29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 161 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2021

Op 14 december jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 34, Stemmingen) is de motie van de leden Helder en Markuszower (PVV) aangenomen waarbij de regering wordt gevraagd het dragen van een hoofddoek door boa’s te verbieden. Op 14 december jl. is tevens aangenomen de motie van het lid Michon-Derkzen (VVD) over landelijke regelgeving voor een neutrale uitstraling van het boa-uniform.

Het lid Wilders (PVV) heeft om een brief gevraagd over de uitvoering van de motie van de leden Helder en Markuszower (PVV). Met deze brief wordt daaraan voldaan. Prealabel wil ik onderstrepen dat beide evengenoemde moties vanwege de verwantschap van het onderwerp, in samenhang zullen worden benaderd.

In mijn brief van 8 december jl. heb ik u geïnformeerd dat, naar aanleiding van moties in een aantal gemeenteraden, de komende tijd gesprekken zullen plaatsvinden over uiting van geloof of een levensbeschouwelijke overtuiging in het uniform van boa’s werkzaam in de openbare ruimte. De gesprekken zullen plaatsvinden tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de betrokken gemeenten, boa’s, boa-bonden en ondernemingsraden van de werkgevers. Vanuit mijn ministerie zullen deze gesprekken en de uitkomsten hiervan actief worden gevolgd.

Vanuit het uitgangspunt van lokaal maatwerk past het dat gemeenten verantwoordelijkheid dragen, in de hoedanigheid van werkgever, voor het uniform van boa’s domein I (Openbare ruimte). De VNG heeft een ontwerp voor een modeluniform ontwikkeld voor boa’s werkzaam in de openbare ruimte met als doel de herkenbaarheid, zichtbaarheid en bekendheid van boa’s te vergroten en meer uniformiteit tussen gemeenten te krijgen. Het modeluniform kent een aantal specifieke kenmerken. Uitingen van geloof zijn hiervan geen onderdeel. De VNG zal in 2022 met haar leden het gebruik en uiterlijk van het modeluniform evalueren. Deze evaluatie moet uitwijzen of en waar het modeluniform aanpassing behoeft. Hoewel het gebruik van dit modeluniform voor gemeenten niet verplicht is, zal in het licht van de evaluatie worden bezien of gemeenten hiertoe niet aangespoord moeten worden.

Vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid sta ik voor de veilige taakuitvoering van de boa. Gezien het feit dat hier sprake is van lokaal werkgeverschap zal ik komende tijd verkennen hoe op adequate wijze opvolging kan worden gegeven aan de moties. Daarbij zal ik concreet in ogenschouw nemen of en op welke wijze landelijke wet- en regelgeving opportuun is, met inbegrip van een verbod op religieuze geloofsovertuigingen in het boa-uniform, of dat op andere wijze de door uw Kamer gevraagde neutraliteit van het uniform van de boa kan worden geborgd. Dit betrek ik in mijn gesprekken met de VNG en de gemeenten. Ik zie de uitvoering van de moties als onderdeel van het ingezette traject voor de herijking van de boa functie en het boa bestel. Over de voortgang zal ik uw Kamer in het voorjaar van 2022 nader informeren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven