29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 371 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2017

Volgens toezegging1 komt het kabinet na de zomer van 2016 met een reactie op de motie Van Dam (Kamerstuk 29 279, nr. 259). Deze motie «verzoekt het kabinet uit te werken hoe het uit- en overdragen van gedeelde waarden en het versterken van de onderlinge verbondenheid in de samenleving in het beleid terug kan komen». De Minister van BZK heeft op 29 april 2016 de SCP-notitie «Gedeelde waarden en een weerbare democratie» aan uw Kamer gestuurd, een notitie die het SCP heeft geschreven als voorbereidend onderzoek voor deze kabinetsreactie.2 Deze kabinetsreactie is tevens het antwoord op de gewijzigde motie Sjoerdsma en Marcouch van 31 mei 2016 die de regering «verzoekt actief zorg te dragen voor borging van artikel 6 van de Nederlandse Grondwet en daartoe voorstellen te doen».3, 4

Dit kabinet staat voor een samenleving waar iedereen zich volwaardig onderdeel van voelt. Een samenleving waarin gedeelde waarden het fundament vormen van onze democratische rechtsstaat. De verworvenheden van die rechtsstaat, de rechtsorde, de vrijheden en mensenrechten zijn echter niet vanzelfsprekend. Ze vragen om onderhoud, betrokkenheid en verantwoordelijkheid van iedereen die hier woont. Er moet ruimte zijn voor de individuele beleving en invulling van die vrijheid binnen de grenzen van de wet. Zo mag iedereen zijn of haar mening hebben, religie belijden en eigen keuzes maken over bijvoorbeeld seksuele voorkeur, de keuze voor een partner of kleding. Juist die verschillen vormen de kern van onze vrijheid. Maar deze vrijheid kan alleen bestaan als iedereen bereid is om deze ook voor een ander te verdedigen. De waarden van onze democratische rechtsstaat zijn ononderhandelbaar. De overheid draagt ze actief uit, zoals uiteengezet in het Nationaal Actieplan Mensenrechten (NAM).

Onze waarden gelden niet alleen voor nieuwkomers maar voor alle burgers in Nederland. Als verschillende groepen mensen elkaar nauwelijks ontmoeten, elkaar dus niet kennen, ontstaat het beeld dat we veel van elkaar verschillen. Dan ontstaan heftige meningsverschillen, conflicten, wantrouwen, angst en uitsluiting. Dat tast niet alleen ieders individuele vrijheid aan, maar raakt ook de samenleving als geheel. Daarom is investeren in democratische vaardigheden, burgerschap, emancipatie en betrokkenheid van essentieel belang. Waarden gaan pas leven en kunnen pas een fundament vormen als mensen elkaar ontmoeten, de dialoog aan gaan, samen werken, leven en bereid zijn naar elkaar te luisteren en elkaar te leren kennen. We moeten daarbij ongemak en problematische uitingen en gedragingen over en weer durven benoemen. Maar tegelijkertijd niet elk verschil problematiseren. Dat gaat niet vanzelf. Dat vereist inspanning van overheden, van maatschappelijke partijen en van alle individuele burgers in ons land. Onderdeel van onze rechtstaat is dat niemand het eigen gelijk kan doordrukken door anderen te discrimineren, te intimideren, haat te zaaien of geweld te gebruiken. Dat geldt voor burgers onderling, maar ook richting politieke ambtsdragers. Het strafrecht bepaalt onder strikte voorwaarden de vrijheden en stelt dus legitieme grenzen.

In deze brief geeft het kabinet een analyse van de gedeelde waarden en onderlinge verbondenheid in Nederland. Ook wordt ingegaan op de samenhangende inzet van bestaande en nieuwe maatregelen op de verschillende beleidsterreinen om de waardenoverdracht en de onderlinge verbondenheid in de samenleving te versterken.

1. Achter gedeelde waarden gaan grote verschillen schuil

Het kabinet heeft het SCP verzocht om een nadere duiding over de gedeelde waarden in Nederland. Het SCP constateert in het rapport «Gedeelde waarden en een weerbare democratie» dat er onder onze bevolking grote steun is voor de kernwaarden democratie, vrijheid en gelijke rechten. De Nederlandse samenleving vindt democratie een goede zaak. Nagenoeg alle burgers steunen ook de kernwaarden niet-discrimineren, gelijkheid en vrijheid van meningsuiting. Uit het onderzoek blijkt dat Nederland een goede burger typeert als iemand die geen overlast geeft, hulpvaardig en gezagsgetrouw is, en zelfstandig is en probeert anderen te begrijpen.

Achter onze gedeelde waarden gaan echter verschillen van opvatting schuil over wat democratie is, waar de grenzen van vrijheid of tolerantie liggen en wat gelijkheid inhoudt. Ook geeft het onderzoek geen duidelijkheid over mogelijk andere waarden van (sub)groepen binnen onze samenleving. Het uiteenlopen van de interpretatie van waarden maakt dat het SCP betwijfelt of versterken en vastleggen van «gedeelde waarden» een zinvolle beleidsoptie is.

Het kabinet meent dat we er gezamenlijk voor moeten zorgen dat iedereen volwaardig onderdeel kan zijn van deze samenleving en zich daar betrokken bij kan voelen. Dat vereist meer dan het vastleggen van waarden of de handhaving van wetten. De ontwikkeling van een open, diverse samenleving kan alleen slagen als we werken aan onderlinge verbinding. Gebaseerd op verdraagzaamheid, respect voor verschillen en besef van gemeenschappelijkheid. Het kabinet zet daarom in op de versterking van democratische praktijken die uitnodigen tot waarden delen en om overeenstemming te zoeken over zaken van gemeenschappelijk belang. Hierbij zoekt het kabinet samenwerking met burgers uit alle geledingen van de Nederlandse samenleving. Nederlanders met een migrantenachtergrond kunnen een waardevolle rol spelen bij de inburgering van nieuwkomers en bij het bevorderen van begrip en respect voor de Nederlandse waarden en normen.

2. Het debat over waarden kan leiden tot botsing en afstand

Het kabinet signaleert verschil tussen onze waarden en het feitelijk handelen in concrete maatschappelijke kwesties. We zien dit in toenemende mate terug in felle discussies op straat, op het werk, op school en op (sociale) media. Spanningen onder Turkse Nederlanders bijvoorbeeld uitten zich in verbaal en fysiek geweld. Het debat over de opvang van vluchtelingen ontaardde in een aantal gemeenten in harde confrontaties, scheldpartijen en bedreigingen. Ook de maatschappelijke discussie rond Zwarte Piet resulteert regelmatig in haatzaaien of doodsbedreigingen. In de klas worden docenten geconfronteerd met heftige discussies over thema’s als religie, de holocaust, politieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten of het slavernijverleden.

Tegelijkertijd zien we ook dat mensen zich terugtrekken binnen de eigen gemeenschap, of afkeren van de maatschappij. Veel jongeren met een biculturele achtergrond hebben het gevoel in Nederland anders te worden behandeld in het onderwijs, op de arbeidsmarkt, in de media, door de politie of in uitlatingen van politici.5 Anderzijds ervaart de groep Nederlanders met minder sociaaleconomische mogelijkheden de veranderingen in de samenleving als bedreigend voor hun eigen positie en voelt zich onzeker door veranderingen waar zij geen grip op hebben.6 Dergelijke sociaal-culturele en sociaaleconomische onwenselijke tendensen kunnen een voedingsbodem zijn voor radicaal gedrag, religieus geïnspireerd geweld, of rechts-extremistische acties.

Volgens het kabinet liggen verschillende factoren aan de basis van deze spanningen en afnemende binding. Nederland kenmerkt zich door een steeds sterker geïndividualiseerde samenleving waarin vertrouwde sociale structuren zijn weggevallen. In combinatie met een andere organisatie van de verzorgingsstaat en een groter beroep op eigen verantwoordelijkheid, ervaren met name mensen met minder economische mogelijkheden dit als verlies en bedreiging van de eigen positie. Daar komt bij dat de samenstelling van de bevolking wezenlijk is veranderd door de vestiging van immigranten. Zij brengen andere verhalen, gebruiken, geschiedenissen en waarden mee die soms ver af staan van de Nederlandse waarden.

Het kabinet realiseert zich dat deze Nederlandse waarden pas recent en ook niet overal breed worden gedragen en het resultaat zijn van een emancipatieproces dat onderhoud vraagt. Ook groeit de groep passanten die slechts tijdelijk in Nederland verblijft en dus geen verbinding zoekt met de Nederlandse samenleving. Dat leidt tot segregatie van leefwerelden. We hebben geen vanzelfsprekend gemeenschappelijk gedeeld verleden meer, kennen elkaars gedachtegoed minder goed en komen elkaar onvoldoende tegen. Met name op sociale media is voor veel mensen de drempel lager om sneller en heftiger te reageren op elkaar. Personen en organisaties die erop uit zijn de rechtsstaat te ondermijnen kunnen op vervolging en bestraffing rekenen. Positief is dat er tal van maatschappelijke initiatieven zijn die zich hier actief voor inzetten. Het kabinet steunt deze beweging en biedt een podium voor de vele (lokale) initiatieven die tot doel hebben de verbinding in onze diverse samenleving te versterken.7

3. Maatregelen

In het onderstaande overzicht schetst het kabinet een aantal samenhangende maatregelen en presenteert zij een aantal aanvullende maatregelen langs drie lijnen:

  • i. Het uit- en overdragen van onze democratische waarden.

  • ii. Het bevorderen van de onderlinge verbinding.

  • iii. Het tegengaan van antidemocratische en onverdraagzame gedragingen en uitlatingen.

I. Uit- en overdragen van onze democratische waarden.

a) Waardenoverdracht aan nieuwkomers direct bij aankomst

Onze samenleving functioneert alleen als iedereen die hier verblijft de basisprincipes van de Nederlandse samenleving zoals vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit respecteert, en iedereen die zich hier vestigt ook meedoet. Dit is, naast het versterken van participatie en zelfredzaamheid, de belangrijkste doelstelling van het inburgeringsbeleid en het Participatieverklaringstraject. Hier wordt direct na aankomst in Nederland mee gestart, waarbij er oog is voor de verschillende fases waar een asielzoeker zich in bevindt en of zijn of haar toekomst daadwerkelijk in Nederland ligt. Zoals aangekondigd bij brief van 27 oktober jl., wordt er in aanvulling op het huidige beleid, actief ingezet op het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn op normen en waarden voor asielzoekers in samenwerking tussen V&J, COA en SZW.8

Inmiddels is gerealiseerd dat er op diverse momenten meer expliciete aandacht is voor normen en waarden, bijvoorbeeld in de rechten- en plichtengesprekken die COA voert bij binnenkomst van nieuwkomers, in de informatiemap die asielzoekers ontvangen en in (groeps)gesprekken over grondrechten en kernwaarden. In december is ook een voorlichtingsfilm gelanceerd waarin aandacht is voor grondrechten en elementen van de Participatieverklaring. Deze film wordt getoond binnen 30 dagen na aankomst in Nederland. Wanneer een vergunninghouder uitstroomt naar een gemeente blijft het uiteraard van belang dat ook in die lokale samenleving aandacht blijft voor normen en waarden. Dit wordt door gemeenten gestimuleerd in het Participatieverklaringstraject.

Daarnaast loopt sinds eind 2016 tot en met juli 2017 een pilot door taalaanbieders (via de inburgeringscursus) en gemeenten (via het Participatieverklaringstraject) om de effectiviteit van de waardeoverdracht aan nieuwkomers te vergroten. In het kader van deze pilot bezoeken nieuwkomers organisaties en plaatsen die kenmerkend zijn voor de Nederlandse cultuur en samenleving. Tijdens deze bezoeken ligt de focus op de overdracht van de Nederlandse kernwaarden (vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en participatie). Met deze pilot wordt invulling gegeven aan de motie Marcouch/Heerma.9

b) Versterking van de verbindende waarde van naturalisatie

De gemeentelijke naturalisatieceremonie is erop gericht het belang van het Nederlanderschap en de rechten en vrijheden die daarbij horen extra onder de aandacht te brengen. Het is ook een feestelijk en symbolisch moment van verwelkoming en verbinding. Het kabinet hecht hier bijzondere waarde aan. Om het belang van de ceremonie verder tot uitdrukking te brengen en gemeenten te stimuleren hier een verbindende bijeenkomst van te maken, brengen de Ministers van BZK en SZW eind 2017 een boekje uit dat gemeenten bij deze ceremonie kunnen uitdelen. Dat bevat onder meer een aantal inspirerende lokale voorbeelden van hoe nieuwkomers een positie hebben weten te verwerven in de Nederlandse samenleving.

c) Recht op zelfbeschikking

Het kunnen maken van eigen keuzes over bijvoorbeeld opleiding, werk, vrije tijd, partnerkeuze, op jezelf wonen, scheiding of religie, is van groot belang. Doel van het Actieplan zelfbeschikking 2015–2017 van de Minister van SZW is om de bewustwording over die eigen autonomie en persoonlijke keuzevrijheid te vergroten. Dat gebeurt met (interactieve sociale media) campagnes, door ambassadeurs aan het thema te binden en door de dialoog in de gemeenschap zelf te voeren.10 Daarnaast worden gemeenten ondersteund met informatie en worden partijen met elkaar verbonden.

Met de subsidieregeling emancipatie ondersteunt de Minister van OCW instellingen die een bijdrage leveren aan het uitdragen en bestendigen van de emancipatiewaarden in de maatschappij. Hiermee bevordert de Minister van OCW zowel de gelijkheid van vrouwen en mannen als de sociale acceptatie van LHBTI’s. Daarnaast worden meerjarige projecten ondersteund van (samenwerkende) veldpartijen. Met de Emancipatiemonitor van SCP en CBS kunnen we de ontwikkeling van de gedeelde waarden volgen.

d) Overdracht aan (nieuwe) kiezers

Om meer aandacht te geven aan de waarde van het kiesrecht, start de Minister van BZK in februari 2017 met de meerjarige publiekscampagne «Elke stem telt». Doel van de campagne is dat zoveel mogelijk mensen gaan stemmen bij verkiezingen, of in ieder geval nadenken over verkiezingen. De campagne richt zich eerst op de Tweede Kamerverkiezing van maart 2017, daarna volgen de verkiezingen van de gemeenteraden, provinciale staten en de waterschappen. De campagne is ook inzetbaar bij een referendum. Bij de komende Tweede Kamerverkiezing zijn jongeren vanaf 18 jaar die voor de eerste keer gaan stemmen een speciale doelgroep.

Daarnaast heeft de Minister van BZK de universiteit van Tilburg gevraagd om onderzoek te doen naar effectieve methoden voor de bevordering van de opkomst bij lokale verkiezingen. In samenwerking met de gemeente Veghel heeft de universiteit van Tilburg een kleinschalig onderzoek gedaan naar de herindelingverkiezingen in Meijerijstad van 23 november 2016. De gemeente richtte zich daarbij ook op het mobiliseren van first-time voters kiezers (vaak jongeren) die tot op heden nog nooit een stem hebben uitgebracht voor de gemeenteraadsverkiezingen.

e) Overdracht waarden participatieverklaring aan alle Nederlanders

Vanaf 1 juli 2017 is het traject rond de participatieverklaring verplicht voor alle nieuwkomers. Met het ondertekenen van de Participatieverklaring, waarin waarden als vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit centraal staan, markeren nieuwkomers expliciet hun betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving en hun bereidheid om daar actief aan bij te dragen. Het belang van het onderschrijven van die waarden geldt echter niet alleen voor nieuwkomers maar voor alle burgers in Nederland. Het ontbreekt nu aan een duidelijk markeringsmoment waaruit het belang van onderschrijving van deze waarden door iedereen spreekt. Tegen deze achtergrond zullen de Ministers van SZW en BZK in samenwerking met de VNG begin 2018 een pilot ontwikkelen om hier op gemeentelijk niveau verder vorm aan te geven.

f) Week van Respect

Het kabinet ondersteunt als één van de partners, de beleving van vrijheden met de jaarlijkse «Week van Respect», een landelijke actieweek gericht op kinderen en jongeren. Tijdens deze week staat de vrijheid en ruimte centraal om jezelf te zijn ongeacht verschillen in sekse, religieuze overtuiging, seksuele voorkeur of afkomst en die ruimte en vrijheid ook de ander te gunnen.

In 2016 ondersteunde het Ministerie van SZW de Week onder het thema «Jij maakt het verschil». In 2015 deden 45 gemeenten actief mee en gaven 68 burgemeesters en wethouders een gastles op een school of in een buurthuis. Sinds de start in 2006 hebben zo’n 3500 scholen (PO VO, MBO), ruim 750.000 leerlingen en een aantal PABO-opleidingen aan de Week meegedaan. Sinds 2015 zijn ook steeds meer sportbonden en sportclubs er actief bij betrokken vanuit het thema Sport & Respect! In 2017 zal het Ministerie van VWS de Week van Respect ondersteunen.

g) Campagne tegen discriminatie op sociale media

Het kabinet pakt met het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie het probleem van openlijke discriminatie hard aan en zet tevens in op bewustwording en aanpak van onbewuste en subtiele vormen van discriminatie die tot uitsluiting en ongelijke kansen leiden11. Dit doet zij onder meer door de inzet van de meerjarige campagne «Zet een streep door discriminatie». Gezien de frequentie en impact van verbaal geweld op sociale media en het feit dat discussies op sociale media onderlinge verhoudingen vaak op scherp zetten, zal de campagne zich in 2017 richten op de bestrijding van discriminatie op sociale media.

h) Burgerschapsonderwijs

De huidige situatie van toenemende spanningen en afnemende binding onderstreept de noodzaak van een prominentere positie van burgerschap in het curriculum van het primair en voortgezet onderwijs. Uit de brede maatschappelijke dialoog die is gevoerd over de inhoud van het onderwijs, onder regie van Platform Onderwijs2032, kwam die wens ook duidelijk naar voren. In het advies hierover omschrijft het platform burgerschap als kennis van de werking en het belang van de democratische rechtsstaat, de ontwikkeling van sociale vaardigheden en omgangsvormen, kennis van de betekenis van mensenrechten en het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dit advies kan als uitgangspunt dienen voor een verdere concretisering van burgerschap in het onderwijs. Binnen afzienbare tijd wordt de Kamer geïnformeerd over de vervolgstappen om te komen tot een curriculumherziening in het primair en voortgezet onderwijs.

Onderwijs volgen in het middelbaar beroepsonderwijs (hierna mbo) betekent meer dan studenten alleen voorbereiden op de arbeidsmarkt. Het mbo heeft de opdracht om de algemene vorming en de persoonlijke ontplooiing van de deelnemers te bevorderen en bij te dragen tot het maatschappelijk functioneren. Burgerschap maakt integraal onderdeel uit van de opleiding en scholen zijn verplicht burgerschapsonderwijs te geven. Om dit te versterken is met ingang van dit schooljaar kritisch denken toegevoegd aan het mbo-curriculum. Studenten worden hierdoor meer weerbaar, zelfstandig en wendbaar.

Instellingen in het Hoger Onderwijs hebben niet alleen de taak kennis over te brengen, maar ook om hun studenten op te voeden tot volwaardige burgers. In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs is daarom het belang van persoonsvorming en socialisatie benadrukt en worden diverse maatregelen aangekondigd om aan deze Bildung bij te dragen. Door te investeren in meer docenten wordt het onderwijs interactiever, zodat studenten burgerschapscompetenties kunnen ontwikkelen. Ook dragen de maatregelen die diversiteit stimuleren bij aan meer pluriforme academische gemeenschappen, waarin studenten kennismaken en leren samenwerken met medestudenten met verschillende achtergronden. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in talentprogramma’s die bijdragen aan allerlei vormen van persoonlijke ontplooiing en het ontwikkelen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Dat past in een bredere inzet op een hechtere verbinding tussen onderwijs en samenleving, zoals die in de Strategische Agenda wordt benoemd. Zo kan de maatschappelijke context bijdragen aan een rijke leeromgeving voor studenten waarin ze leren maatschappelijke verantwoordelijkheid te dragen.

Het gesprek in de klas over de waarden van de democratische rechtsstaat kan lastig zijn, als dat raakt aan maatschappelijk gevoelige onderwerpen. Leraren die ondersteuning willen hebben bij het voeren van deze gesprekken kunnen dagelijks terecht bij Stichting School en Veiligheid voor coaching en advies over concrete gesprekssituaties. Het kabinet continueert deze ondersteuning en intensiveert die waar nodig.

De Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de voortgang van de versterking van burgerschapsonderwijs in alle onderwijssectoren en de opleiding en professionalisering van leraren en zo nodig aanvullende acties worden gepresenteerd. Dit naar aanleiding van het inspectieonderzoek naar burgerschapsonderwijs in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs en het onderzoek van KBA Nijmegen en ResearchNed naar de kwaliteit van burgerschapsonderwijs in het mbo. Ook zal hierbij de uitwerking van de motie Rog/Mohandis in het mbo worden betrokken.

II. Bevorderen van de onderlinge verbinding

i) Maatschappelijke dialoog

Bij het delen van waarden kan het belang van het onderlinge gesprek niet genoeg benadrukt worden. De Minister van BZK heeft daarom ter voorbereiding op deze kabinetsreactie gesprekken georganiseerd over waarden(deling) met panels, een symposium en een burgerconferentie.12 Uit de panelgesprekken en het symposium, alle georganiseerd door ProDemos, bleek dat het belangrijk is dat waarden door mensen daadwerkelijk beleefd worden, uitdragen alleen is niet voldoende. Ontmoeting, het doorbreken van bestaande scheidslijnen, met elkaar in gesprek blijven, is even essentieel.

Op de burgerconferentie van 25 juni 2016 hebben 250 burgers uit Rotterdam, Zaanstad, Bernheze, Geldermalsen, Tiel, Raalte, Venlo, Zeist en De Fryske Marren met elkaar gesproken over wat in Nederland verbindende en democratische waarden zijn. Deelnemers vinden het stemrecht zeer waardevol, maar niet vanzelfsprekend. Verder brachten mensen naar voren dat ze gehoord, betrokken en begrepen willen worden en dat de overheid vaker het gesprek met burgers zou moeten aangaan. Bij alle bijeenkomsten ervoeren de deelnemers het gesprek over gedeelde waarden als positief, kwamen overeenkomsten en verschillen aan het licht en nam de bereidheid toe nader tot elkaar te komen. Daaruit blijkt dat het gesprek over waarden in zichzelf al waardevol is.13

In 2017 organiseert de Minister van SZW een brede (maatschappelijke) dialoog gericht op het ontwikkelen van concrete ideeën en oplossingen die bijdragen aan het bestrijden van groeiende scheidslijnen en polarisatie in onze samenleving. Op 21 november 2016, de landelijke dag van de dialoog, vond een bijeenkomst plaats die in het teken stond van een divers Nederland waar voor iedereen een plek is en waar iedereen een verantwoordelijkheid heeft om bij te dragen aan de samenleving. De bijeenkomst bood een podium voor de vele maatschappelijke initiatieven en lokale overheidsactiviteiten gericht op verbinding.

j) Verbinding door cultuur

Verandering van de samenleving leidt ook tot nieuwe muziek, nieuwe culinaire gebruiken, erfgoed, mode en straattaal die verschillende mensen en tradities bij elkaar kunnen brengen. Culturele instellingen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het in beeld brengen en verbinden van de uiteenlopende perspectieven die de Nederlandse geschiedenis en maatschappij met zich meebrengen, bijvoorbeeld als het gaat over de koloniale geschiedenis en het slavernijverleden. Er liggen ook nog veel kansen voor de culturele instellingen om een breder publiek te bereiken. Investering in een breed maatschappelijk cultureel aanbod, blijft in deze zin essentieel.

De Minister van OCW blijft in de periode 2017–2020 vol inzetten op cultuuronderwijs dat kinderen en jongeren in aanraking brengt met de verschillende waarden van cultuur. Zij leren zo waardering op te bouwen voor cultuur, ontwikkelen een creatieve en onderzoekende houding en leren reflecteren op heden en verleden, in relatie met hun eigen afkomst/identiteit en plek in Nederland.

k) Verbinding door morele ijkpunten uit onze gemeenschappelijke geschiedenis

De Tweede Wereldoorlog vormt een belangrijk moreel ijkpunt voor hoe wij de samenleving nooit meer willen: een rechtsstaat die buiten werking gesteld was, vervolging van andersdenkenden en LHBTI’s en geïndustrialiseerde uitroeiing van minderheden, politieke tegenstanders en gehandicapten. In dat kader zijn 27 januari, 4 en 5 mei en 15 augustus de nationale symbolen voor respectievelijk de herdenking van de Holocaust, de herdenking van oorlogsdoden, de bevrijding van Nederland en de capitulatie van Japan. Het comité 4 en 5 mei bevordert actief de dialoog over de gebeurtenissen die ons van onze vrijheid beroofden en over vrijheid, grondrechten en wat het betekent in Nederland te wonen.

Omdat de generatie van ooggetuigen uitsterft en de geschiedenis van veel nieuwe Nederlanders niet samenvalt met die van ons land, vraagt dat daarbij aandacht voor passende manieren om de historie over te dragen met een link naar de realiteit en het handelen van vandaag en waarden zoals verdraagzaamheid, medemenselijkheid en waardigheid.

Extra aandacht zal worden gegeven aan collectieve erkenning voor Indisch Nederland. Dat is een pijnlijk verleden dat niet ongedaan gemaakt kan worden, maar waarvan de erkenning in de Nederlandse samenleving van groot belang is en verankerd moet blijven. Ook aan de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van de slavernij in 1863 op 1 juli, een ander belangrijk moreel ijkpunt van onze geschiedenis in Nederland, zal meer nationale bekendheid worden gegeven.14 Dit onder meer door een verhoging van de financiële bijdrage aan het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) vanuit het Rijk voor 2017 en 2018.

l) Verbinding op de arbeidsmarkt en binnen het onderwijs

Een werkplek waar collega’s van verschillende leeftijd, afkomst, geloofsovertuiging, en seksuele geaardheid samen werken draagt bij aan een samenleving waar onderlinge samenhang een vanzelfsprekendheid is. De realiteit is echter dat de arbeidsmarkt, mede door negatieve beeldvorming, nog onvoldoende gelijke kansen biedt en daardoor geen afspiegeling vormt van de Nederlandse bevolking. Discriminatie op de arbeidsmarkt leidt tot verspilling van talent en toekomstdromen die eindigen in frustratie. Bij steeds meer bedrijven, publieke organisaties en instellingen groeit het besef dat diversiteit geen kwestie van maatschappelijk bewust ondernemen is, maar ook een zaak van commercieel belang en/of legitimiteit. In dit kader zet het kabinet onder meer in op een aanpak rond stagediscriminatie als onderdeel van de City Deal aanpak jeugdwerkloosheid gericht op scholen werkgevers en jongeren. Ook wordt het diversiteitscharter ondersteund waarin werkgevers zich committeren aan zelf geformuleerde maatregelen om de diversiteit te bevorderen en kennis uit te wisselen over hoe men effectief een evenwichtige en diverse personeelssamenstelling kan realiseren

m) Speciaal rapporteur voorkoming extremisme en bevorderen sociale cohesie

De Minister van OCW en Staatssecretaris van VWS hebben mw. Naïma Azough benoemd tot speciaal rapporteur ter voorkoming extremisme en bevorderen sociale cohesie onder jongeren.

De opdracht voor mw. Azough komt voort uit de gezamenlijk OJCS-raad van Jeugd- en Onderwijsministers van 30 mei 2016. De gezamenlijk OJCS-raad meent dat alle professionals in het sociale domein een taak hebben in het weerbaar maken van jongeren. Dat betekent onder meer dat zij ertoe bijdragen dat jongeren een positieve identiteit en goed ontwikkelde «life skills» hebben, zodat ze hun weg weten te vinden in een open, democratische rechtsstaat. Juist in het onderwijs en het sociale domein leren jongeren met elkaar samen te leven en te werken. Als jongeren weerbaar zijn tegen radicalisering werkt dit sterk preventief. Met dit uitgangspunt heeft de opdracht van de speciaal rapporteur een tweeledig doel:

  • 1. Een impressie geven van de ervaringen van professionals en wat zij nodig hebben bij het vergroten van de weerbaarheid van jongeren en daarmee de sociale cohesie. Het weerbaar maken van jongeren vraagt om weerbare professionals, aandacht voor impact van maatschappelijke spanningen op de professionals zelf, de collega’s onderling en de mogelijke rol van directies. Mw. Azough gaat hierover in gesprek met professionals en bestuurders in met name de jeugdhulp, het jongerenwerk en onderwijs. In haar verslag neemt ze de uitkomsten van het rapport van Mw. Margalith Kleijwegt (Twee werelden, twee werkelijkheden) mee.

  • 2. In kaart brengen van goede voorbeelden van samenwerking op lokaal niveau. Zij gaat onderzoeken hoe verschillende netwerken (gemeenten, jeugdwelzijnswerkers, zorgprofessionals, wijkagenten, docenten en ouders) samenwerken en wat daarvan het effect is op de weerbaarheid van jongeren, meer sociale cohesie en voorkomen dat jongeren zich (gewelddadig) afzetten tegen onze samenleving.

In het kader van het actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme werken de Ministeries van VenJ, SZW, VWS en OCW samen aan een passende ondersteuning voor het jeugddomein in de aanpak van aanpak radicalisering en extremisme. De activiteiten van de speciaal rapporteur dragen bij aan het tot stand komen van dit ondersteuningsaanbod. Mw. Azough is 1 juli 2016 gestart met haar werkzaamheden en rondt deze half maart 2017 af. Over de precieze vorm van haar eindproduct worden nog afspraken gemaakt.

III. Tegengaan van antidemocratische en onverdraagzame gedragingen en uitlatingen.

n) Preventie radicalisering

Extremistische bewegingen zijn in alles het tegengestelde van onze democratie. Daarom richt het kabinet zich op het bestrijden en verzwakken van extremisme in Nederland, en het wegnemen van de voedingsbodem voor radicalisering. De nadruk ligt op het bestrijden van het jihadisme. In 2014 is het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme gepresenteerd, met ook maatregelen gericht op het tegengaan van antidemocratische uitingen door jihadistische bewegingen (Kamerstuk 29 754, nr. 253). Hieronder valt bijvoorbeeld het tegenhouden en verstoren van facilitatoren van jihadistische propaganda, waaronder predikers. Andere maatregelen zijn gericht op de preventie van radicalisering via het vergroten van de weerbaarheid van met name jongeren.

Preventie vindt onder andere plaats in het onderwijs, waar docenten worden getraind in de omgang met radicale uitingen in de klas. Via debat- en discussieactiviteiten worden deze uitingen bespreekbaar gemaakt bij leerlingen. Zoals bij het toneelstuk Jihad, in 2016 voor meer dan 10.000 leerlingen is opgevoerd en via trainingen aan docenten vanuit de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) in «Omgaan met Extreme Idealen». Ook worden professionals in andere sectoren, zoals binnen het domein van jeugd en gezin, getraind om deze onderwerpen bespreekbaar te maken en tijdig in te spelen op antidemocratische en onverdraagzame gedragingen en uitlatingen.

De ESS ondersteunt gemeenten en (maatschappelijke) organisaties rondom sociale stabiliteit, waaronder het bevorderen van kennis over democratische vaardigheden en diverse vormen van radicalisering. Opvoeding is ook een aandachtspunt. In zes gemeenten lopen proefprojecten waarin wordt gewerkt aan de ontwikkeling van aanvullend opvoedondersteuning met een nadruk op een goede socialisatie en verbinding aan de Nederlandse samenleving.

o) Tegengaan problematisch gedrag

Het kabinet deelt de zorg van de Kamer over uitingen die de grenzen van de wet overtreden of die haaks staan op de waarden en normen van de democratische rechtsorde. De overheid richt zich hierbij op problematische gedragingen en niet op een levensovertuiging als zodanig. Daar waar de wet wordt overtreden, wordt gehandhaafd. Naast handhaving gaat de overheid bij (niet strafbare) problematische gedragingen op dit gebied ook verstoren, confronteren en de interactie aan. Deze aanpak is uitgewerkt in de brief «Concretisering aanpak salafisme».15 Deze aanpak kan ook gebruikt worden bij de aanpak van andersoortig problematisch gedrag.

p) Antidemocratische groeperingen

In de Notitie antidemocratische groeperingen is door het kabinet geconcludeerd dat het Nederlandse rechtsstelsel op zichzelf voldoende waarborgen bevat om – als sluitstuk op het zelfreinigende vermogen van de democratie – omverwerping en afschaffing van de democratische rechtsorde te voorkomen.16 Het wettelijke stelsel volstaat en de diensten (waaronder OM en AIVD) zijn alert. Naar aanleiding van toezeggingen van de Ministers van BZK en de Minister van SZW heeft het kabinet nader onderzoek laten verrichten naar de wijze waarop in verschillende landen invulling wordt gegeven aan het criterium van «naderend gevaar».17 Dat is één van de criteria om een politieke organisatie te kunnen verbieden en houdt in dat er «naderend gevaar» moet bestaan dat de organisatie zijn ondemocratische doelen kan realiseren. Het onderzoek en de kabinetsreactie zullen in het voorjaar van 2017 aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

q) Veilig en functionerend bestuur.

Vanuit de Ministeries van BZK en V&J is er een integrale aanpak van agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers. Tevens hanteert het Openbaar Ministerie in het optreden tegen bedreiging van politieke ambtsdragers, in het geval van een strafrechtelijke reactie, een verhoogde strafeis van +200% en eist zij vaker een zwaardere modaliteit (bijvoorbeeld gevangenisstraf in plaats van taakstraf) en een schadevergoeding. En met het programma Bestuur en Veiligheid zet de Minister van BZK zich in op de volgende dossiers: de (gezags-)positie van de burgemeester in het veiligheidsdomein, veilig & integer bestuur, informatie uitwisseling rondom veiligheidsproblematiek, leefbaarheid, polarisatie en ondermijning door georganiseerde criminaliteit.

Tot slot

Het kabinet staat voor een inclusieve samenleving waar iedereen volwaardig onderdeel van voelt en waar gelijke kansen centraal staan. Het actief uitdragen van gemeenschappelijke waarden en het versterken van onderlinge verbinding vanuit de overheid is hiervoor van wezenlijk belang. Een inclusieve samenleving kan echter niet zonder inzet van alle Nederlanders. Als dochter, zoon, moeder of vader willen we allemaal een goede toekomst in Nederland. Hierin zijn we van elkaar afhankelijk. Door in elkaar en onze onderlinge relaties te blijven investeren en door de vrijheden voor elkaar te verdedigen, kan iedereen in het dagelijkse leven het verschil maken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 29 279, nr. 332.

X Noot
2

Kamerstuk 29 279, nr. 319.

X Noot
3

Kamerstuk 29 614, nr. 48.

X Noot
4

BZK is partner in het NWO-programma «Religie in de samenleving».

X Noot
5

Zie o.a. SCP (2015) Werelden van verschil, over de sociaal-culturele afstand en positie van migrantengroepen in Nederland (bijlage bij Kamerstuk 32 824, nr. 117).

X Noot
6

Zie o.a. het SCP-rapport «Verschil in Nederland», waarin het SCP spreekt over een «zachte tweedeling». «Deze manifesteert zich niet enkel in kapitaal, maar ook in vaker niet stemmen of weet-niet stemmen, een politieke voorkeur voor de flanken, minder vertrouwen in andere mensen en minder ervaren geluk.»

X Noot
7

Zie onder meer de voortgangsrapportage Agenda Lokale Democratie van de Minister van BZK Kamerstuk 34 300 VII, nr. 67.

X Noot
8

Kamerstuk 19 637, nr. 2243.

X Noot
9

Kamerstuk 32 824, nr. 141.

X Noot
10

Kamerstuk 32 175, nrs. 54 en 60.

X Noot
11

Kamerstuk 30 950, nr. 84.

X Noot
12

Zoals aangekondigd in Kamerstuk 29 279, nrs. 319 en 332.

X Noot
13

Naar aanleiding van deze heeft BZK een magazine uitgegeven met een uitgebreid verslag van deze dag in woord en beeld. Dit magazine is bijgevoegd als bijlage bij deze brief; Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
14

Waarbij de aantekening dient te worden gemaakt dat vanaf dat moment de tot slaaf gemaakten tot 1 juli 1873 verplicht waren op de plantages te werken.

X Noot
15

Kamerstuk 29 614, nr. 39.

X Noot
16

Kamerstukken 29 279 en 29 754, nr. 226.

X Noot
17

Deze toezeggingen zijn gedaan in het AO op 9 april (Kamerstuk 29 279, nr. 243) en 24 juni 2015 (Kamerstuk 29 279, nr. 270) en in het VAO van 2 juli 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 104, item 8).

Naar boven