29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 240 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2017

Met deze brief informeer ik u over de voortgang ten aanzien van enkele moties en toezeggingen die betrekking hebben op het terrein van de Wmo.

Het programma Samen Dementievriendelijk

Tijdens de schriftelijke begrotingsbehandeling (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 11) is gevraagd naar de voortgang van het programma Samen Dementievriendelijk.1 De eerste fase van het programma is inmiddels afgerond en de beoogde doelstellingen voor de eerste fase zijn behaald, ruim 25.000 Nederlanders hebben zich als dementievriend geregistreerd. Zo zijn in de eerste fase vier commercials ontwikkeld die onder andere op NPO1 en 2 zijn uitgezonden. Naast Albert Heijn en Connexxion hebben het VUMC, CZ en de gemeenten Rotterdam en Amsterdam zich actief verbonden aan Samen Dementievriendelijk. Daarnaast is Samen Dementievriendelijk met circa 50 grotere bedrijven en gemeenten in gesprek of zijn deze al actief aan de slag. Daarnaast hebben circa 250 bedrijven en organisaties interesse getoond. In totaal zijn er zes trainingen gerealiseerd, de basistraining en 5 branchetrainingen (op het gemeentehuis, in de winkel, in de taxi, vrijwilligerswerk, telefonische klantenservice). Ruim 12.000 mensen hebben een trainingen online of op locatie gevolgd. Daarom heb ik besloten dat er ook subsidie voor de tweede fase van programma wordt toegekend. De tweede fase loopt tot en met 31 december 2018. Eind 2018 zullen er afspraken worden gemaakt over mogelijke vervolgsubsidiëring voor de derde en laatste fase van het programma.

Op maat ondersteunen mantelzorg

De motie van de leden Van der Staaij en Tanamal2 verzoekt de regering om te onderzoeken of en hoe gemeenten vormgeven aan mantelzorgondersteuning en in afwachting daarvan meer aandacht voor mantelzorgondersteuning bij gemeenten te vragen. In reactie daarop kan ik u melden dat de VNG samen met Movisie een gids ontwikkelt voor informeel zorgbeleid en uitvoering, met speciale aandacht voor integraal mantelzorgbeleid. We verwachten na de zomer de eerste deelproducten. Om meer zicht te krijgen op hoe gemeenten aan de slag zijn met het ondersteunen van mantelzorgers, laat ik in het kader van de evaluatie van de langdurige zorg door het SCP een (deel)onderzoek doen. Dit onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van de Wmo 2015 wordt in de zomer van 2018 verwacht.

Daarnaast heb ik via een wethoudersbrief in november 2016 aandacht gevraagd voor de positie van mantelzorgers bij het onderzoek na melding voor ondersteuning. In het bijzonder vroeg ik hier om aandacht voor jonge mantelzorgers. Ondersteuning moet aansluiten op de situatie waarin deze jongeren zich bevinden. Om zicht te krijgen op wat nodig is, heeft in maart jl. een expertmeeting plaatsgevonden met betrokken veldpartijen en kennisinstituten, om in beeld te brengen waar en hoe de ondersteuningsstructuur voor jonge mantelzorgers verbeterd kan worden. We zullen dit verder uitwerken en uw Kamer hierover nader informeren.

Veilig thuis wonen voor ouderen

In de motie van de leden Krol en Van Dijk3 wordt de regering verzocht in gesprek te gaan met de VNG, zorgverzekeraars en ouderenorganisaties om te bezien hoe veilig thuis wonen beter ondersteund kan worden, waarbij onder meer aandacht is voor valpreventie, brandveiligheid en de noodzaak van het plaatsen van rookmelders. Ik ben met deze partijen in gesprek gegaan in een bijeenkomst waar ook Veiligheid NL en het Ministerie voor Wonen en Rijksdienst aanwezig waren. Deze bijeenkomst leidde tot de conclusie dat bewustzijn en voorlichting belangrijk zijn in een aanpak om veilig thuis wonen te bevorderen, evenals een follow-up op het moment dat iemand hulp zoekt.

Adviseurs van ouderenbonden kunnen een belangrijke rol spelen in de voorlichting over veilig thuis wonen. Zij bespreken met ouderen risico’s zoals vallen, brand, inbraak, de babbeltruc en internetcriminaliteit. Voor valpreventie is een gezamenlijke aanpak van gemeenten, verzekeraars, aanbieders en cliëntorganisaties kansrijk. Gemeenten kunnen tijdens het onderzoek risico’s op vallen inventariseren, huisartsen en wijkverpleegkundigen kunnen mensen met een hoog valrisico selecteren en buurtsportcoaches of fysiotherapeuten kunnen deze mensen begeleiden bij bewegen en een gerichte interventie inzetten.

Om deze samenwerking goed van de grond te krijgen lijken nieuwe instrumenten bruikbaar. Zo blijkt uit een onderzoek van Veiligheid NL en Vilans dat een health impact bond op het terrein van valpreventie een positieve business case oplevert. Ook kunnen gemeenten en verzekeraars via de subsidieregeling «preventiecoalities» een deel van de coördinatiekosten vergoed krijgen die nodig zijn bij het realiseren van interventies op het gebied van valpreventie. Het is nu vooral aan lokale partijen om werk te maken van deze samenwerking. De eerste partijen zijn hiermee al gestart en sluiten health impact bonds en vormen preventiecoalities. Op het terrein van brandveiligheid en gebruik van rookmelders heeft u 24 augustus 2016 een brief van de Minister voor Wonen en Rijksdienst gekregen.4

CAK rekentool eigen bijdrage

Momenteel wordt door het CAK en de Belastingdienst onderzocht of de inkomens- en vermogensgegevens van mensen, met inachtneming van privacyaspecten, geïntegreerd kunnen worden in de rekentool van het CAK. Dit heeft als doel dat gemeenten cliënten beter kunnen informeren over de hoogte van de eigen bijdrage. Dit onderzoek volgt uit de toezegging die de Minister en ik gedaan hebben in de brief van 3 november 2016 over zorgmijding en de eigen bijdrage.5 De belastingdienst werkt op dit moment drie mogelijke scenario’s uit om dit te realiseren. Daarnaast zal ook een gezamenlijke Privacy Impact Analyse (PIA) plaats vinden. Als de scenario’s zijn uitgewerkt en de PIA is afgerond kan ik u rond de zomer verder informeren over planning, doorlooptijd en kosten.

Informatie over compensatie van zorgkosten

De regering is met de motie van de leden Bouwmeester en Rutte verzocht te borgen dat gemeenten, als onderdeel van het inkomensloket, één centraal en toegankelijk punt inrichten waar mensen terecht kunnen voor alle vormen van compensatie van zorgkosten.6 De strekking van deze motie is besproken met de VNG. De afspraak is gemaakt dat de VNG en het ministerie gezamenlijk in gesprek gaan met gemeenten over de wijze waarop de informatievoorziening aan patiënten en cliënten op een toegankelijke wijze en op een centraal punt vindbaar kan worden ingericht.

Mede om die reden vindt op 1 en 15 juni een tweetal werkconferenties plaats. Dit is in lijn met de toezegging die ik gedaan heb in de brief van 3 november 2016 over zorgmijding en de eigen bijdrage.7 Deze werkconferenties staan in het teken van de goede voorbeelden van het informeren van cliënten over de compensatiemogelijkheden en de wijze waarop mensen het beste ondersteund kunnen worden bij het aanvragen en gebruik van de beschikbare regelingen. De cliëntenorganisaties zijn gevraagd specifiek voor dit onderdeel hun kennis en deskundigheid te delen met gemeenten. Over de uitkomsten van deze werkconferenties en de aanbevelingen richting gemeenten wordt u door mij geïnformeerd na de zomer.

Code verantwoordelijk marktgedrag thuisondersteuning

De code verantwoordelijk marktgedrag thuisondersteuning is met het besluit over een reële prijs voor Wmo-diensten verankerd in regelgeving. Hiermee is de motie van de leden Voortman, Koolmees, Schouten en Bruins-Slot over de code verantwoordelijk marktgedrag afgedaan.8 Het besluit verplicht gemeenten om een reële prijs te betalen voor dienstverlening in het kader van de Wmo 2015. Het besluit is gepubliceerd op 23 februari en treedt in werking op 1 juni aanstaande. De VNG heeft gemeenten geïnformeerd over het besluit en organiseert een aantal bijeenkomsten voor gemeenten over de wijze waarop gemeenten het besluit kunnen toepassen bij inkoopprocedures.

Motie Rutte

In de motie Rutte9 wordt VWS verzocht om de verschuiving van zorg en ondersteuning tussen de drie domeinen, Wmo, Zvw en Wlz, per gemeente in kaart te brengen en deze monitor jaarlijks te herhalen. Om hier uitvoering aan te geven zal medio de zomer als eerste stap het CBS een tabel publiceren waarin de instroom in de Wlz in 2015 per gemeente zichtbaar wordt. In deze tabel wordt ook in beeld gebracht of mensen voorafgaand aan de instroom in de Wlz, wijkverpleging vanuit de Zvw ontvingen. Om de instroom in verschillende gemeenten beter te kunnen beoordelen, bevat de tabel tevens gegevens over de zwaarte van de instroom, het percentage afwijzingen door het CIZ én het percentage pgb/MPT/VPT in een gemeente. In het najaar 2017 zal de tabel worden aangevuld met de dan beschikbare gegevens over 2016. Bekeken wordt of in later stadium de data over de Wmo en kosten van wijkverpleging nog kunnen worden toegevoegd.

Kabinetsreactie inzake «Onderzoek VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Caribisch Nederland

Tijdens de behandeling van de wetsvoorstellen ten behoeve van de ratificatie van het «VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap» (Handelingen II 2015/16, nr. 35, item 15, nr. 36, item 10 en nr. 42, item 9), is de motie van de leden Dik-Faber en Bergkamp aangenomen.10 In deze motie wordt verzocht om, op basis van de uitkomsten van een inventarisatie, een plan van aanpak op te stellen voor Caribisch Nederland om de positie van mensen met een beperking te verbeteren.

Het VN-verdrag Handicap is met de Rijkswet van 14 april 2016 goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.11 Voor de toepassing van het verdrag in het Caribische deel van Nederland is uitvoeringswetgeving nodig. Ik heb daarom laten onderzoeken in welke mate wetgeving, beleid en praktijk op Bonaire, Sint Eustatius en Saba al voldoen aan het verdrag en wat er op de korte en lange termijn nodig is voor medegelding. Met mijn brief van 20 december 2016 heb ik uw Kamer het «Onderzoek VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Caribisch Nederland» gestuurd.12 Daarin heb ik aangegeven dat de kabinetsreactie naar aanleiding van dit onderzoek zou volgen. Gelet op de demissionaire status van het kabinet, laat ik de beleidsreactie over aan een volgend kabinet.

Dagbesteding

Bijgevoegd bied ik u het rapport «Dagbesteding in ontwikkeling-vraagstukken voor gemeenten en 16 vernieuwende voorbeelden voor mensen met dementie en ggz-problematiek» aan13. Dit onderzoek heb ik u toegezegd in het AO Wmo van 8 juni 2016 (Kamerstuk 29 538, nr. 226). Het rapport geeft een weergave van de ontwikkelingen op het terrein van het aanbod van dagbesteding. Het perspectief van de cliënt en professional is hierin op uw verzoek meegenomen. Specifiek is daarbij gekeken naar mensen met dementie of psychische problemen. Ondersteund met kennis en uitwisseling van goede voorbeelden gaat deze ontwikkeling van dagbesteding onder opdrachtgeverschap van gemeenten gestaag verder. De vraag vanuit uw Kamer om ook de «afgehaakte» cliënten in beeld te brengen heeft Movisie niet kunnen beantwoorden. Inmiddels is wel meer informatie bekend over zorgmijding. Hiervoor verwijs ik u naar het onderzoek van Zorgmarktadvies «Zorgmijding, eigen bijdragen en financieel maatwerk Wmo 2015» dat ik u op 3 november 2016 heb aangeboden.14 Zoals hierboven genoemd zal de komende periode met gemeenten en cliëntorganisaties verder gesproken worden over zorgmijding in relatie tot de eigen bijdrage.

Cliëntondersteuning

Bijgevoegd bied ik u het rapport «Onafhankelijke cliëntondersteuning» aan, een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van onafhankelijke cliëntondersteuners15. Dit onderzoek is uitgevoerd door Movisie en Vilans, in opdracht en onder begeleiding van het SCP. Het betreft een deelrapport in het kader van de evaluatie van de hervorming van de langdurige zorg. Om de ervaringen van cliëntondersteuners te peilen vonden drie groepsgesprekken plaats met in totaal circa 30 professionele en vrijwillige onafhankelijke cliëntondersteuners. Het SCP zal deze rapportage betrekken bij het eindrapport van de evaluatie van de hervorming van de langdurige zorg.

Afsluiting

Met deze brief heb ik u met name willen informeren over nog openstaande moties en toezeggingen. Een grote verscheidenheid aan partijen is hard aan de slag te zorgen dat mensen dichtbij huis, passende zorg en ondersteuning kunnen ontvangen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
2

De motie van de leden Van der Staaij en Tanamal roept op te onderzoeken of en hoe gemeenten vormgeven aan hun mantelzorgondersteuning. In afwachting daarvan wordt de regering verzocht meer aandacht te vragen voor mantelzorgondersteuning bij gemeenten (Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 71).

X Noot
3

Kamerstuk 31 765, nr. 207.

X Noot
4

Kamerstuk 32 757, nr. 137.

X Noot
5

Kamerstuk 29 538, nr. 231.

X Noot
6

Kamerstuk 34 550 XVI, nr. 53.

X Noot
7

Kamerstuk 29 538, nr. 231.

X Noot
8

Kamerstuk 23 235, nr. 125.

X Noot
9

Kamerstuk 29 689, nr. 735.

X Noot
10

Kamerstuk 33 990, nr. 42.

X Noot
12

Kamerstuk 33 990, nr. 60.

X Noot
13

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
14

Kamerstuk 29 538, nr. 231.

X Noot
15

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven