29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 587 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2015

In de Regeling van Werkzaamheden van 22 januari jl. heeft de heer De Graaf (PVV) mij gevraagd om een nadere duiding te geven aan de ontwikkeling van de werkloosheid en daarbij in te gaan op de verwachting voor het komende jaar (Handelingen II 2014/15, nr. 45, item 7). Speciale aandacht is daarbij gevraagd voor de positie van ouderen. Met deze brief voldoe ik aan dat verzoek.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft op 22 januari jl. bekend gemaakt dat de werkloosheid in december 2014 is gestegen met 12 duizend personen. In totaal zijn 642 duizend mensen werkloos1. Dit komt overeen met 8,1% van de beroepsbevolking. Van alle werklozen zijn 269 duizend personen 45 jaar of ouder. Werkloosheid is voor de mensen die het treft en hun omgeving zeer ingrijpend. Het hebben van een baan is voor mensen meer dan het hebben van inkomen. Werk biedt immers ook een sociaal netwerk, zelfvertrouwen en mogelijkheden tot zelfontplooiing.

Analyse van de werkloosheidsontwikkeling

De recente stijging van de werkloosheid volgt op een jaar waarin de werkloosheid vrijwel voortdurend is gedaald. De werkloosheid lag in december 26 duizend personen lager dan een jaar geleden. De werkloosheid bereikte haar piek begin 2014 en zal volgens de raming van het Centraal Planbureau (CPB) dit jaar dalen tot gemiddeld 7¾%2. De tekenen van economisch herstel zijn breder zichtbaar. Zo trekt de economische groei aan, daalt het aantal faillissementen en stijgt het aantal uitzenduren.

Werkloosheid is het verschil tussen het aantal beschikbare banen (werkgelegenheid) en het aantal mensen dat wil en kan werken (arbeidsaanbod). Sinds het eerste kwartaal van 2014 is de werkgelegenheid vrijwel maandelijks toegenomen. Deze stijging van de werkgelegenheid vertaalt zich in een daling van de werkloosheid. Hoewel de stijging van de werkgelegenheid in de tweede helft van 2014 doorzette, daalde de werkloosheid in die periode minder hard. Dit wordt veroorzaakt door een toename van het arbeidsaanbod, waardoor er meer mensen op de arbeidsmarkt actief zijn. In december daalde de werkgelegenheid en steeg gelijktijdig het arbeidsaanbod, waardoor de werkloosheid steeg. Maand-op-maand mutaties dienen echter met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Het is beter om, zoals het CBS ook aangeeft, de ontwikkelingen over een langere periode in ogenschouw te nemen. Om die reden rapporteert het CBS in de persberichten over werkloosheid tevens de gemiddelde maandmutatie over de afgelopen drie maanden. Onderstaande figuren maken de ontwikkeling van de (jeugd)werkloosheid en de werkzame beroepsbevolking het afgelopen anderhalf jaar inzichtelijk3.

Ontwikkeling (jeugd)werkloosheid (juli 2013–december 2014)

Ontwikkeling (jeugd)werkloosheid (juli 2013–december 2014)

Werkloosheids conform nationale definitie, seizoensgecorrigeerd

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Statline, geraadpleegd 3 februari 2015

Ontwikkeling werkzame beroepsbevolking (in duizenden personen)

Ontwikkeling werkzame beroepsbevolking (in duizenden personen)

De gestippelde lijn geeft het driemaandsgemiddelde weer

Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Statline, geraadpleegd 3 februari 2015

Het hoge niveau en de recente stijging van de werkloosheid onderstrepen de noodzaak om alles op alles te blijven zetten om het economisch herstel te bespoedigen. Het kabinet zet daarom in op hervormingen die de Nederlandse economie en arbeidsmarkt versterken en neemt, gezamenlijk met de sociale partners, concrete maatregelen die op de korte termijn (langdurige) werkloosheid voorkomen en bestrijden.

Ouderen

De arbeidsmarktpositie van ouderen is de afgelopen decennia sterk verbeterd. De gemiddelde uittreedleeftijd is gestegen van 61 jaar in 2000 naar bijna 64 jaar in 2013. Deze sterke stijging van de uittreedleeftijd uit zich ook in een hogere arbeidsparticipatie onder ouderen. De bruto arbeidsparticipatie van de groep 55 tot 65-jarigen steeg van 33,5% in 2000 tot 59,6% in 2013. Ook de OECD onderstreept in het rapport «Ageing and employment policies: Netherlands 2014» de goede prestaties van ouderen op onze arbeidsmarkt. Volgens het rapport behoort Nederland tot de landen die op dit terrein de meeste vooruitgang heeft geboekt. De werkloosheid onder ouderen ligt bovendien relatief laag. In 2013 bedroeg het werkloosheidspercentage onder ouderen 7,8%, terwijl 8,3% van de gehele beroepsbevolking werkloos was. Tegelijkertijd is het beeld minder rooskleurig wanneer ouderen hun baan hebben verloren. Van de werklozen van 45 jaar heeft gemiddeld 60% binnen één jaar werk gevonden. Voor de 60-jarigen is dit slechts 20%. Langdurige werkloosheid komt onder ouderen dan ook relatief vaak voor.

In het licht van de vergrijzing is een verdere toename van de arbeidsparticipatie van ouderen wenselijk. Dit vraagt om een normalisering van de arbeidsmarkt voor ouderen. Het kabinet heeft daarom een aantal specifieke maatregelen genomen om de arbeidsmarktpositie van ouderen te versterken.

Allereerst worden werkgevers gestimuleerd om werkloze ouderen in dienst te nemen met de mobiliteitsbonus. De mobiliteitsbonus maakt het voor werkgevers financieel aantrekkelijker om oudere uitkeringsgerechtigden in dienst te nemen. Ook de no-riskpolis WW’ers en proefplaatsingen stimuleren werkgevers om ouderen in dienst te nemen. In mijn brief over de arbeidsmarktpositie van ouderen van 2 december 2013 ben ik uitvoerig ingegaan op deze instrumenten4.

Bovendien ondersteunt het kabinet ouderen bij het vinden van een baan via het Actieplan 50pluswerkt, onder meer via het organiseren van inspiratiedagen en netwerktrainingen. De kracht van het Actieplan 50pluswerkt zit vooral in de empowerment van de werkzoekenden zelf en het actief benaderen van werkgevers voor deze doelgroep. Ook wordt ingezet op scholing via het aanbieden van scholingsvouchers en worden plaatsingsfees ingezet om private intermediairs te stimuleren werkloze ouderen aan het werk te helpen. Afgelopen zomer heb ik de subsidieregeling zo aangepast dat er beter gebruik gemaakt van kan worden en is de leeftijdsgrens verlaagd van 55 naar 50 jaar. Dit heeft onder meer geleid tot een groter aantal aanvragen voor plaatsingsfees en scholingsvouchers in de tweede helft van dit jaar. Zoals reeds eerder aan uw Kamer gemeld doet de Vrije Universiteit op verzoek van het UWV onderzoek naar de effectiviteit van de dienstverlening van het UWV aan deze doelgroep. Naar verwachting komen de eerste resultaten van dit onderzoek eind van het eerste kwartaal beschikbaar.

Jongeren

De afgelopen maanden lijkt de arbeidsmarkt voor jongeren zich gunstiger te ontwikkelen. Het afgelopen jaar is de jeugdwerkloosheid vrijwel voortdurend gedaald. Deze daling van de jeugdwerkloosheid komt niet geheel onverwacht. Jongeren profiteren doorgaans als eerste van economisch herstel.

Ondanks de recente daling van de werkloosheid onder jongeren blijft het bestrijden van de jeugdwerkloosheid een belangrijke prioriteit van het kabinet. Jongeren kunnen immers gevolgen van werkloosheid aan de start van de loopbaan lang met zich meedragen. Het kabinet gaat daarom onverminderd door met het versterken van de aansluiting tussen het (beroeps)onderwijs en de arbeidsmarkt en het verder terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters. Ook in de 35 arbeidsmarktregio’s worden volop activiteiten ontplooid om jongeren te ondersteunen bij het vinden van een baan.

Daarnaast blijft het voor werkgevers financieel aantrekkelijk om uitkeringsgerechtigde jongeren in dienst te nemen, via de zogenaamde premiekorting voor jongeren. Om werkgevers te stimuleren meer gebruik te maken van deze premiekorting is het vanaf 1 juli 2015 toegestaan de premiekorting ook toe te passen op dienstverbanden van 24 uur per week of meer5. Dit was 32 uur. Tevens is het werkgevers tijdelijk toegestaan om vacatures speciaal voor jongeren van 18 tot 27 jaar aan te bieden.

Zoals gemeld in mijn brief van 15 januari 2015, zullen de Minister van OCW en ik uw Kamer in het voorjaar informeren over de opbrengsten van de Aanpak Jeugdwerkloosheid en de vervolgstappen om ook de komende jaren jongeren kansen te blijven bieden op de arbeidsmarkt6.

Sectorplannen en de brug-WW

De sectorplannen spelen een belangrijke rol in het bestrijden en voorkomen van werkloosheid. Het kabinet heeft in totaal € 600 miljoen uitgetrokken om initiatieven van de sociale partners gericht op onder meer het versterken van de duurzame inzetbaarheid en begeleiding bij van-werk-naar-werk trajecten te ondersteunen. Sociale partners leggen minimaal hetzelfde bedrag bij, waardoor de investering in de arbeidsmarkt in totaal meer dan € 1,2 miljard bedraagt.

In mijn brief van 17 november jl. ben ik uitvoerig ingegaan op stand van zaken van de sectorplannen na de tweede aanvraagronde7. Ik kan inmiddels melden dat alle aanvragen uit de eerste en tweede tranche zijn beoordeeld. In totaal zijn er 79 plannen goedgekeurd en in uitvoering, voor een bedrag van ongeveer € 440 miljoen.

Per 15 januari is de derde tranche van de sectorplannen opgesteld. De derde tranche van de sectorplannen focust zich op het bevorderen van van-werk-naar-werk en van-werkloosheid-naar-werk transities. Juist in deze tijd van voorzichtig economisch herstel is het immers belangrijk er voor te zorgen dat kansen om mensen aan het werk te helpen benut worden. Met name in de technische beroepen ontstaat er vraag naar personeel waar onvoldoende aanbod tegenover staat. Regio’s of sectoren die inzetten op bij- of omscholing om mensen naar deze vacatures te begeleiden, kunnen voor cofinanciering in aanmerking komen. Het kabinet stelt hiervoor € 150 miljoen beschikbaar. Tot en met 29 mei 2015 kunnen aanvragen voor cofinanciering worden ingediend bij het Ministerie van SZW.

Om van-werk-naar-werk extra te stimuleren is de brug-WW geïntroduceerd. De brug-WW biedt aanvullende ondersteuning vanuit de WW en drukt daarmee de kosten voor werkgevers die werknemers willen aantrekken uit een ander beroep of sector waarbij omscholing noodzakelijk is. In combinatie met de derde tranche van de sectorplannen biedt de brug-WW werklozen perspectief op een baan in een andere sector en helpt het werkgevers om moeilijk vervulbare vacatures, zoals in de technische sector, in te vullen.

In de maand mei zullen we uw Kamer weer informeren over de stand van zaken van de sectorplannen. Daarbij zal ook ingegaan worden op de resultaten van de quick-scan over de uitvoering van de goedgekeurde plannen. In deze brief wil ik u ook informeren over de uitvoering van mijn toezegging tijdens de begrotingsbehandeling over de vraag welke onderzoeken de Algemene Rekenkamer uitvoert naar de Regeling cofinanciering sectorplannen. De Algemene Rekenkamer onderzoekt in het kader van het Verantwoordingsonderzoek SZW momenteel het sectorplan Bouw als casus. De Algemene Rekenkamer heeft vooralsnog geen voornemens om andere onderzoeken over de sectorplannen te starten.

Tot slot

Hoewel de gevolgen van de crisis nog steeds merkbaar zijn in onze samenleving wijzen steeds meer indicatoren op een herstel van onze economie en arbeidsmarkt. Zo daalt het aantal faillissementen en neemt het aantal uitzenduren toe. Het afgelopen jaar is de werkloosheid licht gedaald en voor komend jaar is de verwachting dat deze daling voortzet.

Voor herstel op de arbeidsmarkt is het vooral van belang dat de economische groei verder aantrekt. Met breed draagvlak in het parlement, onder de sociale partners en onder maatschappelijke organisaties heeft het kabinet daarom noodzakelijke hervormingen op onder meer de arbeidsmarkt en de woningmarkt in gang gezet om het economische herstel te bespoedigen. Met de inganggezette hervormingen en de concrete maatregelen die op korte termijn mensen ondersteunen bij het vinden van werk, creëren we verdere ruimte voor economisch herstel en maken we Nederland sterker.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Cijfers op basis van de nationale definitie. Zoals aan de Kamer gemeld in mijn brief van 1 juli 2014 zal het CBS voor realisaties in 2015 over gaan op de ILO definitie (Kamerstuk 29 544, nr. 545). Daarnaast wijzigt het CBS tevens de manier waarop zij de gegevens voor de Enquête Beroepsbevolking verzamelen. Het CBS heeft hierover op 20 november 2014 een persbericht gestuurd (CBS, CBS: Werkloosheidsstatistiek wordt beter en goedkoper, PB14–071).

X Noot
2

CPB (2014), Decemberraming 2014: economische vooruitzichten 2015.

X Noot
3

Het Centraal Bureau voor de Statistiek publiceert geen maandcijfers over de omvang van de werkloosheid van de groep 55 tot 65-jarigen. Om die reden zijn deze cijfers niet in de figuur vertoond.

X Noot
4

Kamerstuk 29 544, nr. 497.

X Noot
5

Amendement van het lid Van Weyenberg, Kamerstuk 33 988, nr. 28.

X Noot
6

Kamerstuk 29 544, nr. 582.

X Noot
7

Kamerstuk 33 566, nr. 71.

Naar boven