Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 december 2015
Op 30 oktober 2015 heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd (Kamerstuk 28 844, nr. 86) over de politieambtenaar die wordt verdacht van het lekken van politie informatie
en de maatregelen die naar aanleiding daarvan worden genomen. De korpschef heeft,
zoals toegezegd, bij alle vertrouwensfuncties waarvoor een Veiligheidsonderzoek A
is vereist, gecontroleerd of aan de daarop aangestelde medewerker een «Verklaring
van geen bezwaar» (VGB) is afgegeven. In het debat over mijn begroting (Handelingen
II 2014/15, nr. 30, Begroting Veiligheid en Justitie) heb ik u gemeld eerder dan verwacht
een tussenstand te kunnen geven. Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.
Uitkomsten en maatregelen
Uit de inventarisatie in de eenheden, het Politiedienstencentrum en de staf korpsleiding
blijkt dat van de ruim 1600 functionarissen die op een A-vertrouwens-functie werkzaam
zijn, 118 politiemedewerkers niet over de vereiste VGB-A beschikken. Het uitgangspunt
is dat alle medewerkers zonder de vereiste VGB tijdelijk andere werkzaamheden zullen
gaan verrichten in afwachting van de uitkomsten van het veiligheidsonderzoek van de
AIVD.
Voor een deel van deze medewerkers constateert de korpschef echter dat het vanuit
operationele noodzaak te risicovol is om deze personen niet langer inzetbaar te hebben.
De aard van de te verrichten werkzaamheden is zodanig dat deze ook niet op korte termijn
door anderen kunnen worden overgenomen.
De korpschef laat deze groep hun functie vervullen mits deze personen tenminste beschikken
over een VGB- P (Verklaring van Geen Bezwaar – Politie). Daarnaast worden door de
korpschef extra risicobeperkende maatregelen getroffen, zoals (daar waar mogelijk)
het intrekken van autorisaties en intensivering van de monitoring van bevragingen.
In overleg met de AIVD zal deze groep met voorrang een Veiligheidsonderzoek A ondergaan.
Mocht op basis van het onderzoek een VGB worden geweigerd dan zal deze persoon alsnog
op een andere functie worden geplaatst.
Zoals ik in mijn brief van 4 november jl. (Kamerstuk 28 844, nr. 87) heb gemeld, zal ik uw Kamer in januari 2016 verder informeren over de voortgang
van de genomen maatregelen zoals de invoering van het «vier-ogen»- principe bij de
politie. In deze brief zal ik, zoals
toegezegd in het mondelinge vragenuur van 3 november jl., (Handelingen II 2016/16,
nr. 19, item 2) tevens ingaan op de capaciteit voor en de doorlooptijd van de veiligheidsonderzoeken
bij de AIVD voor zover deze de politie betreffen, alsmede de procedure rondom meldingen
bij integriteitsproblematiek binnen de politie. Ik geef uw Kamer in overweging om
naar aanleiding van de toegezegde brief, die ik januari 2016 naar de Kamer zal sturen,
het in de Regeling van werkzaamheden van 4 november 2015 (Handelingen II 2015/16,
nr. 20, item 5) aangevraagde debat te plannen.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur