29 614 Grondrechten in een pluriforme samenleving

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 148 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2020

Op 16 september 20191 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanwijzing die ik heb gegeven aan de Stichting Islamitisch Onderwijs (SIO), het bevoegd gezag van het Cornelius Haga Lyceum (CHL). Dat SIO deze aanwijzing niet opgevolgd heeft heb ik uw Kamer laten weten op 15 oktober 20192. Vervolgens heeft SIO beroep ingesteld tegen mijn aanwijzing.

Vandaag, 20 januari 2020, heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van SIO gegrond is.

Over het bestuur van CHL heeft de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) een ambtsbericht opgesteld, hetgeen aanleiding was voor de inspectie van het onderwijs (de inspectie) om een verdiepend onderzoek in te stellen. Dat de AIVD een (staatsgeheime) inlichtingenanalyse en twee ambtsberichten opstelde over het bestuur van een school is niet alleen zeer uitzonderlijk, maar vooral zorgwekkend. De rechter heeft geoordeeld dat op basis van de huidige wetgeving de aanwijzing niet kon worden gegeven. De rechtbank is van oordeel dat er ruimte is in deze school voor personen met antidemocratisch en anti-integratief gedachtegoed, maar dat het bestuur met het toelaten van deze personen niet in strijd met de huidige burgerschapsopdracht heeft gehandeld. Mijn zorgen zijn echter nog niet verdwenen.

In onze brief van 7 juni 20193hebben de Minister van OCW en ik al aangegeven dat er uitzonderlijke situaties zijn die vragen om uitbreiding van het bestaande bestuurlijke instrumentarium in het onderwijs. Ook heb ik uw Kamer onlangs het Wetsvoorstel aanscherping burgerschapsopdracht onderwijs gezonden4. De uitspraak van de rechtbank toont – nogmaals – de dringende noodzaak van een meer richtinggevende, wettelijke burgerschapsopdracht aan.

Het bestuur heeft volgens de rechtbank onrechtmatige uitgaven gedaan en deze uitgaven zijn aan te merken als ongerechtvaardigde verrijking. Daarmee is er naar het oordeel van de rechtbank op dit punt sprake van wanbeheer, maar het geven van een aanwijzing is in dit geval een te zwaar middel.

Vanzelfsprekend zal de inspectie – met inachtneming van de uitspraak – haar toezicht continueren en de vinger aan de pols houden. Daarnaast zal ik bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Hierdoor wordt in het belang van de leerlingen duidelijkheid verkregen over de mogelijkheden van een aanwijzing.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken 29 614 en 31 289, nr. 135

X Noot
2

Kamerstuk 29 614, nr. 139

X Noot
3

Kamerstuk 33 905, nr. 14

X Noot
4

Kamerstuk 35 352

Naar boven