28 760 Meerjarenplan Alfabetisering 2003 – 2006

Nr. 35 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2013

In mijn reactie op de vragen van het lid Smits (SP) (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 1420) heb ik toegezegd in het voorjaar 2013 een reactie te geven op het rapport «Educatie op een kruispunt» van Actis Advies. Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand, geef ik gehoor aan de motie van het lid Elias (VVD) (Kamerstuk 28 760, nr. 27) en informeer ik de Kamer over mijn besluit over de toekomst van de educatie.

In het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015» (Kamerstuk 31 524, nr. 88) heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven, dat gedurende haar kabinetsperiode gemeenten de verplichting bleven behouden het educatiebudget aan opleidingen Nederlandse taal en rekenen dan wel Nederlands als tweede taal (overige educatie) bij roc’s te besteden. Voorts is in de brief van 30 januari 2012 (Kamerstuk 28 760, nr. 33) door mijn ambtsvoorganger toegezegd dat er een verkenning naar de toekomst van de educatie zou worden uitgevoerd, zodat het huidige kabinet de uitkomsten zou kunnen betrekken bij de besluitvorming over de toekomst van de overige educatie.

In december 2012 heeft Actis Advies het rapport «Educatie op een kruispunt» opgeleverd, waarin vier scenario’s met betrekking tot de toekomst van de educatie zijn verkend. Deze zijn vervolgens voorgelegd aan betrokken partijen, te weten MBO Raad, NRTO, VNG en de Landelijke Vereniging voor Onderwijsadviseurs (LVO). Alle partijen hebben daarop hun reactie gegeven. Ook heb ik hierover op bestuurlijk niveau overleg gevoerd met MBO Raad en VNG.

De doelgroep vertoont een brede diversiteit, variërend van autochtonen en allochtonen met lage taal- en rekenvaardigheden tot hoogopgeleide allochtonen die de Nederlandse taal willen leren. Maar daarnaast gaat het ook om mensen zonder uitkering tot mensen met een betaalde baan. Het is van belang, dat een ieder de opleiding kan volgen die het beste aansluit bij haar/zijn wensen, behoeften en mogelijkheden. Dit kan een Nederlandse taal- of rekenopleiding bij het regionaal opleidingscentrum (roc) of een particuliere taalaanbieder zijn, maar ook een opleiding via de werkgever of een traject in de buurt verzorgd door een vrijwilliger. Gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om vanuit het educatiebudget al deze verschillende initiatieven van formele, non-formele en informele educatie te kunnen inkopen. In de praktijk blijkt dat hieraan behoefte is.

Onlangs is informeel overleg gevoerd met een delegatie van wethouders die binnen hun gemeente belast zijn met de uitvoering van het participatiebudget, waarvan de overige educatie thans deel uitmaakt. Onderwerp van gesprek was de vraag in hoeverre gemeenten – indien de keuze zou vallen op continuering van het decentrale scenario – waarborgen kunnen geven ten aanzien van het realiseren van de doelen van educatie, de toegankelijkheid voor de doelgroep en de kwaliteit van het aanbod. Uit hun reactie blijkt, dat zij investeren in educatie noodzakelijk vinden, hiermee serieus omgaan en nu al vaak extra middelen voor educatie inzetten. Tevens is de wethouders naar hun mening gevraagd over toekenning van middelen aan regio’s via centrumgemeenten in plaats van aan individuele gemeenten, waardoor versnippering van budget kan worden voorkomen.

Naar aanleiding van deze verkenning en de (soms tegenstrijdige) reacties daarop alsmede de uitkomsten van het overleg met de wethouders, heb ik besloten de doelgroep en daarmee de gedifferentieerde vraag naar Nederlandse taal- en rekenopleidingen voorop te stellen en het educatiebudget bij gemeenten te laten en de verplichte besteding bij roc’s los te laten. Gelet op de beoogde doelstellingen is mijn streven erop gericht deze verruiming van de beleidsvrijheid zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de decentralisatie van verantwoordelijkheden naar gemeenten, welke voorzien is per 2015. Voor de decentralisatiediscussie verwijs ik naar de brief van de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties, Plasterk, van 19 februari jl. (Kamerstuk 33 400 VII, nr. 59). Om versnippering van het educatiebudget te voorkomen, zal worden bezien of de mogelijkheid bestaat het budget te verdelen over regio’s in plaats van over individuele gemeenten. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de wens van VNG en gemeenten.

Door de voorgenomen wijziging zal mogelijk de bestaande relatie tussen gemeenten en roc’s veranderen. Gemeenten en roc’s zijn samen verantwoordelijk voor een zorgvuldige overgang naar de nieuwe situatie. Ik ga ervan uit dat ze elkaar de tijd en ruimte gunnen om zich op de nieuwe situatie voor te bereiden.

Daarnaast zal er een regeling worden gemaakt voor gedeeltelijke compensatie van roc’s voor de herverdeeleffecten, die in 2013 zijn ontstaan door het onder rijksaansturing brengen van vavo en een nieuwe verdeling van het budget die deels gebaseerd is op prestaties. De compensatie 2013 wordt betrokken bij de verdere uitwerking van de besluitvorming over de toekomst van de educatie.

Ik zal de Kamer vóór het zomerreces nader informeren over de stand van zaken.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven