29 362 Modernisering van de overheid

Nr. 219 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 juni 2013

Binnen de vaste commissies voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Economische Zaken over de programmabrief van 25 april 2013 «Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017» (Kamerstuk 29 362, nr. 212).

De op 30 mei 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister van Economische Zaken bij brief van 24 juni 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie, Hamer

De adjunct-griffier van de vaste commissie, Van de Wiel

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen van de leden van de SP-fractie

4

 

Vragen van de leden van de D66-fractie

5

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

6

 

Vragen van de leden van de SGP-fractie

6

     

II

Antwoord/Reactie van de minister

8

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de programmabrief van het kabinet over de vermindering van regeldruk. Zij zijn tevreden met de totale kwantitatieve doelstelling van het kabinet om in 2017 ten opzichte van 2012 de regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals met 2,5 miljard euro te verlagen.

In de programmabrief worden op pagina vier de belangrijkste kabinetsmaatregelen opgesomd. De leden van de VVD-fractie missen echter een kwantitatieve uitwerking per maatregel van deze reeds ingevulde regeldrukverlichting die in deze kabinetsperiode moet worden gerealiseerd. Deze leden vragen daarom middels een tabel en een toelichting aan de Kamer inzichtelijk te maken hoeveel reductie in euro’s er met iedere maatregel gepaard gaat.

Op pagina vijf van de programmabrief verwijzen de betrokken ministers naar de passage uit het regeerakkoord waarin is afgesproken dat burgers en bedrijven per 2017 al hun zaken met overheidsorganisaties digitaal zullen kunnen afhandelen. De leden van de VVD-fractie vragen of alle lokale en provinciale overheden deze doelstelling onderschrijven, zodat deze doelstelling in 2017 kan worden gehaald. Welke harde afspraken heeft het kabinet gemaakt met deze overheden? Kan meer informatie worden gegeven over het vermelde implementatieprogramma?

Ook lezen de VVD-fractieleden dat inspecties beter gaan samenwerken en dat er in een aantal gemeenten dit jaar een pilot wordt uitgevoerd om in het horecadomein het toezicht op een andere manier vorm te geven. Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting op deze pilot. Ook vragen deze leden of hierbij gebruik wordt gemaakt van het Ondernemingsdossier? Hoeveel regelhulpen heeft de overheid inmiddels gemaakt voor het Ondernemingsdossier? Het Ondernemingsdossier is wat betreft de VVD-fractieleden een geschikte tool om ondernemers te ontlasten van een veelheid aan inspecties en controles.

Tot slot over inspecties vragen deze leden of het instrument van Inspectieview al volledig benut wordt door de – voor het bedrijfsleven relevante – Rijksinspecties, bij het uitvoeren van risico gestuurd toezicht?

Ten aanzien van de overheidsdienstverlening aan bedrijven achten de leden van de VVD-fractie het van groot belang dat ondernemers op één centraal digitaal punt hun zaken met de overheid kunnen regelen. Hiertoe is het digitale ondernemersplein opgericht. Wat betreft de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat ook lokale overheden hierop worden aangesloten. In hoeverre zijn er belemmeringen die dit tegenhouden? Wanneer kan alle dienstverlening van lokale overheden ook te ontsluiten zijn via het digitale Ondernemersplein?

De betrokken ministers schrijven op pagina 13 dat de Kamer voortaan een keer per jaar zal worden geïnformeerd over de voortgang van het programma Goed Geregeld. De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het kabinet de Kamer een extra keer per jaar informeert over de voortgang, maar dan in de beknoptere vorm, is het kabinet hiertoe bereid?

Recent is er een onderzoek uitgekomen over administratieve lasten voor het MKB met de titel «Administratieve Lasten MKB. Indicatie van de huidige omvang gemeten via een quick scan methode»(Panteia/EIM, mei 2013), waarin wordt geconcludeerd dat de administratieve lasten voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) per ultimo 2012 worden geraamd op 8,2 miljard euro op jaarbasis. In het onderzoeksrapport wordt een lange lijst van voorbeelden van (beleving) van regeldruk gegeven, die in interviews met bedrijven naar voren zijn gekomen. Kan de minister van Economische Zaken aan Actal vragen om over deze lijst met knelpunten te adviseren? De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag naar aanleiding van deze schriftelijke ronde graag een reactie van de betrokken ministers op de onderzoeksresultaten uit het EIM-rapport.

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie ook kennisgenomen van een initiatief in Duitsland, waar wordt gemeten hoeveel regeldruk er per maand is bijgekomen of verminderd. De resultaten worden zichtbaar via een bureaucratiebarometer (Bürokratiekostenindex, BKI). Zijn de betrokken ministers bekend met dit initiatief? Zou een dergelijke bureaucratiebarometer ook geschikt zijn voor toepassing in Nederland?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal vragen over de programmabrief. Zo vragen zij of het kabinet een overzicht verschaffen van de maatregelen die de 1,3 miljard euro reductie van de regeldruk voor bedrijven precies omvatten, inclusief de planning? Kan een dergelijk overzicht ook worden verschaft voor de maatregelen die moeten leiden tot een reductie voor regeldruk van burgers met een waarde van 400 miljoen euro? Voorts vragen deze leden welke maatregelen in de categorie «ontwerpfase waarvan de potentie in beeld is gebracht» vallen? Welke factoren bepalen of de maatregelen doorgang vinden en wanneer?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom het kabinet kiest voor een kwantitatieve benadering in euro’s voor burgers en professionals (in plaats een doelstelling in te besparen uren)? Wat is het voordeel ven aan dergelijke benadering? Waarom is een omrekeningsfactor van 15 euro per uur gekozen? Ook vragen deze leden in welke omstandigheden de omrekeningsfactor kan wijzigen?

Wat is de meetbare doelstelling voor regeldrukvermindering voor bedrijven per jaar, voor de periode 2012–2017, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wat is de meetbare doelstelling per jaar voor het MKB, voor de periode 2012–2017?

Hoe wordt merkbare vermindering van regeldruk zichtbaar en «voelbaar» voor de ondernemer in het MKB? Welke criteria worden daarbij gehanteerd, zo vragen deze leden. En hoe zit dit voor burgers?

De leden van de PvdA-fractie vragen tevens hoe de (vermindering van de) regeldruk van MKB-bedrijven binnen de systematiek van het Kostengestuurde Aanpak Regeldruk (KAR) wordt bepaald, meetbaar gemaakt en vervolgens gemonitord? Hoe en in welke fase wordt het bedrijfsleven daarbij betrokken? Hoe en wanneer wordt aan de Kamer gerapporteerd over de (voortgang van de) KAR?

Hoe wordt de merkbare vermindering van regeldruk beoordeeld en gemonitord? En wat is de meetbare doelstelling voor toezichtlastvermindering voor bedrijven, en specifiek voor het MKB?

De leden van de PvdA-fractie vragen waar de pilots met regelluwe zones plaatsvinden? Hoeveel regelhulpen zijn inmiddels gereed? Hoe wordt de doelstelling «slimmer werken en betere dienstverlening» binnen het programma Beter & Concreter meetbaar geoperationaliseerd en gemonitord?

Wordt bij het maken van nieuwe regelgeving het principe «think small first» gehanteerd? Zo nee, waarom niet?

Hoe functioneert het Integraal Afwegingkader (IAK)? Kan dit per departement worden weergeven?

De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet de mening deelt dat indien de opgave van een structurele verlaging van de regeldruk met 2,5 miljard euro niet wordt gehaald, dan wel de regeldrukaspecten nog geen integraal onderdeel zijn van het beleidsproces, dan wel het vertrouwen van de ondernemers in de uitkomst onvoldoende is Actal ook na 2017 een rol moet blijven spelen? Zo nee, waarom niet?

Kan het kabinet de meest recente uitkomsten omtrent de verinnerlijking van regeldruk bij ambtenaren geven? Ook vragen deze leden of het verloop in de afgelopen vijf jaar per departement kan worden weergeven.

Tot slot vragen de leden van de PvdA-vragen hoe het kabinet zorgt voor goede afstemming tussen de convenanten, agenda’s, afspraken bij en tussen overheden op het gebied van regeldruk (onder andere Samenwerkingsagenda decentralisaties VNG/King, Beter & Concreter, Smarter Cities, Digitale Steden Agenda, Uitvoeringsagenda Regeldruk Rijksoverheid en Waterschappen, Uitvoeringsagenda Provincies)? Levert het bestaan van deze vele convenanten en agenda’s niet op zichzelf al een behoorlijke regeldruk op? Hoe waakt het kabinet ervoor dat er niet te veel verschillende, niet-samenhangende afspraken worden gemaakt binnen de overheid?

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de programmabrief en hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de SP-fractie delen de mening dat ICT een belangrijk middel kan zijn om de regeldruk te verlagen. Wel vragen zij zich af of er binnen de diverse overheidsorganisaties voldoende middelen, kennis en capaciteit is om dit op korte termijn verder kracht bij te zetten. Hoe ziet het kabinet dit?

De leden van de SP-fractie zijn erg benieuwd naar de reactie van het kabinet op het Actal-advies. In de brief lezen deze leden dat deze reactie nog voor de zomer komt. Verwacht het kabinet dat de reactie nog voor het Algemeen Overleg over Ondernemen en Regeldruk van 27 juni a.s. wordt aangeboden?

In de brief wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die reeds in beeld zijn gebracht die leiden tot regeldrukvermindering. In deze lijst wordt ook de jaarlijkse factuur van de Kamer van Koophandel genoemd. De leden van de SP-fractie zouden graag vernemen of de voorgenomen eenmalige inschrijfvergoeding bij de Kamer van Koophandel meegenomen is in dit overzicht?

De leden van de SP-fractie zouden tot slot graag vernemen of en hoe het bedrijfsleven betrokken wordt bij het vereenvoudigen van het toezicht? Op welke wijze wordt het MKB hierbij betrokken?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de programmabrief «Goed geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017». De leden hebben daarover nog een aantal vragen.

Met betrekking tot paragraaf twee inzake de structurele verlaging van regeldruk met 2,5 miljard euro constateren de leden van de D66-fractie dat het kabinet zichzelf een structurele verlaging van 2,5 miljard euro per 2017 van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers als opgave heeft gegeven.

In de programmabrief wordt gesteld dat dit bedrag voor het grootste gedeelte is ingevuld en dat maatregelen in beeld zijn gebracht die leiden tot een regeldrukvermindering in deze kabinetsperiode van 1,3 miljard euro voor bedrijven en ruim 400 miljoen voor burgers en professionals. Het is de leden van de D66-fractie echter onduidelijk waar deze bedragen precies uit bestaan. Zij vragen dan ook om een specificering van de bedragen van de regeldrukvermindering (gekwantificeerd overzicht).

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de 750 miljoen euro uit de brief die nog niet is ingevuld met concrete maatregelen. Zij zijn van mening dat de periode tot 2017 relatief kort is en maken zich zorgen over de doelstelling. Daarom willen zij graag extra informatie. Zo willen deze leden weten wat de gemiddelde doorlooptijd is geweest de afgelopen jaren van maatregelen die meer dan 10 miljoen euro lastenverlichting opleverden. Kan de minister dit illustreren met enkele voorbeelden?

Daarnaast vragen de leden van de fractie van D66 de minister uit te leggen welke waarborgen er zijn voor de regeldrukvermindering ten aanzien van nieuwe maatregelen, bijvoorbeeld decentralisaties, die juist kunnen leiden tot een vergroting van de regeldruk.

Op het onderdeel van merkbare vermindering regeldruk in regeldichte domeinen (paragraaf vijf van de brief) constateren de leden van de D66-fractie dat het kabinet kiest voor een maatwerkaanpak. Deze leden vragen het kabinet echter hoe de domeinen geselecteerd zijn. Kan meer duidelijkheid worden gegeven dat er nu niet bepaalde sectoren binnen deze aanpak worden uitgesloten die wel aan de criteria die in de programmabrief genoemd worden voldoen? Deze leden denken hierbij concreet aan de metaalsector. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe er binnen de overige domeinen gezorgd wordt voor vermindering van regeldruk.

Met betrekking tot paragraaf zes, minder regeldruk door bestuurlijke samenwerking, constateren de leden van de D66-fractie dat het kabinet samenwerkt met de VNG middels het uitvoeringsprogramma «Beter & Concreter, goede regels en gerichte service» dat tot 2015 in uitvoering is. De leden van de D66-fractie vragen de minister om een toezegging dat na 2015 een nieuw programma wordt gestart. Zij stellen dat de decentralisaties immers ook tot regeldruk zullen leiden.

Tot slot constateren de leden van de D66-fractie, met betrekking tot paragraaf zeven inzake minder regeldruk door een georganiseerde Rijksoverheid, dat de vakministers verantwoordelijk zijn voor de regeldrukvermindering op hun beleidsterrein. Zij vragen zich de minister echter uit te leggen of er concrete doelstellingen gesteld zijn waarop het kabinet gecontroleerd kan worden of kan worden afgerekend? Kan de minister dit per jaar van de regeringsperiode specificeren?

De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet de bijdrage van Actal voor de aanpak van regeldruk nodig acht. Zij stellen echter dat het belangrijk is dat Actal niet alleen over de landelijke regeldruk mag adviseren, maar tevens over de regeldruk van gemeenten. De leden vragen de minister dan ook uit te leggen hoe wordt toegezien op vermindering van de regeldruk op lokaal niveau. Juist op lokaal niveau hebben bedrijven, professionals en burgers immers te maken met regeldruk; deze leden zijn dan ook van mening dat Actal zowel landelijk als lokaal zou moeten kunnen adviseren en de lastenverlichting moeten kunnen bewaken.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben naar aanleiding van de programmabrief «Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017» de volgende vragen en opmerkingen.

Vermindering van regeldruk wordt voor een groot deel gezocht in het digitaliseren om daarmee sneller zaken te kunnen afhandelen. Welke investeringen zijn hiervoor van de overheden en bedrijfsleven nodig? Uit welk budget worden deze kosten opgevangen, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

Deze leden vragen tevens welke mogelijkheden het kabinet ziet om naast de verhoging van de keuringsleeftijd van 70 tot 75 om ook andere keuringen en verlengingen van vergunningen lasten te verlichten? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om het aantal toezichthouders te verminderen of samen te voegen?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet verder invulling gaat geven aan een onafhankelijke toetsing van EU-voorstellen conform de motie Jonker (Kamerstuk 21 501-20, nr. 407)?

Wordt met voorstellen van de Europese Commissie invulling gegeven aan de adviezen van de zogeheten Commissie-Stoiber over het verminderen van administratieve lastendruk, zo vragen deze leden?

Worden de voorstellen voor subsidiariteit en nationale koppen inventarisatie voor de zomer gelijktijdig naar de Kamer gezonden?

De Kamer zal jaarlijks worden geïnformeerd over de voortgang van het programma «Goed Geregeld». De leden van de CDA-fractie vragen welke ijkpunten het kabinet hierbij gebruikt.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de programmabrief «Goed geregeld». Zij wijzen op de lastenverzwaringen en de vraaguitval als gevolg van de crisis waar het bedrijfsleven mee te maken heeft. Deze leden willen daarmee de noodzaak om daadwerkelijk de regeldruk, waaronder zowel administratieve lasten als inhoudelijke nalevingskosten, aan te pakken, onderstrepen. Datzelfde geldt voor burgers en professionals.

Het kabinet stapt van meer specifieke doelstellingen (administratieve lasten, inhoudelijke nalevingskosten) over op een algemene doelstelling (2,5 miljard euro reductie in 2017 voor alle regeldruk voor zowel bedrijven, burgers als professionals). Dat maakt het lastiger om de effectiviteit van het beleid te volgen. Daarbij komt dat de door de opeenvolgende kabinetten berekende reducties in de praktijk vak niet merkbaar blijkt te zijn. De leden van de SGP-fractie wijzen in dit verband op het rapport «Administratieve Lasten MKB. Indicatie van de huidige omvang gemeten via een quick scan methode»(Panteia/EIM, mei 2013) met daarin het pleidooi voor een nieuwe nulmeting al dan niet met gebruikmaking van de quickscanmethode in plaats van de standaardkostenmethode. Deze leden ontvangen graag een reactie op de aanbevelingen in dit rapport.

Het kabinet wil in een aantal regeldichte domeinen via een maatwerkaanpak een merkbare vermindering van de regeldruk gaan realiseren en start daarbij met een analysefase. De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat er al verschillende analyses klaarliggen. Ook vorige kabinetten hebben werk gemaakt van de aanpak van de regeldruk. Deze leden noemen het in maart jl. gepubliceerde rapport van Actal over de regeldruk in de metaalsector («Regels in bedrijf: sectorscan metaal»). Is het kabinet bereid de analysefase voor deze sector over te slaan en op korte termijn de aanbevelingen in dit rapport op te pakken?

De leden van de SGP-fractie vragen nadrukkelijk de aandacht voor de regeldruk waarmee de bouwsector en haar opdrachtgevers (vergunningtraject, onderzoeksverplichtingen) te maken hebben. De economische crisis treft de bouwsector relatief hard. Deze leden pleiten daarom voor een voortvarende en daadkrachtige aanpak van de regeldruk waar deze sector, direct en indirect (via opdrachtgevers), mee te maken heeft. Welk tijdpad heeft het kabinet voor de bouwsector voor ogen?

De leden van de SGP-fractie hebben in aansluiting hierop enkele vragen en aandachtspunten.

Wat zijn de concrete voornemens van het kabinet met betrekking tot de genoemde vereenvoudiging en flexibilisering van de bouwregelgeving?

In de Monumentenwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zitten strikte bepalingen voor onder meer verbouwingsactiviteiten bij beschermde monumenten. Dat betekent dat al voor het «in enig opzicht» wijzigen van een beschermd monument een omgevingsvergunning en het advies van een monumentencommissie nodig is, met bijbehorende kosten (tijd, leges). Deze leden vinden dat de proportionaliteit regelmatig zoek is. Is het kabinet bereid de genoemde bepalingen te versoepelen?

Actal heeft bijna twee jaar geleden in een advies («Bouwstenen voor minder regels», september 2011) gepleit voor een bescheidener rol van de overheid, ten eerste bij het verwezenlijken van bouwwerken waar een garantieregeling (als bijvoorbeeld Woningborg) van toepassing is en ten tweede bij de bouw van (gecertificeerde) cataloguswoningen en/of vooraf gefabriceerde onderdelen zoals een dakkapel, waarbij belangrijke eisen door type-keuringen kunnen worden verzekerd. Gaat het kabinet hiermee aan de slag?

De leden van de SGP-fractie krijgen van bouwondernemers en architecten regelmatig voorbeelden van onnodige eisen in het Bouwbesluit. Zij noemen bijvoorbeeld de minimale hoogte van verblijfsruimtes in de woningbouw. Die minimale hoogte is geschikt voor grotere ruimtes, maar voor kleine ruimtes onnodig hoog. Is het de inzet van het kabinet om het oor te luister te leggen bij bouwondernemers en architecten en onnodige eisen in het Bouwbesluit bij te stellen of te schrappen?

Gemeenten hebben veel beleidsvrijheid als het gaat over de toepassing van onder meer de Wabo en de Wet ruimtelijke ordening. De leden van de SGP-fractie constateren dat er grote verschillen zijn tussen gemeenten in de wijze waarop zij omgaan met de behandeling van vergunningaanvragen, het wijzigen van bestemmingsplannen en het welstandsbeleid. Dit kan grote impact hebben op de bedrijfsvoering van bouwondernemers en de bereidheid van burgers en bedrijven om te bouwen. Is dit in het kader van het programma Beter & Concreter een apart aandachtspunt? Zijn er ook regeldrukambassadeurs die wat betreft vergunningverlening c.s. voor bouwprojecten gemeenten de maat nemen en de uitwisseling van best practices stimuleren?

De Flora- en Faunawet en de daarin opgenomen soortenbescherming leveren veel onderzoekslasten en vertraging op. De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat het regime voor soortenbescherming strikt gehanteerd wordt. Niet de lokale populatie van een soort is leidend, maar de individuele plant of dier. Zij noemen het voorbeeld van de spouwmuur en de vleermuis, een beschermde diersoort. Een lege spouwmuur is een populaire verblijfplek voor vleermuizen. Als iemand bij verbouwing, isolatie of anderszins met de spouwmuur aan de slag wil, is wettelijk al snel een onderzoek en/of toestemming nodig. Dit terwijl de lokale vleermuispopulatie absoluut niet in gevaar is. Is het de inzet van het kabinet om in de nieuwe Natuurwet (via de toegezegde Nota van wijziging) een versoepeling van het strikte regime voor soortenbescherming op te nemen? Is het de inzet van het kabinet om daarbij niet verder te gaan dan het met de Vogel- en Habitatrichtlijn beoogde beschermingsniveau, zoals ook door andere lidstaten wordt gehanteerd, en de bijbehorende lijsten met te beschermen soorten?

II Antwoord/Reactie van de minister

Vragen van de leden van de VVD-fractie

In de programmabrief worden op pagina vier de belangrijkste kabinetsmaatregelen opgesomd. De leden van de VVD-fractie missen echter een kwantitatieve uitwerking per maatregel van deze reeds ingevulde regeldrukverlichting die in deze kabinetsperiode moet worden gerealiseerd. Deze leden vragen daarom middels een tabel en een toelichting aan de Kamer inzichtelijk te maken hoeveel reductie in euro’s er met iedere maatregel gepaard gaat.

Het kabinet werkt met een boekhouding voor administratieve lasten en nalevingskosten waarin alle kabinetsvoorstellen met gevolgen voor de regeldruk worden bijgehouden. De programmabrief is een brief op hoofdlijnen en bevat geen volledige lijst met maatregelen. De bijlage bij deze antwoorden bevat een lijst met daarin een nadere onderbouwing van de invulling van de € 1.3 miljard aan regeldruk vermindering voor de bedrijven1. Het gaat hierbij om de huidige stand van zaken met betrekking tot de toe- en afnames van regeldruk, alsmede de planning van de invoering van de betreffende maatregelen. Omwille van de overzichtelijkheid zijn in deze lijst alleen die maatregelen opgenomen die groter zijn dan € 1 miljoen. Bij de eerst volgende voortgangsrapportage regeldruk stuur ik u een meer uitgewerkte versie met een uitgebreide omschrijving per maatregel.

Op pagina vijf van de programmabrief verwijzen de betrokken ministers naar de passage uit het regeerakkoord waarin is afgesproken dat burgers en bedrijven per 2017 al hun zaken met overheidsorganisaties digitaal zullen kunnen afhandelen. De leden van de VVD-fractie vragen of alle lokale en provinciale overheden deze doelstelling onderschrijven, zodat deze doelstelling in 2017 kan worden gehaald. Welke harde afspraken heeft het kabinet gemaakt met deze overheden? Kan meer informatie worden gegeven over het vermelde implementatieprogramma?

In het regeerakkoord is de ambitie opgenomen dat burgers en bedrijven in 2017 hun zaken met de overheid langs elektronische weg kunnen afhandelen. Op 23 mei 2013 heeft de minister van BZK in een brief (Kamerstuk 26 643, nr. 280) aangekondigd dat het recht op elektronisch zakendoen gerealiseerd zal worden via een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht. In deze brief wordt ook aangegeven dat samen met medeoverheden en andere betrokkenen, een routekaart richting 2017 zal worden opgesteld. Een implementatieprogramma zal onderdeel zijn van deze routekaart.

Het recht op elektronisch zakendoen bouwt voort op overheidsbrede afspraken als het NUP (Nationaal Uitvoeringsprogramma eOverheid en dienstverlening) en het implementatieprogramma daarvan (iNUP). Daarin is afgesproken om de bouwstenen voor een elektronische overheid eind 2014 overheidsbreed te implementeren. Elementen van de digitale werkwijze zijn ook opgenomen in bijvoorbeeld de Uitvoeringsagenda Beter en Concreter (Ondernemersplein) die is ondertekend door VNG en in het convenant Smarter Cities (Ondernemerspleinen, eHerkenning, e-factureren) dat is afgesloten met de grote steden (G4 en een groot deel van G32).

Ook lezen de VVD-fractieleden dat inspecties beter gaan samenwerken en dat er in een aantal gemeenten dit jaar een pilot wordt uitgevoerd om in het horecadomein het toezicht op een andere manier vorm te geven. Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting op deze pilot. Ook vragen deze leden of hierbij gebruik wordt gemaakt van het Ondernemingsdossier?

De door de leden van de VVD-fractie genoemde pilot komt voort uit het spoor «vermindering toezichtlasten» in het programma «Beter en Concreter, goede regels, gerichte service». In dit programma werken Rijk en gemeenten samen om de regeldruk voor het bedrijfsleven en burgers te verminderen. In opdracht van het kabinet, de VNG en de Rijksinspecties en in samenwerking met VNO-NCW/MKB-Nederland is onderzocht in welke sectoren bedrijven en instellingen te maken hebben met stapeling van toezicht. Van stapeling is sprake als meerdere toezichthouders controles uitvoeren op dezelfde aspecten, of als er voor verschillende aspecten van een bedrijfsproces meerdere toezichthouders langskomen voor controle. In de voortgangsrapportage Regeldruk Bedrijven van juni 2012 (kamerstuk 29 515, nr. 338) is aangegeven dat de afgelopen tijd vooruitgang is geboekt in de samenwerking tussen Rijksinspecties om ondernemers minder te belasten met informatie-uitvragen en inspectiebezoeken. Maar in de praktijk blijkt dat de afstemming tussen landelijke en decentrale toezichthouders en tussen decentrale toezichthouders onderling nog verbeterd kan worden. Oplossingen kunnen worden gevonden in betere informatie-uitwisseling en samenwerking tussen bestuurslagen, onder meer met behulp van instrumenten als het Ondernemingsdossier en Inspectieview. Rijk, gemeenten, Rijksinspecties en bedrijfsleven hebben afgesproken om in sectoren waarin relatief veel stapeling van toezicht voorkomt pilots op te zetten. Daarin worden concrete werkafspraken gemaakt over onderlinge samenwerking van inspecties, toezichthouders en overheden. De eerste pilot die in voorbereiding is, betreft het verminderen van gestapeld toezicht in het horecadomein. Deze pilot moet uiteindelijk leiden tot een eenduidige werkwijze voor gemeenten en gemeenten worden betrokken bij de bestaande afstemming tussen Rijksinspecties bij het toezicht in de horeca. De gemeente Zoetermeer heeft als eerste een pilot opgepakt, onder meer in samenwerking met brancheorganisatie Koninklijke Horeca Nederland. Zij nemen in deze pilot het Ondernemingsdossier mee.

Hoeveel regelhulpen heeft de overheid inmiddels gemaakt voor het Ondernemingsdossier? Het Ondernemingsdossier is wat betreft de VVD-fractieleden een geschikte tool om ondernemers te ontlasten van een veelheid aan inspecties en controles.

Voor al bestaande regelhulpen worden gesprekken gevoerd met ministeries of en hoe deze op het Ondernemingsdossier aangesloten kunnen worden. Dat heeft erin geresulteerd dat de Regelhulp voor het Activiteitenbesluit van het ministerie van Infrastructuur en Milieu nu is aangesloten. De aansluiting van de zelfinspectietool «Gevaarlijke Stoffen» van inspectie SZW wordt binnenkort voorzien.

Omdat het totale aanbod van regelhulpen (markt en overheid) nog beperkt is, hebben overheid en bedrijfsleven een gezamenlijke strategie geformuleerd. Deze is er onder andere op gericht dat wet- en regelgeving zo wordt aangeboden dat deze voor marktaanbieders en overheden beter geschikt is als «grondstof» voor regelhulpen: digitaal, doorzoekbaar en met de juiste labels. Voor de thema's «Brandveiligheid» en «Personeel» uit de top tien van meest benodigde regelhulpen, zoals opgesteld door VNO-NCW/ MKB Nederland, wordt met de relevante ketenpartijen op korte termijn een traject opgestart om in deze twee gebieden tot nieuwe regelhulpen te komen.

Overigens is het zo dat regelhulpen niet per definitie door de overheid gemaakt hoeven te worden. Er worden nu ook al regelhulpen door de markt aangeboden. Deze commerciële aanbieders moet de overheid niet uit de markt drukken, maar juist aanmoedigen en kijken waar samen gewerkt kan worden om tot een groter en gevarieerder aanbod te komen. Bovendien kunnen ook door branches ontwikkelde regelhulpen op het Ondernemingsdossier worden aangesloten. Op dit moment zijn er elf van dit soort branchespecifieke regelhulpen aangesloten op het Ondernemingsdossier.

Tot slot over inspecties vragen deze leden of het instrument van Inspectieview al volledig benut wordt door de – voor het bedrijfsleven relevante – Rijksinspecties, bij het uitvoeren van risico gestuurd toezicht?

De Rijksinspecties passen Inspectieview toe bij de planning en voorbereiding van hun toezichtactiviteiten. Dit maakt het mogelijk om op basis van gegevens van meerdere organisaties voor toezicht en handhaving (risico)analyses te maken en (risico)profielen samen te stellen.

Op basis van de ervaring opgedaan met Inspectieview heeft het Kabinet echter geconstateerd dat een fundamentelere aanpak nodig is om tot substantiële verbeteringen van de informatiehuishouding van rijksinspecties te komen en daarmee de mogelijkheden voor informatie- en risicogestuurd toezicht in domeinen en sectoren te vergroten. De samenwerkende rijksinspecties zullen in 2013 hiervoor in het kader van de Hervormingsagenda Rijksdienst (project Inspecties en toezicht) voorstellen ontwikkelen.

Ten aanzien van de overheidsdienstverlening aan bedrijven achten de leden van de VVD-fractie het van groot belang dat ondernemers op één centraal digitaal punt hun zaken met de overheid kunnen regelen. Hiertoe is het digitale ondernemersplein opgericht. Wat betreft de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat ook lokale overheden hierop worden aangesloten. In hoeverre zijn er belemmeringen die dit tegenhouden? Wanneer kan alle dienstverlening van lokale overheden ook te ontsluiten zijn via het digitale Ondernemersplein?

Het ondernemersplein moet een wenkend perspectief zijn voor alle overheidsorganisaties. De ambitie van het digitaal ondernemersplein is om de toegang tot informatie, publieke diensten en transacties voor ondernemers zo gemakkelijk en efficiënt mogelijk te maken. Daarbij wordt gestreefd naar het wegnemen van doublures in informatie en dienstverlening van publieke organisaties en het verbeteren van afstemming tussen processen van publieke dienstverleners. Voor een succesvolle realisatie van het digitaal ondernemersplein is een goede fasering en prioritering van aansluiting van publieke partners nodig.

Het Rijk en de VNG hebben besloten dat voor het dienstverleningsconcept «ondernemerspleinen» de uitvoeringsconsequenties voor gemeenten in kaart moeten worden gebracht. Hierbij zal onder meer de aansluiting van gemeenten op het digitaal ondernemersplein nader worden onderzocht. Het is de bedoeling dat de dienstverlening van Antwoord voor Bedrijven (AvB) op termijn opgaat in het digitaal Ondernemersplein, waardoor via AvB de wet- en regelgeving van gemeenten op het digitaal loket beschikbaar komt.

In het kader van de implementatie van de iNUP bouwstenen zullen gemeenten voor eind 2014 aangesloten moeten zijn op Antwoord voor bedrijven. De dienstverlening van Antwoord voor Bedrijven wordt integraal onderdeel van het digitale ondernemersplein. Hierdoor wordt de wet- en regelgeving van gemeenten automatisch op het digitaal ondernemersplein beschikbaar. Zodra het digitale plein officieel gelanceerd is zal de dienstverlening van gemeenten die al aangesloten zijn op Antwoord voor bedrijven automatisch ontsloten zijn via het digitale plein.

De betrokken ministers schrijven op pagina 13 dat de Kamer voortaan een keer per jaar zal worden geïnformeerd over de voortgang van het programma Goed Geregeld. De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het kabinet de Kamer een extra keer per jaar informeert over de voortgang, maar dan in de beknoptere vorm, is het kabinet hiertoe bereid?

Ja, hiertoe is het kabinet bereid. In het najaar van 2013 ontvangt de Kamer een beknopte rapportage. Vanaf 2014 zal de Kamer elke jaar in het voorjaar een uitgebreide rapportage ontvangen en in het najaar een beknopte versie.

Recent is er een onderzoek uitgekomen over administratieve lasten voor het MKB met de titel «Administratieve Lasten MKB. Indicatie van de huidige omvang gemeten via een quick scan methode»(Panteia/EIM, mei 2013), waarin wordt geconcludeerd dat de administratieve lasten voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) per ultimo 2012 worden geraamd op 8,2 miljard euro op jaarbasis. In het onderzoeksrapport wordt een lange lijst van voorbeelden van (beleving) van regeldruk gegeven, die in interviews met bedrijven naar voren zijn gekomen. Kan de minister van Economische Zaken aan Actal vragen om over deze lijst met knelpunten te adviseren? De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag naar aanleiding van deze schriftelijke ronde graag een reactie van de betrokken ministers op de onderzoeksresultaten uit het EIM-rapport.

Bij het betreffende onderzoek van EIM is bij een beperkt aantal bedrijven gekeken naar de hoogte van de administratieve lasten. In het onderzoeksrapport is bovendien een aantal voorbeelden van ervaren regeldruk opgenomen. Wij zullen Actal vragen ons te adviseren op welke wijze deze knelpunten kunnen worden opgepakt.

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie ook kennisgenomen van een initiatief in Duitsland, waar wordt gemeten hoeveel regeldruk er per maand is bijgekomen of verminderd. De resultaten worden zichtbaar via een bureaucratiebarometer (Bürokratiekostenindex, BKI). Zijn de betrokken ministers bekend met dit initiatief? Zou een dergelijke bureaucratiebarometer ook geschikt zijn voor toepassing in Nederland?

Ja, dit initiatief is ons bekend. In Duitsland werkt men overigens niet met een kwantitatieve doelstelling om de regeldruk te verminderen. De barometer wordt gebruikt om te monitoren of de bureaucratie afneemt, zodat inzichtelijk is voor bedrijven en overheden of er voortgang wordt geboekt. Concreet betekend dat op makro niveau door de Duitse CBS de hoogte wordt weergegeven van het aantal federale regels. In Nederland wordt wel ingezet op een kwantitatieve doelstelling van € 2,5 miljard minder regeldruk voor het einde van 2017. Teneinde de interne bureaucratie bij de ministeries niet onnodig te vergroten, wordt in Nederland gekozen voor het halfjaarlijks informeren van de Kamer over de voortgang van deze doelstelling.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal vragen over de programmabrief. Zo vragen zij of het kabinet een overzicht verschaffen van de maatregelen die de 1,3 miljard euro reductie van de regeldruk voor bedrijven precies omvatten, inclusief de planning?

Het antwoord op deze vraag is opgenomen in de antwoorden aan de VVD fractie (zie pagina 2).

Voorts vragen deze leden welke maatregelen in de categorie «ontwerpfase waarvan de potentie in beeld is gebracht» vallen? Welke factoren bepalen of de maatregelen doorgang vinden en wanneer?

Het kabinet gaat de regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals tot en met 2017 met € 2,5 miljard verminderen. Op dit moment is 70 procent van deze doelstelling al ingevuld met concrete maatregelen op de diverse beleidsterreinen.

Daarnaast zijn wij in overleg met de vakdepartementen om te komen tot de concrete invulling van de resterende opgave van ruim € 750 mln regeldrukvermindering. Op hoofdlijnen zijn maatregelen geïdentificeerd die voor deze invulling gaan zorgen. Omdat deze maatregelen zich nog in de voorbereidingsfase bevinden, heeft een kwantificering van de regeldrukeffecten nog niet kunnen plaatsvinden.

Het gaat hier bijvoorbeeld om de herziening van het omgevingsrecht, nadere vormgeving en uitwerking van een winstbox op het fiscale terrein, de vierde tranche van het activiteitenbesluit, vereenvoudiging en flexibilisering van de bouwregelgeving, ICT maatregelen (o.a. de uitbreiding van het ondernemingsdossier) en de uitwerking van de maatwerkaanpak in de regeldichte domeinen. In de eerstkomende voortgangsrapportage aanpak regeldruk zullen wij aangeven op welke wijze de kabinetsdoelstelling wordt ingevuld, hierbij zal tevens een meerjarenraming worden aangegeven.

Kan een dergelijk overzicht ook worden verschaft voor de maatregelen die moeten leiden tot een reductie voor regeldruk van burgers met een waarde van 400 miljoen euro?

Het kabinet wil de regeldruk voor burgers en professionals in deze kabinetsperiode verminderen met ruim 400 miljoen euro. Dit door maatregelen uit lopende trajecten, maar voor een belangrijk deel met nieuwe maatregelen. Nieuwe maatregelen zijn ondermeer de integratie van regelhulp als service in de portalen van gemeenten, verzekeraars en belangenorganisaties, de vernieuwing van de registratie van persoonsgegevens op basis van de wet BRP, een verdere uitrol van de vooringevulde aangifte IB, de verhoging van de keuringsleeftijd voor rijbewijzen, de verbetering van de gerechtelijke en buitengerechtelijke geschiloplossing en het vereenvoudigen van regels voor kiezen in het buitenland.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom het kabinet kiest voor een kwantitatieve benadering in euro’s voor burgers en professionals (in plaats een doelstelling in te besparen uren)? Wat is het voordeel ven aan dergelijke benadering? Waarom is een omrekeningsfactor van 15 euro per uur gekozen? Ook vragen deze leden in welke omstandigheden de omrekeningsfactor kan wijzigen?

Bij de berekening van de regeldruk is het gebruikelijk om de regeldruk voor bedrijven uit te drukken in euro’s. Ook voor professionals is dat goed te doen, omdat het naast out-of-pocket kosten gaat om arbeidstijd, die opgaat aan het voldoen aan wettelijke verplichtingen. Bij burgers ligt dit ingewikkelder. Naast de out-of-pocket kosten gaat het bij burgers vooral om vrije tijd of opgenomen verlofuren, waaraan maar beperkt een arbeidskostencomponent kan worden gehangen. Bij burgers moet dan ook gerekend worden vanuit een netto besteedbaar inkomen. Ook speelt hier een grote spreiding in netto besteedbare inkomens mee. Bij burgers is het daarom gebruikelijk om het tijdsbeslag van de regeldruk in uren uit te drukken. Dit is voor de burger ook het meest herkenbaar.

Bij de berekening naar de totale vermindering van regeldruk binnen de gezamenlijke taakstelling worden deze uren voor burgers omgerekend in euro’s. De omrekenfactor is daarbij bepaald op 15. Dat wil zeggen dat een uur regeldrukvermindering voor burgers meetelt voor 15 euro binnen de taakstelling. De basis hiervoor is een gemiddelde netto uurinkomen van de totale beroepsbevolking, zoals dat is af te leiden uit de CBS-statistieken en ook in andere onderzoeken wordt gebruikt. Hierbij wordt aangetekend dat deze factor een omrekenfactor is en geen waardering van vrije tijd. Het ligt niet voor de hand deze omrekenfactor tussentijds aan te passen. Bij een kwantitatieve doelstelling van een nieuw kabinet kan de omrekenfactor worden aangepast als de CBS-statistieken daartoe aanleiding geven.

Wat is de meetbare doelstelling voor regeldrukvermindering voor bedrijven per jaar, voor de periode 2012–2017, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Wat is de meetbare doelstelling per jaar voor het MKB, voor de periode 2012–2017?

Hoe wordt merkbare vermindering van regeldruk zichtbaar en «voelbaar» voor de ondernemer in het MKB? Welke criteria worden daarbij gehanteerd, zo vragen deze leden. En hoe zit dit voor burgers?

De doelstelling voor regeldruk vermindering van bedrijven, burgers en professionals is structureel 2,5 miljard euro vanaf 2017. Het aandeel voor burgers en professionals bedraagt 0,4 miljard, zodat de ambitie voor bedrijven op 2,1 miljard euro ligt. Het gaat dan om administratieve lasten en nalevingskosten gezamenlijk. Voor het MKB heeft het kabinet geen aparte doelstelling geformuleerd. Wel brengt het kabinet, zoals toegezegd, de reductie van regeldruk voor het MKB apart in beeld. Daarover zal het kabinet bij de volgende rapportage de Kamer informeren.

Om dichter aan te sluiten bij de merkbaarheid van ondernemers en het MKB in het bijzonder werkt dit kabinet daarom met een maatwerkaanpak in regeldichte domeinen. Belangrijkste criterium bij deze aanpak is dat overheid en de betrokken partijen (zoals het MKB) uit het domein samen bepalen welke maatregelen in de maatwerkaanpak worden genomen om tot een merkbaar effect te komen. Daarbij wordt niet alleen de wet- en regelgeving maar ook de uitvoering en het toezicht bekeken op kansen om zaken makkelijker en effiënter te maken.

Ook bij de regeldruk voor burgers geldt dat een merkbare vermindering van de regeldruk geen objectief gegeven is en derhalve lastig vast te stellen. Het criterium is daarom dat overheid en de betrokken partijen uit het domein samen bepalen welke maatregelen in de maatwerkaanpak worden genomen om tot een merkbaar effect te komen. Verwachtingsmanagement en heldere communicatie spelen hierbij gedurende het hele traject van de maatwerkaanpak een belangrijke rol. Om welke maatregelen het hier betreft zal worden opgenomen in de uitwerking van maatwerkaanpak die na de zomer aan de kamer gezonden zal worden.

De leden van de PvdA-fractie vragen tevens hoe de (vermindering van de) regeldruk van MKB-bedrijven binnen de systematiek van het Kostengestuurde Aanpak Regeldruk (KAR) wordt bepaald, meetbaar gemaakt en vervolgens gemonitord? Hoe en in welke fase wordt het bedrijfsleven daarbij betrokken? Hoe en wanneer wordt aan de Kamer gerapporteerd over de (voortgang van de) KAR?

Hoe wordt de merkbare vermindering van regeldruk beoordeeld en gemonitord? En wat is de meetbare doelstelling voor toezichtlastvermindering voor bedrijven, en specifiek voor het MKB?

De Kostengestuurde Aanpak Regeldruk (KAR) is een nieuwe manier om vraaggestuurd knelpunten in regeldruk en kansen voor economische groei in beeld te krijgen. Aan de hand van de administratie van een bedrijf worden alle werkelijke financiële kosten die een bedrijf heeft en voortkomen uit wet- en regelgeving inzichtelijk gemaakt en bezien op welke wijze deze kunnen worden verminderd. Vervolgens worden de resultaten voorgelegd aan een brede groep bedrijven uit die branche om een indicatie te krijgen van de representativiteit van het onderzoek. Tenslotte worden voorstellen gedaan die ertoe kunnen leiden dat beleidsdoelstellingen tegen lagere kosten worden gerealiseerd.

In de maatwerkaanpak voor regeldichte domeinen kan gebruik worden gemaakt van deze methode, dit wordt in overleg met de doelgroep van de betreffende maatwerkaanpak bepaald.

Op dit moment wordt deze methode toegepast in de (top)sector chemie. Bovendien wordt de KAR gebruikt in een MKB-vergelijkend onderzoek in vier EU-lidstaten (bakkerijen in Nederland, Spanje, Ierland en Litouwen). Over de voortgang van het terugdringen wordt de Kamer komende najaar beknopt geïnformeerd en in het voorjaar van 2014 uitgebreid. De voortgang van de KAR maakt daar onderdeel van uit.

Toezichtlastvermindering kent geen aparte kwantitatieve doelstelling. Vermindering van toezichtlasten loopt mee in de kwantitatieve reductie van 2,5 miljard euro die het kabinet heeft geformuleerd. Daarnaast is de vermindering van toezichtlasten voor goed nalevende bedrijven onderdeel van de aanpak van gestapeld toezicht binnen het programma Beter en Concreter. Zie voor meer informatie over dit programma in de antwoorden aan de VVD fractie.

De leden van de PvdA-fractie vragen waar de pilots met regelluwe zones plaatsvinden? Hoeveel regelhulpen zijn inmiddels gereed?

Het ministerie van Economische Zaken is momenteel betrokken bij 3 initiatieven op het gebied van regelluwe zones. Het gaat om een pilot binnen de gastvrijheidseconomie, een beleidsexperiment met een Special Economic Zone in Flevoland en een beleidsexperiment naar een regelluwe zone voor biobased economy (BBE) bedrijven in Noord-Nederland. De stand van zaken van elk initiatief volgt hierna.

Toenmalig staatssecretaris Bleker heeft in het najaar van 2011 toegezegd een onderzoek uit te voeren naar een pilot voor een regelluwe zone in de gastvrijheidssector. In 2012 heeft een extern onderzoeksbureau in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken in kaart gebracht wat de gastvrijheidssector bedoelt met het begrip «regelluwe zone».

Vervolgens is Gastvrij Nederland, de Nationale raad voor toerisme, recreatie, horeca en vrije tijd, gevraagd concrete suggesties aan te leveren voor het uitvoeren van een pilot. Begin dit jaar hebben wij toegezegd om de Kamer vóór de zomer te informeren over de voortgang van de pilot regelluwe zones. Met dit antwoord doen wij deze toezegging gestand.

Deze zomer zal een pilot regelluwe zones in de gemeente Schouwen-Duiveland starten. Naast de gemeente is Gastvrij Nederland bij de opzet en uitwerking van deze pilot betrokken. Binnen deze pilot wordt met een regelluwe zone een aanpak beoogd om ander innovatief ruimtegebruik te faciliteren door middel van versoepeling van regels en procedures teneinde groei van de gastvrijheidseconomie en de regionale economie te bevorderen. De mogelijkheid voor een tweede pilot wordt nog in overleg tussen overheid en het bedrijfsleven onderzocht.

Het ministerie van Economische Zaken ondersteunt tevens middels een beleidsexperiment de vorming van een Special Economic Zone (SEZ) in Flevoland met als doel het lokale ondernemersklimaat te versterken. De provincie Flevoland staat hierbij aan de lat om te bepalen waarop men precies wil inzetten. De ervaringen van de provincie bij de oprichting van een SEZ en de bijdrage daarvan op de verbetering van het ondernemersklimaat kunnen ook voor andere overheden in ons land behulpzaam zijn bij hun beleid. Het experiment loopt tot het einde van dit jaar.

Bedrijven die innovatief willen investeren in de biobased economy (BBE) lopen tegen belemmeringen aan in de wet- en regelgeving. De ministeries van BZK en EZ ondersteunen een door de Kamer van Koophandel Noord-Nederland geïnitieerd beleidsexperiment van een regelluwe zone voor de BBE bedrijven in Noord-Nederland. In het kader van het programma «Van regels naar Ruimte» zullen de partijen achter dit initiatief voorstellen doen om deze belemmeringen weg te nemen. Deze actie is tevens een green deal. De minister heeft de Kamer hierover april jl. gerapporteerd (TK 32 637, nr. 55).

Over bijzonderheden in de voortgang van deze trajecten zullen wij de Kamer via de voortgangsrapportages in het kader van het programma regeldrukvermindering bedrijven informeren.

«Regelhulp' voor bedrijven is een relatief nieuwe ontwikkeling en het aanbod is nog beperkt. Van alle door de markt of overheid aangeboden hulpmiddelen bij de naleving van regels voldoen hooguit enkele tientallen hiervan aan de definitie van een regelhulp. Dat wil zeggen: geautomatiseerd en tot op het niveau van concrete maatregelen.

Hoe wordt de doelstelling «slimmer werken en betere dienstverlening» binnen het programma Beter & Concreter meetbaar geoperationaliseerd en gemonitord?

De doelstelling «Slimmer werken en betere dienstverlening» wordt op verschillende manieren geoperationaliseerd. De minister van BZK ontwikkelt met gemeenten een kenniscentrum Dienstverlening, waar gemeenten terecht kunnen voor ondersteuning bij het inrichten van hun dienstverleningsprocessen. Daarnaast is er aandacht voor de digitalisering van processen, onder andere op het gebied van Afval, Parkeren, Burgerzakendocumenten, WOZ, Bijstand en WMO. Ook wordt een aantal instrumenten ontwikkeld waarvan gemeenten hebben aangegeven daar behoefte aan te hebben. Te noemen zijn onder andere:

  • 1. de Lokale Effectentoets (LET), een instrument dat laat zien wat de gevolgen zijn van voorgenomen regelgeving voor burger, ondernemer en gemeente.

  • 2. Prettig contact met de overheid: een informele aanpak die gemeenten kunnen inzetten bij de behandeling van aanvragen, zienswijzen, klachten en bezwaren.

  • 3. Het Bewijs van Goede Dienst: een normenkader om de dienstverlening van gemeenten richting het lokale bedrijfsleven te verbeteren.

  • 4. Handreikingen die gemeenten ondersteunen bij een professionele dienstverlening, zoals een handreiking m.b.t. contracteren en een handreiking die gemeenten helpt een gemotiveerde keuze te maken voor de inzet van de instrumenten opdracht of subsidie.

  • 5. Functiemenging bestemmingsplannen, een handreiking waarmee gemeenten kunnen onderzoeken op welke manier functiemenging in de praktijk beter kan worden ondersteund, met als doel eenvoudiger en minder regels.

Om bovengenoemde initiatieven en activiteiten te monitoren worden vooraf per activiteit in overleg met de gemeenten de gewenste resultaten en effecten (kwantitatief en kwalitatief) geformuleerd. Jaarlijks wordt de voortgang gemonitord en aan het einde van de duur van de uitvoeringsagenda (2015) zal worden bepaald wat de bijdrage van de activiteiten aan de doelstelling van 5% minder administratieve lasten per jaar is geweest.

Wordt bij het maken van nieuwe regelgeving het principe «think small first» gehanteerd? Zo nee, waarom niet?

Bij de totstandkoming van nieuwe regelgeving wordt het Integraal afwegingskader toegepast. Een onderdeel van het IAK is de bedrijfseffectentoets en bij de uitvoering van deze toets moet ook nadrukkelijk worden gekeken naar de gevolgen van de nieuwe regelgeving voor het MKB.

Hoe functioneert het Integraal Afwegingkader (IAK)? Kan dit per departement worden weergeven?

Dit voorjaar is de toepassing van het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving een belangrijke stap verder gebracht: het IAK is geïmplementeerd in het besluitvormingsproces bij ambtelijke voorportalen. Voor de aanbieding van stukken voor ambtelijke voorportalen, onderraden en de ministerraad is één standaard aanbiedingsformulier in gebruik genomen. In de fase van het ambtelijke voorportaal moet een antwoord worden gegeven op de vragen van het IAK. Door het opnemen van het IAK als expliciet aandachtspunt op het aanbiedingsformulier van ambtelijke voorportalen wordt in één blik duidelijk of en op welke wijze aandacht is besteed aan het IAK. De verantwoordelijkheid voor de beantwoording van de vragen uit het IAK ligt vanzelfsprekend bij het departement dat het beleidsvoornemen of voornemen tot regelgeving indient.

Het functioneren van het IAK wordt in kwalitatieve zin gemonitord in interdepartementaal verband. Alle departementen delen hun ervaringen met het IAK en best practices rondom het gebruik hiervan. Daarnaast zijn hulpmiddelen tot stand gebracht ten behoeve van de uniforme toepassing van het IAK. Bijvoorbeeld ten behoeve van de toelichting bij regelgeving, de startnotities voor beleids- en wetgevingstrajecten en overige projecten. Rijksbreed is standaard in IAK-training voorzien bij de opleiding voor overheidsjuristen en wetgevingsjuristen. Uit het toenemend aantal verzoeken het IAK te komen toelichten blijkt de toenemende interesse.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet de mening deelt dat indien de opgave van een structurele verlaging van de regeldruk met 2,5 miljard euro niet wordt gehaald, dan wel de regeldrukaspecten nog geen integraal onderdeel zijn van het beleidsproces, dan wel het vertrouwen van de ondernemers in de uitkomst onvoldoende is Actal ook na 2017 een rol moet blijven spelen? Zo nee, waarom niet?

In de brief Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017, is aangekondigd dat Actal en de mate van verinnerlijking van de regeldrukaanpak bij departementen in 2015 wordt geëvalueerd. In deze evaluatie zal zeker worden gekeken naar de mate waarin regeldrukaspecten dan integraal onderdeel zijn van het beleidsproces, of doelstellingen worden gehaald en hoe het staat met het vertrouwen van ondernemers in de aanpak van regeldruk. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie zal het kabinet een standpunt innemen over de toekomst van Actal.

Kan het kabinet de meest recente uitkomsten omtrent de verinnerlijking van regeldruk bij ambtenaren geven? Ook vragen deze leden of het verloop in de afgelopen vijf jaar per departement kan worden weergeven.

Een jaar geleden heeft Actal de resultaten naar buiten gebracht van de regeldrukaudit die is uitgevoerd bij de ministeries (Minder Haagse bureaucratie, meer maatschappelijk effect, juni 2012). In dit onderzoek is gekeken naar de kwaliteit van de gemaakte afwegingen en naar de organisatiestructuur en -cultuur binnen ministeries. Hieruit bleek dat er verbeterpunten op het terrein van de regeldruk mogelijk zijn maar ook dat er op verschillende ministeries goede en inspirerende voorbeelden gevonden zijn van de aanpak van de regeldruk. De algemene bevindingen van het onderzoek zijn naar buiten gebracht.

De vier belangrijkste bevindingen waren:

  • 1. De departementale herschikkingen in de tweede helft van 2011 hebben veel tijd in beslag genomen op de departementen waardoor minder tijd overbleef voor beleidsafwegingen, bijvoorbeeld ten aanzien van regeldruk.

  • 2. De administratieve lastengevolgen worden over het algemeen goed in kaart gebracht door de departementen. De jarenlange aanpak heeft gezorgd voor een duidelijke verinnerlijking.

  • 3. Het in kaart brengen van de inhoudelijke nalevingskosten vergt op de meeste departementen nog meer aandacht.

  • 4. De kwantitatieve aanpak van de regeldruk zou meer gebruikt kunnen worden voor de inhoudelijke afweging van beleidsalternatieven.

Er heeft sinds 2012 geen nieuw onderzoek naar de mate van verinnerlijking plaatsgevonden. Mede naar aanleiding van de aanbevelingen door Actal is de toepassing van het Integraal afwegingskader (IAK) voor beleid en regelgeving geïntensiveerd: het IAK is geïmplementeerd in het besluitvormingsproces bij alle ambtelijke voorportalen. Voor de aanbieding van stukken voor ambtelijke voorportalen, onderraden en de ministerraad is één standaard aanbiedingsformulier in gebruik genomen. Hierbij is ook expliciet aandacht geschonken aan het in kaart brengen van de effecten op de inhoudelijke nalevingskosten van beleid- en regelgeving.

Tot slot vragen de leden van de PvdA-vragen hoe het kabinet zorgt voor goede afstemming tussen de convenanten, agenda’s, afspraken bij en tussen overheden op het gebied van regeldruk (onder andere Samenwerkingsagenda decentralisaties VNG/King, Beter & Concreter, Smarter Cities, Digitale Steden Agenda, Uitvoeringsagenda Regeldruk Rijksoverheid en Waterschappen, Uitvoeringsagenda Provincies)? Levert het bestaan van deze vele convenanten en agenda’s niet op zichzelf al een behoorlijke regeldruk op? Hoe waakt het kabinet ervoor dat er niet te veel verschillende, niet-samenhangende afspraken worden gemaakt binnen de overheid?

Het kabinet heeft in het Regeerakkoord de ambitie neergelegd om, samen met de overige bestuurslagen in Nederland, een nieuw elan te geven aan interbestuurlijke samenwerking op het gebied van regeldrukkermindering, dienstverlening en ICT. Hierdoor zijn op verschillende thema’s samenwerkingsverbanden met medeoverheden ontstaan. Het uitgangspunt hierbij is dat deze afspraken elkaar juist versterken en zorgen voor een afname van bureaucratie.

De medeoverheden slagen er steeds beter in focus aan te brengen in hun ambities en daar onderling afspraken over te maken. Om recht te doen aan de behoeften van medeoverheden werkt het kabinet daarbij zo veel als mogelijk vraaggestuurd. Een belangrijke concretisering van dit streven is vervat in het Convenant Smarter Cities, waarbij afspraken tussen de G36 steden onderling worden ondersteund door het kabinet, die daarmee gelijktijdig ook haar eigen doelstellingen helpt realiseren.

Door bestuurlijke vertegenwoordigers van medeoverheden te laten participeren in overleggremia op rijksniveau wordt er naar gestreefd lokale en nationale prioriteiten zo veel mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Dit komt onder andere tot uiting in de interbestuurlijke taskforce van het programma 'Beter en Concreter» en de betrokkenheid van de VNG en de G36 gemeenten in het High Level Overleg voor de Digitale Agenda.nl en de daarmee samenhangende doorbraakprojecten van het kabinet. Maatwerk op basis van duidelijke bestuurlijke kaders als de Aanpak Regeldruk, de Digitale Agenda.nl en interbestuurlijke samenwerking is daarbij het beste middel om regeldruk te verminderen.

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie delen de mening dat ICT een belangrijk middel kan zijn om de regeldruk te verlagen. Wel vragen zij zich af of er binnen de diverse overheidsorganisaties voldoende middelen, kennis en capaciteit is om dit op korte termijn verder kracht bij te zetten. Hoe ziet het kabinet dit?

De eerste stap van het digitaliseren van de dienstverlening is het overheidsbreed implementeren van de bouwstenen die daarvoor nodig zijn: basisregistraties, toegangsvoorzieningen, berichtenboxen. Dit is conform de afspraken uit het iNUP en de Digitale Implementatie Agenda. Voor het implementeren van de verschillende voorzieningen is vaak ondersteuning beschikbaar, ofwel vanuit de verschillende programma’s (zoals bij eHerkenning), ofwel generiek (zoals bij Operatie NUP, waarmee gemeenten worden ondersteund bij het implementeren van de bouwstenen).

De volgende stap is het digitaliseren van de dienstverlening, waarbij de generieke bouwstenen worden gebruikt. Dit is een vaak al lopend proces, vele diensten kunnen al digitaal (of zelfs alleen maar digitaal) van de overheid worden afgenomen. Bij de invoering van generieke bouwstenen voor digitale overheidsdienstverlening gaan de kosten voor de baten uit. Er is immers altijd sprake van aanloopkosten in het begin, doordat het gebruik over een periode van meerdere jaren zal groeien. Daarmee zal ook de financiering van de aanloopkosten van bouwstenen na verloop van tijd gecompenseerd worden door de baten van digitale overheidsdienstverlening bij bedrijven en overheden. De financiering van de aanloopkosten heeft de volle aandacht, zoals momenteel speelt bij de invoering van het ondernemingsdossier. De dekking van de aanloopkosten is een voordurend aandachtspunt evenals de exploitatie van de generieke bouwstenen. De kennis en capaciteit is aanwezig.

De leden van de SP-fractie zijn erg benieuwd naar de reactie van het kabinet op het Actal-advies. In de brief lezen deze leden dat deze reactie nog voor de zomer komt. Verwacht het kabinet dat de reactie nog voor het Algemeen Overleg over Ondernemen en Regeldruk van 27 juni a.s. wordt aangeboden?

Het Actal advies betreffende merkbaarheid betreft een advies over het hele programma regeldruk. Actal heeft begin juni ook het advies op het programma regeldruk uitgebracht. Het kabinet zal één integrale reactie geven op deze twee adviezen. De reactie op de adviezen zal na de zomer, maar voor het Algemeen Overleg van 12 september naar de Tweede Kamer worden verstuurd.

In de brief wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die reeds in beeld zijn gebracht die leiden tot regeldrukvermindering. In deze lijst wordt ook de jaarlijkse factuur van de Kamer van Koophandel genoemd. De leden van de SP-fractie zouden graag vernemen of de voorgenomen eenmalige inschrijfvergoeding bij de Kamer van Koophandel meegenomen is in dit overzicht?

In de lijst van in de kamerbrief genoemde reducties wordt ook gemeld dat bedrijven voortaan niet meer de jaarlijkse heffing van de Kamer van Koophandel hoeven te betalen. Het gaat hier om een berekende reductie van ruim € 12 miljoen, zijnde het vervallen van de kosten die samenhangen met de administratieve handeling die het betalen van de heffing met zich meebrengt (en niet de heffing zelf). Als er een eenmalige inschrijfvergoeding zou komen, dan zal het proces van de inning zo worden ingericht dat er geen sprake zal zijn van administratieve lasten voor de ondernemer.

De leden van de SP-fractie zouden tot slot graag vernemen of en hoe het bedrijfsleven betrokken wordt bij het vereenvoudigen van het toezicht? Op welke wijze wordt het MKB hierbij betrokken?

Het kabinet betrekt branches en (MKB) bedrijven bij de vereenvoudiging van toezicht. Het bedrijfsleven wordt gevraagd naar hun ervaringen met toezicht en zij doen (op basis van hun kennis en ervaring) voorstellen voor verbetering en vereenvoudiging. Daarnaast wordt het overleg met het bedrijfsleven gebruikt om ze te wijzen op de eigen verantwoordelijkheid voor de naleving van regels en worden oplossingen besproken waarmee het toezicht vanuit de overheid (onder voorwaarden) minder belastend wordt, bijvoorbeeld via het afsluiten van toezichtconvenanten of het invoeren van het ondernemingsdossier.

Vragen van de leden van de D66-fractie

Met betrekking tot paragraaf twee inzake de structurele verlaging van regeldruk met 2,5 miljard euro constateren de leden van de D66-fractie dat het kabinet zichzelf een structurele verlaging van 2,5 miljard euro per 2017 van de regeldruk voor bedrijven, professionals en burgers als opgave heeft gegeven.

In de programmabrief wordt gesteld dat dit bedrag voor het grootste gedeelte is ingevuld en dat maatregelen in beeld zijn gebracht die leiden tot een regeldrukvermindering in deze kabinetsperiode van 1,3 miljard euro voor bedrijven en ruim 400 miljoen voor burgers en professionals. Het is de leden van de D66-fractie echter onduidelijk waar deze bedragen precies uit bestaan. Zij vragen dan ook om een specificering van de bedragen van de regeldrukvermindering (gekwantificeerd overzicht).

Het antwoord op deze vraag is opgenomen in de antwoorden aan de VVD fractie (zie pagina 2).

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de 750 miljoen euro uit de brief die nog niet is ingevuld met concrete maatregelen. Zij zijn van mening dat de periode tot 2017 relatief kort is en maken zich zorgen over de doelstelling. Daarom willen zij graag extra informatie. Zo willen deze leden weten wat de gemiddelde doorlooptijd is geweest de afgelopen jaren van maatregelen die meer dan 10 miljoen euro lastenverlichting opleverden. Kan de minister dit illustreren met enkele voorbeelden?

Het antwoord op deze vraag is opgenomen in de antwoorden aan de PvdA fractie (zie pagina 7).

Daarnaast vragen de leden van de fractie van D66 de minister uit te leggen welke waarborgen er zijn voor de regeldrukvermindering ten aanzien van nieuwe maatregelen, bijvoorbeeld decentralisaties, die juist kunnen leiden tot een vergroting van de regeldruk.

Het kabinet toetst iedere nieuwe maatregel aan mogelijke regeldrukgevolgen. Daar waar een stijging optreedt moet binnen een beleidsterrein worden gecompenseerd.

Wat betreft de voorgenomen decentralisaties van beleid geldt dat het kabinet en de decentrale overheden zeker een gedeelde ambitie hebben om regeldruk te verminderen.

Dit is concreet ingevuld in de bestuursafspraken 2011–2015 die het kabinet en de koepels van medeoverheden hebben gemaakt. Deze afspraken zijn nader uitgewerkt in het programma «Beter en Concreter, goede regels en gerichte service».

Binnen dit programma werken ministeries vanuit hun expertise samen met gemeenten om de problematiek van regeldruk aan te pakken.

Op het onderdeel van merkbare vermindering regeldruk in regeldichte domeinen (paragraaf vijf van de brief) constateren de leden van de D66-fractie dat het kabinet kiest voor een maatwerkaanpak. Deze leden vragen het kabinet echter hoe de domeinen geselecteerd zijn. Kan meer duidelijkheid worden gegeven dat er nu niet bepaalde sectoren binnen deze aanpak worden uitgesloten die wel aan de criteria die in de programmabrief genoemd worden voldoen? Deze leden denken hierbij concreet aan de metaalsector. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe er binnen de overige domeinen gezorgd wordt voor vermindering van regeldruk.

De maatwerkdomeinen voor het bedrijfsleven zijn geselecteerd op basis van de kansen voor economische groei, de aansluiting op de topsectoren en de stapeling van regelgeving en toezicht (regeldicht domein). Daarnaast is het van belang dat het bedrijfsleven commitment uitspreekt om samen met de overheid te investeren in de maatwerkaanpak. Geen enkele sector of domein wordt op voorhand uitgesloten.

Kenmerk van de maatwerkaanpak is dat overheid en bedrijfsleven samenwerken bij het inventariseren, analyseren en oplossen van de regeldruk knelpunten. Ter voorbereiding van de besluitvorming over de metaalsector als mogelijk nieuwe maatwerksector zullen de departementen (m.n. I&M en SZW vanuit hun inhoudelijke betrokkenheid) daarom op korte termijn met het bedrijfsleven de resultaten van de sectorscan van Actal doorspreken. Die gesprekken zullen eveneens duidelijk moeten maken of en zo ja op welke wijze de knelpunten en aanbevelingen via een maatwerkaanpak kunnen worden opgepakt.

Naast de specifieke maatwerkaanpak voor regeldichte domeinen werkt het kabinet onverminderd aan generieke maatregelen voor vermindering van de regeldruk, die ondermeer zijn meegenomen in de kwantitatieve reductie van regeldruk (netto € 2,5 mrd).

Met betrekking tot paragraaf zes, minder regeldruk door bestuurlijke samenwerking, constateren de leden van de D66-fractie dat het kabinet samenwerkt met de VNG middels het uitvoeringsprogramma «Beter & Concreter, goede regels en gerichte service» dat tot 2015 in uitvoering is. De leden van de D66-fractie vragen de minister om een toezegging dat na 2015 een nieuw programma wordt gestart. Zij stellen dat de decentralisaties immers ook tot regeldruk zullen leiden.

Zoals in de antwoorden aan de PvdA factie is aangegeven wordt de voortgang van het programma «Beter en Concreter» gemonitord. Aan het einde van de duur van de uitvoeringsagenda (2015) evalueren Rijk en VNG het programma en bepalen zij wat de resultaten en de bijdrage aan de doelstelling is geweest. Na afronding van de evaluatie zal ook een besluit genomen worden over een vervolg op het programma. Wij onderschrijven wel de inschatting van de leden van de D66-fractie dat er ook na 2015 interbestuurlijke aandacht nodig zal zijn voor het verminderen van regeldruk en verbetering van dienstverlening.

Tot slot constateren de leden van de D66-fractie, met betrekking tot paragraaf zeven inzake minder regeldruk door een georganiseerde Rijksoverheid, dat de vakministers verantwoordelijk zijn voor de regeldrukvermindering op hun beleidsterrein. Zij vragen zich de minister echter uit te leggen of er concrete doelstellingen gesteld zijn waarop het kabinet gecontroleerd kan worden of kan worden afgerekend? Kan de minister dit per jaar van de regeringsperiode specificeren?

Zoals in de programmabrief is gesteld zijn de vakministers verantwoordelijk voor de regeldrukvermindering op hun beleidsterrein. De kabinetsdoelstelling van € 2,5 miljard wordt immers ingevuld met concrete maatregelen op de verschillende beleidsterreinen. Samen vormen deze maatregelen concrete targets per beleidsterrein. Voor elk van de maatregelen is er een planning voor de inwerkingtreding. Er zijn geen concrete doelstellingen per jaar per departement. Wel is het zo dat nieuwe toenames per departement zullen moeten worden gecompenseerd.

De leden van de D66-fractie constateren dat het kabinet de bijdrage van Actal voor de aanpak van regeldruk nodig acht. Zij stellen echter dat het belangrijk is dat Actal niet alleen over de landelijke regeldruk mag adviseren, maar tevens over de regeldruk van gemeenten. De leden vragen de minister dan ook uit te leggen hoe wordt toegezien op vermindering van de regeldruk op lokaal niveau. Juist op lokaal niveau hebben bedrijven, professionals en burgers immers te maken met regeldruk; deze leden zijn dan ook van mening dat Actal zowel landelijk als lokaal zou moeten kunnen adviseren en de lastenverlichting moeten kunnen bewaken.

Het kabinet erkent dat Actal met zijn expertise een goede bijdrage kan leveren aan vermindering van lokale regeldruk. Binnen het programma Beter en Concreter waarbij het Rijk en gemeenten samenwerken aan vermindering van de lokale regeldruk is Actal dan ook betrokken. Naast deze betrokkenheid is Actal ook actief op het gebied van adviezen rondom decentrale problematiek. In recente analyses van Actal (logistiek, metaal) wordt dan ook integraal naar regeldruk gekeken, ongeacht of herkomst centraal of lokaal is. Ook over de regeldrukgevolgen van decentralisaties adviseert Actal actief.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Vermindering van regeldruk wordt voor een groot deel gezocht in het digitaliseren om daarmee sneller zaken te kunnen afhandelen. Welke investeringen zijn hiervoor van de overheden en bedrijfsleven nodig? Uit welk budget worden deze kosten opgevangen, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De voordelen van digitaliseren van dienstverlening staan niet ter discussie: informatie komt makkelijker, sneller en met minder fouten beschikbaar voor bedrijven en overheden. Bedrijven en overheden zijn zelf verantwoordelijk om de voordelen van digitalisering te benutten. De rol van het rijk is om er voor te zorgen dat een aantal generieke ICT-bouwstenen beschikbaar zijn, die digitalisering mogelijk maken. Over de beschikbaarheid en financiering van bouwstenen zijn meerjarige afspraken gemaakt (iNUP, oNUP) tussen het Rijk (regie bij BZK) en medeoverheden (o.a. VNG). Bij de invoering van generieke bouwstenen voor digitale overheidsdienstverlening gaan de kosten voor de baten uit. Om digitalisering van overheidsdienstverlening voor het bedrijfsleven te faciliteren, draagt EZ bij aan financiering van initiële kosten en beheer van een aantal specifieke generieke bouwstenen, zoals het Digitaal Ondernemersplein en het afsprakenstelsel e-Herkenning. De omvang van die bijdrage ligt in de orde van grootte van ruim € 13 miljoen per jaar. De financiering van de aanloopkosten van met name relatief nieuwe generieke bouwstenen heeft de volle aandacht, zoals momenteel speelt bij de invoering van het ondernemingsdossier.

Deze leden vragen tevens welke mogelijkheden het kabinet ziet om naast de verhoging van de keuringsleeftijd van 70 tot 75 om ook andere keuringen en verlengingen van vergunningen lasten te verlichten? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om het aantal toezichthouders te verminderen of samen te voegen?

Het kabinet heeft in het huidige regeldrukprogramma een aantal maatregelen opgenomen waarmee keuringen komen te vervallen, of de frequentie van keuringen daalt. Zo wordt de frequentie van de APK-keuring verlaagd voor auto’s die gebouwd zijn na 1 januari 2005. Daarnaast leidt bijvoorbeeld het invoegen van een aantal agrarische activiteiten in het Activiteitenbesluit tot een afname van het aantal keuringen omdat de betreffende activiteiten niet langer vergunningplichtig zijn.

In de afgelopen jaren is het aantal rijksinspecties teruggebracht van 26 naar 10 en zijn drie markttoezichthouders gebundeld in de Autoriteit Consument en Markt. In de Hervormingsagenda Rijksdienst die op 22 mei jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd, is aangegeven dat dit Kabinet inzet op een vergroting van de effectiviteit en efficiency van het toezicht door betere samenwerking en afstemming tussen toezichthouders. Bovendien worden activiteiten rond de bedrijfsvoering gebundeld (HRM, huisvesting, ICT) en gewerkt aan meer uniformiteit in processen, bevoegdheden en positionering.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het kabinet verder invulling gaat geven aan een onafhankelijke toetsing van EU-voorstellen conform de motie Jonker (Kamerstuk 21 501-20, nr. 407)?

In de motie Jonker is de regering verzocht «binnen Europees verband te bevorderen dat de impact assessments van de Europese Commissie in voorkomende gevallen aan een nadere externe toetsing kunnen worden onderworpen, op consistentie en verenigbaarheid met de impact assessment richtsnoeren».

Het impact assessment systeem van de Europese Commissie bestaat nu 10 jaar en is onderhevig geweest aan een continu proces van aanpassingen om het systeem te verbeteren, ook op basis van een externe evaluatie (door «The Evaluation Partnership Limited» in 2007). Daarbij is ook gekeken naar de impact assessment richtsnoeren, die mede om die reden in 2009 zijn aangepast. In de jaarrapporten van de Impact Assessment Board worden ook steeds aanbevelingen en aandachtspunten opgenomen. Het systeem van impact assessments, dat wordt uitgevoerd door de Impact Assessment Board, is in de loop der jaren dan ook steeds objectiever en transparanter geworden. Voorts zijn de consistentie en de verenigbaarheid met de impact assessment richtsnoeren en de effectiviteit van de impact assessments vergroot. Nederland heeft met gelijkgezinde lidstaten bij herhaling bij de Commissie aangedrongen op verbeteringen bij de impact assessments die de toegankelijkheid en het inzicht moeten vergroten in de kosten en baten die effect hebben op het bedrijfsleven. Het Europees Parlement (met een eigen Impact Assesment Unit) en binnenkort ook de Raad (het starten van pilots) volgen kritisch de impact assessments van de Impact Assessment Board. In september 2013 vindt een openbare consultatie plaats voor mogelijke aanpassing van de impact assessment richtsnoeren, waaraan Nederland zeker een bijdrage zal leveren.

Wordt met voorstellen van de Europese Commissie invulling gegeven aan de adviezen van de zogeheten Commissie-Stoiber over het verminderen van administratieve lastendruk, zo vragen deze leden?

Worden de voorstellen voor subsidiariteit en nationale koppen inventarisatie voor de zomer gelijktijdig naar de Kamer gezonden?

Ja. De adviezen van de Commissie Stoiber hebben met name betrekking op meer aandacht voor het MKB en het uitwisselen van best practices tussen de EU lidstaten.

De Commissie heeft invulling gegeven aan de adviezen van de Commissie -Stoiber met twee mededelingen: een mededeling van 12 december 2012 inzake slimme regelgeving waarin meer samenwerking wordt voorgesteld tussen de EU lidstaten onderling, de Europese Commissie en het bedrijfsleven. De tweede mededeling betreft meer aandacht voor het MKB van 7 maart jl.

De kabinetsbrief inzake de uitkomsten van de subsidiariteitsexercitie is u vorige week toegezonden. Het rapport over het onderzoek naar nationale koppen en de bijbehorende kabinetsreactie zal na de zomer aan de Kamer worden toegezonden.

De Kamer zal jaarlijks worden geïnformeerd over de voortgang van het programma «Goed Geregeld». De leden van de CDA-fractie vragen welke ijkpunten het kabinet hierbij gebruikt.

In de voortgangsrapportages zal worden gerapporteerd op de voortgang van de in onder het programma «Goed Geregeld» vallende onderdelen. Het betreft hier ondermeer de voortgang op de structurele verlaging van de regeldrukkosten met 2,5 miljard euro, een betere digitale overheid (dienstverlening in 2017 digitaal ingericht), slimmer toezicht (voortgang invoering Ondernemingsdossier en samenwerking inspecties), de maatwerkaanpak regeldruk (voortgang afzonderlijke domeinen) en de voortgang op het uitvoeringsprogramma Beter & Concreter en het convenant Smarter Cities.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Het kabinet stapt van meer specifieke doelstellingen (administratieve lasten, inhoudelijke nalevingskosten) over op een algemene doelstelling (2,5 miljard euro reductie in 2017 voor alle regeldruk voor zowel bedrijven, burgers als professionals). Dat maakt het lastiger om de effectiviteit van het beleid te volgen. Daarbij komt dat de door de opeenvolgende kabinetten berekende reducties in de praktijk vak niet merkbaar blijkt te zijn. De leden van de SGP-fractie wijzen in dit verband op het rapport «Administratieve Lasten MKB. Indicatie van de huidige omvang gemeten via een quick scan methode»(Panteia/EIM, mei 2013) met daarin het pleidooi voor een nieuwe nulmeting al dan niet met gebruikmaking van de quickscanmethode in plaats van de standaardkostenmethode. Deze leden ontvangen graag een reactie op de aanbevelingen in dit rapport.

Achtergrond van de overstap van specifieke doelstellingen naar een integrale doelstelling is dat het onderscheid in administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten voor de doelgroepen (burgers, bedrijven en professionals) niet relevant is. Om de merkbaarheid van de regeldrukaanpak te vergroten, kiest dit kabinet in aanvulling op deze generieke aanpak voor een specifieke maatwerkaanpak in domeinen waar de regeldruk het meest wordt gevoeld. Bij het genoemde onderzoek van EIM is bij een beperkt aantal bedrijven gekeken naar de hoogte van de administratieve lasten. Een nieuwe nulmeting van administratieve lasten voegt weinig toe aan het genoemde generieke en specifieke beleid om de regeldruk in Nederland te verminderen. Wel is in het onderzoeksrapport een aantal voorbeelden van ervaren regeldruk opgenomen. Ik zal Actal vragen mij te adviseren op welke wijze deze knelpunten kunnen worden opgepakt.

Het kabinet wil in een aantal regeldichte domeinen via een maatwerkaanpak een merkbare vermindering van de regeldruk gaan realiseren en start daarbij met een analysefase. De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat er al verschillende analyses klaarliggen. Ook vorige kabinetten hebben werk gemaakt van de aanpak van de regeldruk. Deze leden noemen het in maart jl. gepubliceerde rapport van Actal over de regeldruk in de metaalsector («Regels in bedrijf: sectorscan metaal»). Is het kabinet bereid de analysefase voor deze sector over te slaan en op korte termijn de aanbevelingen in dit rapport op te pakken?

Kenmerk van de maatwerkaanpak is dat overheid en bedrijfsleven samenwerken bij het inventariseren, analyseren en oplossen van de regeldruk knelpunten. Ter voorbereiding van de besluitvorming over de metaalsector als mogelijk nieuwe maatwerksector zullen de departementen (m.n. I&M en SZW vanuit hun inhoudelijk betrokkenheid) daarom op korte termijn met het bedrijfsleven de resultaten van de sectorscan van Actal doorspreken. Die gesprekken zullen eveneens duidelijk moeten maken of en zo ja op welke wijze de knelpunten en aanbevelingen via een maatwerkaanpak kunnen worden opgepakt.

De leden van de SGP-fractie vragen nadrukkelijk de aandacht voor de regeldruk waarmee de bouwsector en haar opdrachtgevers (vergunningtraject, onderzoeksverplichtingen) te maken hebben. De economische crisis treft de bouwsector relatief hard. Deze leden pleiten daarom voor een voortvarende en daadkrachtige aanpak van de regeldruk waar deze sector, direct en indirect (via opdrachtgevers), mee te maken heeft. Welk tijdpad heeft het kabinet voor de bouwsector voor ogen?

De leden van de SGP-fractie hebben in aansluiting hierop enkele vragen en aandachtspunten.

Wat zijn de concrete voornemens van het kabinet met betrekking tot de genoemde vereenvoudiging en flexibilisering van de bouwregelgeving?

In de Monumentenwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zitten strikte bepalingen voor onder meer verbouwingsactiviteiten bij beschermde monumenten. Dat betekent dat al voor het «in enig opzicht» wijzigen van een beschermd monument een omgevingsvergunning en het advies van een monumentencommissie nodig is, met bijbehorende kosten (tijd, leges). Deze leden vinden dat de proportionaliteit regelmatig zoek is. Is het kabinet bereid de genoemde bepalingen te versoepelen?

Actal heeft bijna twee jaar geleden in een advies («Bouwstenen voor minder regels», september 2011) gepleit voor een bescheidener rol van de overheid, ten eerste bij het verwezenlijken van bouwwerken waar een garantieregeling (als bijvoorbeeld Woningborg) van toepassing is en ten tweede bij de bouw van (gecertificeerde) cataloguswoningen en/of vooraf gefabriceerde onderdelen zoals een dakkapel, waarbij belangrijke eisen door type-keuringen kunnen worden verzekerd Gaat het kabinet hiermee aan de slag?

De leden van de SGP-fractie krijgen van bouwondernemers en architecten regelmatig voorbeelden van onnodige eisen in het Bouwbesluit. Zij noemen bijvoorbeeld de minimale hoogte van verblijfsruimtes in de woningbouw. Die minimale hoogte is geschikt voor grotere ruimtes, maar voor kleine ruimtes onnodig hoog. Is het de inzet van het kabinet om het oor te luister te leggen bij bouwondernemers en architecten en onnodige eisen in het Bouwbesluit bij te stellen of te schrappen?

Gemeenten hebben veel beleidsvrijheid als het gaat over de toepassing van onder meer de Wabo en de Wet ruimtelijke ordening. De leden van de SGP-fractie constateren dat er grote verschillen zijn tussen gemeenten in de wijze waarop zij omgaan met de behandeling van vergunningaanvragen, het wijzigen van bestemmingsplannen en het welstandsbeleid. Dit kan grote impact hebben op de bedrijfsvoering van bouwondernemers en de bereidheid van burgers en bedrijven om te bouwen. Is dit in het kader van het programma Beter & Concreter een apart aandachtspunt? Zijn er ook regeldrukambassadeurs die wat betreft vergunningverlening c.s. voor bouwprojecten gemeenten de maat nemen en de uitwisseling van best practices stimuleren?

Dit najaar zal de Minister voor Wonen en Rijksdienst de plannen voor vernieuwing van bouwregelgeving en daarmee vermindering van de regeldruk aan uw Kamer sturen. Hierin zullen onder andere zijn opgenomen een concrete uitwerking van het advies van de commissie Dekker inzake private toetsing en het versterken van de positie van de bouwconsument. Daarnaast zal worden bezien of en in hoeverre de bruikbaarheidseisen (artikel 4) zoals in het Bouwbesluit opgenomen, nog noodzakelijk zijn. Zowel de bouwsector als woonconsument zullen worden gehoord bij totstandkoming van deze plannen. De verwachting is dat de eerste merkbare wijzigingen inwerking zullen treden in 2014.

Juist om ervoor te zorgen dat de bepalingen rond wijzigingen van beschermde rijksmonumenten in proportie zijn met de aantasting van de monumentale waarden, heeft het kabinet de afgelopen jaren maatregelen genomen. In het kader van de Modernisering Monumentenzorg (2011) is recent een verruiming van vergunningvrije activiteiten bij rijksmonumenten geïntroduceerd in het Besluit omgevingsrecht.

Voor gewoon onderhoud en inpandige wijzigingen aan rijksmonumenten waarbij geen monumentale waarden in het geding zijn, is sinds 1 januari 2012 geen omgevingsvergunning meer nodig voor het wijzigen van een monument.

Van de ingrepen die nog wel vergunningsplichtig zijn kan het overgrote deel via de reguliere procedure binnen 8 weken worden afgehandeld, inclusief het advies van de Monumentencommissie. Alles bij elkaar is er op dit moment geen reden voor het kabinet om de procedures rond ingrepen in monumenten nog verder te versoepelen.

Sinds 1 maart is de wettelijke verplichting afgeschaft om bij bouw, verbouw of renovatie advies in te winnen bij een welstandscommissie. Hoe gemeenten binnen de wettelijke kaders omgaan met (het wijzigen van) bestemmingsplannen en welstandsbeleid is onderwerp van lokale politieke besluitvorming. Het Rijk en gemeenten hebben een gedeelde ambitie om regeldruk te verminderen, daaraan werken we gezamenlijk in het programma Beter en Concreter. Daarin kunnen ook knelpunten en goede voorbeelden op het gebied van bouw en omgevingsrecht aan de orde komen.

De Flora- en Faunawet en de daarin opgenomen soortenbescherming leveren veel onderzoekslasten en vertraging op. De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat het regime voor soortenbescherming strikt gehanteerd wordt. Niet de lokale populatie van een soort is leidend, maar de individuele plant of dier. Zij noemen het voorbeeld van de spouwmuur en de vleermuis, een beschermde diersoort. Een lege spouwmuur is een populaire verblijfplek voor vleermuizen. Als iemand bij verbouwing, isolatie of anderszins met de spouwmuur aan de slag wil, is wettelijk al snel een onderzoek en/of toestemming nodig. Dit terwijl de lokale vleermuispopulatie absoluut niet in gevaar is. Is het de inzet van het kabinet om in de nieuwe Natuurwet (via de toegezegde Nota van wijziging) een versoepeling van het strikte regime voor soortenbescherming op te nemen? Is het de inzet van het kabinet om daarbij niet verder te gaan dan het met de Vogel- en Habitatrichtlijn beoogde beschermingsniveau, zoals ook door andere lidstaten wordt gehanteerd, en de bijbehorende lijsten met te beschermen soorten?

De inzet van het kabinet voor de nieuwe natuurwetgeving is gericht op een goede bescherming van de natuur met regels die in de praktijk goed toepasbaar zijn. De Europese verplichtingen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, en andere internationale verplichtingen zoals uit het Biodiversiteitsverdrag zijn daarbij leidend. Verder investeert het kabinet samen met provincies en gemeenten in een goede uitvoering van de natuurwetgeving in de praktijk, onder meer via zogenoemde soortenstandaards. In die documenten wordt beschreven welke maatregelen een bedrijf of een burger kan treffen om schade aan dieren of planten van beschermde soorten als gevolg van bijvoorbeeld een verbouwing, te voorkomen of te herstellen. Hierdoor kan de ontheffingverlening voor bedrijven en burgers snel en efficiënt verlopen.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven