28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)

Nr. 285 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 februari 2023

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 30 november 2022 over leidraad omgang met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen (Kamerstuk 28 807, nr. 279).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 december 2022 aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 31 januari 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De Adjunct-griffier van de commissie, Holtjer

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie vanuit de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de leidraad «omgang met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen». Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat niet wettelijk expliciet is geregeld wie er verantwoordelijk is voor het opruimen van dode wilde dieren, die al dan niet zijn doodgegaan aan vogelgriep. Deze leden vragen de Minister of het juist niet nodig is om dit te stroomlijnen. Vindt het kabinet dat deze verantwoordelijkheden momenteel helder zijn belegd? Zo ja, hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat betrokken organisaties hier voldoende van op de hoogte zijn? Wanneer verwacht de Minister het centrale meldpunt voor dode wilde vogels met vogelgriep te lanceren, zoals eerder toegezegd in het commissiedebat van 13 oktober jongstleden (Kamerstuk 28 286, nr. 1263)? Op welke manier gaat dat centrale meldpunt onder de aandacht worden gebracht bij pluimveehouders, terreinbeheerders, vrijwilligers, recreanten en andere betrokkenen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat in januari 2023 de Minister van plan is een eerste weegmoment te houden omtrent de inzet van vaccinatie. Op basis van de resultaten van de proeven, waaronder die worden uitgevoerd in andere lidstaten, een expertbeoordeling en enkele scenario’s zal de Minister op dat moment afwegen of vaccinatie in de praktijk al een begaanbare weg is. De Minister geeft daarbij aan dat het belangrijk is dat verspreiding van het virus wordt tegengegaan. Kan het kabinet aangeven hoe de Kamer in dit proces wordt betrokken en vooral of het kabinet daarbij voornemens is om nog komend jaar aan de slag te gaan met vaccinatie?

Antwoord

Zoals aangegeven in mijn brief 30 november 2022 (Kamerstuk 28 807, nr. 279) vind ik het belangrijk dat het opruimen van dode wilde vogels met vogelgriep in heel Nederland goed geregeld is. Het vraagstuk rondom het opruimen van dode wilde vogels is complex. Er is niet expliciet wettelijk geregeld wie verantwoordelijk is voor het opruimen van dode wilde dieren die al dan niet doodgegaan zijn aan vogelgriep. De leidraad heeft als doel duidelijkheid te geven over de rollen en verantwoordelijkheden van diverse betrokkenen en ook de wettelijke kaders weer te geven die daaraan ten grondslag liggen. Zoals eerder gezegd zal de leidraad aangepast worden met nieuwe inzichten aan de hand van de uitkomsten van de landelijke werkgroep. Ik stroomlijn dit proces door, zoals in mijn Kamerbrief aangekondigd, samen met het Ministerie van VWS een landelijke werkgroep in te stellen. De eerste bijeenkomst van deze werkgroep zal begin maart 2023 plaatsvinden. Voor die werkgroep zal ik experts, ervaringsdeskundigen en betrokkenen uit het land uitnodigen. Deze werkgroep heeft als doel de regionale coördinatie te stimuleren en te faciliteren door onder andere relevante inhoudelijke vraagstukken en onderwerpen nader uit te werken, voorstellen te doen om de leidraad aan te vullen en hierover de communicatie naar regionale partijen vorm te geven.

De leidraad is verstuurd naar relevante partijen. Verdere communicatie zal ik vormgeven binnen de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels». Het melden van vogels voor onderzoek kan nu al via het meldformulier van het Dutch Wildlife Health Centre en hun telefoonnummer. De landelijke «vogelgriep app» die meldingen van dode wilde vogels zal registreren, verwacht ik in april 2023 te lanceren. De app is voornamelijk bedoeld voor partijen die vanuit professioneel oogpunt wilde vogels met vogelgriep tegenkomen, zoals terreinbeherende organisaties, waterschappen en dierenhulporganisaties. Hierover zal ik de Kamer informeren en ik zal de landelijke terreinbeherende organisaties op de hoogte brengen en via hun contacten de app verder bekendmaken. Voor lokale overheden, terreinbeheerders maar ook burgers die vragen hebben over vogelgriep werk ik aan een landelijk vogelgrieptelefoonnummer. Ik streef ernaar dit nummer voor de zomer actief te hebben.

In de brief van 23 december 2022 (Kamerstuk 28 807, nr. 283) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de vertraging van de vaccinatieproef die in het najaar van 2022 is uitgevoerd bij Wageningen Bioveterinary Science. WBVR heeft aangegeven dat het rapport met de resultaten van deze proef niet eerder dan in de loop van februari 2023 wordt verwacht. Deze vertraging betekent dat ook het eerste weegmoment, dat ik had voorzien voor medio januari, naar achteren schuift. Ik verwacht dit nu in de tweede helft van februari te kunnen doen en streef ernaar de Kamer begin maart te informeren.

Met de resultaten kan ook verder invulling worden gegeven aan de uitvoering van de veldproef, die eind van dit kwartaal moet starten. De voorbereidingen daarvoor, uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren, lopen. Tenslotte werk ik ook aan enkele scenario’s voor een vaccinatiepilot op wat grotere schaal dan de veldproef. Ook daarvoor is het van belang inzicht te hebben in de resultaten van de vaccinproef van WBVR en de proeven die in enkele andere lidstaten zijn gedaan of nog lopen. De Chief Veterinary Officer (CVO) heeft contact met de CVO’s van de betreffende lidstaten om, zodra de resultaten bekend zijn, hierover te overleggen. Voor het ontwerpen van een scenario is het onder andere van belang te weten welk vaccin geschikt is voor welk type pluimvee, en ook om te kijken of en zo ja hoe vaccinatie interfereert met bestaande vaccinatieschema’s. De kosten van vaccinatie en monitoring moeten in kaart worden gebracht, evenals de praktische uitvoering ervan. Dit project loopt en ook hierover zal de Tweede Kamer geregeld worden geïnformeerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de leidraad «omgang met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen». Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen voorleggen aan de Minister gezien de urgentie van het bestrijden van vogelgriep. Immers, het afgelopen jaar zijn zo’n zes miljoen dieren (preventief) geruimd. Deze leden zijn van mening dat eenzelfde situatie koste wat kost moet worden voorkomen in het aankomende jaar. De Minister moet alles op alles zetten om zo veel als mogelijk besmettingen en ruimingen te voorkomen.

De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister aan de slag gaat met moties van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 28 807, nrs. 247, 248, 270 en 271) en de motie van de leden Van Campen en Tjeerd de Groot (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1396) met betrekking tot het bestrijden van vogelgriep. Echter, hebben deze leden nog wel een aantal vragen over de uitwerking van de aanpak van de Minister. Zo signaleren deze leden dat het goed is dat door de Minister wordt opgeroepen om zoveel mogelijk slachtoffers van vogelgriep te behandelen of op te ruimen. Op die manier kan immers de verspreiding van het virus worden beperkt, wat goed is voor het behouden van kwetsbare soorten én voor het verminderen van de kans dat pluimvee besmet raakt met het virus. Deze leden constateren helaas dat de leidraad nog te vrijblijvend is. Welke verplichtingen vloeien er voor de overheid voort uit de Europese Diergezondheidsverordening bij het behandelen en opruimen van door vogelgriep besmette wilde vogels? Hoe gaat de Minister de leidraad bekend maken bij veiligheidsregio’s, gemeenten, provincies en andere medeoverheden? Is de Minister bereid om hen ook actief aan te spreken op hun verantwoordelijkheden? Zo ja, hoe gaat hij dat doen? Zo nee, waarom niet? Waarom is nog steeds niet duidelijk wie van de veiligheidsregio’s, gemeenten, provincies en andere medeoverheden de primaire verantwoordelijkheid draagt voor het bestrijden van vogelgriep? In de leidraad is te lezen dat de «regie zowel bij Veiligheidsregio’s, provincies als bij gemeenten» kan liggen. Zij zijn van mening dat door dit zo open te houden de kans bestaat dat niet genoeg regie wordt gepakt. Hoe ziet de Minister dit? Is de Minister bereid dit aan te passen? Is de Minister bereid om een landelijke campagne op te starten om mensen alert te maken op de gevaren van vogelgriep? Is de Minister het met deze leden eens dat zo’n campagne kan bijdragen aan bewustzijn bij mensen wat zij moeten doen indien zij een slachtoffer vinden van vogelgriep? Kan de Minister toelichten wanneer hij met de langetermijnaanpak komt met daarin duidelijkheid over het spreiden van bedrijven in bijvoorbeeld waterrijke gebieden?

De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister aan de slag gaat met de motie van het lid Tjeerd de Groot over het starten met veldproeven om zo snel mogelijk te kunnen beginnen met het vaccineren van de pluimveestapel (Kamerstuk 28 807, nr. 270). Deze leden kijken uit naar januari, gezien de Minister dan hoopt meer te kunnen zeggen over de uitkomsten. Deze leden zijn van mening dat zo snel als mogelijk met vaccinatie moet worden begonnen. Niet enkel voor de volksgezondheid, maar ook met oog op pluimveeboeren die nu veel te vaak noodgedwongen hun gehele bedrijf zien worden geruimd. Deze leden vragen wat de laatste stand van zaken is van de gesprekken die de Minister in Europa voert. Indien er begin volgend jaar een vaccin is dat kan gaan worden toegepast, hoe kijken andere Europese lidstaten daar tegenaan? Moet de Minister dan nog steeds de gesprekken voeren over handelsbeperkingen of zijn andere lidstaten inmiddels zo ver dat handel in gevaccineerde kippen zal worden toegestaan?

De leden van de D66-fractie lezen dat experts stellen dat wilde dieren kunnen herstellen van vogelgriep en resistentie kunnen opbouwen tegen het virus, door bijvoorbeeld isolatie en verzorging. Heeft de Minister hier ook kennis van genomen? Ziet de Minister hierbij kansen voor het vrijlaten van vogels die herstellen van vogelgriep, indien verantwoord?

Antwoord

De Europese verordening legt een plicht neer bij de bevoegde autoriteit (Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)) om te zorgen dat dode wilde vogels, waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn met een lijst A-ziekte, worden opgeruimd. Die plicht richt zich op de coördinerende rol. Voor de uitvoering ervan is het nodig dat ook andere partijen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid meewerken. Dit betekent dat ik zal zorgen voor een landelijke structuur waarbinnen partijen de uitvoering kunnen organiseren. De leidraad, het melden van vogels voor onderzoek via Dutch Wildlife Health Centre (DWHC); een landelijke meldpunt en de vogelgriep app dragen al aan deze structuur bij. Binnen de landelijke werkgroep die ik samen met het Ministerie van VWS opzet, zal ik verkennen wat verder nodig is. De leidraad is al verstuurd naar relevante partijen, waaronder de Veiligheidsregio’s. Verdere communicatie zal ik vormgeven binnen de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels».

De leidraad maakt duidelijk in hoeverre partijen een verantwoordelijkheid hebben op basis van de wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Daaruit volgt dat het opruimen van dode vogels een aangelegenheid is van de eigenaar of beheerder van de grond. Ik zie de oplossing niet in regelgeving. Ik wil samen met partijen een invulling geven en zal met de landelijke werkgroep onderzoeken wat daarvoor nodig is; er is veel bereidheid bij partijen om dit probleem samen op te lossen.

Met de werkgroep zal ik ook communicatielijnen gaan uitwerken tussen mijn ministerie en lokale overheden. En zoals eerder toegezegd zal ik een landelijk meldpunt oprichten. Hier kunnen mensen terecht met hun vragen over vogelgriep, zieke vogels en het opruimen van dode vogels. Ik ben bezig de details hierover uit te werken en zal de Kamer hier binnenkort over informeren.

Eén van de acties binnen het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid is het verhogen van de zoönosengeletterdheid bij burgers en professionals. Aangezien wildopvangmedewerkers vaak in contact komen met zieke dieren, zijn zij één van de doelgroepen waarop ingezet wordt. Dutch Wildlife Health Centre is gevraagd een cursus voor deze doelgroep te ontwikkelen. Met deze cursus wordt de zoönosengeletterdheid vergroot. Daarnaast wordt bekeken voor welke andere professionals een verhoogde zoönosengeletterdheid gewenst is.

Voor burgers heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) een marktonderzoek uitgezet om te inventariseren voor welke transmissieroutes en doelgroepen aanvullende communicatie zinvol is. In dit onderzoek zijn ook vragen opgenomen over wat burgers doen als zij wilde, zieke of dode dieren zien. Ook is hen gevraagd welke maatregelen volgens hen effectief zijn om te voorkomen dat je zelf ziek wordt bij contact met deze dieren. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting dit voorjaar beschikbaar. Op basis van deze resultaten wordt bepaald of intensivering van bestaande communicatie of aanvullende communicatie-inzet gericht op verhoging van de kennis en bewustwording voor burgers nodig is.

In mijn Kamerbrief van 11 oktober jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 269) heb ik, mede namens de Minister van VWS, een intensiveringsplan preventie vogelgriep aangekondigd. In die brief heb ik ook aangegeven dat de huidige situatie vraagt om een verkenning van alle denkbare maatregelen voor de korte en lange termijn. Het verkennen van preventieve maatregelen in risicogebieden is hier onderdeel van. Ik zal u in het eerste kwartaal op hoofdlijnen informeren over het intensiveringsplan. Voor het zomerreces zal ik u informeren over het definitieve intensiveringsplan. Omdat er breed maatregelen worden verkend die een zorgvuldige haalbaarheids- en impactanalyse vergen, kost dit tijd. Daarnaast worden dierziekten en zoönosen als meekoppelende structurerende keuze meegenomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Dit met het doel om het risico op insleep en verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers te verkleinen. Er worden adviezen opgesteld die provincies als handvatten kunnen gebruiken voor hun gebiedsplannen en besluitvormingsprocessen. Een deel van deze adviezen ziet specifiek toe op vogelgriep.

De resultaten over effectiviteit van vaccins betreft de resultaten van de proef onder gecontroleerde omstandigheden bij Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Mede afhankelijk van die resultaten zal een keuze worden gemaakt voor het vaccin in de veldproef, die bij enkele bedrijven zal worden uitgevoerd. In de tussentijd wordt ook gewerkt aan het voorbereiden van een pilot waar op grotere schaal zal worden gevaccineerd. Het scenario hiervoor hangt onder andere af van de resultaten van de proef bij WBVR, de resultaten van proeven bij andere lidstaten, de risicobeoordeling door deskundigen wat betreft het volksgezondheidsaspect van vaccinatie met een suboptimaal vaccin, de haalbaarheid en mogelijkheden van de uitvoering.

Er is geregeld overleg binnen de Europese Unie, tussen de Chief Veterinary officers, bij de Landbouw- en Visserijraad en bij het SCoPAFF (Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed). De Europese Commissie zal begin 2023 een werkgroep instellen die verschillende zaken ten aanzien van vaccinatie vogelgriep zal adresseren.

Daarnaast is er in dit traject ook aandacht voor de gevolgen van vaccinatie voor de handel in de Europese Unie en met derde landen. De Europese verordening, met voorwaarden voor vaccinatie tegen categorie A-ziekten, waaronder HPAI, is zo goed als gereed. Wanneer deze precies van toepassing wordt hangt af van de Europese Commissie. In deze verordening staat onder andere dat verplaatsing van levende gevaccineerde kippen tussen lidstaten niet is toegestaan; wel is handel in vlees van gevaccineerd pluimvee en in consumptie- en broedeieren en eendagskuikens onder voorwaarden mogelijk. Los van de wettelijke regels zouden private partijen, zoals winkelketens, een voorkeur kunnen hebben voor producten van niet-gevaccineerd pluimvee. Gesprekken met andere lidstaten over de acceptatie van producten van gevaccineerde dieren worden daarom geregeld gevoerd. De internationale handelsaspecten van vaccinatie hebben onze volle aandacht, het is van groot belang om samen met de sector- en marktpartijen te werken aan brede internationale acceptatie van vaccinatie tegen vogelgriep.

Het is bekend dat in bepaalde gevallen dieren een infectie kunnen overleven. De verordening laat in bepaalde gevallen ruimte om dieren op een besmette locatie niet te ruimen, bijvoorbeeld met het oog op de instandhouding van beschermde of met uitsterven bedreigde soorten (bijvoorbeeld wildopvang) of dieren met gerechtvaardigde hoge genetische, culturele of educatieve waarde (bijvoorbeeld dierentuinen). De NVWA weet dit en houdt hier rekening mee in haar risicobeoordeling. Als besloten wordt om besmette vogels op basis van bovengenoemde gronden niet te ruimen, kunnen deze vogels buiten de beperkingszone, of nadat de beperkingszone ingetrokken is, weer uitgezet worden. Bij een verdenking van vogelgriep moet gemeld worden. Of vogels geruimd worden of niet hangt altijd af van de risicobeoordeling van de NVWA. Dit is geen beoordeling die de houder van een vogel eigenhandig mag maken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet met als onderwerp leidraad «omgang met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen». Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie vinden het positief dat er meer aandacht aan het opruimen van vogels die mogelijk getroffen zijn door vogelgriep wordt besteed. Effectief opruimen en verwijderen van mogelijke slachtoffers van vogelgriep kan bijdragen aan het indammen van de pandemie. Deze leden vinden het echter nog zeer onduidelijk wie precies verantwoordelijk gaat worden voor het opruimen en verwijderen van zieke en dode vogels die mogelijk zijn getroffen door het vogelgriepvirus. Kan de rolverdeling duidelijker worden geschetst wie waar precies verantwoordelijk voor is bij het verwijderen en opruimen van zieke en dode dieren die (mogelijk) zijn besmet met het vogelgriepvirus, zo vragen deze leden. Kan de precieze Europese verplichting inzake de verwijdering van deze dieren nader worden geduid? Deze leden vragen of het niet veel logischer is om vanuit de rijksoverheid, een veel strakker gecoördineerd netwerk op te zetten, met plaatsen waar organisaties en particulieren kadavers of zieke vogels heen kunnen brengen?

De leden van de SP-fractie zien een belangrijke rol weggelegd voor dierenhulporganisaties in het helpen bestrijden en indammen van het vogelgriepvirus. Deze leden vragen of het kabinet deze mening deelt. Voorts vragen deze leden of er duidelijk in kaart is gebracht welke dierenhulporganisaties een bijdrage kunnen leveren aan het indammen van dit probleem en of er duidelijk is welke organisaties nog minder bijdragen. Deze leden zijn van mening dat er veel meer middelen beschikbaar moeten komen voor dierenhulporganisaties die zich al zeer sterk inzetten om deze zieke dieren te genezen en dode dieren op verantwoordelijke wijze te ruimen. Deze leden vragen welke mogelijkheden het kabinet hiertoe ziet. De kosten voor pluimveebedrijven worden wel vergoed maar de kosten die deze dierenhulporganisaties maken vaak niet of veel minder. Deze leden vragen wat het kabinet extra kan doen voor deze organisaties. Hoeveel geld is er beschikbaar voor de pluimveesector in relatie tot het vogelgriepvirus en hoeveel voor dierenhulporganisaties?

De leden van de SP-fractie vragen of duidelijker kan worden gemaakt wat precies onder het vervoersverbod valt en hoe het kabinet denkt over een grote nationale voorlichtingscampagne over vogelgriep. Hoe zou deze eruit kunnen zien?

Antwoord

Er is niet expliciet wettelijk geregeld wie verantwoordelijk is voor het opruimen van dode wilde dieren die al dan niet doodgegaan zijn aan vogelgriep. De Europese verordening legt een plicht neer bij de bevoegde autoriteit (Minister van LNV en de NVWA) om te zorgen dat dode wilde vogels waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn met een lijst A-ziekte worden opgeruimd. Die plicht richt zich op de coördinerende rol. Voor de uitvoering ervan is het nodig dat ook andere partijen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid meewerken. Zoals in eerdere antwoorden aangegeven zie ik de oplossing niet in regelgeving. Ik ben het met u eens dat een strakker gecoördineerd netwerk nuttig kan zijn en ik wil samen met partijen invulling geven hieraan. Ik zal met de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels», die ik samen met het Ministerie van VWS ga opzetten, bekijken wat nodig is. Daarbij voel ik me verantwoordelijk voor een landelijke structuur. Partijen moeten de gelegenheid krijgen om hun rol in te vullen zoals zij denken dat dat het beste is. De aanpak in Fryslân vind ik een voorbeeld van hoe partijen samen een oplossing uitgewerkt hebben en het opruimen hebben ingericht. Daar wil ik een voorbeeld aan nemen en dit in gemeenschappelijkheid met partijen organiseren.

De inspanningen die dierenhulporganisaties bieden in het opruimen en de zorg voor zieke dieren, waardeer ik enorm. Zij zetten zich vaak ongevraagd en onbetaald in voor dierenzorg. Dierenhulporganisaties zijn geen terreineigenaren of beheerders, zodoende zijn zij wat mij betreft niet als eerste aan zet om het opruimen van dode vogels te organiseren. Er zijn gemeenten die goede afspraken hebben met dierenhulporganisaties over het opruimen van dode vogels, die goed werken. Zoals gezegd voel ik me verantwoordelijk voor een landelijke structuur. Financiële steun voor de kosten die regionale en lokale partijen maken in de uitvoering past daar niet bij.

De uitgaven ter voorkoming en bestrijding van vogelgriep in gehouden dieren worden betaald uit het Diergezondheidsfonds. Dat fonds wordt deels gevuld door de sector, via jaarlijkse heffingen, en deels door LNV en de Europese Unie. Uit dat fonds worden ook de uitgaven betaald voor ruimingen bij een besmetting. Dit met als enig doel de veehouders te stimuleren snel melding van verschijnselen van mogelijke besmetting te melden bij de overheid, zodat een uitbraak zo snel mogelijk in de kiem kan worden gesmoord en erger kan worden voorkomen. De Europese regelgeving verplicht tot ruimingen. De Wet dieren verplicht de Minister van LNV tot het vergoeden van ruimingen. Het gaat hier om een gezamenlijk belang van het bedrijfsleven en de overheid voor de preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Het bedrijfsleven financiert daarom deels mee aan deze vergoedingen voor ruimingen, tot aan een plafond. Daarmee komt het eigen belang van de sector tot uitdrukking. Wanneer het plafonds is bereikt, komt de financiering ten laste van de overheid. Bij de zorg voor wilde vogels is sprake van een andere situatie: de Europese en nationale regelgeving verplicht niet tot het bestrijden van besmettelijke ziektes bij wilde vogels door middel van ruimingen zoals bij gehouden dieren. Dat is ook onmogelijk.

In 2020 heb ik eenmalig een subsidie verstrekt aan dierenhulporganisaties voor hun hulp bij het ophalen van wilde vogels met vogelgriep. Ik waardeer het werk dat de dierenhulporganisaties doen, maar ik ben niet van plan om dierenhulporganisaties structureel te gaan ondersteunen.

Binnen een beperkingszone, 10 km rondom een besmette locatie, is het verboden om vogels, vogelproducten en mest te vervoeren van en naar een inrichting. Een inrichting is een locatie waar dieren gehouden worden, met uitzondering van een huishouden waar gezelschapsdieren gehouden worden of een veterinaire kliniek. Locaties waar kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven fazanten, patrijzen en loopvogels gehouden worden zijn altijd een inrichting. Een locatie waar andere vogels dan diegene die hierboven genoemd worden, niet commercieel worden gehouden (zoals papagaaien, kanaries en parkieten) is géén inrichting maar een huishouden met gezelschapsdieren. Dierenambulances mogen vogels ophalen van straat, maar mogen deze niet naar een opvang brengen binnen het gebied, wel naar een dierenarts.

Eén van de acties binnen het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid is het verhogen van de zoönosengeletterdheid bij burgers en professionals. Aangezien wildopvangmedewerkers vaak in contact komen met zieke dieren, zijn zij één van de doelgroepen waarop ingezet wordt. Dutch Wildlife Health Centre is gevraagd een cursus voor deze doelgroep te ontwikkelen. Met deze cursus wordt de zoönosengeletterdheid vergroot. Daarnaast wordt bekeken voor welke andere professionals een verhoogde zoönosengeletterdheid gewenst is.

Voor burgers heeft het RIVM een marktonderzoek uitgezet om te inventariseren voor welke transmissieroutes en doelgroepen aanvullende communicatie zinvol is. In dit onderzoek zijn ook vragen opgenomen over wat burgers doen als zij wilde, zieke of dode dieren zien. Ook is hen gevraagd welke maatregelen volgens hen effectief zijn om te voorkomen dat je zelf ziek wordt bij contact met deze dieren. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting dit voorjaar beschikbaar. Op basis van deze resultaten wordt bepaald of intensivering van bestaande communicatie of aanvullende communicatie-inzet gericht op verhoging van de kennis en bewustwording voor burgers nodig is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties maken zich zorgen over de ontwikkelingen rondom de vogelgriep: een virus dat zich niet meer tot een bepaald seizoen beperkt. Deze leden zien deze ontwikkelingen als een gevolg van de verziekte verhouding tussen mens en dier. Als de Nederlandse pluimveesector zes miljoen dieren moet ruimen om te functioneren, zit er iets in de kern mis.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zien dat de Minister zijn pijlen richt op de omgang met (kadavers van) wilde vogels. Deze leden missen een reflectie op de rol van de pluimveesector, waarin opgehokte vogels vrij baan bieden voor het virus om te tieren, in de woorden van de Minister. In hoeverre zijn de plannen van de Minister gericht op het voorkomen van verdere mutaties? Welke rol speelt de pluimveesector, naast het tijdig ruimen van vogels, in de preventie van vogelgriepuitbraken? Deelt de de Minister de mening dat het verlagen van de veedichtheid een uitgangspunt moet zijn in de preventie van vogelgriepuitbraken, zoals ook werd aanbevolen in het rapport «Zoönosen in het vizier»?1

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties wijzen op enkele aanbevelingen uit het rapport-Bekedam. Hoe geeft de Minister invulling aan de aanbeveling om de zoönosegeletterdheid te ontwikkelen, nu het virus het hele jaar aanwezig is? Heeft de Minister een draaiboek uitgewerkt voor het geval dat de vogelgriep zich op korte termijn op gevaarlijke wijze ontwikkelt? Zo ja, wanneer gaat hij dit delen met de Kamer? Wanneer komt de Minister met maatregelen om de dichtheid van veehouderijen en de aantallen dieren op de bedrijven te verminderen?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zetten kanttekeningen bij de gepresenteerde leidraad. Hoewel de Minister toegeeft dat een duidelijke rolverdeling nodig is zodat decentrale overheden effectief kadavers kunnen ruimen, houdt hij het antwoord in het midden. Deelt de Minister de mening dat een eenduidige aanbeveling over de rolverdeling, waarvan kan worden afgeweken indien noodzakelijk, meer houvast zou geven voor de organisaties die dit moeten uitvoeren? Hoe gaat de Minister toezien op de uitvoering van deze taken, als elke regio toch een eigen werkmethode gebruikt?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vinden het kwalijk dat uitvoerende organisaties niet worden gecompenseerd voor het ruimen van kadavers, terwijl deze dienst in het belang is van onze volksgezondheid en het aantal getroffen vogels waarschijnlijk alleen maar zal toenemen. De motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 28 807, nr. 217) vraagt óók om de kosten van de uitvoering in kaart te brengen. Gaat de Minister deze berekening delen?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties constateren dat de vogelgriep zich niet aan landsgrenzen houdt, daarom verwachten deze leden een bredere aanpak. Hoe coördineert de Minister deze aanpak met onze buurlanden en andere EU-lidstaten? Is de Minister van mening dat Nederland, als land met de grootste veedichtheid, een bijzondere verantwoordelijkheid draagt in het tegengaan van verdere virusmutaties? Hoe past deze opgave binnen andere lopende processen, zoals het Nationaal Programma Landelijk Gebied en het Landbouwakkoord?

Tot slot zijn de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties van mening dat er meer actie nodig is om de risico’s van de vogelgriep écht in te perken. De plannen die zijn gericht op wilde vogels moeten niet afleiden van de grotere omschakeling die nodig is naar een landbouwsector met respect voor mens, dier en natuur. Deze leden vrezen dat er onder onze neus een gigantisch gezondheidsrisico zal blijven ontstaan met mogelijk ongekende en wereldwijde gevolgen zonder beleid dat is gericht op deze lange termijn. Gaat de Minister dit aanpakken met de urgentie die het nodig heeft?

Antwoord

De aanpak van vogelgriep in de pluimveehouderij is al gericht op het voorkomen van mutaties. Besmette bedrijven worden snel geruimd zodat de bron van virusvermeerdering op bedrijven wordt weggehaald. Daarnaast neem ik maatregelen om verspreiding naar andere bedrijven te voorkomen. Ook het opruimen van dode wilde vogels op plekken waar (huis)dieren of mensen in contact kunnen komen met besmette vogels draagt hieraan bij. De sector is nauw betrokken bij de vogelgriep aanpak en denkt en werkt mee aan oplossingsrichtingen, bijvoorbeeld op het gebied van bioveiligheid.

Er bestaan verschillende risicofactoren voor de kans op insleep en verspreiding van vogelgriep. De combinatie van bedrijfs- en dierdichtheid is een van deze risicofactoren. In mijn Kamerbrief van 11 oktober 2022 (Kamerstuk 28 807, nr. 269) heb ik, mede namens de Minister van VWS, een intensiveringsplan preventie vogelgriep aangekondigd. In die brief heb ik ook aangegeven dat de huidige situatie met urgentie vraagt om een verkenning van alle denkbare maatregelen voor de korte en lange termijn. Hierbij zal ook worden verkend welke maatregelen haalbaar en effectief zijn in pluimveedichte gebieden. Ik zal u in het eerste kwartaal op hoofdlijnen informeren over het intensiveringsplan. Voorde zomer zal ik u informeren over de verdere invulling van het intensiveringsplan. Dit omdat ook de maatregelen, die worden verkend, een zorgvuldige haalbaarheids- en impactanalyse vergen.

Daarnaast zijn in het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid verschillende acties benoemd die de respons op een zoönose moeten versterken, zoals het updaten van draaiboeken, en het opstellen van een landelijk crisisplan infectieziektebestrijding (waarvan zoönosen een onderdeel zijn). Het nationaal actieplan is opgesteld in het kader van de beleidsagenda pandemische paraatheid.

Eén van de acties binnen het Nationaal actieplan versterken zoönosenbeleid is het verhogen van de zoönosengeletterdheid bij burgers en professionals. Aangezien wildopvangmedewerkers vaak in contact komen met zieke dieren, zijn zij één van de doelgroepen waarop ingezet wordt. Dutch Wildlife Health Centre is gevraagd een cursus voor deze doelgroep te ontwikkelen. Met deze cursus wordt de zoönosengeletterdheid vergroot. Daarnaast wordt bekeken voor welke andere professionals een verhoogde zoönosengeletterdheid gewenst is.

Voor burgers heeft het RIVM een marktonderzoek uitgezet om te inventariseren voor welke transmissieroutes en doelgroepen aanvullende communicatie zinvol is. In dit onderzoek zijn ook vragen opgenomen over wat burgers doen als zij wilde, zieke of dode dieren zien. Ook is hen gevraagd welke maatregelen volgens hen effectief zijn om te voorkomen dat je zelf ziek wordt bij contact met deze dieren. De resultaten van dit onderzoek zijn naar verwachting dit voorjaar beschikbaar. Op basis van deze resultaten wordt bepaald of intensivering van bestaande communicatie of aanvullende communicatie-inzet gericht op verhoging van de kennis en bewustwording voor burgers nodig is.

Dierziekten en zoönosen worden als meekoppelende structurerende keuze meegenomen in het NPLG. Dit met het doel om het risico op insleep en verspreiding van (zoönotische) ziekteverwekkers te verkleinen. Er worden adviezen opgesteld die provincies als handvatten kunnen gebruiken voor hun gebiedsplannen en besluitvormingsprocessen. Een deel van deze adviezen ziet specifiek toe op vogelgriep.

De leidraad maakt duidelijk in hoeverre partijen een verantwoordelijkheid hebben op basis van de wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Ik neem daar regie in met de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels» die ik opzet. Ik wil samen met partijen een invulling geven en zal met de werkgroep onderzoeken wat nodig is. Ik ga er op toezien dat alle relevante partijen betrokken worden en dat zij de uitvoering kunnen organiseren binnen de landelijke structuur waar ik samen met partijen aan zal bouwen.

Het is onmogelijk om voor iedere gemeente, provincie, of terreinbeheerder de kosten voor het opruimen van dode wilde vogels in kaart te brengen. De inzet en daarmee de kosten die gemaakt moeten worden voor het opruimen van dode wilde vogels met vogelgriep zal in de tijd verschillen. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen plaatsen en is het afhankelijk van hoe efficiënt de uitvoering geregeld kan worden. Met de landelijke werkgroep zal ik in kaart brengen wat er nog meer nodig is voor een goede uitvoering en of en zo ja hoe, ik daar vanuit de landelijke structuur aan kan bijdragen.

Er is geregeld overleg binnen de Europese Unie, tussen de Chief Veterinary Officers, bij de Landbouw- en Visserijraad en bij het SCoPAFF (Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed). De Europese Commissie zal begin 2023 een werkgroep instellen die verschillende zaken ten aanzien van vaccinatie vogelgriep zal adresseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de PvdD-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de Kamerbrief over de leidraad «omgang met wilde vogels met vogelgriep» en hebben hier nog enkele kritische vragen over. De hoogpathogene vogelgriep, die momenteel door het land en de wereld raast, vormt één van de grootste bedreigingen voor mensen en dieren. Experts en virologen spreken van een tikkende tijdbom. Hoe meer kans het virus krijgt om over te springen op de mens en te muteren, des te waarschijnlijker is het dat er een gevaarlijke lijn ontstaat die een pandemie in gang kan zetten, aldus de Britse hoogleraar gezondheidszorg Devi Sridhar2.

Opruimen van kadavers om verdere verspreiding van vogelgriep tegen te gaan

De leden van de PvdD-fractie constateren het gevaar van de vogelgriep voor de volksgezondheid. Erkent de Minister dit gevaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt de Minister de mening dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat de vogelgriep zich verspreidt over vogels of andere wilde dieren? Zo nee, waarom? Zo ja, deelt de Minister de mening dat het opruimen van dode vogels en het behandelen van zieke vogels een zeer belangrijk onderdeel is van het inperken van de verspreiding van het vogelgriepvirus? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom neemt het kabinet dan geen regie? Kan de Minister uitleggen waarom er nog steeds wordt ingezet op vrijwilligheid bij eigenaren van de grond waar een dier met vogelgriep terecht komt, oftewel provincies, gemeenten, natuurorganisaties, waterschappen, boeren en zelfs particulieren?

De leden van de PvdD-fractie constateren dat het opruimen van vogels besmet met vogelgriep een verplichting is vanuit Europese wetgeving en geen kwestie van vrijwilligheid. Kan de Minister dit bevestigen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om een coördinerende rol te nemen en zorg te dragen voor een toegankelijk en goed gespreid netwerk met locaties waar kadavers op een verantwoorde wijze vernietigd kunnen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?

Vogelgriep onder in het wild levende (zoog)dieren

De leden van de PvdD-fractie constateren dat onder wilde vogels een slachting van ongekende omvang plaatsvindt. Broedvogels, veelal in kolonies, leggen massaal het loodje. Kan de Minister aangeven hoeveel schade de vogelgriep tot nu toe heeft toegebracht aan vogelpopulaties in Nederland, graag uitgesplitst naar vogelsoort? Wat betekent dit voor de populaties van in het wild levende vogels in Nederland? Wat betekent dit voor de goede staat van instandhouding voor die vogelpopulaties? Hoe lang zal het duren voor de populaties zijn hersteld? Zal dit spontaan gebeuren of zijn herstelmaatregelen nodig?

Daarbij merken de leden van de PvdD-fractie op dat ook steeds meer zoogdieren met het vogelgriepvirus besmet raken. Het virus is inmiddels wereldwijd gevonden bij onder andere vossen, zeehonden, bunzingen, otters, dassen, nertsen en een zwarte beer. Kan de Minister aangeven welke andere (zoog)dieren al wereldwijd besmet zijn met het vogelgriepvirus geweest? Wat is de impact van de vogelgriep voor de vossenpopulatie en de goede staat van instandhouding? Kan de Minister aangeven hoeveel mutaties hebben plaatsgevonden die de verspreiding van het virus onder zoogdiersoorten mogelijk hebben gemaakt? Wat is de impact van de vogelgriep op in het wild levende dierpopulaties? Wat betekenen de mutaties voor de in het wild levende dierpopulaties? Wat is de Minister van plan te doen om vogelgriep onder in het wild levende dieren te beperken?

Dierenhulporganisaties

De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat dierenhulporganisaties een onmisbare rol spelen bij het beperken van de verspreiding van het vogelgriepvirus, het beschermen van de volksgezondheid en het behandelen van zieke, wilde vogels. In de praktijk zijn deze organisaties vaak het eerste aanspreekpunt voor burgers die een dier met vogelgriep aantreffen en degene die de overleden vogels ophalen.

De leden van de PvdD-fractie zijn er daarom van overtuigd dat het in het belang van de samenleving is dat dierenhulporganisaties de mogelijkheden hebben om hun werk naar behoren te kunnen uitvoeren, wat op dit moment niet het geval is. Veel wildopvangcentra kampen met ernstige financiële problemen omdat ze grotendeels of volledig afhankelijk van giften en donaties zijn. Wildopvangcentra ontvangen onvoldoende of geen enkele structurele financiering van provincies en/of gemeenten en geen (structurele) financiering van het Rijk. Ook worden ze niet gecompenseerd voor de extra gemaakte kosten vanwege vogelgriep. De afwezigheid van structurele financiering heeft ertoe geleid dat sommige wildopvangcentra al noodgedwongen de deuren hebben moeten sluiten en anderen op korte termijn dreigen te moeten sluiten. Dierenhulporganisaties vragen «een passende regeling te treffen met een structurele vergoeding om het werk van dierenhulpverleners te continueren».3 Ook de Raad voor Dierenaangelegenheden heeft in haar zienswijze «Dilemma’s in de wildopvang» geconcludeerd dat hulp vanuit de overheid nodig is om de wildopvangcentra hun werk te kunnen laten doen. Deze leden constateren dat de Minister aangeeft zijn verantwoordelijkheid te nemen, maar zien deze verantwoordelijkheid niet terug in het beleid aangezien er wordt geweigerd om op welke wijze dan ook financiële steun te bieden aan dierenhulporganisaties. Deze leden vinden het niet uit te leggen dat de overheid wel tientallen miljoenen euro’s bijdraagt aan het compenseren van pluimveehouders die te maken krijgen met een vogelgriepuitbraak, maar geen enkele bijdrage lijkt te gaan leveren aan de organisaties die in het wild levende dieren met vogelgriep helpen. Graag ontvangen deze leden een reactie van de Minister.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat de ambtsvoorganger van deze Minister in maart 2021 eenmalig 50.000 euro aan subsidie heeft toegekend aan dierenhulporganisaties. Dit betrof een dekking van ongeveer 50% van de extra kosten die dat seizoen vanwege de vogelgriep zijn gemaakt. Is het de Minister bekend hoeveel extra kosten dit seizoen door dierenhulporganisaties zijn gemaakt vanwege de vogelgriep? Waarom kiest de Minister er niet opnieuw voor om een eenmalige subsidie uit te keren nu er nog steeds verhoogde kosten zijn?

De leden van de PvdD-fractie lezen dat naast de belangrijke rol die dierenhulporganisaties spelen bij de aanpak van vogelgriep, ze het ook mogelijk maken dat de zorgplicht uit artikel 2.1 lid 6 en lid 7 van de Wet Dieren kan worden nageleefd. Dit artikel verplicht eenieder de nodige zorg te verlenen aan een hulpbehoevend dier, als het een niet-gehouden dier betreft. In de schriftelijke beantwoording vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit schrijft de Minister dat wildopvangorganisaties zelf het initiatief nemen om hier invulling aan te geven, dat dit wordt gewaardeerd, maar wel een eigen initiatief blijft (Noot bij de Handelingen II 2022/23, nr. 32, item 13). Deze leden vragen hoe particulieren aan de zorgplicht kunnen voldoen als wildopvangcentra dit initiatief niet zouden nemen. Kan de Minister bevestigen dat wildopvangcentra een essentieel én noodzakelijk onderdeel zijn van het uitvoeren van deze zorgplicht aangezien het voor particulieren onmogelijk is om hulp te bieden aan in het wild levende dieren, omdat zij doorgaans niet beschikken over de benodigde expertise en opvangmogelijkheden om hulp te bieden aan een hulpbehoevend dier uit het wild? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister van mening is dat het noodgedwongen moeten sluiten van wildopvangcentra het voor particulieren moeilijker of zelfs onmogelijk kan maken om aan de zorgplicht te voldoen? Deelt de Minister de mening dat het omvallen van wildopvangcentra ertoe kan leiden dat de leidraad niet adequaat kan worden uitgevoerd en dat er geen invulling kan worden gegeven aan artikel 2.1 lid 6 en 7 van de Wet dieren? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om het besluit om wildopvangcentra op geen enkele manier financieel te ondersteunen te heroverwegen? Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.

Antwoord

Het opruimen van kadavers

Natuurlijk ben ik mij bewust van het risico voor de volksgezondheid. Daarom werk ik aan een intensiveringsplan vogelgriep en doe ik dit in nauwe samenwerking met de Minister van VWS. De maatregelen die ik nu neem zijn gericht op het voorkomen van insleep en verspreiding van het virus en daarmee mutaties te voorkomen zoals het ruimen van besmette dieren. Met het opruimen van dode wilde vogels wordt zo goed als mogelijk voorkomen dat (huis)dieren en mensen in contact kunnen komen met besmette wilde vogels.

Er is niet expliciet wettelijk geregeld wie verantwoordelijk is voor het opruimen van dode wilde dieren die al dan niet doodgegaan zijn aan vogelgriep. De Europese verordening legt een plicht neer bij de bevoegde autoriteit (Minister van LNV en de NVWA) om te zorgen dat dode wilde vogels waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn met een lijst A-ziekte worden opgeruimd. Die plicht richt zich op de coördinerende rol. Voor de uitvoering ervan is het nodig dat ook andere partijen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid meewerken. Zoals in eerdere antwoorden aangegeven zie ik de oplossing niet in regelgeving. Ik ben het met u eens dat een strakker gecoördineerd netwerk nuttig kan zijn en ik wil samen met partijen een invulling geven en zal met de landelijke werkgroep «vogelgriep in wilde vogels» onderzoeken wat daarvoor nodig is. Er moet ruimte zijn om partijen de gelegenheid te geven hun rol in te vullen zoals zij denken dat dat het beste is.

Vogelgriep onder in het wild levende (zoog)dieren

De impact van vogelgriep op vogelsoorten is onderzocht, onder andere naar aanleiding van de motie Tjeerd de Groot c.s. (Kamerstuk 28 807, nr. 247). Uw Kamer ontvangt in februari van de Minister voor N&S het rapport van Sovon over de impact van hoogpathogene vogelgriep op vogelpopulaties in Nederland, waarin wordt ingegaan op de schade aan vogelpopulaties, wat het betekent voor populaties en de goede staat van instandhouding en herstel. De Minister voor N&S zal haar appreciatie van het rapport meesturen.

Wereldwijd zijn er verschillende carnivoren zoogdieren besmet geraakt met het vogelgriepvirus. Ik heb geen complete lijst met de soorten die besmet geraakt zijn. Op dit moment is er geen impact op de Nederlandse vossenpopulatie bekend en is ook geen enkel effect op deze populatie merkbaar.

Dierenhulporganisaties

De uitgaven ter voorkoming en bestrijding van vogelgriep in gehouden vogels worden betaald uit het Diergezondheidsfonds. Dat fonds wordt deels gevuld door de sector, via jaarlijkse heffingen, en deels door LNV en de Europese Unie. Uit dat fonds worden ook de uitgaven betaald vanwege de vergoedingen voor ruimingen bij besmetting. Dit met als doel de veehouders te stimuleren snel melding van verschijnselen van mogelijke besmetting te melden bij de overheid, zodat een uitbraak zo snel mogelijk in de kiem kan worden gesmoord en erger kan worden voorkomen. De Europese regelgeving verplicht tot ruimingen. De Wet dieren verplicht de Minister van LNV tot het vergoeden van ruimingen. Het gaat hier om een gezamenlijk belang van het bedrijfsleven en de overheid van preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Het bedrijfsleven financiert daarom deels mee aan deze vergoedingen voor ruimingen, tot aan een plafond. Wanneer het plafonds is bereikt, komt de financiering ten laste van de overheid. Bij de zorg voor wilde vogels is sprake van een andere situatie: de Europese en nationale regelgeving verplicht niet tot het bestrijden van besmettelijke ziektes bij wilde vogels door middel van ruimingen. Dat zou ook onmogelijk zijn.

Het is mij niet bekend hoeveel kosten dierenhulporganisaties afgelopen jaar gemaakt hebben vanwege vogelgriep. In 2020 heb ik eenmalig een subsidie verstrekt aan dierenhulporganisaties voor hun hulp bij het ophalen van wilde vogels met vogelgriep gezien de onvoorziene en uitzonderlijke situatie toen. Ik waardeer het werk dat de dierenhulporganisaties doen maar ik ben niet van plan om dierenhulporganisaties structureel te gaan ondersteunen.

De zorgplicht in de Wet dieren verplicht een ieder de nodige zorg te verlenen aan een hulpbehoevend dier. Dit is ook van toepassing voor in het wild levende dieren. Zoals de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) aanbeveelt in haar zienswijze «Dilemma’s in de wildopvang» moeten burgers op de hoogte zijn wanneer een dier wel of niet hulpbehoevend is. Mensen zouden eerst deskundige hulp moeten zoeken voordat ze actie ondernemen en een dier uit de natuur weghalen, dit is immers niet altijd in het belang van het dier en de natuur. Deze deskundige hulp kan bestaan uit dierenartsen, dierenambulances of wildopvangorganisaties. Zoals is aangegeven in de beantwoording van de vragen tijdens de begrotingsbehandeling van 7 december 2022 (Noot bij Handelingen II 2022/23, nr. 32 item 13) is het ministerie voornemens meer aandacht te besteden aan de communicatie richting de burgers over de omgang met hulpbehoevende wilde dieren. De leidraad «omgang met wilde vogels met vogelgriep» is een document dat informatie moet geven, onder andere, over wettelijke kaders, die als basis kan dienen voor de uitvoering. Ik zie primair andere partijen voor het opruimen van dode wilde vogels aan de lat staan dan dierenhulporganisaties; het opruimen van kadavers in de eerste plaats een aangelegenheid van de beheerder of eigenaar van de grond.

Het ministerie heeft op 12 januari jl. een gesprek met de wildopvangorganisaties en decentrale overheden gevoerd. Daarbij is gesproken over welke opgaves wildopvangorganisaties tegen komen. Het ministerie gaat kijken of en op welke manier het ministerie kan bijdragen aan deze opgaves. In ieder geval ziet het ministerie een rol weggelegd om tegemoet te komen aan de bestaande kennis- en informatiebehoefte bij wildopvangcentra, in de vorm van onderzoek bijvoorbeeld. Ook wordt er een verkenning gestart met dierenartsen en paraveterinairen om te bezien of en in welke vorm veterinaire handelingsbevoegdheden verlegd kunnen worden. Het ministerie ziet meerdere manieren, anders dan structurele financiële ondersteuning, om tegemoet te komen aan de opgaves die er liggen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de stukken bij de leidraad «omgang met wilde vogels met vogelgriep en andere vogelgrieponderwerpen en heeft daarover nog enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie is van mening dat het een goede zaak is om landelijk de regie te voeren bij de aanpak van wilde vogels met vogelgriep en het opruimen daarvan. Het virus kan, zoals blijkt, onder bepaalde omstandigheden nog maanden in de karkassen aanwezig blijven, waarmee het andere vogels nog kan besmetten. Het opruimen van karkassen lijkt dus een belangrijk element om verdere verspreiding te voorkomen. Te lezen in het verslag van de deskundigen dierziekten is dat de circulatie van het virus onder wilde vogels aanzienlijk is en dit in de komende periode nog verder kan toenemen door de aankomst van bij ons overwinterende watervogels (de najaarstrek van watervogels is nog niet ten einde). Het beeld in Europa blijkt soortgelijk. Kan de Minister aangeven of het uitbreiden van bepaalde populaties vogels bijdraagt aan de hoge mate van virale circulatie onder vogels? Voor de voor vogelgriep gevoelige populaties, kan de Minister een overzicht delen met de omvang van die populaties vanaf de jaren tachtig tot nu, waarbij de initiële streefwaarde bij vermeld is? Dit lid vindt het goed om te lezen dat Sovon binnenkort de actuele populatiecijfers over ganzen publiceert. Dit lid zou echt deze aangevuld willen zien in een overzicht met de eerder genoemde vogelsoorten, om de drukfactor van de populatieomvang te kunnen inschatten. Denkt de Minister, in hypothese, dat het terugbrengen van bepaalde populaties bij zou kunnen dragen aan het reduceren van de virale circulatie onder wilde vogels, omdat de drukkende factor daarmee vermindert? Graag ontvangt dit lid hierop een onderbouwd antwoord.

Het lid van de BBB fractie leest met betrekking tot het vaccineren van pluimvee dat er een expertbeoordeling komt op basis van proeven, onder andere in het buitenland. Dit lid is van mening dat de belemmeringen voor vaccineren niet snel genoeg uit de weg kunnen zijn geruimd. Kan de Minister meer vertellen over de stand van zaken met betrekking tot eventuele handelsbelemmeringen?

Antwoord

De Kamer ontvangt begin februari het rapport van Sovon Vogelonderzoek Nederland over de impact van hoogpathogene vogelgriep op vogelpopulaties in Nederland. Voor de overzichten van populatieaantallen verwijs ik u naar de site van Sovon4. Ik kan niet aangeven wat de invloed is van een toename van- of het terugdringen van een of meerdere van die soorten op de circulatie van vogelgriep onder wilde vogels. Echter hebben we afgelopen zomer gezien dat er nog veel uitbraken waren bij pluimveehouderijen, toen er in relatie tot het najaar weinig watervogels waren, terwijl er in het najaar en winter toch minder uitbraken zijn en wel meer watervogels. Een verklaring kan zijn dat vogels beschermd zijn nadat zij een eerdere infectie hebben overleefd. In mijn Kamerbrief over stand van zaken vogelgriep januari 2023 (Kamerstuk 28 807, nr. 284) stuur ik de recente analyse van de deskundigengroep dierziekten5 mee over, onder andere, de situatie in wilde en gehouden vogels ten aanzien van vogelgriep.

De Europese Commissie zal begin 2023 een werkgroep instellen die verschillende zaken ten aanzien van vaccinatie zal adresseren. Nederland zal bij de Europese Commissie aangegeven de gevolgen van vaccinatie voor de handel te willen bespreken en ook de mogelijkheden te willen verkennen om onder de vlag van de EC een vaccinatiepilot uit te voeren. Wat betreft het draagvlak voor vaccinatie en afnemen van producten van gevaccineerde dieren in de EU hangt veel af van de ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie en hoe de lidstaten deze bestrijden met de huidige maatregelen. De nieuwe conceptverordening over onder andere het gebruik van vaccins ter preventie van vogelgriep zal begin volgend jaar van toepassing worden. Hierin staan de voorwaarden voor toepassing van vaccinatie, monitoring en veilige handel. Deze conceptverordening is afgestemd met alle lidstaten, en is daarmee een indicatie voor het draagvlak voor vaccinatie. Handel in producten van gevaccineerde dieren is mogelijk. Het is echter de vraag of lidstaten uiteindelijk daadwerkelijk tot vaccinatie zullen overgaan of producten zullen afnemen. De conceptverordening geeft importerende lidstaten de mogelijkheid om op basis van hun eigen risicobeoordeling te bepalen of ze daartoe bereid zijn. Het al dan niet afnemen van producten van gevaccineerde dieren is daarmee aan private partijen in lidstaten. Met enkele belangrijke handelspartners zal worden gekeken hoe zij staan tegenover vaccinatie en aanpassingen om certificaten aan te passen. Er wordt ook geïnventariseerd hoe derde landen producten van gevaccineerd pluimvee zullen beoordelen om hierop te anticiperen. De internationale handelsaspecten van vaccinatie hebben de volle aandacht van het ministerie, het is van groot belang om samen met de sector- en marktpartijen te werken aan brede internationale acceptatie van vaccinatie tegen vogelgriep. De Tweede Kamer zal geregeld over de besprekingen worden geïnformeerd.


X Noot
1

Rapport Bekedam «Zoonosen in het vizier», bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 1357.

X Noot
2

The Guardian, 9 november 2022 «Bird flu is a huge problem now – but we’re just one mutation away from it getting much worse» (https://www.theguardian.com/commentisfree/2022/nov/09/bird-flu-mutation-h5n1-virus-strains-pandemic)

X Noot
3

Stichting DierenLot «Reactie DierenLot en Stichting Wildopvang.nl op Leidraad Vogelgriep»(https://www.dier.nu/reactie-dierenlot-op-leidraad-vogelgriep)

Naar boven