29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2018

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden d.d. 24 april 2018 heeft uw Kamer verzocht om een reactie van het kabinet op de publicaties van Nieuwsuur en NRC, voorafgaand aan een debat over buitenlandse financiering van moskeeën (Handelingen II 2017/18, nr. 77, Regeling van Werkzaamheden). Ook heeft uw Kamer een set feitelijke schriftelijke vragen gesteld. De antwoorden op deze vragen worden gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 614, nr. 77), evenals antwoorden op de overige vragen die zijn gesteld naar aanleiding van de Nieuwsuuruitzendingen (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nrs. 2229 en 2230. Deze brief richt zich met name op de informatiedeling omtrent buitenlandse financiering, en verzend ik mede namens mijn collega’s van Buitenlandse Zaken en Rechtsbescherming.

Problematisch gedrag en ongewenste financiering

Het staat maatschappelijke en religieuze organisaties vrij om financiering vanuit het buitenland aan te trekken. Buitenlandse financiering is ongewenst als het gepaard gaat met ideologische beïnvloeding die bijdraagt aan antidemocratisch, anti-integratief en onverdraagzaam gedrag dat haaks staat op de uitgangspunten van onze rechtstaat en de waarden die in Nederland gekoesterd worden. Dit kan een negatief effect hebben op de sociale verhoudingen in de samenleving en de democratische rechtsorde ondermijnen. Daarmee staat niet zozeer de financiering maar het problematische gedrag centraal. In de Nieuwsuuruitzendingen hebben we voorbeelden van dit problematische gedrag gezien. Ook het kabinet wil dit problematische gedrag tegengaan. Dit is in praktijk complex, maar niet onmogelijk.

Het ontwikkelen van beleid op dit terrein is en was een zoektocht naar een nieuw instrumentarium passend binnen de kaders die de rechtstaat ons biedt. Het doel is om concrete manieren te vinden om ongewenst gedrag (dat vaak niet strafbaar is) aan te pakken. En het tegelijkertijd zodanig vorm en inhoud te geven dat het de verhoudingen met de islamitische gemeenschappen versterkt.

Het behouden van onze open, pluriforme samenleving en de grondrechten die daarbij horen is een gezamenlijke, maatschappelijke opgave. Daarbij vervullen zowel rijksoverheid, gemeenten als gemeenschappen sleutelrollen. Dit vraagt om een nauwe samenwerking, onderling vertrouwen en betrokkenheid tussen alle partijen.

Beleidskader in ontwikkeling

Op lokaal niveau wordt de driesporenaanpak (interactie en dialoog, aanspreken en confronteren en verstoren en handhaven) ingezet bij de aanpak van problematisch gedrag. Ook om ongewenste financiering aan te pakken waarmee invloed wordt verworven die problematische gedragingen met zich meebrengt. In de brieven van 4 december 20161 en 29 maart 20182 is uw Kamer geïnformeerd over verschillende nieuwe maatregelen om ongewenste financiering tegen te gaan. Het betreft hier onder andere de intensivering van diplomatieke contacten, wetgeving ter bevordering van de transparantie van financiering als de inperking van ongewenste financiering, het overleg met de moskeekoepels over transparantie van financiering, de uitbreiding van de capaciteit van FIU Nederland, de start van de pilot Buitenlandse Financiering van het Financieel Expertise Centrum en de organisatie van een Bestuurlijk Overleg met gemeenten over de driesporenaanpak/ongewenste buitenlandse financiering.

Een belangrijk uitgangspunt van de inzet vanuit de rijksoverheid, is het vergroten van de transparantie m.b.t. buitenlandse financieringsstromen. Dit met het oog op het verbeteren van de informatiepositie van gemeenten wanneer er sprake is van ongewenste buitenlandse financiering. Het regeerakkoord stelt aanvullende maatregelen voor die bijdragen aan het tegengaan van ongewenste buitenlandse financiering (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34). De Minister voor Rechtsbescherming werkt momenteel aan een wettelijke regeling ter bevordering van transparantie van geldstromen naar maatschappelijke organisaties, waaronder religieuze en levensbeschouwelijke organisaties. Het streven is rond de zomer van 2018 een conceptwetsvoorstel in consultatie te brengen. Aanvullend hierop, onderzoekt mijn ministerie of geldstromen vanuit landen kunnen worden beperkt, wanneer misbruik wordt gemaakt van de vrijheden die we in Nederland kennen. Uw Kamer wordt hier in het najaar van 2018 nader over geïnformeerd.

Informatiedeling: hoe en wat

De informatiedeling met gemeenten stond centraal in de berichtgeving van Nieuwsuur en de NRC.3

Ontvangen diplomatieke informatie bij BZ

Er is op verschillende momenten informatie verkregen en verzameld vanuit diplomatiek verkeer. In 2013 is er door BZ informatie verzameld uit diplomatieke nota’s over financieringsaanvragen vanuit KSA over de periode 2010–2013. Het doel van deze lijst diende als achtergronddocument voor de beantwoording van Kamervragen en een plenair debat, en had nooit tot doel gehad volledig overzicht te bieden van instellingen die mogelijk financiering hebben ontvangen. Er was ook nog geen sprake van beleid m.b.t. ongewenste buitenlandse financiering. Tot juli 2016 heeft BZ sporadisch informatie ontvangen vanuit Koeweit. Daarna zijn er in september 2016 en maart 2017 door BZ lijsten vanuit Koeweit ontvangen met hoofdzakelijk financieringsaanvragen en in een enkel geval investeringsinformatie. In oktober 2017 heeft BZ informatie ontvangen over een enkele financieringsaanvraag uit Koeweit.

Informeren van de Kamer

De Kamer is over de samengestelde lijst vertrouwelijk geïnformeerd in november 2016 (Kamerstuk 29 614, nr. 52). Deze lijst bevatte alle ontvangen informatie vanuit diplomatiek verkeer tot aan juli 2016. De twee lijsten uit Koeweit zijn in juli 2017 vertrouwelijk aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 614, nr. 60). De losse financieringsaanvraag uit Koeweit wordt meegenomen in de volgende rapportage aan de kamer.

Informeren van gemeenten

SZW is begonnen met het delen van de meest recente informatie, in de veronderstelling dat dit de meest relevante informatie voor gemeenten zou bevatten. In september 2017 zijn de beide lijsten uit Koeweit vertrouwelijk gedeeld met gemeenten, nadat de kamer vertrouwelijk was geïnformeerd (Kamerstuk 29 614, nr. 60). De oudere samengestelde lijst is in november 2017 vertrouwelijk gedeeld met gemeenten.

De constatering dat de informatiedeling laat op gang is gekomen, is dus terecht. Hiervoor zijn verschillende redenen. Allereerst werd de informatie lang vertrouwelijk gehouden vanwege de vertrouwelijkheid van het diplomatieke verkeer. Nadat de beslissing om de informatie vertrouwelijk te delen genomen was, bestond er nog geen vaste werkwijze om de door Buitenlandse Zaken ontvangen informatie te delen met andere partijen. Dat vergde eerst onderlinge afstemming met verschillende partijen vanuit de rijksoverheid. De verkregen informatie was deels verouderd, vrij summier en niet in alle gevallen duidelijk en goed te herleiden. Daardoor was eerst verder onderzoek nodig om te bepalen hoe en met wie bepaalde informatie kon worden gedeeld.

Het is belangrijk om te benoemen dat het laat op gang komen van informatie niet tot veiligheidsrisico’s lijkt te hebben geleid. Daar waar buitenlandse financiering wordt aangemerkt als terrorismefinanciering, lijkt het bestaande instrumentarium afdoende om die financiering aan te pakken.

Zoals in de brief van 26 april jl. is aangekondigd (Kamerstuk 29 614, nr. 74), heeft mijn ministerie de afgelopen periode met verschillende gemeenten gesproken om het beeld dat gemeenten niet geïnformeerd zijn nader te onderzoeken. Hoewel de informatie breed gedeeld is met gemeenten, is in een enkel geval door toedoen van mijn ministerie de informatiedeling niet optimaal verlopen. Daarnaast blijkt dat er bij gemeenten behoefte is aan meer ondersteuning ten aanzien van hoe te acteren op deze informatie en bij problematisch gedrag. De burgemeester van de gemeente Den Haag stelt in haar brief d.d. 30 april 2018 voor om via een nieuwe wet een betere verbinding te regelen tussen signalen van ondermijning van de rechtsstaat die gemeenten opvangen en de informatie die bij het Rijk aanwezig is over buitenlandse financiering. Dit voorstel sluit aan bij initiatieven die reeds in gang gezet zijn. Het kabinet zal deze suggesties voor een betere verbinding van signalen meenemen bij de doorontwikkeling van het verbeteren van de informatiedeling.

Het kan en moet beter

Om gemeenten in staat te stellen goed en tijdig problematisch gedrag aan te pakken, is het essentieel dat zij over de juiste informatie beschikken en weten hoe te handelen. Dat begint met het nog verder op orde en bijeenbrengen van kennis en informatie binnen het Rijk, zowel met betrekking tot het fenomeen, casuïstiek als mogelijke handelingsperspectieven. Gemeenten hebben behoefte aan enerzijds informatie over wat speelt binnen hun gemeente en anderzijds advies over hoe hiermee om te gaan: wat is er aan de hand en wat kan ik eraan doen?

Terugblikkend constateer ik dat de informatievoorziening aan gemeenten beter kan en moet. Het kabinet werkt momenteel een proces uit, waarin het tijdig en goed informeren van alle betrokkenen, met name gemeenten, centraal staat. Daarnaast wordt ingezet op het verder versterken van het samenwerkingsverband van alle relevante partijen binnen het Rijk. En waar vanuit ook proactief naar aanleiding van ontvangen signalen wordt geadviseerd richting gemeenten. Hiermee kunnen we voortbouwen op het samenwerkingsverband dat er reeds is. Te denken valt daarbij aan het multidisciplinair duiden van gedrag en het tot stand brengen van een integraal advies richting gemeenten waarin dus ook mogelijke handelingsperspectieven worden meegenomen. Momenteel worden (juridische) opties daartoe in kaart gebracht. De ministeries zijn gehouden aan vigerende wet- en regelgeving (inclusief de AVG). Hierin zullen we uiteraard nauw optrekken met gemeenten.

Om meer zicht te krijgen specifiek op financieringsstromen, is in september 2017 binnen het FEC-project Terrorismefinanciering de pilot Buitenlandse Financiering (BF) van start gegaan. Deze pilot is gericht op het in kaart brengen van de (van origine) buitenlandse financiering van non-profit instellingen (NPO’s) waarvan één of meerdere betrokken partijen direct of indirect in verband kunnen worden gebracht met terrorisme of de financiering daarvan. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het tegengaan van ongewenste financieringsstromen en bijbehorende ongewenste beïnvloeding en gedrag. Sinds de pilot operationeel is, is een aantal signalen onderzocht. Indien daarvoor aanleiding was is er vanuit de pilot BF informatie gedeeld met gemeenten en de lokale politie. Het kabinet heeft besloten de financiering van de pilot met twee jaar te verlengen.

Een tweede stap is het beter in kaart brengen van handelingsperspectieven voor overheden en in aanvulling daarop het ontwikkelen van nieuw instrumentarium. Dit zullen we in samenwerking met gemeenten doen. Hiertoe loopt een aantal verkenningen. Vanuit verschillende beleidsthema’s zijn in de loop der jaren aanpakken ontwikkeld voor het lokaal bestuur. Hierbij zijn gedragingen en situaties c.q. fenomenen beschreven, is op een zo optimaal mogelijke wijze informatie bijeengebracht en zijn handelingsperspectieven in kaart gebracht of ontwikkeld. Meest prominente voorbeeld is de bestuurlijke aanpak van criminele ondermijning. Het bestuur heeft hier een cruciale rol omdat juist op gemeentelijk en regionaal niveau – ook met behulp van de RIEC’s (Regionale Informatie en Expertise Centra) – integrale samenwerking met ketenpartners wordt bevorderd. In de aanpak van deze vorm van ondermijning zijn gezamenlijke interventies noodzakelijk, zowel repressief als preventief en waar mogelijk ook gericht op het aanpakken van gelegenheidsstructuren. Elementen van deze verschillende aanpakken kunnen waarschijnlijk breder ingezet worden in de omgang met deze problematische gedragingen, situaties en fenomenen. In afstemming met de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid zal dit onderzocht worden. Het is de verwachting dat de resultaten van dit onderzoek aan het einde van dit jaar beschikbaar komen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven