28 760 Meerjarenplan Alfabetisering

Nr. 105 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 oktober 2020

Op 3 december 2019 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over het Leesoffensief, dat begin 2020 van start is gegaan naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad. 1 Wij hebben uw Kamer toegezegd om u na de zomer van 2020 te informeren over de stand van zaken. Met deze brief doen wij deze toezegging gestand.

Kinderen leren lezen is een van de belangrijkste doelen van het onderwijs. Leesvaardigheid is nodig om kennis te vergaren, kritisch te zijn op informatiestromen en om mee te kunnen doen in de maatschappij. Wij maken ons zorgen over de leesvaardigheid en het leesplezier in Nederland. We zien al een aantal jaren dat het leesplezier daalt, en we zien ook dat de leesvaardigheid van met name zwakke lezers daalt. We vinden dit onacceptabel en leggen ons hier niet bij neer.

Het is een complex probleem, en het oplossen ervan vraagt een brede aanpak met meerdere sporen. Het Leesoffensief verrijken we daarom met tal van initiatieven op het gebied van leesvaardigheid en leesplezier. Met alle partijen zorgen we dat het Leesoffensief de doelgroepen bereikt waar het probleem het meest urgent is. Voor duurzame bevordering van leesvaardigheid van onze jongeren is een meerjarige en structurele aanpak nodig. We werken hieraan, onder meer via de herziening van het curriculum in het primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo). In deze brief gaan we in op welke acties en initiatieven er zijn, welke doelgroepen deze zouden moeten bereiken en hoe we dat gaan doen. Daarnaast lichten we de aanpak voor de langere termijn toe.

De coronacrisis heeft enorme druk gelegd op het onderwijs. Scholen zetten alle zeilen bij om het onderwijs door te laten gaan. Het is op dit moment voor scholen en leraren moeilijk om daarnaast nog nieuwe initiatieven te ontplooien. Daarvoor hebben wij begrip. Toch benadrukken wij het belang van goed leesonderwijs. Juist in deze tijd is het belangrijk om terug te gaan naar de kerntaken, en goed leren lezen behoort tot de kern van het onderwijs.

Leeswijzer en samenvatting

De teruglopende leesvaardigheid: cijfers en doelgroepen

Korte analyse van de belangrijkste cijfers en feiten. De leesvaardigheid van Nederlandse leerlingen neemt af. Ongeveer één vijfde van de leerlingen in het po haalt niveau 2F niet. Deze leerlingen halen ook in het vo niet altijd het vereiste niveau. Daarnaast is het leesplezier voor alle kinderen laag, en is er voor leesvaardigheid met name in het vmbo een dalende trend.

Doelgroepen Leesoffensief

Het Leesoffensief richt zich op de vijf sleutelmomenten voor leesvaardigheid: vroege en voorschoolse periode, groep 3/4, groep 6, overgang po-vo en halverwege het vo. Er is speciale aandacht nodig voor zwakke lezers en leerlingen die opgroeien in laagtaalvaardige gezinnen.

Oorzaken van dalende leesvaardigheid en leesplezier

Er is niet één duidelijke oorzaak voor de teruglopende leesvaardigheid en leesplezier. Oorzaken die meespelen zijn: de focus van het huidige curriculum (incl. toetsing en examinering), concurrentie van andere vrijetijdsbesteding en aandacht op scholen.

Het Leesoffensief

Het Leesoffensief moet een maatschappelijke beweging stimuleren, zodat er meer aandacht komt voor leesvaardigheid én leesplezier bij scholen, bibliotheken, en in de thuisomgeving. Leesplezier en leesvaardigheid moeten beter verbonden worden. Het Leesoffensief heeft 3 actielijnen en richt zich zo veel mogelijk op de vijf sleutelmomenten.

Actielijn 1: Een betere structurele verankering van leesvaardigheid in het onderwijs

Het nieuwe curriculum is de eerste en belangrijkste basis. In de herziening van de kerndoelen Nederlands zorgen we voor betere verankering van leesvaardigheid. Daarnaast gaan we snel aan de slag met evaluatie van het referentiekader taal en rekenen en vernieuwing van het examenprogramma Nederlands.

Actielijn 2: Leesplezier stimuleren

Leesplezier en leesvaardigheid hangen nauw met elkaar samen. We willen plezier in lezen stimuleren. De komende jaren werken we aan meer samenhang tussen onderwijs en cultuur, en een duidelijker programma voor leesplezier. Daarnaast steunen we een aantal initiatieven voor specifieke doelgroepen, zoals kinderen in laagtaalvaardige gezinnen en kinderen op het vmbo.

Actielijn 3: Actie-agenda met maatschappelijke partners

Om zowel op korte als lange termijn meer focus te krijgen op leesvaardigheid en leesplezier, vormen we een actie-agenda met maatschappelijke partners. Dat doen we zowel binnen het onderwijs als met leesbevorderingsorganisaties.

De teruglopende leesvaardigheid: cijfers en doelgroepen

Enerzijds is de teruglopende leesvaardigheid en het verminderde leesplezier een internationaal, maatschappelijk probleem. In bijna alle EU-landen neemt de leesvaardigheid en het leesplezier af, onder invloed van digitalisering en concurrentie in de vrijetijdsbesteding. Anderzijds is het ook een specifiek Nederlands probleem. Op internationaal niveau scoort Nederland beneden gemiddeld op het gebied van leesplezier en leesvaardigheid.

Uit de onderzoeken van PISA en PIRLS is gebleken dat in het po en het vo in Nederland het leesvaardigheidsniveau afneemt. Zowel door de jaren heen als bij internationale vergelijking. Opgesplitst naar schoolniveau blijkt dat leerlingen uit het praktijkonderwijs en vmbo lager dan het OESO-gemiddelde scoren, havisten en vwo’ers scoren bovengemiddeld. Zie de onderstaande figuur voor nadere details:

Leerlingen gaan met name achteruit op het gebied van «reflecteren en evalueren», maar ook op «begrijpen» scoort Nederland nu beneden het OESO-gemiddelde, volgens de PISA-2018 cijfers.2 Deze leesvaardigheden vallen deels samen met wat de Onderwijsraad en Raad voor Cultuur «diep lezen» noemen: het langer en aan een stuk door geconcentreerd lezen van teksten, en reflecteren op de verbanden.

Aan het eind van groep 8 haalt 78% van de leerlingen op lezen het streefniveau (2F) en bijna iedereen (98%) het fundamentele leesniveau (1F). 22% van de leerlingen haalt 2F dus niet aan het einde van het po. De basis van de leesvaardigheid wordt gelegd in het po. Van de leerlingen in het derde leerjaar vmbo-bb heeft 70% de basisschool verlaten met leesniveau 1F of lager, in het vmbo-kb is dit 63% en in het vmbo-gl/tl is dit 40%.3 Ook bij het internationale PIRLS onderzoek zien we dat de score op leesvaardigheid van Nederlandse 10-jarigen significant gedaald is, van 554 naar 545 tussen 2001 en 2016. De daling zit in de vaardigheid interpreteren, integreren en evalueren.4

Waar hebben leerlingen moeite mee?

Primair onderwijs

Interpreteren, integreren en evalueren: het onderscheiden van belangrijke acties en informatie in een tekst. De inhoud, tekstkarakteristieken interpreteren, evalueren en hierop gebaseerd conclusies kunnen trekken.5

Voortgezet onderwijs

Begrijpend lezen: het herleiden van de letterlijke betekenis van een tekst en verbanden leggen tussen zinnen en alinea’s, of tussen meerdere teksten.

Evalueren en reflecteren: het beoordelen van de kwaliteit en geloofwaardigheid van een tekst, reflecteren op de inhoud en vorm van een tekst en conflicterende informatie binnen en tussen teksten herkennen.6

Doelgroepen van het Leesoffensief

Leesplezier is een aandachtspunt voor alle kinderen en jongeren, en leesvaardigheid is voor alle leerlingen in het funderend onderwijs belangrijk. We hebben in het Leesoffensief daarnaast specifiek en extra aandacht voor leerlingen in het vmbo, en de leerlingen in het po die achterblijven in hun leesvaardigheid.

Uit onderzoek van Stichting Lezen blijkt dat er vijf sleutelmomenten zijn waarop (extra) aandacht voor leesmotivatie via o.a. leesonderwijs een grote invloed kan hebben op het ontwikkelen van leesvaardigheid en leesmotivatie: de voor- en vroegschoolse periode (0–6j), groep 3/4, groep 6, de overgang po-vo en halverwege het vo. Tijdens de eerste periode, als kinderen leren lezen en de wereld ontdekken, ontstaat de basis voor plezier in lezen. Een «geletterde thuisomgeving», oftewel: een omgeving waar boeken zijn en ouders betrokken zijn bij de taalontwikkeling, is daarbij van groot belang. In groep 3/4 van het primair onderwijs verschuift de aandacht naar technisch lezen, wat veel oefening en herhaling vereist. Dat kan negatieve gevolgen hebben voor leesplezier en leesmotivatie. Ook rond groep 6 verliezen veel kinderen plezier in lezen. Lezen wordt dan vaker ervaren als moeilijk of saai, omdat er meer informatieve teksten en minder verhalende teksten worden gelezen, als middel om kennis te vergaren. Het volgende sleutelmoment is rond de overgang van po naar vo. Waar leerlingen in het po nog regelmatig lezen, krijgen lezers aan het begin van het voortgezet onderwijs te maken met de puberteit en missen zij vaak passende literatuur voor hun leeftijdsgroep. Halverwege het voortgezet onderwijs kan dat ertoe leiden dat leerlingen afhaken, mede doordat ze vaker moeten lezen tegen hun zin.

De Raad voor Cultuur en Onderwijsraad melden in hun advies «LEES!» dat sommige groepen jongeren een grotere kans maken om in een negatieve leesspiraal te komen: zij zijn minder goed in lezen, ervaren daardoor minder plezier in lezen, en lezen daardoor te weinig om hun leesvaardigheid te verbeteren. Zij noemen naast de zwakke lezers nog specifiek de volgende doelgroepen waar dit probleem voornamelijk speelt: vmbo’ers, leerlingen met dyslexie, leerlingen met een lage taalvaardige en/of migratie-achtergrond en jongens. Volgens de Raden hangen risicofactoren deels met elkaar samen.7

Oorzaken van dalende leesvaardigheden en leesmotivatie

De cijfers geven reden tot zorg. Een effectieve aanpak richt zich op de oorzaken van het probleem. Er is echter niet één oorzaak aan te wijzen en er is verdeeldheid over welke oorzaak het meest kansrijk is om aan te pakken, zo werd ook duidelijk tijdens de rondetafelsessie op 23 september jl. in uw Kamer. Het is waarschijnlijk een samenspel van factoren. Wij noemen er een aantal:

  • Vroegtijdig aanbod. Er zijn zeer effectieve vve-methoden, maar de effecten blijven niet altijd behouden op de lange termijn.

  • Curriculum, toetsing en examinering. In het landelijk curriculum zijn sommige onderdelen van leesvaardigheid niet voldoende verankerd («evalueren en reflecteren» en voorwaarden om te werken aan leesmotivatie), terwijl andere onderdelen onevenredig veel aandacht krijgen (zinsontleding). Ook examens Nederlands zijn toe aan vernieuwing. Ze nodigen nu te veel uit tot een aanpak gericht op een beperkte set leesstrategieën. Andere vakken dan taal/Nederlands zien leesvaardigheid en leesmotivatie vaak niet als hun opdracht.

  • Didactiek en lesmethodes. Uit wetenschappelijk onderzoek is veel bekend over effectieve manieren om te werken aan leesvaardigheid en leesmotivatie. Deze kennis wordt door scholen niet altijd benut bij het vormgeven van hun onderwijs.

  • Leraren. De aandacht voor leesvaardigheid en leesmotivatie verschilt per lerarenopleiding. Wetenschappelijke inzichten over effectieve didactiek en lesmethodes vinden hun weg nog niet altijd naar alle leraren.

  • Concurrentie van andere leergebieden of andere prioriteiten. Naast het werken aan de basisvaardigheden wordt er veel van scholen gevraagd. Denk aan toegenomen aandacht voor burgerschap, gezondheid en digitale geletterdheid. Het is belangrijk dat scholen hun kerntaak goed blijven vervullen.

  • Ambitieniveau. Er zijn signalen dat scholen genoegen nemen met minimumniveaus, terwijl kinderen meer aan kunnen.

  • Leerlingen hebben zelf minder leesplezier door concurrentie van andere vrijetijdsbestedingen, en doordat zij niet altijd het goede aanbod van boeken kunnen vinden.

Deze diversiteit aan oorzaken rechtvaardigen een diverse aanpak, gericht op het totaal aan oorzaken. In deze Kamerbrief leest u welke initiatieven er lopen, starten of gaan starten.

Leesoffensief

Het Leesoffensief zien wij als een maatschappelijke beweging, waarin zowel leesvaardigheid als leesplezier aandacht moet krijgen. De twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Het curriculum, dat momenteel wordt herzien, vormt een belangrijke basis. We verwachten dat de voorstellen voor het leergebied Nederlands zullen leiden tot kerndoelen en eindtermen die bijdragen aan een betere leesvaardigheid en meer leesplezier. Daarnaast wordt er met de raden en andere maatschappelijke partners gewerkt aan concrete acties. Voor leesvaardigheid werken we vooral samen met onderwijsorganisaties, en voor leesplezier trekken we op met ondersteunende organisaties zoals bibliotheken en leesbevorderingsorganisaties. Ook hier geldt echter: leesplezier en leesvaardigheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Samenwerking en samenhang zijn voor ons dan ook belangrijke aandachtspunten.

In december hebben wij vier actielijnen aangekondigd.8 Wij hebben deze actielijnen concreter gemaakt en verder aangescherpt. Voor deze brief gebruiken we de volgende indeling:

  • 1) Een betere structurele verankering van leesvaardigheid in het onderwijs

  • 2) Stimuleren van meer leesplezier

  • 3) Actie-agenda met maatschappelijke partners

Actielijn 1 heet nu «Een betere structurele verankering van leesvaardigheid in het onderwijs». Actielijn 2 heet nog steeds «Actie-agenda», Actielijnen 3 en 4 zijn samengevoegd in een actielijn «Stimuleren van meer leesplezier».

Uitgangspunt bij alle acties is een doorgaande leeslijn. Diverse organisaties, waaronder Stichting Lezen, adviseren om kinderen van 0 tot 20 jaar oud te ondersteunen en stimuleren.9 Met dit Leesoffensief beogen we dat, en versterken we die doorgaande leeslijn op de sleutelmomenten zoals in de vorige paragraaf beschreven.

1. Een betere structurele verankering van leesvaardigheid in het onderwijs

De aanpassingen die beoogd zijn voor het landelijk curriculum bieden kansen om op een structurele manier aan leesvaardigheid en leesmotivatie in het funderend onderwijs te werken. Hieronder volgt de stand van zaken wat betreft de landelijke curriculumdocumenten (bestaande uit: kerndoelen, eindtermen, referentiekader).

Referentiekader taal

Naast de kerndoelen en de eindtermen zijn ook de referentiekaders taal en rekenen een onderdeel van het nationale curriculum. In lijn met de doelstelling «samenhang» van de curriculumaanpassing, zal worden onderzocht of aanpassing van de referentiekaders taal en rekenen nodig is. In dit onderzoek nemen we mee of onderdelen van leesvaardigheid waar zich nu zorgelijke ontwikkelingen voordoen (evalueren en reflecteren) voldoende verankerd zijn en of het ambitieniveau voldoende is. Daarbij moet in ogenschouw genomen worden dat het referentiekader niet alleen po en vo betreft, maar ook middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Uw Kamer wordt in 2021 geïnformeerd over de nadere invulling van de evaluatie.

Kerndoelen Nederlands

U heeft op 10 juni 2020 een voortgangsbrief ontvangen over de curriculumherziening.10 Daarin is ook een stand van zaken gegeven voor het leergebied Nederlands. In de bouwstenen voor geactualiseerde kerndoelen is leesvaardigheid stevig verankerd en is er een goede basis om te werken aan leesmotivatie. De onafhankelijke wetenschappelijke curriculumcommissie zal binnenkort adviseren over het vervolgproces van de curriculumaanpassing.11 Door de aandacht voor leesvaardigheid en leesmotivatie in de kerndoelen te verankeren is structurele aandacht in het onderwijs hiervoor beter gewaarborgd. Conform de motie van de leden Van Meenen en Rog en de motie van de leden Van Meenen en Kwint wordt er bij de ontwikkeling van de kerndoelen extra aandacht aan de basisvaardigheden binnen Nederlands besteed.12 , 13

Vernieuwing examenprogramma Nederlands

Zoals ook te lezen in de voortgangsbrief over de curriculumherziening worden voor de examenprogramma’s Nederlands van vmbo, havo en vwo geen nieuwe bouwstenen gemaakt, maar direct voorbereidingen getroffen voor noodzakelijke vernieuwingen van de examenprogramma’s. Begin 2021 gaan deze vakvernieuwingen formeel van start, waarna de examenprogramma’s op pilotscholen worden getest. Daarmee wordt het vak Nederlands geactualiseerd in aansluiting op de curriculumaanpassing in het po en onderbouw vo.

Een vernieuwd examenprogramma heeft gevolgen voor zowel de centrale examens als de schoolexamens. Al jaren liggen de centrale examens Nederlands onder vuur, zowel bij leraren als wetenschappers, en ook in de examenklachtenlijn van LAKS. Mede door de huidige manier van examineren van het domein lezen is in het onderwijs de focus komen te liggen op het aanleren van een beperkte set leesstrategieën, in plaats van op diep lezen en nadenken over de inhoud van teksten. Omdat vakvernieuwingen en een daarbij behorend nieuw centraal examen een lange adem vergen, is er ondertussen al begonnen met het verbeteren van de opgaven van de komende centrale examens Nederlands. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) werkt hierin samen met CITO en SLO en de vakinhoudelijke vereniging van leraren Nederlands (Levende Talen Nederlands). Deze samenwerking moet leiden tot een meer gevarieerde bevragingsvorm in de centrale examens Nederlands.

Ondersteuning bij verankering

De aanpassingen van de curriculumdocumenten vergen een lange adem, vanwege het proces van beproeving in de praktijk en de implementatie (denk aan bij- of nascholing van leraren en de ontwikkeling van nieuwe leermiddelen). Daarom ondersteunen wij een aantal initiatieven ter ondersteuning van de kennisdeling en kennisvergroting, zodat we sneller resultaat kunnen verwachten:

  • Dit kabinet heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het tegengaan van taalachterstanden door € 170 mln per jaar beschikbaar te stellen in betere Vroege en Voorschoolse Educatie (vve) door gemeenten. Het is nog te vroeg om de resultaten daarvan te zien.

  • Er zijn aanwijzingen dat vooral de educatieve kwaliteit van het kleuteronderwijs kan worden verbeterd (Inspectie van het Onderwijs, 2019; Veen, e.a., 2017). In lijn met de Kamerbrief van 19 mei jongstleden verkennen wij op korte termijn of tijdens het sleutelmoment van de overdracht van de kinderopvang (voorschool) naar de basisschool (vroegschool) aangrijpingspunten biedt voor verbetering. We verbeteren hiermee de overdracht, wat ervoor zorgt dat de leerkrachten in groep 1 weten waar elk kind staat en hun (extra) ondersteuningsaanbod daarop kunnen afstemmen.

  • Het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) start dit schooljaar samen met de PO-raad een kennistafel effectief leesonderwijs. Hierbij worden onderwijsprofessionals, wetenschappers en andere experts op het gebied van leesonderwijs bij elkaar gebracht. Zij brengen vraagstukken binnen scholen in kaart en verbinden dit aan wetenschappelijke inzichten. Met deze inzichten kunnen scholen onderbouwde keuzes maken om effectief leesonderwijs op te zetten of te verbeteren. Op korte termijn verkennen wij of dit initiatief uitgebreid kan worden naar het vo.

  • Stichting Lezen werkt samen met SLO aan de website Lezeninhetpo.nl ter bevordering van lezen in het primair onderwijs. Dit wordt een website vergelijkbaar met lezeninhetvmbo.nl. Op dit online portal wordt informatie samengebracht over de voorwaarden voor goed leesonderwijs. De website, die in 2021 wordt gelanceerd, geeft hierbij bijvoorbeeld recente bronnen over effectief onderwijs in lezen, aanpakken voor leesbevordering, praktische tips voor het opstellen van een integraal leesplan en tools en handvatten voor het implementeren van goed leesonderwijs op school.

  • Er is dit schooljaar, met steun van OCW, het grootschalige project «Na PISA de lente» opgestart op vo-scholen om leerlingen beter te leren lezen. Het zijn met name de vaardigheden evalueren en reflecteren waar de Nederlands leerlingen in de Pisa-toets slecht op scoren. Dit project, uitgevoerd door SLO, Werkgroep Onderzoek Didactiek Nederlands (WODN) van de vakinhoudelijke vereniging Levende Talen Nederlands samen met 60 leraren Nederlands, lerarenopleiders en leeswetenschappers, ontwikkelt een handvat voor leraren om juist deze vaardigheden gericht te kunnen aanpakken. Er wordt gewerkt met leerlingen van 12 tot 15 jaar, van brugklas tot einde vmbo / derde klas havo/vwo. Er wordt voor alle leraren en lerarenopleiders op korte termijn een handreiking ontwikkeld om leerlingen op een aansprekende manier te onderwijzen in deze aspecten van het lezen.14

  • De website lezeninhetvmbo.nl, een initiatief van Stichting Lezen en SLO, fungeert op dit moment als portal voor informatie over goed leesonderwijs in het vmbo, en wordt regelmatig uitgebreid met nieuwe inzichten, praktische hulpmiddelen en actualiteiten.

Stimuleren van meer leesplezier

Leesplezier is een bepalende factor om goed te leren lezen. Voor sommige kinderen is leesplezier vanzelfsprekender dan voor andere kinderen. Niet alle kinderen groeien op in een gezin met veel boeken: een geletterde thuisomgeving. Wij willen een zo goed mogelijke basis bieden. In de brief van 3 december 2019 hebben wij u al een overzicht gegeven van de landelijke, structurele aanpak voor leesplezier en preventie van laaggeletterdheid via het programma Kunst van Lezen binnen Tel mee met Taal, dat zorgt voor leesplezier met de Bibliotheek op School en het BoekStart-programma. Daarmee ligt er een goede basis. Voor doelgroepen die extra aandacht kunnen gebruiken, worden de komende tijd nog de volgende projecten ontplooid met steun van het Ministerie van OCW:

Ondersteuning laagtaalvaardige gezinnen

Via het programma Tel mee met Taal bieden we extra ondersteuning voor laagtaalvaardige gezinnen. In 2020 wordt het aanbod voor laagtaalvaardige gezinnen in de bibliotheek verbeterd. In 2021 organiseren we een landelijke campagne om laagtaalvaardige ouders beter te bereiken. Daarnaast zijn Stichting Lezen en Stichting Lezen en Schrijven bezig met het maken van een toolkit voor gemeentes, om hen beter in staat te stellen laagtaalvaardige gezinnen te helpen.15 Uw Kamer is op 9 oktober jl. geïnformeerd over de stand van zaken van de bestuurlijke afspraken met de gemeenten. Ook nu de VNG de bestuurlijke afspraken over laaggeletterdheid heeft opgezegd, gaan deze activiteiten door. Ik ben bovendien met gemeenten in gesprek om op korte termijn tot nieuwe afspraken te komen, waarbij een ambitieuze gemeentelijke aanpak om laaggeletterdheid bij kinderen te voorkomen en bij volwassenen te verminderen het uitgangspunt blijft. Waarbij we, zoals toegezegd aan uw Kamer, scherp zullen zijn op het verminderen van administratieve lasten voor gemeenten.

Voorlezen en taal in taalarme gezinnen

De VoorleesExpress komt thuis bij gezinnen waar weinig boeken zijn. Het programma van de VoorleesExpress biedt ouders en jonge kinderen extra ondersteuning bij de taalontwikkelingen. Zo wordt de basis gelegd voor leesplezier. De VoorleesExpress wil nog meer gezinnen bereiken, onder meer met interactieve prentenboeken.

Meer leesplezier in het vmbo

Passionate Bulkboek maakt landelijke programma’s voor leerlingen in het voortgezet onderwijs, specifiek het vmbo. De komende jaren gaat Passionate extra inzetten op het bereiken van meer leerlingen in het vmbo, om hen te stimuleren zelf met taal aan de gang te gaan en zo meer plezier te krijgen in lezen.

Taalbaas.nu: Plezier in taal voor jongeren van 10 tot 18

Afgelopen zomer is het project Taalbaas.nu gelanceerd. Leerlingen tussen 10 en 18 konden zich inschrijven voor online sessies met acteurs, schrijvers en woordkunstenaars. Het doel van dit project was om meer leerlingen plezier in taal te geven, nieuwe doelgroepen (m.n. vmbo’ers) te bereiken, en te experimenteren met nieuwe vormen.

Leesplezier op school met De SchoolSchrijver

De SchoolSchrijver biedt taalprogramma’s aan voor leerlingen in het primair onderwijs, met als doel hun leesvaardigheid te verbeteren en hun leesplezier te vergroten. De SchoolSchrijver wordt vanaf 2021 opgenomen in de culturele basisinfrastructuur.16

Creatief schrijfonderwijs met De SchrijfAkademie

De SchrijfAkademie is een initiatief van prof. dr. Els Stronks (UU) en dichter/ onderzoeker Micha Hamel om samen met schrijvers en docenten creatief schrijfonderwijs aan te bieden voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. We weten dat creatief schrijven helpt bij het vergroten van leesplezier en leesvaardigheid. We financieren en steunen dit project om creatief schrijfonderwijs in Nederland voor een grote groep leerlingen mogelijk te maken.

Diversiteit in kinderboeken

Het Nederlands Letterenfonds investeert de komende jaren in meer diversiteit in kinderboeken, en maakt leesbevordering en leesplezier een speerpunt in het beleidsplan voor 2021–2024.

3. Actie-agenda met maatschappelijke partners

Om de beweging van het Leesoffensief verder in gang te zetten, is het belangrijk dat er zo veel mogelijk maatschappelijke partners betrokken zijn. We hebben gemerkt dat er ook veel partijen zijn die graag meer aandacht willen voor leesvaardigheid en leesplezier, en daarom ook zelf al volop aan de slag zijn gegaan. Kennis om aan de slag te gaan met leesvaardigheid en leesmotivatie is er voldoende: er zijn talloze onderzoeken waarin succesfactoren in kaart worden gebracht.17

Uit onze gesprekken blijkt dat veel partijen graag de mogelijkheden die er al zijn beter willen gaan benutten en duurzamer willen verankeren. Daarover hebben wij een aantal afspraken gemaakt:

Vergroten aandacht binnen het onderwijs

We hebben met de PO-Raad en VO-raad vier communicatielijnen geïdentificeerd waarmee we gezamenlijk kunnen bijdragen aan het Leesoffensief:

  • 1) aandacht genereren voor het leesoffensief bij besturen, schoolleiders en leraren;

  • 2) het verspreiden van concrete handvatten om te werken aan leesvaardigheid en leesmotivatie;

  • 3) informeren over de beschikbare financiële middelen die er voor de versterking van het leesonderwijs beschikbaar zijn, en;

  • 4) ontsluiten van goede voorbeelden;

De raden gaan hiervoor hun communicatiemiddelen zoals websites en nieuwsbrieven de komende jaren gebruiken. Hiermee geven de raden een duidelijk signaal dat werken aan een leescultuur een opdracht voor alle scholen is om verbetering in leesonderwijs mogelijk te maken De komende tijd gaan we als OCW ook andere partijen stimuleren om hierbij aan te sluiten.

Daarnaast gaan de PO-Raad en VO-raad zich inspannen voor het verhogen van de ambities op het gebied van taal. Zoals eerder aangekondigd is de PO-Raad begonnen met scholen ondersteunen bij het formuleren van schooleigen ambities voor taal (en rekenen).18 Wij zijn in gesprek met de VO-raad en de Inspectie van het Onderwijs om ook in het vo een soortgelijk collectief ambitietraject te starten. De Inspectie gaat verkennen of zij bestuurlijk toezicht kunnen inzetten om met scholen het goede gesprek aan te gaan over werken aan ambitieuze doelstellingen op het gebied van lezen.

De Leescoalitie

De Leescoalitie is een samenwerkingsverband van landelijke leesbevorderingsorganisaties, bibliotheken en andere aan lezen-gerelateerde organisaties. Het doel van De Leescoalitie is om te zorgen voor meer samenhang in het leesbeleid. De Leescoalitie is gevraagd om een coördinerende rol te nemen in het afstemmen van activiteiten en aanbod. Met dit verzoek wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Ellemeet c.s., waarin werd gevraagd om de leesbevorderingssector op te roepen om tot een gezamenlijk programma leesbevordering te komen, aansluitend op Cultuureducatie met Kwaliteit.19 Vanuit de Leescoalitie is Stichting Lezen in overleg met het programma Cultuureducatie met Kwaliteit om te kijken hoe de aansluiting tussen de beide programma’s gevonden kan worden. Deze coördinerende rol sluit aan bij het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur om een betere verbinding te maken tussen onderwijs en cultuur.

Convenant bibliotheken

Op 2 april 2020 heeft u de beleidsreactie bij de evaluatie van Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) ontvangen, waarin onder meer een convenant tussen bibliotheken, de Koninklijke Bibliotheek, gemeenten, provincies en het Rijk wordt aangekondigd. Het convenant is inmiddels ondertekend. Leesplezier is een belangrijk speerpunt in het convenant. De komende jaren gaan bibliotheken stevig inzetten op leesplezier. Voor alle jongeren, maar specifiek ook voor de aandachtsgroepen van het Leesoffensief. Onlangs is in het kader van het Bibliotheekconvenant de tijdelijke subsidieregeling Leesoffensief geopend, waarmee bibliotheken subsidie aan kunnen vragen om hun collectie, expertise of activiteiten voor de doelgroepen van het Leesoffensief uit te breiden.

TaalUnie

Tot slot heeft het Comité van Ministers van de Taalunie de Taalraad Begrijpend Lezen de opdracht gegeven vervolg te geven aan hun aanbevelingen over begrijpend lezen.20 De TaalUnie neemt ook een coördinerende en verbindende rol op zich op het vlak van leesbevordering en leesmotivatie, om zo tot een meer samenhangende aanpak in Nederland en Vlaanderen te komen.

Slot en langetermijnperspectief

Wij hebben vertrouwen in het nieuwe curriculum. Het zal nog enige tijd duren voor dat volledig ontwikkeld en geïmplementeerd is. We geloven dat, in de tussentijd, de in deze brief aangekondigde initiatieven bijdragen aan een voorspoedige voorbereidingen en ondersteuning van het nieuwe curriculum. De samenleving stelt steeds bredere eisen aan de ontwikkeling van kinderen; dat mag echter niet ten koste gaan van de belangrijke basisvaardigheid om goed te leren lezen. Juist in tijden zoals deze, waarin we tegen nieuwe uitdagingen aanlopen, blijft goed en met plezier leren lezen essentieel om goed te kunnen functioneren in de samenleving.

Tegelijkertijd is het in de huidige situatie, waarin de coronacrisis scholen in zijn greep houdt en het uiterste vergt van schoolleiders en leraren, niet eenvoudig om dit complexe probleem van teruglopende leesvaardigheid en teruglopend leesplezier aan te pakken en er extra aandacht aan te besteden.

Bij alle betrokken partijen die wij in de afgelopen maanden hebben gesproken, is het besef aanwezig dat het tij gekeerd moet worden en dat alle Nederlandse leerlingen goed moeten kunnen lezen als zij van school af komen. Er is echter nog een slag te maken tussen dit besef en de daadwerkelijke aanpak op scholen. Het leesoffensief moet ervoor zorgen dat vereende krachten en een gecombineerde inzet op zowel korte als lange termijn leidt tot een duurzame verandering in het leesonderwijs en in de leescultuur.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Zie ook: Kamerstuk 35 300 VII, nr. 136.

X Noot
2

Resultaten PISA-2018 in vogelvlucht (2019), J. Gubbels, A. van Langen, N. Maassen & M. Meelissen. Enschede: Universiteit Twente. doi:10.3990/1.9789036549226

X Noot
3

Percentages uit analyse van DUO op basis van de positie in het derde leerjaar VO 2019/2020.

X Noot
4

Vijftien jaar leesprestaties in Nederland (2017), J. Gubbels, A. Netten, & L. Verhoeven. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands, Radboud Universiteit, Behavioural Science Institute.

X Noot
5

Gegevens afkomstig: PIRLS 2016, leerlingen in groep 6.

X Noot
6

Gegevens afkomstig: PISA 2018, 15-jarigen. Op deze website staan voorbeeldvragen: https://pisa2018-questions.oecd.org/platform/index.html?user=&domain=REA&unit=R548-ChickenForum&lang=nld-BEL

X Noot
7

Advies LEES!, p. 20.

X Noot
8

Actielijn 1: Leesplezier en leesmotivatie als onderdeel van het curriculum, Actielijn 2: Een actie-agenda voor een krachtiger en meer samenhangende leesaanpak, Actielijn 3: De rol van bibliotheken en Actielijn 4: Een diverser aanbod van jeugdboeken.

X Noot
10

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 543

X Noot
11

Kamerstuk 31 293 en 31 289, nr. 543.

X Noot
12

Kamerstuk 31 293, nr. 522.

X Noot
13

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 204

X Noot
14

Daarmee komen we tegemoet aan de toezegging in de brief van 3 december over een handreiking voor vmbo-leerlingen.

X Noot
15

Zie ook: Vervolgaanpak Tel mee met Taal 2020–2024, Kamerstuk 28 760, nr. 84.

X Noot
16

Zie ook: Kamerstuk 32 820, nr. 383, bijlage 1.

X Noot
17

Zie overzichtsstudie van Houtveen, van Steensel en de la Rie (2019), in opdracht van NRO en Inspectie van het Onderwijs: https://www.nro.nl/wp-content/uploads/2019/09/houtveen-van-steensel-de-la-rie-2019-reviewstudie-begrijpend-lezen.pdf

X Noot
18

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 548

X Noot
19

4 juli 2019, Kamerstuk 32 820, nr. 310

X Noot
20

Effectief onderwijs in begrijpend lezen. Acties voor beter leesbegrip en meer leesmotivatie (2019): De TaalUnie.

Naar boven