zijn om de roosters te vullen. Daardoor moet er een groter beroep worden gedaan op de beschikbare medewerkers, want het werk gaat wel gewoon door, zoals iedereen hier al constateerde. Daarnaast is de werkvraag veranderd en onverminderd hoog. Zo zien we bijvoorbeeld meer demonstraties dan een paar jaar geleden, is het werk in het kader van het stelsel bewaken en beveiligen fors toegenomen en groeit het aantal meldingen over personen met verward gedrag. Hier kom ik straks ook nog op terug. Dit zijn elementen die onderdeel zijn van de samenleving; die houd je niet tegen. Het is bijvoorbeeld het goed recht van iedereen om te demonstreren, maar het betekent wel forse druk op de politie. Ook dat is een feit waar we naar moeten kijken. De politie doet alles zo maximaal mogelijk om aspiranten maar ook specialisten te laten instromen. Daar wordt fors op ingezet. In de loop van 2025 zullen de formatie en de bezetting binnen de gebiedsgebonden politiezorg weer in balans komen.

Mevrouw Van der Plas vroeg naar de politiebureaus in de landelijke regio's. Is het niet handig om rekening te houden met het aantal inwoners maar ook met het aantal km2? In het Besluit verdeling sterkte en middelen wordt niet alleen rekening gehouden met het aantal inwoners, maar ook met de aanrijdtijden. Ik denk dat daar het element in zit waar mevrouw Van der Plas op doelt. Op die manier wordt rekening gehouden met de afstand, met de kilometers. Dat zit er dus in.

De heer Van Nispen vraagt of de uitval van aspiranten niet groter is dan de beoogde 272 fte. De uitval van aspiranten uit de vernieuwde basisopleiding politie is tot nu toe rond 2%. Dit percentage is lager dan de uitval in de afgelopen jaren toen nog de oude basisopleiding werd gevolgd. Die was rond 12%. Dat is op zich een vooruitgang.

Dan de politievrijwilligers. Ik weet niet of het relevant is, maar misschien is het wel geinig om te zeggen. Net voordat ik werd gebeld voor deze functie, had ik me opgegeven als politievrijwilliger. Dus ik zou, als ik de selectie had gehaald, dan gaan instromen voor de opleiding. Ik noem dit om op z'n minst te laten zien dat ik het een schitterende optie vind dat mensen op deze manier naast hun reguliere baan aan de slag kunnen.

Dit is nog wel steeds hetzelfde mapje, maar u wilt liever dat ik even m'n mond hou?

De voorzitter:

Dat niet per se, maar ik ga u toch even onderbreken omdat het mapje denk ik wat groter is dan andere mapjes en ik nu interrupties heb genoteerd van de heer Bisschop en mevrouw Van der Plas. Allereerst de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zie weer van mijn interruptie af, want ik wilde een vraag stellen over de politievrijwilligers in combinatie met een vraag van mevrouw Michon. Ik wacht even de beantwoording af.

De voorzitter:

Dan had ik toch beter het mapje kunnen afwachten. Maar dan wel mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb een aanvullende vraag op het antwoord van de Minister. Ik begrijp dat er al naar wordt gekeken, maar wordt het ook steeds weer opnieuw getoetst? Aan de hand van bijvoorbeeld incidenten of voorvallen waar de politie niet op tijd aanwezig is geweest. Dat is wat ik me afvraag. Want als het eenmaal zo is, is dat prima, maar het kan binnen een bepaalde tijd ook allemaal weer veranderen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het lijkt me goed om daar in de tweede termijn op terug te komen. Aanrijdtijden en dergelijke worden altijd goed bijgehouden. Het lijkt me goed om mevrouw Van der Plas iets meer tekst te kunnen geven dan dat en hoe daarmee wordt omgegaan. Dus als zij het oké vindt, doen we dat in tweede termijn.

Dan ga ik verder met de politievrijwilligers. De vraag hier is onder andere: welk vervolg is er gegeven aan de motie van de ChristenUnie voor meer geld voor politievrijwilligers? In navolging van de motie-Bikker om 0,6 miljoen vrij te maken voor initieel onderwijs van politievrijwilligers in 2022 wordt samen met de Politieacademie en de politie onderzocht hoe hieraan invulling kan worden gegeven. Daarbij wordt ook de vakbondsvertegenwoordiging van de politievrijwilligers betrokken. In 2021 zijn er geen basisopleidingen voor nieuwe politievrijwilligers gestart. Dat weet ik, anders had ik me daarvoor opgegeven. Er is dat jaar prioriteit gegeven aan de invoering van de nieuwe basispolitieopleiding, die natuurlijk alle aandacht en capaciteit nodig had, en aan het opleiden van de grote aantallen beroepsaspiranten. Het nieuwe basispolitieonderwijs voor vrijwilligers gaat dit jaar van start. Hiermee stromen weer nieuwe opgeleide politievrijwilligers in. In 2021 ontwikkelde de Politieacademie nieuwe vrijwilligersopleidingen voor zowel instromers als doorstromers op basis van de vernieuwde basisopleiding voor beroepskrachten. Op deze wijze blijft het vrijwilligersonderwijs een-op-een aansluiten op het onderwijs voor beroepskrachten. Om als politievrijwilliger door te stromen naar beroepskracht, moet een selectieprocedure van de politie worden doorlopen. Daarbij wordt gekeken welk politieonderwijs de vrijwilliger nog nodig heeft, gezien de ervaring als politievrijwilliger. Daarvoor is dan maatwerk mogelijk.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Werf voor een interruptie.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik ga proberen twee vragen ineen te doen. Ik hoorde de Minister zeggen dat er in 2021 andere prioriteiten waren gezien het grote gat bij de beroepskrachten. Het probleem is dat er al jaren andere prioriteiten zijn dan die vrijwilligers en die zij-instromers. Het blijkt in de organisatie heel lastig te zijn om in de praktijk maatwerk op de werkvloer te creëren. Ik geloof wel dat u dat belangrijk vindt, maar wat kan de Minister doen om ervoor te zorgen dat er echt flexibel wordt omgegaan met mensen die eigenlijk maar één module missen of al zo veel ervaring hebben dat ze eigenlijk allang meedraaien? Wat doet u daaraan?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Volgens mij was dat ook een van de debatten in de Kamer toen ik woordvoerder was. Wat doen we nou met de vrijwilligers? We dachten toen dat het heel erg jammer is dat er één jaar geen instroom kan plaatsvinden, maar daarna weer wel. Dit zal sowieso onderdeel zijn van mijn gesprekken met de politieleiding. Ik kom straks bij de heer Van Nispen die vroeg of ik al naar de Politieacademie ben geweest. Dat ben ik niet, maar dat staat wel absoluut op de planning. Dit is niet alleen een academievraag en ik zal dit zeker op verschillende plekken agenderen. Toen ik anoniem inbelde bij de infoavond voor politievrijwilliger, werd mij duidelijk dat dit een heel belangrijk aandachtspunt was. Ze zeiden: we gaan gewoon kijken naar maatwerk. Welke achtergrond en opleiding heb je en hoe kunnen we ervoor zorgen dat je op zo'n goed mogelijke, maar ook makkelijke manier als vrijwilliger kunt instromen en daarna eventueel kunt doorstromen? Dat dit de intentie is en dat het ook op die manier wordt verteld en ingericht, heb ik een paar maanden terug vanuit een andere rol gezien. Maar ik neem dit sowieso mee in mijn gesprekken met de politie.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Werf, een vervolg? Nee. U ziet daarvanaf. Het waren ook al twee vragen ineen. De Minister vervolgt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan had ik nog een vraag van de heer Azarkan over de formatie en de bezetting. Heel terecht merkte hij op, zoals ook andere collega's van hem, dat dit nog wel een paar jaar heel erg gaat knellen. Wat wordt er allemaal gedaan om ervoor te zorgen dat we niet stilstaan, maar alles op alles zetten om de termijn van het knellen zo kort mogelijk te laten zijn? Althans zo vul ik zijn vraag verder in. Hij vroeg ook naar een actieplan. Volgens mij zijn er juist al zo veel acties gaande. In de afgelopen jaren is fors geïnvesteerd in extra agenten; er komen daardoor 2.400 fte bij. Zoals net al gezegd, komen er vanuit de motie-Hermans nog 700 wijkagenten bij. Al deze mensen moeten natuurlijk wel degelijk worden opgeleid. Waar dat kwalitatief kon, hebben we de opleidingen nog verkort. Maar dan nog – de heer Azarkan begrijpt dat ook – zijn ze niet morgen paraat op straat. Het betekent dat we de komende jaren fors investeren in het opleiden van mensen en dat in de periode 2024/2025 de bezetting op orde zal zijn. We hebben vorige keer – ik ben even vergeten in welk debat dat precies was – er ook met de heer Van Nispen bij stilgestaan dat dan de bezetting wel op orde zal zijn, maar dat de ervaring misschien weg is. Dan is het heel goed om te kijken of we mensen na hun pensioen nog kunnen behouden. Ik weet dat de politie daar ontzettend druk mee bezig is. Degenen die dat willen, krijgen daar ruimte voor. Dit is de situatie waar we nu in zitten. Aan de ene kant geven we de politievrijwilligers de ruimte. Ik heb meerdere keren gezien dat zij echt van enorm toegevoegde waarde zijn op straat. Verder gaan we fors mensen opleiden. Natuurlijk wordt op basis van de strategische personeelsplanning de vervangingsvraag en de benodigde instroom in het onderwijs bepaald. Daar wordt juist volop naar gekeken. Misschien is het goed om de heer Azarkan en degenen die daar vragen over hebben gesteld, aan te geven dat we in een volgend halfjaarbericht daarbij wat explicieter stil kunnen staan.

De heer Azarkan (DENK):

Ik zie dat u ook altijd scherp kijkt om de boekhouding in de gaten te houden, voorzitter, en vast te leggen wie hoeveel interrupties heeft gehad.

In de gesprekken met de voorganger van deze Minister spraken we ook over de enorme vervangingsopgave. Die komt dan inderdaad nog boven op de ambities die zijn uitgesproken. Dat is goed. Als ik even snel reken, ligt 2024/2025 nog ongeveer twee jaar en vier maanden van ons af. De Minister zegt dan: in twee jaar en vier maanden is het in evenwicht. Dan heb ik zowel de vervangingsopgave, die relevant is door de versnelde uitstroom, als de vergrijzing ingevuld, als de huidige achterstand van 1.500 ingehaald. En daarbovenop heb ik ook nog het ambitieniveau van die extra agenten verwezenlijkt. Mijn vraag is: kunnen ze überhaupt opgeleid worden in twee jaar en vier maanden?

De voorzitter:

De Minister. De vraag is: kunnen ze überhaupt opgeleid worden in twee jaar en vier maanden?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ze zijn al begonnen. Die 700 komen ietsje later. De motie-Hermans wordt nu uitgegeven en ingevuld. Het gaat dan om de wijkagenten. Dit is al enige tijd bezig. Het is niet iets wat ik in die zes weken heb bedacht. De vraag is – in het verlengde van de vraag van mevrouw Ellemeet, waar ik straks nog op terugkom – wat je in de tussentijd doet. In de tussentijd moeten we als politiek met z'n allen onder andere scherp houden of we steeds meer van onze agenten vragen of niet. Ik heb tijdens de kennismaking met de drie bewindspersonen en de commissie, die we helemaal aan het begin hadden in een redelijk besloten setting, eerlijk gezegd dat ik hier als Kamerlid elke week met nieuwe ideeën stond over wat we moesten aanpakken voor de politie. Ik heb toen ook gezegd dat ik degene zal zijn die met enige regelmaat zal zeggen dat dit te veel wordt, als ik kijk naar de cijfers, de investering waar we voor staan en de druk waar de politie nu voor staat. We kunnen niet nog meer dingen gaan verzinnen boven op alles wat de politie voor ons moet doen. Dat is eigenlijk wat mevrouw Ellemeet zojuist zei in haar betoog. In de tussentijd zijn we er met z'n allen bij om ervoor te zorgen dat het houdbaar is voor de politie en blijven we mensen opleiden. Ik denk dat we nu ook wel een behoorlijke capaciteit hebben wat betreft de opleiding. Dat was ook de vraag van de heer Van Nispen. Als je nog veel meer mensen zou willen hebben: je moet ze wel kunnen vinden en kunnen opleiden. We zitten dus in een vervelende situatie die ik echt niet mooier kan maken.

De heer Azarkan (DENK):

Dat was een lang antwoord. Het was een eenvoudige vraag. De Minister stelt in haar brief dat we haar er halverwege 2024 op af kunnen rekenen dat het evenwicht is bereikt. Ik heb daar in mijn plenaire bijdrage vraagtekens bijgezet als ik kijk naar hoe groot die opgave is. Ik heb daar ook grote vraagtekens bij gezet, omdat ik denk dat dit in het verleden te rooskleurig is voorgesteld. We zitten nu niet voor niets met een tekort van 1.500 agenten als het gaat om de agenten die we ook echt nodig hebben. Dat is in het verleden anders voorgesteld, dus ik vraag daar gewoon extra aandacht voor. Ik heb ook gevraagd om ons, de Kamer, mee te nemen in wie er wanneer per onderdeel in- en uitstroomt. Zo zien wij ook het verschil in fte en het wel of niet meenemen van een aspirant. Neem ons daar nou in mee, zeg ik tegen de Minister. Daar zit verder niks achter, maar het gaat me aan het hart dat de druk op onze agenten toeneemt en dat we steeds meer van ze vragen. Maar als ze het gewoon niet kunnen, dan moeten we daar alles aan doen, zeker de verantwoordelijke Minister. Maar het moet wel realistisch zijn.

De voorzitter:

De Minister.

De heer Azarkan (DENK):

Mijn vraag is: kunnen we de Minister er in 2024 op afrekenen als ze zegt dat het dan in evenwicht is? Als het kabinet er dan nog zit natuurlijk, wat ik niet hoop.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Laat ik zeggen dat ik de laatste zin niet heb gehoord. Op dit moment leiden we 2.000 agenten per jaar op. Het lijkt me heel erg goed en terecht, zoals de heer Azarkan ook zegt, om te zeggen: laten we ervoor zorgen dat we het allemaal nauwkeurig bijhouden en laten we bijtijds bijsturen als het tempo waar we nu van uitgaan – waar alle investeringen en opleidingen in zitten en noem maar op – niet meer wordt gehaald. Als je dat bijtijds weet, dan kun je bijtijds bijsturen. Laten we afspreken dat we dat elke keer zo concreet mogelijk in het halfjaarlijkse bericht terug laten komen. Het is volgens mij absoluut in ieders belang dat we wat we hier zeggen, en wat ik zeg, met elkaar waar kunnen maken. Dit is dus nu de inzet en dit zijn nu de investeringen. We laten het terugkomen in de halfjaarlijkse rapportages. Op het moment dat we, om wat voor reden dan ook, denken dat we het tempo niet halen, en dit is het snelst mogelijke tempo, dan agenderen we het hier en kijken we waarom dat zo is en hoe we het kunnen oplossen. Maar dit zijn, hoe het er nu naar uitziet, vooralsnog de getallen, de prognose en de manier waarop het is ingericht. En er stromen mensen in bij de opleidingen. Ik heb nu dus geen reden om aan te nemen dat we dit niet zouden halen, maar laten we het wel met elkaar monitoren.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik sluit me op dit punt heel erg aan bij de heer Azarkan. Ik zou het nog net iets preciezer willen weten. Ik had ook gevraagd of het klopt dat er in 2020 zo veel minder aspiranten zijn ingestroomd. Het waren er maar 750 minder. En hoe zit het nu precies in 2021? Ik heb daar nog geen antwoord op gehad en ook niet op de vraag wat de uitval precies was in 2021. De Minister zei dat er minder uitval was, maar ik wil het heel precies weten omdat het van belang is dat we het aantal aspiranten halen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik weet dat deze vragen zijn gesteld en dat ze ermee bezig waren, maar ik heb ze nu niet in mijn setje. Het zijn concrete vragen. Ik zal ze nog beantwoorden als ik ze zo krijg en anders doe ik dat in tweede termijn.

De heer Van Nispen (SP):

Dank. Ik heb daar nog een kort vervolg op, dat ook aansluit op de woorden van de heer Azarkan. We zouden in het vervolg de bezettingscijfers van de operationele sterkte minus de aspiranten – zij moeten niet worden meegeteld – heel precies moeten weten. Dit zou dan afgezet moeten worden tegen de formatiecijfers. En we zouden voortaan ook heel precies moeten weten hoeveel in- en uitstroom we bij de aspiranten hebben, hoeveel van de uitstroom onvoorzien is, hoe de prognose wordt aangepast et cetera. Dat moeten we echt veel beter en veel preciezer krijgen dan we tot nu toe hebben gehad. Kan de Minister dat toezeggen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik weet dat het punt van de heer Van Nispen over het wel of niet meetellen van de aspiranten al langer loopt. U bent eerder al geïnformeerd over het administratief en organisatorisch onderbrengen van een deel van de aspiranten bij het Politiedienstencentrum. Deze aspiranten worden operationeel geplaatst in de regionale eenheden waar ze nodig zijn om de uitstroom op te vangen. Onder andere naar aanleiding van alle discussies en debatten hier, is afgesproken dat aspiranten gefaseerd uit de sterkte worden gehaald. Dat doen we dan in stappen. Zo hebben we dat afgesproken. Ze tellen in aantal dus nog steeds mee in de formatie, maar we maken met deze twee bewegingen beter zichtbaar dat aspiranten agenten in opleiding zijn. Ik hoop dat dit wat dichter komt bij wat de heer Van Nispen bedoelt. Het is niet zo dat ze niet meetellen op straat, maar dan zie je even het verschil. Ze zijn nog niet helemaal klaar. En je ziet dan ook welke volledig opgeleide formatie ter beschikking staat van een politiechef en een burgemeester. We zijn dit dus in stappen aan het opbouwen. Ik denk niet dat dit in de eerste halfjaarrapportage na dit overleg al zo zal zijn, maar de beweging is ingezet en we gaan het ook gewoon doen zoals we hebben afgesproken.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Mevrouw Van der Plas heeft een interruptie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik had eigenlijk precies dezelfde vragen als de heer Van Nispen. Die zijn bij dezen gesteld.

De voorzitter:

Dan tellen we uw interruptie niet mee. Dan geef ik het woord aan de Minister om haar beantwoording te vervolgen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Ellemeet vroeg in hoeverre ik bereid ben om onderzoek te doen naar de waarde van de inzet van preventie en politiewerk. Dat is een hele goede vraag en ook een hele belangrijke. Preventie is ook de basis van de politieopleiding. Politiewerk begint daar. Dat is ook hoe onze agenten opgeleid worden. Het staat helemaal niet ver van ze af. De politie bevindt zich natuurlijk overal, dus in de roots en in de haarvaten van de samenleving, maar ook in de wijk en online. De politie zit echt in de kern. Daarom denk ik dat heel veel Kamerleden het belangrijk vinden om de positie van de wijkagenten te versterken, en dat is ook mijn belang. Dat geldt overigens ook voor de digitale wijkagenten. Het is zo belangrijk omdat ze zo'n sterke preventieve functie hebben en al heel vroeg kunnen zien of er iets niet goed gaat. Trouwens, ook in het kader van de motie-Hermans en de ondermijning worden veel middelen voor preventie gebruikt, maar zoals gezegd kom ik in de komende maanden terug op de vraag hoe we dat precies gaan doen. Ik ben het met mevrouw Ellemeet eens dat het binnen het veiligheidsdomein altijd zoeken is naar hoe je concreet tastbaar en concreet zichtbaar maakt dat preventie ook echt iets oplevert in het veiligheidsdomein, want hoe bewijs je dat iets niet gebeurd is door een interventie? Dat blijft elke keer een zoektocht. Maar het lijkt me heel goed om juist de preventierol van de wijkagent en de politiemensen elke keer weer te benadrukken. Zij zitten dicht op de mensen en zijn er aan de voorkant bij.

De voorzitter:

Ik heb eerst mevrouw Michon genoteerd en dan mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik wil hier eigenlijk geen interruptie aan wijden, maar ik ben even die mapjes kwijt. Ik had in het bijzonder nog een vraag over de regeling voor vervroegde uittreding om reeds gepensioneerde politieagenten als vrijwilliger door te laten werken, maar misschien komt dat in het mapje «capaciteit»?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nee, die lopen nu wel door elkaar. Het was er eigenlijk één. Ik dacht dat ik deze vraag al had beantwoord door te zeggen dat de politie richting agenten die met pensioen zijn, inderdaad heel veel ruimte laat wat betreft de manier waarop ze bij de politieorganisatie betrokken kunnen zijn en hun inzet kunnen tonen, of dat nou als vrijwilliger is of op een andere manier. Die optie is er dus. Heel veel politiemensen beginnen op jonge leeftijd in de organisatie en blijven daar tot hun pensioen. Dat is natuurlijk ontzettend mooi, maar dan zijn ze ook wel toe aan hun pensioen. Ik heb, op basis van mijn eerste gesprek, begrepen dat het hier niet om grote aantallen gaat. Ik ben heel vaak bij de politie geweest en met de politie op stap geweest, maar volgens mij zijn daar geen grote aantallen in te verwachten. Maar de opties zijn er zeker.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dan gebruik ik nu wel een interruptie. Zou dit element ook meegenomen kunnen worden in het overzicht – die doorkijk naar wat er aankomt, dus wat er in- en uitstroomt en waar we zitten – waar de heer Azarkan en de heer Van Nispen om hebben gevraagd? Kunnen we die vrijwilligers in dat overzicht betrekken, of ze nu vrijwilliger worden na een dienstverband bij de politie of überhaupt vrijwilliger zijn? Het lijkt me goed om dat daarbij te betrekken.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, zeker. Daar ben ik het helemaal mee eens.

De voorzitter:

Dat is een duidelijk antwoord. Mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Het zal niet de laatste keer zijn dat ik op preventie terugkom, want ik denk dat het snel het ondergeschoven kindje is van de politie als we niet uitkijken. De Minister heeft helemaal gelijk als ze zegt dat het werk van de politie in de basis voor een heel groot deel preventief is. Toch zien we dat we heel snel eerder kiezen voor specialistische vormen van politiewerk, omdat dit makkelijker af te bakenen is en omdat daar een direct resultaat aan te koppelen is. Daarom denk ik dat het zo belangrijk is om de waarde van dat preventieve werk van de politie verder uit te werken. Misschien kan de Minister ook terugkomen met een breed preventieoffensief, dus op welke manier ze de politie en politiewerk in wil zetten om bijvoorbeeld de verstopte strafrechtketen beter door te laten draaien...

De voorzitter:

De Minister.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

... om te voorkomen dat zaken daar doorlopen en groter worden. Daar zijn we natuurlijk allemaal bij gebaat.

De voorzitter:

De interrupties worden op dit moment iets te lang en ik kijk ook naar de klok. De Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank voor deze vraag. Ik denk niet dat de oplossing ligt in het onderzoeken van hoe de politie daar meer in kan doen. Preventie is echt een van de kerntaken van een wijkagent. De uitdaging is: hoe zorg je ervoor dat de wijkagenten in de wijk kunnen blijven zonder dat we ze er continu uit moeten trekken voor het bewaken en beveiligen in andere functies, zoals bij demonstraties en noem maar op? Daar hadden mevrouw Ellemeet en andere Kamerleden het zojuist ook over. Dat is de situatie waar we nu in zitten en waar we allemaal van af willen. Daarom zijn we het ook aan het inrichten en zijn we al die mensen aan het opleiden. Maar de kern van het werk is preventie. Een heel groot deel van preventie in algemene zin zit natuurlijk bij mijn collega Weerwind, dus die zal daar veel langer bij stilstaan, maar voor mij is preventie echt een cruciale pijler. Wat mij betreft zullen we die hier de komende jaren niet vergeten of er niet maar af en toe bij pakken met de gedachte «oh ja, dat was ook belangrijk». Of het nu gaat om het aanpakken van ondermijning, dus hoe je voorkomt dat kleine jongens criminelen worden, huiselijk geweld, andere elementen in de wijk die de agenten vaak als eersten zien of de relatie met de ggz en andere partners in de keten: de politie speelt gewoon een ongelofelijk belangrijke rol bij preventie. Dat zal in al mijn betogen terugkomen, maar ook in gesprekken en in beleidsvorming. Maar de kern is wel: lukt het ons om er de komende jaren voor te zorgen dat de wijkagenten in de wijk kunnen blijven en daar vriend kunnen zijn van iedereen in de wijk, in plaats van dat we ze er steeds uit moeten trekken? Want dat wil echt niemand meer.

De voorzitter:

Houd u uw vervolg kort, mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ja, want daar zit mijn zorg. Hoe bewaken we dat we niet iedere keer zwichten voor toch weer andere taken en dat preventie en die preventieve taken het onderspit delven?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan kom je bij het punt van mevrouw Michon. Dat zullen we de komende twee jaar niet vlekkeloos goed kunnen doen, omdat de dingen waar we vervolgens aandacht voor moeten vragen, ook weer zo wezenlijk zijn. Dan zou je moeten zeggen: demonstraties mogen een weekend niet meer. Dat gaan we niet doen, want dat is een grondrecht en daar staan we ook voor. En daar heb je ook weer politiecapaciteit voor nodig. Nu maak ik het iets te simpel en te klein en daar spreken we elkaar ook echt nog wel over, maar volgens mij blijft het erom gaan of we genoeg mensen kunnen opleiden en genoeg kunnen investeren om ervoor te zorgen dat de wijkfunctie versterkt is en versterkt blijft, en dat we op andere plekken weer andere mensen inzetten. Er wordt bijvoorbeeld ook geld uitgetrokken voor bewaken en beveiligen om ervoor te zorgen dat er geen specialistische mensen meer uit teams worden gehaald. Je moet zorgen dat alles op al die plekken op orde is. Als je kijkt naar wat er de afgelopen jaren is gedaan en wat er nu allemaal wordt gedaan, dan gaan we ook echt die kant op, maar niet morgen. Dat frustreert mij net zo veel als eenieder hier, maar dat is wat het is.

Dan heb ik alleen nog een vraag over de cao-onderhandelingen, die heel belangrijk zijn natuurlijk, die door verschillende mensen is gesteld. Het is wellicht goed om in dit kader nog een keer mijn enorme waardering uit te spreken voor alle politiemensen die nu onder grote druk werken. In een periode van cao-onderhandelingen – dat vond ik als Kamerlid zelf ook, bijvoorbeeld toen Minister Grapperhaus of voorgangers ermee bezig waren – lijken dit tegengestelde belangen en lijkt het alsof het niet wordt gewaardeerd, maar dat is volgens mij bij geen enkele voorganger het geval geweest. Bij mij ook zeker niet. Ik zet me dus in voor een goede cao. Dat is absoluut het uitgangspunt. Mijn ambtenaren hebben de afgelopen twee maanden verkennende gesprekken gevoerd en sinds twee weken zijn de formele gesprekken gestart. Binnen het hele proces hebben de politiemensen ook alle recht om acties te voeren. Dat moeten ze ook gewoon doen. Daar hebben we ook gesprekken over. Ik vind dat ze dat op een goede manier doen. Ze laten zich goed horen, ze richten de acties in zoals ze willen, maar ze kijken er ook altijd naar of ze daarmee geen collega's en mensen in gevaar brengen. Dat is het gesprek dat we altijd hebben. Die gesprekken lopen nu, dus daar kan ik verder niets meer over zeggen. Ik kan u alleen meegeven dat het mijn intentie is om me in te zetten voor een goede cao en dat ik uw waardering voor de agenten 100% deel. Dat geldt overigens voor alle politiemensen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik had een vraag gesteld over het voorstel om een crisisorganisatie op te richten, dat vanuit de politie kwam. Dat staat natuurlijk niet geheel los van de onderhandelingen die nu plaatsvinden. Ik weet niet of dat later nog terugkomt of dat de Minister er nu wat over kan zeggen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik kan daar, ook in het kader van de onderhandelingen, nu niet op ingaan. Die gaan, zoals mevrouw Ellemeet zegt, niet alleen over loon, maar ook over een heleboel andere aspecten.

Voorzitter. Dan ben ik bij het mapje «boa's». Misschien is het goed om te beginnen met de vraag van mevrouw Ellemeet en, ik meen, mevrouw Michon over de samenwerking van de politie met private beveiligingsbedrijven en de samenwerking met boa's. Hoe kun je de politie versterken en ontlasten op dingen die anderen misschien ook prima zouden kunnen doen? Ik kom voor de zomer – ik geloof dat iemand mij vroeg naar een visie – met een samenhangend verhaal over op welke plekken de politie ontlast of ontzorgd kan worden. Het gaat dan om verkeer, arrestantenzorg en nog een heleboel andere elementen. En op bewaken en beveiligen is ook een verkenning gestart. Daar zijn de vorige keer ook vragen over gesteld door mevrouw Michon. Ze zei: kunnen private beveiligers daar niet een rol in spelen en kan het leger of Defensie hier niet meer mee? We zijn echt een verkenning gestart. We doen er alles aan om binnen de kaders van het geweldsmonopolie bij de overheid en bij de politie te kijken wie er verder kan helpen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik wil dit punt even scherp hebben, want ik hecht hier zeer aan. Het gaat vaak over de inzet van bijvoorbeeld private beveiligers bij het bewaken en beveiligen. Nu weet ik dat er in het vroege voorjaar een uitwerking komt van de commissie-Bos over het bewaken en beveiligen en wellicht dat private beveiligers daar... Vandaag bedoel ik het juist breder. Het gaat niet alleen om bewaken en beveiligen; er zijn tal van taken te verzinnen. Ik meende een strakke toezegging te horen, dus dat er voor de zomer een visie op die ondersteuning komt, en daar houd ik de Minister dan ook aan. Ik kijk daar zelfs zeer naar uit.

De voorzitter:

De toezegging staat genoteerd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, absoluut. Ik zei alleen dat voor het bewaken en beveiligen de verkenning reeds is begonnen en dat ik op verzoek van de Kamer met deze elementen aan de slag ga, en dat ik hier voor de zomer sowieso in bredere zin op terugkom.

De heer Bisschop (SGP):

Anders had ik het in de tweede termijn gevraagd, maar ik neem aan dat daar dan ook de reflectie op het takenpakket en de inzet van vrijwilligers in mee wordt genomen, dus dat het een integrale visie wordt?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zorg er in ieder geval voor dat ik op het onderdeel van de vrijwilligers terugkom, maar ik moet heel even kijken of het hierin past of dat ik het op een ander moment doe in de komende maanden. Dit gaat echt over wie je van buiten de politieorganisatie en vanuit de verschillende bevoegdheden nog meer kan laten helpen en kan laten ontlasten, en de vrijwilligers staan daar weer net ietsje anders in. Die zitten nu eigenlijk al in de halfjaarrapportage van mensen die al in beeld zijn, waar ik het zojuist over had, maar ik kom hoe dan ook zeker op dit aspect terug.

Ik ga door. Mevrouw Helder heeft een vraag gesteld over de neutraliteit bij boa's. Ze komt nog terug, toch? Dan ga ik het mapje «zeden» doen. Mevrouw Van der Werf zei dat er veel gaande is, zeker sinds de uitzending van BOOS over The Voice. Heeft de zedenpolitie genoeg capaciteit? Ik heb, naar aanleiding van maatschappelijke aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag, slachtoffers eerder al opgeroepen om hulp te zoeken en waar nodig aangifte te doen. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben mensen die mogelijk slachtoffer zijn van een strafbaar feit, ook opgeroepen zich te melden. Zij hoeven niet meteen aangifte te doen. Niet elk slachtoffer wil dat ook meteen. Het gaat vaak ook over een hulpvraag en het vinden van de weg om ermee om te gaan. Ook daarvoor kunnen mensen terecht bij de politie en het OM. Het uitgangspunt van de politie en het OM in zedenzaken is dat slachtoffers zelf bepalen of ze aangifte doen. Ze kunnen daar in ieder geval nog steeds aankloppen. Het is belangrijk dat een slachtoffer niet tegen zijn zin in een strafrechtelijke procedure terechtkomt. En het is ook belangrijk dat het gewoon kan als diegene dat wél wil.

In de maand januari 2022, dus afgelopen maand, is er een flinke toename te zien – het gaat om enkele honderden gevallen – in het aantal meldingen en contacten met de zedenrecherche. Het is daar dus echt druk. Veel mensen willen hun verhaal kwijt over een ervaring met seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel misbruik. Een deel van de melders geeft aan door de uitzending van BOOS getriggerd en aangemoedigd te zijn om de politie te bellen. Het gaat om uiteenlopende incidenten die geen link hebben met de The Voice of Holland, bijvoorbeeld seksueel misbruik in een gezinssituatie of door een rijinstructeur of een sportcoach. Sommige incidenten hebben jaren geleden plaatsgevonden. Je ziet dus dat mensen, naar aanleiding van zo'n uitzending en het feit dat wij er met z'n allen over praten, bij de politie en het OM aankloppen en hun verhaal doen, en vervolgens om hulp en advies vragen.

U weet dat ik twee, drie weken geleden – volgens mij hebben we het hier in een ander debat met collega Weerwind ook kort over gehad – bij de organisatie ben geweest die zich inzet voor slachtoffers. We hebben daar een digitaal werkbezoek aan gebracht. Zij hebben ons laten zien hoe dat vervolgens in de hele keten wordt opgepakt, van de eerste hulpvraag tot aan het nodig hebben van zorg, of begeleiding richting de politie. Ook zij zeggen een forse toename te zien. Aan de andere kant denk ik dat het, hoe pijnlijk die toename ook is, goed is dat mensen nu hulp durven te vragen. In die zin is dat dus best dubbel.

Mevrouw Van der Werf vroeg ook hoe het ervoor staat met de motie-Klaver, dus die extra 15 miljoen euro voor de uitbreiding van de zedenrecherche. De beoogde resultaten worden vanaf 2020 in vier jaar tijd door de politie gerealiseerd. De capaciteit binnen de zedenteams wordt daarmee gefaseerd verhoogd met ongeveer 60 fte. Daarnaast wordt het aantal digitale rechercheurs gefaseerd verhoogd met circa 20 fte en het aantal informatierechercheurs wordt met 10 fte verhoogd. Het aantal forensisch medewerkers wordt met 20 fte verhoogd en het aantal zedendocenten met 3 fte. Dat is dus wat er met die middelen wordt gedaan. Er is sprake van een gefaseerde toename van het aantal zedenrechercheurs. Dat is hetzelfde verhaal als zojuist. Mensen moeten natuurlijk wel gevonden worden en opgeleid worden, en zeker voor zo'n dergelijke zware taak gaat dat niet zomaar. Zowel het werven van zedenrechercheurs als specifieke digitale expertise is, mede gelet op de krappe arbeidsmarkt, een uitdaging. Het is lastig om mensen te vinden, maar het is heel fijn dat de mogelijkheden en de middelen er wel voor zijn. De politie monitort hoe het aantal zaken en de doorlooptijden zich ontwikkelen. We zijn dus hard op zoek naar mensen en daar is ook echt ruimte voor. In april ontvangt u een voortgangsbrief waarin staat hoe we er op dat moment voor staan.

Ik kan niet goed zien wie de vraag heeft gesteld, maar er was gevraagd of er ook wordt gekeken naar de ervaring en het perspectief van de slachtoffers. Dat wordt daar zeker in meegenomen. Het heeft mijn grote aandacht. Ik ga ervan uit dat het hier ook de aandacht van de hele Kamer heeft. In april komt er een brief en we zullen in die brief betrekken hoe de ervaringen van slachtoffers worden meegewogen en hoe die hierin een plek krijgen. Dat komt dus in het voorjaar.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik deel wat de Minister zegt op dit punt, dus dat je er eigenlijk een heel ambivalent gevoel over hebt. Aan de ene kant is het zo belangrijk dat het opgezet wordt en aan de andere kant is het zo heftig dat het nodig is. Mijn vraag is: op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat dit waardevolle project zo min mogelijk extra administratieve lasten legt bij de politie? Ik heb hier ook met de politie over gesproken en dit zijn van die afgebakende potjes die apart in de begroting staan en die veel meer verantwoording vragen van de politie. Ik zou eigenlijk willen dat we het vertrouwen uitspreken dat dit budget er nu is, dat de politie hiermee aan de slag gaat en dat we voorkomen dat ze weer allemaal extra administratieve handelingen moeten verrichten...

De voorzitter:

De Minister.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

... terwijl ze hun tijd beter kunnen gebruiken.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat vind ik een goede. Ik zal kijken of ik dat in de brief van april kan meenemen, maar eigenlijk is de vraag breder en gaat het niet alleen over zeden, maar ook over dit soort specifieke onderdelen. Laten we in ieder geval afspreken dat ik er in het voorjaar op terugkom en dat we kijken of we nog iets extra's kunnen verzinnen om te voorkomen dat dit nodig is. Ik weet dat het bij de politie en bij de zorg altijd een zoektocht is om ervoor te zorgen dat je zo min mogelijk administratief gedoe hebt en je tegelijkertijd wel kunt zien wat er gaande is. Ik pak deze vraag dus op. Voor wat het waard is: ik denk dat het eerder geprobeerd is en ik ben er net zes weken, maar ik ga het ook proberen.

Ik ga terug naar het vorige mapje. Daar zat nog een vraag in van mevrouw Helder, maar die was heel even weg. De vraag gaat over de boa's en neutraliteit. Het is, denk ik, goed om nog even te noemen dat neutraliteit te allen tijde gewaarborgd moet blijven. Ook is de securiteit van de Staat een groot goed. Dat zijn waarden waar wij zorgvuldig mee om moeten gaan. Daarom is de uitstraling van politiemedewerkers neutraal, zoals u weet. Dat is ook neergelegd in de Gedragscode lifestyle-neutraliteit en de korpsleiding ziet geen aanleiding om deze te herzien. Daar ben ik erg blij mee, want ik vind dit ontzettend belangrijk. Dit houden wij dus. Voor de boa's geldt in principe natuurlijk hetzelfde. Uw Kamer heeft ook twee moties ingediend om daar op die manier naar te kijken. In de moties stond: maak landelijke regels. De boa's bestaan uit vijf domeinen met tig werkgevers en het is een stuk ingewikkelder ingericht dan bij de politie. Die regels maken we op zich niet landelijk, maar twee moties vragen nu om dat wel te doen. Omdat de gemeentes werkgever zijn, heb ik hierover overleg met de VNG en enkele burgemeesters. Dat is nu gaande. En die gesprekken rond ik op korte termijn af. Ik zal u nader berichten over hoe we die landelijke regels wel of niet inrichten. Althans, de Kamer zegt «inrichten», maar we gaan kijken hoe we dat dan vorm kunnen geven. Ik heb nu dus die gesprekken met de burgemeesters. Een aantal heb ik al gesproken en een aantal spreek ik nog. Ik kom daar op zeer korte termijn op terug.

Dan ben ik bij het mapje «recent onderzoek incident met overlijden». Ik begin met mevrouw Van der Plas, maar veel meer mensen hadden hier natuurlijk een vraag over. Daar kom ik zo op. Mevrouw Van der Plas zegt: is de Minister het ermee eens dat de zorg voor verwarde personen of personen met verward gedrag niet bij de politie hoort te liggen? Daar ben ik het heel erg mee eens. In essentie, in beginsel, hoort het daar in principe niet. Je wilt dat mensen zorg kunnen krijgen en op tijd. Je ziet vaak dat de aanleiding en de route daarnaartoe bij iedereen verschillend kan zijn. Als iemand op een gegeven moment een gevaar vormt voor zichzelf of voor de omgeving, of voor enorm veel overlast zorgt, dan wordt de politie gebeld. De politie zal altijd komen en vervolgens is de politie aan zet. Maar eigenlijk wil je daar aan de voorkant natuurlijk al aanwezig zijn.

Voorzitter. De afgelopen jaren is hier heel veel in bereikt. Voordat ik de politiek in ging, heb ik me in brede zin bijna acht jaar beziggehouden met het onderwerp «veiligheid en zorg». Ik zie de verschillen die sindsdien zijn aangebracht. Maar het mag duidelijk zijn dat we er echt nog niet zijn. Verwarde mensen worden niet meer in een politiecel opgesloten, dus dat is dan een winst. Er zijn goede afspraken gemaakt met de crisisdiensten en de regionale ambulancedienst over het vervoer. In grote steden is dit vaak gecombineerd met psychische ondersteuning, dus de psycholance. Degenen die deze nog nooit hebben gezien, kan ik aanraden om een keer een werkbezoek te doen. Het is erg indrukwekkend hoe goed dat geregeld is. Maar dat is dus in grote steden. Dat is dus niet overal.

We gaan beginnen met de pilot Street-triage. De Minister van VWS heeft daar een subsidie voor verleend. Dat is ook een motie geweest van verschillende Kamerleden hier, waaronder ikzelf. Je wilt dat er op straat direct gekeken kan worden naar wie er het beste de lead kan nemen. Voor echt gevaarlijke mensen met verward gedrag die voor zichzelf of voor hun omgeving een gevaar vormen, hebben we extra beveiligde opvang en bedden geregeld. Er is dus veel gebeurd, maar als je ziet hoeveel tijd de politie kwijt is aan mensen met verward gedrag en als je bijvoorbeeld het onderzoek ziet waar we het vandaag over hebben, dan weet je dat we hier nog lang niet klaar mee zijn.

Dan had ik een vraag van mevrouw Simons. Zij zegt: klopt het dat mensen met een migratieachtergrond oververtegenwoordigd zijn onder de slachtoffers betreffende het onderzoek dat vorige week uitkwam? Ja. Er is sprake van een oververtegenwoordiging van mensen met een migratieachtergrond in vergelijking met de algemene bevolkingsstatistieken. In het onderzoek is wel een betrekkelijk laag aantal zaken onderzocht, namelijk 50. In de politieregistratie bij VWS wordt de etniciteit niet geregistreerd bij dit soort incidenten, uiteraard omdat dit niet mag. In het onderzoek is de informatie betreffende de etniciteit uit CBS-cijfers gehaald. De informatie over etniciteit is niet afkomstig uit politiedossiers. Het betreft vaak mensen met multiproblematiek in kwetsbare wijken. Dat is wat we op basis van dit onderzoek op dit moment weten.

Ik maak het even af als dat mag, voorzitter. Ik heb er nog drie in hetzelfde mapje. Mevrouw Simons zei volgens mij ook: klopt het dat we boven aan Europese lijstjes staan op het punt van ingrijpen door de politie met een dodelijke afloop? Het is niet aan te geven of er gemiddeld genomen in Nederland meer of minder mensen overlijden als gevolg van politie-incidenten dan in andere landen. Een echt recent wetenschappelijk internationaal vergelijkend onderzoek is er niet. Het probleem is dat de registraties en ook de geweldsmiddelen per land onwijs verschillen. Het is dus ontzettend moeilijk om dat op een zinnige manier met elkaar te vergelijken, zodat je er iets over kunt zeggen. Zo is er ook een verschil tussen mensen die overlijden door ingrijpen van de politie, bijvoorbeeld door schieten, en mensen die overlijden onder de zorg van de politie en bijvoorbeeld een hartstilstand krijgen in een arrestantencomplex. Zo heb je zo veel variaties waardoor het heel erg lastig is om daar een eenduidig onderzoek naar te doen.

Dan heb ik hier een vraag van de heer Azarkan. Hij had het over het halfjaarbericht en politiecijfers met betrekking tot de toename van politiegeweld. Hij vroeg hoe het zit met het verder uitbreiden van bevoegdheden en wilde weten op basis van welke informatie dat wordt gedaan. Zoals mijn voorganger in zijn brief van 20 augustus 2020 aan uw Kamer heeft bericht, is aan het besluit om bijvoorbeeld het stroomstootwapen in de basispolitiezorg in te voeren een heel lang proces voorafgegaan. Dit even als voorbeeld van hoe het dan werkt met informatievoorziening. Het proces is in september 2012 gestart met een aankondiging van het voornemen van mijn ambtsvoorganger om een pilot te starten met een stroomstootwapen in de basispolitiezorg. In 2018 is de pilot geëvalueerd en vervolgens is het voorstel hier beargumenteerd neergelegd. Als je ziet wat een lange aanlooptijd dit heeft, is meteen duidelijk dat dit niet over één nacht ijs gaat op basis van één onderzoek of één setje informatie. Het is heel zorgvuldig gedaan, juist voor iedereen die ermee te maken krijgt, of dit nou de agent is of een betrokkene die tegenover de agent staat.

De heer Azarkan vroeg of de politie niet te lichtzinnig met geweld omgaat als er ieder jaar gemiddeld tien mensen overlijden. Dit is geen conclusie die op basis van dit rapport kan worden getrokken. In het onderzoek is niet gekeken naar de rechtmatigheid en de professionaliteit van het politiegeweld. Dat is een taak van de politie, de Rijksrecherche, het OM en in voorkomende gevallen natuurlijk de rechter. Volgens mij moet het ook altijd binnen die waarborgen van de rechtsstaat getoetst worden en dat gebeurt ook altijd. Het gebruik van geweld is in onze wet, maar ook voor elke agent, een ultimum remedium, waar de politie terughoudend mee omgaat.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Simons. Meneer Azarkan, u bent door uw interrupties heen.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Het was de heer Azarkan die vragen stelde over de Europese verhoudingen met betrekking tot geweld. Geen probleem, want dat antwoord is voor ons allen interessant.

Ik heb de Minister gevraagd welke conclusies zij trekt naar aanleiding van de bevindingen uit het onderzoek. Wat de Minister doet, is mij de bevindingen vertellen, maar die heb ik zelf gelezen in het onderzoek. Mijn vraag is welke conclusie de Minister aan dat feit verbindt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is heel lastig, zeg ik richting mevrouw Simons, om op basis van dit onderzoek vergaande conclusies te trekken. Het onderzoek brengt wel veel dingen in kaart, maar omdat het uiteindelijk om zo'n kleine groep gaat en ook niet over de rechtmatigheid gaat en over al die elementen waar ik het zojuist over had, is het heel lastig om daar vervolgens vergaande conclusies aan te verbinden. Persoonlijk houd ik me al heel lang bezig met de notie dat we met elkaar op zoek moeten blijven gaan naar hoe de politie zo min mogelijk met personen met verward gedrag in aanraking hoeft te komen. Ik koppel dat even los van het onderzoek, omdat ik dat niet kan koppelen aan het onderzoek. Hoe kunnen we zo vroeg mogelijk in de keten zorgen dat daarvoor zorg in beeld komt? Nogmaals, ik kan die conclusies niet aan elkaar koppelen, want zo is daar niet naar gekeken. Dat maakt het heel erg lastig. Het gaat natuurlijk wel om wezenlijke getallen.

De voorzitter:

Mevrouw Simons nog voor een vervolg.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Na vandaag heb ik toch een beetje een probleem. We doen onderzoek waar we geen conclusies uit kunnen trekken. En onderzoeken die waardevol kunnen zijn om de juiste conclusies te trekken, vindt de Minister niet nodig. Wat nu? Er is een onderzoek en dat leidt tot resultaten. Van die resultaten zeggen we: daar kunnen we niks mee. Maar we hebben dát onderzoek wel gedaan. En een onderzoek naar aanleiding van een dergelijk onderzoek gaan we niet doen. Hoe gaan we nou zorgen dat elke burger, verward of niet-verward, van kleur of niet van kleur, van welke gender dan ook, zich veilig weet bij onze politie?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dit onderzoek is nou juist in opdracht van de politie, samen met een heleboel andere partners, uitgezet. De politie heeft gevraagd om dit in kaart te brengen. De politie zal het gaan duiden op een manier dat zij intern kunnen kijken wat zij aan hun werkwijze kunnen verbeteren. Daar zullen wij uiteraard van op de hoogte worden gebracht. En dat kunnen we hier met elkaar bespreken. Als u mij vraagt welke beleidsconclusies ik uit zo'n onderzoek kan trekken, kan ik geen dingen verzinnen. Er is geen onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid, de werkwijze of de oorzaken. Er zijn getallen in kaart gebracht op verzoek van de politie. Je zou dus kunnen zeggen dat dit nou precies is waar mevrouw Simons naar op zoek was in onze vorige gespreksronde. De politie die proactief zegt: ik wil dit in kaart gebracht hebben zodat we kunnen leren van wat daar is gebeurd en we onze werkwijze scherper kunnen krijgen. Ik meen dat dit onderzoek met Amnesty International en dergelijke samen is gedaan. Dit onderzoek is net verschenen. Daarvoor moet ik natuurlijk naar de politie kijken, want zij gaan over die werkwijze binnen de waarborgen die wij hier vaststellen. Op het moment dat zij zeggen «hé, dit konden wij beter doen», gaan wij daar ook absoluut over spreken. Maar dat is iets anders dan conclusies trekken op basis van zaken die niet onderzocht zijn. Dit is wat onderzocht is, op verzoek van de politie, Amnesty en andere partners, en daarmee zal de politie nu aan de slag gaan om te bekijken waar de werkwijze verbeterd kan worden. Elke politieman, elke agent is daarnaar op zoek, want niemand wil dit soort situaties meemaken.

Ik kom bij de tap.

De voorzitter:

Als we nog één minuut tweede termijn willen, meneer Azarkan, moeten we nu echt door met het laatste mapje.

De heer Azarkan (DENK):

De Minister zegt iets wat gewoon niet zo is.

De voorzitter:

Dan verwijs ik u naar de tweede termijn. De Minister gaat verder met haar beantwoording.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Er waren vragen van de SP en de PVV over het tapsysteem. Waarom kan Nederland niet zelf tapsystemen bouwen en hoe zit dat? Ik denk dat je deze vraag vanuit twee invalshoeken kunt lezen: het bedrijfsleven en de overheid. Nederlandse bedrijven kunnen uiteraard gewoon meedoen bij de aanbesteding van dergelijke systemen. Ze zullen dat ook doen en ongetwijfeld ook blijven doen. Dan de Nederlandse overheid. Er is expliciet gekozen om niet als overheid een tapsysteem te bouwen, maar om een leverancier of een commerciële partij bij de verwerving van een tapsysteem te betrekken. Het bouwen van een tapsysteem is complex en vraagt een dusdanig grote investering qua benodigde capaciteit en specialistische kennis en kunde, dat een leverancier of commerciële partij nodig is om zo'n systeem te realiseren. Het is geen optie, los van de vraag of de vraagstellers dit zo bedoelden, dat de overheid het zelf gaat bouwen. Daar komt bij dat de telecomwereld zich continu ontwikkelt en vooruitgang boekt. Dit betekent dat ook het tappen continu moet meebewegen. Dat zijn niet per se de dingen waar de overheid sterk in is. Dit vraagt om een constante innovatie en ontwikkeling van systemen.

Het is wel goed om hierbij nog een paar vragen en antwoorden te behandelen, want ik kan me voorstellen dat er daarna interrupties volgen. Er is gevraagd waarom er door de politie een extra check op de systemen wordt ingevoerd. De korpsleiding is tot deze intensivering gekomen vanuit de algemene toename van de veiligheidsrisico's ten gevolge van digitalisering van werkprocessen en de dreiging daaromheen. Dit zijn bijvoorbeeld risico's die de continuïteit kunnen verstoren, waarbij informatie in verkeerde handen valt, of veiligheidsrisico's voor het eigen personeel. Dit besluit van de korpsleiding heeft betrekking op alle voorgenomen aanbestedingen waarbij substantiële veiligheidsrisico's zijn voorzien. Daarmee heeft het betrekking op de hieruit voortkomende contracten, alsmede op de daarvoor in aanmerking komende bestaande contracten. Het gaat hier niet om een extra check op een specifiek contract, maar op alle contracten in het algemeen. Die check wordt gedaan om de redenen die ik net noemde. Er is geen directe specifieke aanleiding voor het instellen van dit intensieve toezicht. Het tapsysteem van de politie was dus niet aanleiding voor het besluit. Het was echt veel breder dan dat.

Dan heb ik hier nog een andere vraag. Waarom zou je je afhankelijk maken van een ander land, terwijl de AIVD en de NCTV hebben gewaarschuwd voor gevaren? Waarom moeten er contractuele afspraken worden gemaakt om toegang van de leverancier tot de infrastructuur te voorkomen? Zoals ik in de brief van deze week aangeef, is de aanbesteding zorgvuldig doorlopen, ook als je die langs het toen nog niet geldende beleid legt. In het beleid van de NCTV en de AIVD wordt aangegeven dat het gaat om risicoafweging per casus. Dit systeem voldoet expliciet aan de veiligheidsvereisten van de NCTV en de AIVD. De integriteit is geborgd met diverse maatregelen, zoals ik die ook in de brief heb beschreven. Het gaat onder andere om het feit dat de leverancier geen toegang heeft tot het systeem en de tapdata, en dat er in het contract met de leverancier diverse eisen zijn opgenomen omtrent logging, monitoring en andere procedurele maatregelen. Met inachtneming van het gegeven dat hoe veilig je dat systeem ook vindt, je altijd digitale dijkbewaking nodig hebt, is dat op deze manier vormgegeven.

Voorzitter. In het tweeminutendebat dat we over een ander onderwerp hadden, heeft de heer Van Nispen gezegd hierover nog wat vragen te willen stellen. Ik heb toen aangegeven dat ik er ook vragen over heb en er kritisch naar wil kijken. Ik heb er met de politie over gesproken. Als je kijkt naar het volledige beheer, het onderhoud, de aanbesteding, de vormgeving en ook hoe de inlichtingendiensten hierop hebben meegekeken, denk ik dat het goed is dat we er kritisch naar kijken en dat er een goed systeem onder moet liggen met heel veel waarborgen. Er is ook gevraagd of het beheer en onderhoud in eigen handen is. Het beheer en onderhoud van het tapsysteem gebeurt bij en door de politie zelf. En dan nog moet je wel alert blijven. Je moet daar niet naïef in zijn. Beveiliging is geen eindpunt, maar een continu proces. Dat is dus volledig op die manier ingericht. Dit betekent dat het systeem goed moet worden getoetst, niet alleen bij de aanschaf, maar ook tijdens de implementatie en tijdens het gebruik. Ik kan er nog veel meer over zeggen, maar dat staat allemaal in de brief.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

Interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik beperk deze tot één interruptie. Als het zo is dat beheer en onderhoud van het systeem in handen is van de Nederlandse politie zelf, hoe kan het dan dat er contracten zijn met de leverancier over de toegang tot de gevoelige locaties en de infrastructuur van de politie? Als het beheer en onderhoud in handen is van de politie, hoef je ook geen contracten te hebben met een leverancier over de toegang tot gevoelige data, want dan is die er sowieso niet.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Laat ik daar nog specifiek even op terugkomen.

Ik kom bij het mapje overig. Ze is net weg, maar de eerste vraag is van mevrouw Simons. Ze vraagt wat ik vind van de uitspraken van de lijstrekker van Forum Hengelo, die ook politieman in Noordoost-Twente is. Hij vergelijkt kabinetsleden met nazi's. De uitspraken die zijn gedaan, vind ik uiteraard niet kunnen. Ik neem daar nadrukkelijk afstand van. In Nederland hebben wij het recht op vrijheid van meningsuiting, maar ook de verantwoordelijkheid om respectvol met elkaar om te gaan. Dat soort uitspraken zit op de grens van het betamelijke en ze dragen alleen maar bij aan de maatschappelijke polarisatie waar juist politiemensen in hun dagelijkse werk zoveel mee te maken krijgen. Ze passen ook niet bij de normen en waarden die de politie zelf hanteert. Over individuele werkrelaties tussen de politie en haar werknemers kan ik geen uitspraken doen. Ik denk wel dat het goed is om te benadrukken dat het korps een beroepscode heeft waarin staat aangegeven wat de kernwaarden zijn van de politie en wat van de medewerkers wordt verwacht in de omgang met elkaar. Ik heb inmiddels begrepen dat ook de districtschef hier stevig op heeft gereageerd. Daar hoort ook de reactie thuis. Zij stelt dat politieambtenaren een voorbeeldfunctie hebben in de samenleving en dat zij daar sterk aan hecht. Ze gaat onderzoek doen en op basis daarvan zal men daar de conclusie trekken.

Dan heb ik nog twee losse vragen. Een is van mevrouw Michon en gaat over de hightech crime academy. Sinds 2018 bestaat de mogelijkheid tot instroom van hoogopgeleide specialisten bij de politie, waaronder cyberspecialisten. Dat is een dieptespecialisme waarvoor mensen specifiek opgeleid moeten zijn. In 2022 stromen er rond 700 specialisten in. Dat zijn 700 mensen die gespecialiseerd zijn in cyber, financiën en digitale recherche. Uiteraard is er ook in de basispolitieopleiding aandacht voor cybercriminaliteit. Ik denk dat we een heel eind kunnen komen als je kijkt naar hoe het nu is ingericht.

Dan heb ik nog een vraag van de heer Azarkan over de situatie van een gezin in Giethoorn. Dit gaat over een Nederlands gezin met een Turkse achtergrond. Toen ik het las, heb ik meteen gevraagd hoe dat nou precies zit. Want je wilt dat iedereen die belaagd of gediscrimineerd wordt of iets naars ervaart, bij de politie kan aankloppen en om hulp kan vragen. De politie heeft in deze zaak daders actief opgepakt. Er loopt nog een strafrechtelijk onderzoek. Als dat niet had gelopen, had ik het gezin zelf gebeld. Dat wilde ik heel graag, maar dat werd mij vanwege het lopende onderzoek terecht afgeraden. Want als je als Minister belt, ben je opeens onderdeel van zo'n onderzoek. Als Kamerlid deed ik dat altijd. Zodra dat onderzoek is afgerond, zal ik dat zeker doen.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Hartelijk dank. We zijn aan het einde gekomen van de beantwoording van de Minister in de eerste termijn. We hebben de Minister gevraagd hier aanwezig te zijn tot 17.00 uur, maar ik zou eigenlijk heel graag een hele korte tweede termijn willen doen. Heeft de Minister nog een minuut of tien? Dat is gelukkig het geval. Ik begrijp dat sommige leden moeten stemmen. U bent verontschuldigd. Mevrouw Helder heeft het recht om als eerste een tweeminutendebat aan te vragen. Dat wil ik in ieder geval behouden, want zij zit hier als eerste. Als iemand van de leden die weg moeten, een hele korte tweede termijn wil, dan geef ik daartoe de gelegenheid. Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan gaan we naar mevrouw Helder. U heeft maximaal één minuut in de tweede termijn. Gaat uw gang.

Mevrouw Helder (PVV):

Ja, dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor twee toezeggingen, namelijk over die langlopende PTSS-dossiers – verrekening van het toegekende smartengeld is apert onjuist, dus daar blijf ik bovenop zitten – en over het naar voren halen van het onderdeel toezicht bij Werken Onder Dekmantel en dan met name het toevoegen van externen, zodat de werkvloer kan worden gehoord.

Voorzitter. Toch blijft er een gat. Ik heb het al gezegd, maar het is een feit dat we een inlichtingendienst hebben die gierend uit de bocht vliegt door een gebrekkige leiding. Ze hebben gefaald en er zijn doden te betreuren. Ik ben me dus toch nog aan het beraden op iets van een motie, want ik vind dat je er als volksvertegenwoordiger en als controleur van de regering niet mee akkoord kan gaan dat een Minister gewoon niet geïnformeerd wordt en de korpsleiding maar op haar blauwe ogen moet geloven. Het aanbod van een briefing vind ik wel heel fijn, maar meestal krijg je daar dezelfde figuren te zien. Ik wil dus toch een tweeminutendebat aanvragen voor moties.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat staat genoteerd. De heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb geen aanvullende vragen. Ik wil de Minister bedanken voor de beantwoording en mij verontschuldigen, want om 17.00 uur moet ik de zaal verlaten.

Dank.

De voorzitter:

U bedankt. Het woord is aan mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank, voorzitter. Ik wil op drie punten terugkomen. Allereerst vind ik het toch heel gek dat die vertrouwelijke informatie in een rapport niet in goede handen zou zijn bij de Minister. Het lijkt mij dat je ook namen zwart kan lakken of dat je zulke gevoelige informatie die zelfs één persoon niet zou mogen weten, alsnog zwart kan maken. Daar wil ik graag een reactie op. Ik denk dat het goed is als de Kamer een soort tijdlijn zou krijgen over die rapporten van Schneiders en Sorgdrager, want dat zijn natuurlijk ook weer allemaal deelrapporten. Dan hebben we overzicht over hoe we dit voorjaar die controlefunctie daarop kunnen uitoefenen.

Het tweede punt gaat over de vrijwilligers. Ik weet dat er in 2020 een inventarisatie is gemaakt van hoeveel vrijwilligers binnen de politie zouden willen doorstromen. Dat waren er toen 50 tot 100. Daarvan zijn er nu twee gestart. Twee. Ik vind dat maatwerk heel mooi, maar dat lijkt me tot nu toe een papieren werkelijkheid. Ik denk dus dat het goed is dat de Minister dat niet alleen aankaart, maar ook een terugkoppeling vraagt, zodat wij er als Kamer over geïnformeerd worden dat die mensen daadwerkelijk aan de slag kunnen.

Mijn laatste punt heeft betrekking op zeden. Ik had om de jaarlijkse voortgangsrapportage gevraagd. De Minister had het net over een terugkoppeling in april. Ik vroeg me even af of dat hetzelfde is. Ik heb er ook een subvraag bij. Ik heb begrepen dat het weleens zou kunnen dat die onregelmatigheidstoeslagen soms voor agenten een reden zijn om niet bij de zedenrecherche te willen werken. Ik weet niet of dat waar is, maar dat wilde ik onder het kopje «zeden» nog even bij u checken.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter, en ik wil ook graag de Minister bedanken voor haar adequate beantwoording. Ik hecht zeer aan die visie op het ondersteunen van de politie. Ik noemde vandaag private beveiligers in het bijzonder, maar het kan ook Defensie zijn. Ik vind dat we echt al het mogelijke uit de kast moeten halen om de aankomende jaren de krapte door te komen. Dat moet echt voor de zomer, want vervolgens moeten we ermee aan de slag. Daar kijk ik naar uit.

Ik zit nog erg in mijn maag met de Landelijke Eenheid – dat ben ik met voorgaande sprekers eens – en ook met onze eigen rol hierin als volksvertegenwoordigers. De Minister had het over een technische briefing. Ik zou liever de term «hoorzitting» in de mond willen nemen, maar ik voel wel zeer de behoefte om hier nog over dit onderwerp door te spreken. Ik wil wel even met de collega's overleggen over het hoe en wat. Het gaat mij er dus vooral om dat we ook juist die geluiden van de werkvloer horen en specifiek kijken wat we moeten doen aan die veiligheid op de werkvloer. Ik vind dat wij de informatiepositie moeten verbeteren. Daar zal ik met de collega's over in de weer gaan.

Dan kom ik op mijn derde punt. De Minister begon heel mooi over die veilige publieke taken en het taakstrafverbod. Ik zal daar nog wat research over doen. Weet de Minister, of hebben we in beeld, hoe de verhoging van de strafmaat die we wettelijk geregeld hebben, uitpakt bij rechterlijke uitspraken? Dat is ooit eerder onderzocht, maar dat is jaren terug. Hebben we daar dus een actueel beeld van?

Dank u wel, voorzitter.

Voorzitter: Helder

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Nispen voor zijn inbreng in de tweede termijn.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel. Als we kijken naar de staat van de politie, dan is mijn oproep aan de Minister heel indringend: kom de agenten snel tegemoet wat de cao betreft, want we kunnen ons niet nog meer ontevredenheid permitteren. We hebben nu waardering en erkenning nodig voor die agenten die al dat moeilijke, harde werk doen, zeker in deze tijd.

Mijn oproep is ook om heel snel orde op zaken te stellen bij de Politieacademie. Ik ben heel erg benieuwd naar al die cijfers waar we heel feitelijke vragen over hebben gesteld, maar het probleem is eigenlijk breder. Er is gewoon een tekort aan alles. Ik hoop dat de Minister daar heel snel op terugkomt.

Mijn derde punt gaat over de Landelijke Eenheid. Ik ben het eens met de vorige sprekers. Daar maken we ons grote zorgen over. We weten dat er meer onthullingen aan zitten te komen. Niet alleen omdat de Minister dat zei, maar ook omdat wij dat gewoon horen van de mensen die ons benaderen.

Ik heb nog één vraag. De Minister had het zelf over een meldpunt voor medewerkers en ik begreep niet goed of dat nou ondergebracht is bij de commissie-Schneiders of de commissie-Sorgdrager, of dat er een apart meldpunt komt waar medewerkers of oud-medewerkers zich kunnen melden.

Mijn allerlaatste punt is dat ik echt vind dat Nederland naïef en onverantwoord bezig is als het gaat om apparatuur. Ik noem Chinese camera's en Chinese drones, met alle risico's van dien – zie de onthullingen van Follow the Money – en de Israëlische afluisterapparatuur die we hebben, met alle risico's op spionage. Ik vind Nederland dus echt naïef en onverantwoord. Ik ben benieuwd naar het antwoord dat de Minister mij in de tweede termijn nog gaat geven op de vraag die ik net heb gesteld over het beheer en onderhoud en waarom er toch contracten nodig zijn om toegang van de leverancier tot de data te voorkomen. Dat begrijp ik gewoon echt niet.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Ik kijk naar de Minister. Zij kan meteen antwoorden. Gaat uw gang.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, dat ga ik wel proberen, gezien de tijd. Als het mag, ga ik beginnen met de laatste vraag. In het contract staat juist dat het bedrijf geen toegang heeft tot het systeem of data, dus dat is dan een misverstand. Dat is opgenomen in het contract en het beheer en onderhoud zijn in handen van onze eigen politie.

Als het mag, ga ik nog even verder met de heer Van Nispen. De oproep over de cao is voor mij helder, die neem ik mee. Laat ik het zo zeggen: die intentie delen we en nu ga ik kijken wat ik kan waarmaken.

Naar de Politieacademie ga ik toe. Daar hebben we het een en ander over gedeeld.

Dan kom ik op de Landelijke Eenheid. Dat raakt eigenlijk verschillende opmerkingen. We hebben er vorige week lang bij stilgestaan. Toen was ook al duidelijk dat ik de integrale brief had doorgestuurd. Dat is dus niet nieuw voor deze week. Al die andere zaken zijn wel nieuw. Daar hebben we volgens mij concrete toezeggingen over gedaan en afspraken over gemaakt. Ik hoor van mevrouw Michon nog in wat voor hoorzitting of iets anders wij eventueel ook nog kunnen faciliteren. Ik heb mevrouw Helder toezeggingen gedaan. Dat is op dit moment een beetje wat het is, maar we komen er ongetwijfeld nog over te spreken.

De heer Van Nispen had ook vragen over het aantal aspiranten dat de komende jaren instroomt. Ik heb hier een heel overzicht met de getallen, maar ik heb zojuist bevestigd gekregen dat al die elementen ook in de halfjaarrapportage staan, dus misschien helpt dat. Anders ga ik allerlei jaartallen en getallen noemen en ik denk niet dat hij daar wat aan heeft. Dit komt terug in de halfjaarrapportage, inclusief de specifieke vragen over de aspiranten. Dat zit erin.

De voorzitter:

Ik heb een heel kort punt van orde. Volgens ons komt de halfjaarrapportage halverwege het jaar, in juni ongeveer. Zouden deze cijfers, gelet op de tijd, dan misschien toch op korte termijn per brief kunnen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zeker. Het was een poging om het voor u wat overzichtelijker te houden, maar alles dat eerder kan, gaan we dan eerder doen.

Mevrouw Van der Werf vraagt of er een tijdlijn kan komen. Dat is in het debat van vorige week toegezegd en die komt er ook aan. Die tijdlijn gaat over de commissie-Schneiders en de commissie-Sorgdrager. Dat vind ik zelf ook wel fijn, want het is nogal veel. We hebben nu een deel van de commissie-Sorgdrager, het toezicht, naar voren getrokken. We zorgen er dus voor dat dat allemaal goed te volgen is en blijft.

Ik ben het ermee eens dat het punt over vrijwilligers belangrijk is. Ik ga nu toch door de bel heen praten. Ik heb zelf gezien dat als mensen van buitenaf zich als vrijwilliger opgaven en de opleiding niet startten, ze een jaar later wel bericht kregen. Ik heb ook van de politie gehoord dat heel veel mensen daar dan niet meer op reageerden. Dat zijn natuurlijk twee dingen, maar het punt van mevrouw Van der Werf is helder. Het moet maatwerk zijn. Ja, ik heb het begrepen, daarom noemde ik ook het andere geval. Ook voor intern doorstromen moet maatwerk mogelijk zijn. Dat moet natuurlijk binnen de waarborgen voor kwaliteit die we met elkaar hebben gesteld, maar daar zitten we precies hetzelfde in.

Dan kom ik op het punt over zeden. Dat is hetzelfde. In april komt de brief met al die gegevens zoals eerder is toegezegd. Daar neem ik die onregelmatigheidstoeslagen in mee, want dat punt is mij niet bekend. Ik zorg dat dat element echt wordt aangestipt in de brief in april, waarin we ingaan op de zedenpolitie.

Mevrouw Michon had het over de visie op ondersteuning van de politie. Daar gaan we mee aan de slag. Ik heb het over de Landelijke Eenheid gehad. Het punt over de strafmaat en de cijfers zoeken we even uit. Volgens mij wordt dat wel goed gerapporteerd, ook door het OM, maar dat zoek ik even uit. Dat is dus ook een toezegging. Ik kom daar op korte termijn op terug, maar ik weet nog niet in welke vorm, want dat zijn niet onze cijfers.

De voorzitter:

Er is nog een vervolgvraag van mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Met uw welnemen, voorzitter, ga ik nog om één toezegging leuren. Ik vind het heel fijn dat de Minister dat intern doorstromen van vrijwilligers ook gaat aankaarten, maar zou u ons daar ook over kunnen informeren? Kunnen wij in een volgend halfjaarbericht politie – ik zeg maar wat – te horen krijgen hoe dat in zijn werk gaat en hoeveel mensen daar daadwerkelijk intern mee bezig zijn?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, zo heb ik het ook geïnterpreteerd. Ik geef graag nog een toezegging als dat nog extra helpt. Dat gaan we zo goed mogelijk al in de eerstvolgende halfjaarrapportage doen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet weet binnen welke termijn vooraf informatie daarin terechtkomt, maar we zorgen ervoor dat al deze zaken allemaal in de eerstvolgende halfjaarrapportage waarin dat mogelijk is terugkomen.

De voorzitter:

Er is nog een vervolgvraag van mevrouw Van der Werf en ook van mevrouw Michon. Ik doe ook een beroep op de Minister om de vorige toezegging nog kort te herhalen als dat kan, want die ging wat snel voor ons. Die toezegging ging over de strafmaat. Dan is het woord aan mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik wou vooral zeggen dat er nu in het halfjaarbericht ook iets over politievrijwilligers staat, maar dat is allemaal heel meta en algemeen. Ik wil het graag juist heel specifiek hebben. Daar ging het mij om.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat begrijp ik volledig en dat is waarom ik een kleine winstwaarschuwing gaf, namelijk dat ik niet weet of het al in de volgende halfjaarrapportage lukt. Als het eerder kan, doen we het eerder, maar ik heb echt geen idee hoe die informatie wordt opgevraagd en landt in zo'n halfjaarrapportage. We gaan het meteen uitzetten en het belangrijkste is dat u dat gewoon kunt volgen.

Mevrouw Michon stelde een vraag over de strafmaat die geëist wordt.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Sorry. De strafmaat staat in de wet, maar het gaat me dus om de daadwerkelijke straf die wordt gegeven. Ik weet niet of het zo is dat dat automatisch wordt bijgehouden en dat we dat krijgen, of dat dat echt een onderzoek vergt. Ik wil graag weten wat die verhoogde strafmaat in de praktijk doet bij uitspraken door de rechter.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja. Dat is precies waarom ik niet kan zeggen dat ik wel met een brief kom over hoe dat zit. Dat moeten we even opvragen en we moeten zelf ook even uitzoeken hoe we dat het beste bij u kunnen krijgen. Ik doe dus een toezegging dat ik dat zelf ook even onderzoek, laat ik het zo zeggen.

De voorzitter:

Dat is ons duidelijk. Dank u wel.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Wanneer zouden we daar dan meer over kunnen horen? Ik ben dus benieuwd of het een druk op de knop is of een heel nieuw onderzoek. Dat wil ik graag op korte termijn weten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat moet wel op korte termijn kunnen. Ik heb natuurlijk regelmatig gesprekken met verschillende instanties die zich hiermee bezighouden, of het nu het OM is of de rechterlijke macht. We gaan dus even vragen hoe dat zit en ik denk dat we over een maand wel met een brief kunnen komen en in ieder geval kunnen aangeven hoe we tot die informatie komen, waar die te vinden is of wat daarvoor nodig is.

De voorzitter:

Dank u wel allemaal. Hartelijk dank aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Het was een hele serie aan vragen met zoveel sprekers. Natuurlijk ook nadrukkelijk dank aan de ondersteuning hier in de zaal aanwezig, of op een andere plek. Hartelijk dank allemaal. Gelet op de klok gaan wij de toezeggingen per e-mail onder de leden verspreiden. Dat is te veel om nu nog op te lezen, maar kijk er allemaal zorgvuldig naar of we het allemaal goed hebben genoteerd. Er is een tweeminutendebat aangevraagd met als eerste spreker mevrouw Helder. Dat hoeft niet per se op heel korte termijn te worden gepland, maar natuurlijk ook niet op heel lange termijn. Mevrouw Helder wil iets zeggen.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik wil nog iets ter aanvulling zeggen. De collega's links van mij hebben er ook ideeën over geventileerd en die wil ik graag met hen bespreken. Dat wil ik een beetje van elkaar afhankelijk maken. Laat dat tweeminutendebat dus even boven de markt hangen. Het is wel aangevraagd, maar moet niet op korte termijn worden geagendeerd, zou ik ter aanvulling willen opmerken.

De voorzitter:

Het hoeft niet meteen volgende week. Dat is duidelijk. Dan is er een einde gekomen aan dit commissiedebat over de politie. Ik dank u allen nogmaals hartelijk.

Sluiting 17.10 uur.

Naar boven