28 684 Naar een veiliger samenleving

Nr. 579 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 november 2019

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid en de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben op 9 oktober 2019 overleg gevoerd met de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 11 januari 2019 inzake landelijk beeld jaarwisseling 2018–2019 (Kamerstuk 28 684, nr. 547);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 juli 2019 inzake evaluatie maatregelen jaarwisseling (Kamerstuk 28 684, nr. 577).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Meenen

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Agnes Mulder

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Hessing-Puts

Voorzitter: Den Boer

Griffier: Burger

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Den Boer, Van Dam, Helder, Kröger, Krol, Kuiken, Van der Staaij, Wassenberg en Yeşilgöz-Zegerius,

en de heer Grapperhaus, Minister van Justitie en Veiligheid, en mevrouw Van Veldhoven-van der Meer, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 10.01 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, dames en heren. Welkom allemaal bij het algemeen overleg Jaarwisseling. Ik heet de Minister van Justitie en Veiligheid, de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en hun ambtelijke ondersteuning welkom. Welkom ook aan de Kamerleden. Ik ga ze even kort langs. Aanwezig zijn de heer Krol, de heer Wassenberg, mevrouw Helder, mevrouw Yeşilgöz, de heer Van Dam en mevrouw Kuiken. We hebben het vandaag zo geregeld dat mevrouw Kuiken als eerste mag spreken, omdat zij zo meteen de zaal moet verlaten wegens een plenair debat. Wij verlenen haar dus die gunst. Graag zelfs. De heer Krol zal het voorzitterschap van mij overnemen als ik mijn bijdrage als woordvoerder lever. Waarvoor dank!

Ik heet ook de mensen op de publieke tribune hartelijk welkom. Ik kan u nog niet zo direct identificeren, maar dat merken we vanzelf wel. We hebben vandaag een spreektijd van vier minuten max. Voorts zijn er maximaal twee interrupties per lid. En die gaan we in tweeën doen.

Laten we nu beginnen met de eerste termijn van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik dacht even dat u mevrouw Kuik zei. Het is ook helemaal niet erg om verward te worden met mevrouw Kuik. Het is alleen nog wachten op ons eerste initiatiefwetsvoorstel.

Voorzitter. Dat terzijde. Dank dat ik even als eerste mag spreken. Ik verontschuldig me ervoor dat ik het kort houd. Oud en nieuw is natuurlijk een terugkerend thema. Het moet een feest zijn voor jong en oud en het is gelijktijdig een avond die altijd veel kopzorgen geeft vanwege de overlast die er toch elk jaar ook helaas weer ontstaat. Veel geweld, veel risico's voor de samenleving, en dan heb ik nog niet over de milieuschade die er toch ook ontstaat. Winst is dat we er nu niet hartje zomer over praten maar wel ruim voordat de jaarwisseling daadwerkelijk plaatsvindt.

Er ligt een heldere oproep van politie en hulpverleners om zwaardere categorieën vuurwerk te gaan verbieden. Ik heb in een vorig debat al eens gezegd dat ik zo ongeveer de laatste was die vond dat we vuurwerk niet zouden moeten verbieden, omdat ik heel goed begrijp dat dat ook past bij de tradities die we al jarenlang kennen, maar ik ben zover dat ik vind dat we ook zwaardere categorieën vuurwerk zouden moeten verbieden. Gisteren liet onder andere het CDA weten daar ook voorstander van te zijn. Ik zou dat initiatief graag van harte willen steunen. Wat dat betreft steun ik dus ook de oproep van de politie. Ik ben dan ook benieuwd hoe het kabinet hiertegen aankijkt.

Voorzitter. Een tweede vraag betreft een zorgpunt dat de politie gisteren en ook al eerder in haar brief naar voren heeft gebracht: dat het aantal geweldsincidenten eigenlijk veel hoger is dan we nu weten. Dat is zo omdat niet alles wordt gemeld, omdat er te veel bureaucratie is en omdat het te lastig is. Nou heeft de politie zelf aangegeven dat ze met mobiele aangiftes willen gaan werken. Denkt Minister Grapperhaus dat dat afdoende is? Zijn er nog andere maatregelen nodig om die meldingsbereidheid te verhogen? Het is wel zaak dat we exact weten wat er gebeurt op zo'n avond, wat politieagenten en andere hulpverleners overkomt en hoe we daar strakker in kunnen handhaven.

Bij mijn derde vraag rol ik meteen door naar mijn vierde vraag. We hebben in de afgelopen jaren ongelofelijk veel maatregelen ingezet om geweld rond oud en nieuw in te dammen. Ik noem gebiedsverboden, mensen preventief van straat halen, melden, hogere straffen en dubbele straffen. Ik wil gewoon een algemene notie van het kabinet hoe tevreden het zelf is met deze maatregelen en of wij nog aanvullende maatregelen kunnen verwachten.

Voorzitter. Daarmee rond ik af. Ik zie uit naar de beantwoording van de vragen die ik heb gesteld. Mijn medewerker zal de beantwoording volgen. Ik vermoed zomaar dat ik een groot deel van de vragen die door mijn collega's worden gesteld, ook ondersteun. We staan hierin aan dezelfde kant van de streep. We vinden dat geweld tegen hulpverleners ongeacht de omstandigheden altijd onacceptabel is en dat hulpverleners alle steun verdienen om oud en nieuw voor iedereen, maar dan ook echt voor iedereen, een feestje te laten zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Intussen zijn nog twee andere leden aangeschoven. Dat zijn mevrouw Kröger en de heer Van der Staaij. Welkom. Ik wil nu het woord geven aan de heer Krol voor de volgende bijdrage in eerste termijn vanuit de Kamer.

De heer Krol (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. Rotjongens met rottige rotjes. En wat zeg ik: het zijn, om met kapitein Haddock te spreken, bommen en granaten. Ik begin mijn geduld te verliezen. Misschien voelen steeds collega's met me mee. Er werden in deze kabinetsperiode legio moties ingediend om knalvuurwerk voor particulieren te verbieden. En als dan zelfs de coalitiepartijen het onderling niet eens kunnen worden, dan schiet het niet echt op. En dat terwijl het knalvuurwerk inmiddels de kracht heeft van een handgranaat. Echt bommen en granaten dus!

Dit kabinet stuurt onze politiemannen en -vrouwen, het paramedisch personeel, hulpverleners, de boa's en anderen gewoon weer naar het front. Er vallen écht doden en gewonden bij dit feest, dat op een oorlog is gaan lijken. Dat wordt steeds erger. Uit een enquête onder politieagenten blijkt dat het aantal incidenten tijdens de jaarwisseling met 10% steeg ten opzichte van het jaar daarvoor. Het aantal gewonde agenten als gevolg van fysiek geweld liep op van 38 naar 58. Ruim twee derde geeft aan dat ze incidenten niet eens gemeld hebben. Mevrouw Kuiken zei dat net ook al. Tel daar dus rustig nog maar wat bij op. Graag een reactie.

Ook de bevolking loopt grote risico's. De dramatische vonkenregen op Scheveningen is net niet totaal rampzalig geworden. Dat komt door het fantastische optreden van de brandweer. Zij mochten de bestuurlijke janboel tot een goed einde brengen met gevaar voor eigen leven. De Onderzoeksraad stelt dat de partijen tekort zijn geschoten in het beheersen van risico's. Dat is precies wat we hier vandaag opnieuw moeten constateren: het kabinet schiet tekort in het beheersen van de risico's.

Het maatregelenpakket is onvoldoende. Ik noem er drie. De bodycam wordt hier en daar ingezet, maar de Minister twijfelt nu al of we straks iets van de opnames zullen zien vanwege de rook. Moet ik dit nou echt serieus nemen? Het kabinet kondigt een verbod aan voor het allerzwaarste knalvuurwerk in categorie F3. De vuurwerkbranche reageert uiterst verbaasd en zegt dat het dan om minder dan 1% van de omzet gaat. Dit is geen verbod op knalvuurwerk voor particulieren zoals 50PLUS dat voorstaat. Het is halfslachtig, het is een compromis waardoor een veilige jaarwisseling geen stap dichterbij komt. Is dit nou het hoogst haalbare van dit verdeelde kabinet? Graag een reactie.

Burgemeesters hebben de mogelijkheid om een vuurwerkvrije zone in te stellen waar vuurwerk verboden is. De recente brief van de korpschef, de centrale ondernemingsraad en de politiebonden spreekt van een lappendeken aan handhavingsarrangementen, en dus van onoverzichtelijke situaties. Zo'n zone houdt ergens weer op. En dan is er dus een straat verderop waar je wel kunt afsteken. Als het net zo gehandhaafd wordt als de regels over bijvoorbeeld het tijdstip waarop je mag gaan knallen, wordt dit de zoveelste regel om te overtreden. De rotjochies met hun bommen en granaten beproeven de wetteloosheid.

De maatregelen van deze bewindspersonen zullen de sfeer van wetteloosheid echt niet omkeren. Het wordt alleen maar spannender. Bij de Nederlandse bevolking bestaat een breed draagvlak voor een verbod op knalvuurwerk voor particulieren. 63% wil zo'n verbod. Een recent onderzoek van het WODC bevestigde dat opnieuw. 50PLUS pleit al jaren voor een gemeentelijke vuurwerkshow waarbij mensen echt geniet van mooi vuurwerk, elkaar ontmoeten en het nieuwe jaar in pais en vree beginnen.

De in de media aangekondigde motie van het CDA, die eerst wel en toen weer niet gesteund werd door de VVD, gaat lang niet zover als 50PLUS zou willen, maar het is in elk geval een klein stapje vooruit. Vandaar dat we die willen meeondertekenen. 50PLUS blijft zitten met grote zorgen, want wat er het komend jaar ook weer gaat gebeuren, we houden ons hart vast omdat er ongetwijfeld weer veel mis zal gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Krol. Dan geef ik graag het woord aan meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Opnieuw een debat over de jaarwisseling. Dit is geen debat over een gezellig feest, maar over de ellende die vuurwerk aanricht. Een debat waarin heel veel wordt bepaald door de onderbuik en waarin voorstanders van vuurwerk als allerbelangrijkste argumenten hebben: vuurwerk is gezellig en de goeden moeten niet onder de kwaden lijden. Na de jaarwisseling tel je de afgerukte vingers, de uitgeschoten ogen en spreek je er traditiegetrouw schande van. En alles blijft bij het oude.

De Onderzoeksraad voor Veiligheid concludeerde in 2017: de viering van oud en nieuw is op veel plaatsen in Nederland het onveiligste feest van het jaar. De belangrijkste aanbeveling was om knalvuurwerk en vuurpijlen te verbieden. Daarin staat de OVV niet alleen. Het zijn niet de minste organisaties die pleiten voor een verbod. Ik noem er een paar: de politie, het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, de gemeentes Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag, de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, de Dierenbescherming, de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie, het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, het Oogfonds, politievakbonden, jeugdartsen, longartsen, patiëntenverenigingen, het Longfonds, de brandweer, verzekeraars, de Vogelbescherming en openbaarvervoerbedrijven. Allemaal zeggen ze: neem het probleem serieus. Neem maatregelen die werken en verbied in ieder geval knalvuurwerk en vuurpijlen.

En wat heeft het kabinet tot nu toe gedaan? Alle dwingende adviezen, zelfs dat van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, in de wind geslagen. Het kabinet heeft een paar halfslachtige maatregelen getroffen en het probleem vooral over de schutting van gemeenten gegooid, onder het motto: zie maar hoe je het regelt; wij zijn ervan af. En dat noemen we dan maatwerk. Maar het is geen maatwerk, het is prutswerk. Het is chaos.

Maandag waarschuwde de korpschef van de politie ons in een brief voor de complexe handhaving die het gevolg is van die willekeur aan lokale verboden. Ik kan me er alles bij voorstellen. Kijk bijvoorbeeld naar het Rijnmondgebied, waar de ene gemeente naadloos overgaat in de andere en waar het voor patrouillerende politie vaak erg lastig kan zijn om in een split second – en dat moet: het moet echt in een fractie van een seconde – te weten welk gemeentelijk beleid in welke straat geldt. Landelijke regels lossen dat probleem op. En dat is hard nodig.

In de monitor over de laatste jaarwisseling lezen we dat het aantal vuurwerkincidenten in het afgelopen jaar is gestegen van 2.700 naar 3.100, en dat het aantal branden en ontploffingen is gestegen van 1.300 naar 1.500. 2 doden door vuurwerk, 400 gewonden, waarvan de helft zelf helemaal geen vuurwerk heeft afgestoken maar getroffen werd door een vuurpijl van een ander. Je gaat naar buiten om de buren een gelukkig nieuwjaar te wensen en je eindigt op de spoedeisende hulp. Nou, een fijne jaarwisseling is dat. Dan zijn er nog 600.000 longpatiënten in Nederland. Heeft de Minister daar weleens aan gedacht? Patiënten die elk jaar weer met angst en beven vooruitkijken naar de laatste dag van het jaar, de avond waarop ze niet buiten kunnen komen door fijnstof. Dat fijnstof dringt overal doorheen, ook door kieren van vensters en deuren.

Voorzitter. De maatregelen die het kabinet voorstelt, hebben zelfs niet een beetje geholpen om het probleem onder controle te krijgen. Ik vraag de Minister en de Staatssecretaris om partij te kiezen. Ga aan de kant staan van de hulpdiensten, van de politie. Kies partij voor de patiënten, voor de natuur, voor de dieren in huis, voor de vogels in de stad, die in paniek alle kanten op vluchten. Van de Staatssecretaris wil ik weten hoe de grootste stikstofuitstoot van vuurwerk te rijmen is met de PAS-uitspraak van de Raad van State. Er worden nogal wat stikstofoxiden de lucht in geblazen door al dat vuurwerk.

Voorzitter. Het kabinetsbeleid met betrekking tot vuurwerk is mislukt. Ik vraag het kabinet nogmaals om het advies van de OVV, de politie en van al die organisaties die ik eerder noemde, serieus te nemen en zo spoedig mogelijk het OVV-advies integraal om te zetten in regelgeving. Verbied knalvuurwerk, verbied vuurpijlen en maak van oud en nieuw weer een feest en geen oorlogssituatie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Keurig binnen de tijd en geen interrupties, zie ik. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Helder. Gaat uw gang.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag weer het jaarlijkse ritueel ofwel het algemeen overleg over de jaarwisseling. Ik merk op dat we dit debat steeds later in het jaar voeren en dat kenmerkt wat mij betreft de besluiteloosheid. We komen geen stap verder, omdat er wordt vastgehouden aan het begrip «traditie». In het vragenuur van 28 mei jongstleden heb ik de Minister gevraagd om in zijn jaarlijkse reactie uitgebreid en in niet-ambtelijke taal in te gaan op de paginagrote oproep van de politie in het Algemeen Dagblad met de titel «Nederland verdient een veilige jaarwisseling». Deze oproep werd gesteund door maar liefst 26 organisaties, die allemaal pleiten voor een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. Antwoord Minister, ik citeer: «Ja, een paginagrote oproep, ondersteund door vele organisaties, vergt een uitgebreide en gemotiveerde reactie.» De verwachting was dus groot, maar helaas, wat staat er in de brief van 12 juli? «Het kabinet wil de traditie van de jaarwisseling zo veel mogelijk behouden. Een totaalverbod op consumentenvuurwerk is daarom niet aan de orde.» Dat is geen uitgebreide motivering. Alle teksten daarna gaan over maatregelen die als een doekje voor het bloeden moeten dienen. Dat is weer een gemiste kans en ook geen oplossing, want zoals we al hebben kunnen lezen: er wordt geen Chinese rol naar agenten gegooid.

Voorzitter. Het draagvlak neemt duidelijk af. Twee jaar geleden was vanuit mijn achterban al 60% van de ondervraagden voor een vuurwerkverbod. De viering van oud en nieuw is op veel plaatsen in Nederland al het onveiligste feest van het jaar geworden. Er vallen honderden gewonden. Agenten en hulpverleners worden bestookt met vuurwerk en er is sprake van zeer ernstige overlast. Bij de politie geldt de jaarwisseling als een hoogrisico-evenement. Dat kan echt niet meer als een feest worden betiteld. Eerder zei de Minister nog dat een dusdanig vergaande maatregel als een verbod – weer een citaat – «pas in de rede ligt als andere maatregelen niet werken». Maar dat is iets heel anders dan zeggen dat een totaalverbod er gewoon niet komt, omdat het afsteken van vuurwerk een traditie is die het kabinet wil behouden. Dus ik hoor graag een uitgebreide toelichting op wat ik toch maar gewoon een draai noem. In dat kader vroeg ik vorig jaar ook al wat dan de drempel is voor de Minister om te concluderen dat – zijn citaat – «andere maatregelen niet werken»? Moeten er doden vallen? Dat kan toch niet waar zijn. Of sturen we eerst de Minister-President erop af, die aangaf – weer een citaat – dat «zijn handen jeuken om de raddraaiers allemaal persoonlijk in elkaar te slaan»?

Voorzitter. Het is voor mijn fractie kiezen uit twee kwaden. Mensen die de jaarwisseling willen vieren met het afsteken van normaal vuurwerk enerzijds en de politie, en andere hulpverleners natuurlijk ook, die het in die nacht steeds zwaarder te verduren krijgen anderzijds. Kern is de handhaving. Zwaar illegaal vuurwerk opsporen en in beslag nemen; het afsteken van vuurwerk buiten de toegestane tijdspanne en de schade en overlast door vuurwerk tegengaan, met z'n allen. Alleen dan blijft het draagvlak behouden. Maar degene die dit moet handhaven, is nu juist de politie, en die verdient een duidelijk antwoord van de Minister en niet ronkende taal vanachter een spreekgestoelte na de ministerraad of een vage term in de trant van «als andere maatregelen niet werken».

Mijn oproep aan de Minister is dus: stop met het vooruitschuiven van het antwoord en steun onze agenten en hulpverleners, want als de jaarwisseling weer een feest voor allen moet worden, waar mijn fractie en groot voorstander van is, dan moet de Minister het voortouw nemen en niet de gemeenten. Dan verwijs ik naar de aanbevelingen van de OVV, de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Ik noem er twee: meer capaciteit en budget voor de aanpak van illegaal vuurwerk en stevige maatregelen tegen geweldplegers. Dan nog een aanvulling van mijn zijde: waarom geen uitbreiding van de groepsaansprakelijkheid? Vaststaat dat overlast, letsel en geweld tijdens de jaarwisseling ook wordt veroorzaakt door alcohol en groepsgedrag, waarbij een zekere mate van normloosheid lijkt te bestaan. Ik heb in dat kader een mooi initiatiefwetsvoorstel hier voorliggen. De antwoorden zijn ook al gereed, dus de Minister mag het zo van mij hebben.

Voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, er zijn twee interrupties voor u, mevrouw Helder. Eerst van mevrouw Kröger en daarna van meneer Wassenberg.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Een vraag van mijn kant aan mijn collega van de PVV, om het heel helder te hebben. Roept de PVV nou op, ondersteunt de PVV de oproep van de OVV, de politie, het ambulancepersoneel, om echt tot een verbod te komen op al het knalvuurwerk en de vuurpijlen? Is dat de oproep die de PVV hier doet?

Mevrouw Helder (PVV):

Nee, voorzitter. Persoonlijk kan ik zeggen helaas, maar sprekende namens mijn fractie: nee, het draagvlak voor vuurwerk neemt inderdaad bij onze achterban af, of toe voor een vuurwerkverbod. Binnen de fractie zijn wij nog niet zo ver, dus het algehele verbod waar om gevraagd werd door de politie en die 26 organisaties, kan ik niet steunen. Maar daarom roep ik de Minister ook op om te komen met argumenten waarmee ik ook weer terug kan naar mijn fractie, want we komen zo geen stap verder en dat zou ik wel graag willen, alleen al ten behoeve van de discussie die we eigenlijk allemaal verdienen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De PVV-woordvoerster staat niet alleen in die zoektocht aan de rechterzijde op dit standpunt. Ik denk dat de vraag dan is, ook vanuit de handhaafbaarheid door de politie: als er zo'n diffuse situatie ontstaat waarin bepaalde soorten vuurwerk wel zijn toegestaan en ander vuurwerk niet, wordt het toch onhandhaafbaar? Is dat niet het meest belangrijke argument om te zeggen: helderheid? De politie vraagt om handhaafbaarheid en daarom zou er een verbod moeten zijn op al het knalvuurwerk en op vuurpijlen. Ik hoop echt dat mijn collega haar fractie daarvan kan overtuigen.

De voorzitter:

Mevrouw Helder, nog behoefte aan een reactie?

Mevrouw Helder (PVV):

Zeker, voorzitter, want dat is precies de zoektocht die ik bedoel. Dat maakt het dus ook zo moeilijk, want de handhaafbaarheid is de kern. Ik zei dat al. Het moet niet te moeilijk zijn. Wat nu gebeurt, vindt mijn fractie ook geen maatwerk, want maatwerk zien wij als landelijk beleid, waarbinnen gemeenten iets kunnen aanpassen. Nu is het aan de gemeenten overgelaten, waardoor de politie dus inderdaad met een groot probleem zit. Daar zijn wij niet voor. Wij vinden dat er óf een verbod moet komen, óf niet, en daarvoor had ik graag nog wat meer argumenten van de Minister gehoord. Zolang die er niet zijn, vrees ik dat ik mijn fractie niet honderd procent kan overtuigen, maar ik doe mijn best.

De heer Wassenberg (PvdD):

Mijn vraag gaat eigenlijk over hetzelfde. Mevrouw Helder van de PVV vroeg aan de Minister of er doden moeten vallen. Mijn vraag, ook aan mevrouw Helder, is de volgende. Er zijn al doden gevallen: het afgelopen jaar 2 doden en 400 gewonden. Er zijn longpatiënten die er heel erg veel problemen mee hebben: 60.000 longpatiënten hebben er last van. Mevrouw Helder zegt dat er in de PVV ook al beweging is, in haar achterban en ook in de fractie. Ik vraag mevrouw Helder: wat moet er dan nog gebeuren om de PVV mee te krijgen? Want er zijn doden gevallen, er zijn heel veel slachtoffers, ook achter de deur, ook longpatiënten, en er zijn dieren, huisdieren en dieren in de natuur. Wat moet er voor de PVV nog gebeuren om helemaal die omslag te maken naar bijvoorbeeld een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen?

Mevrouw Helder (PVV):

Laat er geen misverstand over bestaan: alsjeblieft niet nog meer doden dan de twee die helaas gevallen zijn. Daarom zei ik ook al in mijn inbreng dat het voor mijn fractie kiezen is uit twee kwaden. Want ik wil inderdaad niet zo oubollig doen en zeggen dat het traditie is, maar er zijn mensen die het wel als een feest vieren. Dat is wel de grote meerderheid. We kunnen niet zonder duidelijke landelijke argumenten zeggen «nou ja, dan doen we het maar niet», want de kern is dat het inderdaad belangrijk is dat het voor iedereen veilig moet zijn. Er zijn genoeg mensen die zich wel aan de regels houden. Dat is voor ons inderdaad een zoektocht. Ik kan dus ook niet zeggen: dit moet er gebeuren en dan zou er een geheel verbod moeten zijn. Maar ik zeg tegen collega Wassenberg: ik ben geen Minister, want ik denk dat mijn oordeel dan anders zou zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Helder. Er is nog een interruptie van de heer Wassenberg. U gaat gebruikmaken van het tweede deel van uw interruptie? Dat kan ook. Gaat uw gang.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik vraag het ook vooral omdat mevrouw Helder zegt dat het traditie is, niet voor haarzelf maar voor...

Mevrouw Helder (PVV):

Een feest.

De heer Wassenberg (PvdD):

Oké, een feest. Ik begon mijn bijdrage zelf een beetje cynisch: het is ook een traditie, of een feest, om elke nieuwjaarsdag de afgerukte vingers en uitgeschoten ogen te zien en op te rapen, bij wijze van spreken. Dat is echt het allernegatiefste aspect daarvan. Wat moet er gebeuren om de PVV mee te krijgen? Want ik zou bijna zeggen dat het een hele negatieve traditie is, afgezien van de doden die ook vaak vallen. Wat moet er gebeuren om de PVV om te krijgen?

Mevrouw Helder (PVV):

Dan zou ik in herhaling vervallen. Dat heb ik net ook al gezegd. Wij willen ook staan voor heel veel mensen die het wel veilig en netjes doen, met respect voor hulpverleners, met respect voor hun omgeving. Die wil mijn fractie niet in de kou laten staan, omdat zij dan inderdaad lijden onder dat wat andere geweldplegers, raddraaiers en mensen met illegaal vuurwerk doen. Wij zijn ook zoekende naar die balans. Dat zei ik al; dat heb ik in mijn spreektekst gezegd en ook in antwoord op interrupties. Wat moet er gebeuren, wil er een verbod komen? Ja, dan zou ik Minister van Justitie en Veiligheid moeten zijn. Dat is het enige wat ik kan zeggen. Dan zou ik het invoeren, persoonlijk.

De voorzitter:

Meneer Wassenberg, dat volstaat, neem ik aan? Dan ga ik naar meneer Van Dam voor nog een interruptie. Ga uw gang.

De heer Van Dam (CDA):

Ik ga hier toch ook even op door. Ik hoop dat mevrouw Helder dat begrijpt. Ik zat tijdens haar inbreng te denken: goh, waar gaat dit naartoe, wat betekent dit? Na een vraag van mevrouw Kröger trekt u zich in mijn beleving toch een beetje terug. U zegt: als ik Minister van Justitie en Veiligheid zou zijn, dan zou ik wel weten wat ik moet doen. Nou heeft de Minister van Justitie en Veiligheid, samen met iemand anders, een brief geschreven van twaalf pagina's. Twaalf pagina's! Dan denk ik bij mezelf: daar zal hij toch ook wel in geschreven hebben wat hij gedacht had dat hij moest doen? Ik vind het eerlijk gezegd te makkelijk dat u deze boodschap dan daar neerlegt. U bent al jarenlang Kamerlid. Ik vind u ook een heel goed inhoudelijk Kamerlid, dus ik zou u willen uitdagen om dat wat meer in te vullen. Wat zou er dan moeten gebeuren om daartoe te komen? Ik vind het vervelend dat u er misschien zelf anders in zit dan uw fractie, maar u zit hier voor uw fractie.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik zit hier inderdaad voor mijn fractie. Ik kan ook namens mijn fractie zeggen dat wij het gevraagde algeheel verbod niet steunen. Dat heb ik duidelijk gezegd. Al die twaalf pagina's bewijzen nu juist mijn punt: een totaalverbod is handhaafbaar voor de politie en is duidelijk voor iedereen die goede en kwade bedoelingen heeft. Ik denk dat je alleen dan de hulpverleners echt helpt. Ik heb gezegd dat daar binnen mijn fractie geen meerderheid voor is. Binnen de achterban inmiddels steeds meer wel: twee jaar geleden was er een enquête, dus misschien dat we die enquête nog een keer zouden moeten doen. Als het percentage gestegen is, ligt het misschien anders. Maar ik heb die twaalf pagina's van de Minister in mijn spreektekst «een doekje voor het bloeden» genoemd, omdat we niet een nog grotere lappendeken moeten gaan maken van maatwerk: in gemeente 1 vinden we dit zwaar vuurwerk en dat verbieden we, of toch weer niet.

Met alle respect, maar zo komen we dus, zoals ik al zei, geen stap verder. Het is aan de Minister om met duidelijke antwoorden te komen. Ik heb tijdens het vragenuur gezegd: kom nou met een duidelijk antwoord, uitgebreid gemotiveerd, in niet-ambtelijke taal, zodat we verder kunnen komen met die discussie. Daarom heb ik mijn spreektekst ook wat vaag opgesteld. Ik ben dus blij met alle interrupties en kan ze kort samenvatten: mijn fractie steunt het gevraagde verbod niet, maar wie weet wat de toekomst brengt. Wat daarvoor moet gebeuren, zijn duidelijke landelijke argumenten, waarmee ik terug kan naar mijn fractie. Ik heb zelf de groepsaansprakelijkheid bedacht, maar ook dan is het een lappendeken. We moeten het in het kader van de handhaafbaarheid zo duidelijk mogelijk maken, want bij vuurwerk moet er in een fractie van een seconde besloten worden. Dan moet het makkelijk te handhaven zijn.

De voorzitter:

Meneer Van Dam voor een vervolgvraag.

De heer Van Dam (CDA):

Ik denk dat de VVD heel erg blij is met de inbreng van mevrouw Yeşilgöz, omdat de onduidelijkheid nog meer toeneemt. Mag ik dan nog dit vragen aan mevrouw Helder? Wij worstelen natuurlijk ook met die materie. Wij hebben gisteren een stap gezet. Als u de rapporten goed leest, dan ziet u dat de helft van mijn achterban daar misschien ook niet zo blij mee is. Maar politiek is ook leiderschap, ook leiderschap vanuit fracties. Wat vindt u van de tussenstap die wij zetten? Kan de PVV-fractie die wel steunen?

Mevrouw Helder (PVV):

Naar aanleiding van het eerste krantenbericht heb ik die intern, en petit comité, besproken. Ik heb gezegd dat we de nadere motivering even afwachten. Dat is maar goed ook, want de andere partijen, met alle respect, trokken zich daar vervolgens uit terug. Ik heb het hier dus goed willen horen en ik ga met alle argumenten die hier worden uitgewisseld terug naar de fractie. Mogelijk komen er zelfs een VAO en moties. Dan gaan we dit in z'n geheel bekijken. Ik vind het te snel en te makkelijk om een puntje aan de lappendeken toe te voegen. Ik vind het een sympathiek voorstel, dat kan ik wel meegeven, maar op dit moment zeg ik alleen: ik ga ermee terug naar mijn fractie, omdat dit een inhoudelijke, goede discussie verdient. Die wil ik binnen mijn fractie voeren.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Helder. Ik geloof niet dat er nog andere interrupties zijn. Dan ga ik nu naar mevrouw Yeşilgöz voor haar bijdrage.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat we allemaal mooie herinneringen hebben aan oud-en-nieuwfeesten; ik in ieder geval wel. Dan ging je aftellen met oliebollen en champagne. Daar hoort ook vuurwerk bij. Tegelijkertijd is, zoals collega's al zeiden, ons oud-en-nieuwfeest inmiddels een van de meest onveilige feesten van het jaar. We zijn dus heel erg met elkaar op zoek naar balans: hoe kunnen we zorgen dat iedereen een mooi feest kan vieren met vuurwerk dat erbij hoort – de mensen willen dat zelf – terwijl onze hulpverleners en onze agenten hun werk veilig kunnen doen? Die balans is lastig te vinden, ook voor mij persoonlijk, zoals u gisteren mee heeft kunnen krijgen. Maar daar zoeken we wel naar. Dat waardeer ik ook in input van mijn collega's. Dit moeten we met elkaar afwegen.

Om te beginnen heb ik een vraag aan de Staatssecretaris over de verplichte lanceerstandaard die vorig oud en nieuw is ingegaan, als ik het goed zeg. Die moest zorgen voor een stevige en stabiele basis voor de vuurpijlen waarover veel te doen is. Volgens mij is het heel belangrijk dat je dit duidelijk invoert, zodat je precies weet wat de afspraken zijn voor zowel de consumenten en de branche als de handhaving. Daar zijn wel wat vragen over. Ik zou graag een reactie van de Staatssecretaris willen. Klopt het dat die standaarden pas getest zijn na de bestelling en dat er dus ook standaarden tussen zaten die niet voldeden aan de eisen? Daar is dan geld aan verspild. Er is veel onduidelijkheid over wat de bedoeling is. Ik hoop dat de Staatssecretaris hierin enige helderheid kan verschaffen, zodat komend oud en nieuw de standaard gebruikt kan worden op een eenduidige manier en deze zo inderdaad voor een stabiele en stevige basis zorgt.

Voorzitter. Ik ga snel over naar de veiligheidskant. Iedereen bepaalt zelf hoe hij oud en nieuw viert. Dat doen wij hier niet voor je, dat mag je zelf weten. Maar we willen wel dat het op een veilige manier gebeurt, zodat onze hulpverleners en agenten hun werk goed kunnen doen. Mevrouw Kuiken van de PvdA stelde eerder vragen over de meldingsbereidheid in geval van geweldsincidenten. Volgens mij is de registratieprocedure wat vereenvoudigd. Ik zou heel graag een reactie van de Minister willen hebben: wat is de laatste stand van zaken? Welke stappen worden er concreet genomen om de procedure te vergemakkelijken en te zorgen dat mensen echt melding kunnen doen en dat die ook wordt opgevolgd?

Dan over de inzet van de bodycams, voorzitter. U weet, de VVD is groot voorstander van het toevoegen van extra instrumenten aan de uitrusting van de agenten om ervoor te zorgen dat ze zichzelf goed kunnen verdedigen, dat ze hun de-escalerend vermogen kunnen uitbreiden en dat ze ons goed kunnen beschermen. Daar helpen bodycams wat ons betreft heel erg bij. Ik lees dat de Minister dit met oud en nieuw wil invoeren, maar dat nog niet elke agent een bodycam kan krijgen. Ik ben benieuwd hoe de verdeling is bepaald. Hoe weten we welke agenten in welk gebied een bodycam krijgen? De Minister geeft ook aan dat hij drie jaar de tijd neemt om het langzaam verder uit te rollen. Ik zeg «langzaam», want drie jaar vind ik lang duren. Ik zou graag van de Minister willen weten of hij opties ziet om dit te versnellen. Ik zou graag willen dat alle agenten snel een bodycam kunnen gebruiken.

Voorzitter. De Minister geeft ook aan dat hij onderzoek heeft gedaan naar de instrumenten die de burgemeesters zelf hebben om in hun gemeenten op te treden. Dan kun je denken aan gebiedsverboden, meldplichten en dat soort zaken. Hij constateert dat ze alles voorhanden hebben. Maar volgens mij kunnen we ook constateren dat de burgemeesters dat niet altijd effectief inzetten. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister. Hoe komt dat? Dit is een hele algemene vraag, omdat het per gemeente en per burgemeester verschilt. Maar als we met elkaar concluderen dat de burgemeesters genoeg instrumenten in handen hebben om op te kunnen treden maar we tegelijkertijd zien dat dit niet in alle gemeenten wordt opgepakt, is de vraag waar dat aan ligt. Ligt het aan de politieke verhoudingen? Ligt het aan de kennisinformatie van de burgemeesters? Ik kan me ook voorstellen dat het, als dit soort zaken niet vaak voorkomt in je gemeente, even duurt voordat je het volledige instrumentarium scherp hebt.

Voorzitter. Ik ben ontzettend blij dat het wetsvoorstel taakstrafverbod eindelijk in de Eerste Kamer ligt. Als functionarissen met een publieke taak worden belaagd... Sorry, het is in consultatie. Ik word terecht verbaal en non-verbaal gecorrigeerd. Het wetsvoorstel is in consultatie. Ik haal dingen door elkaar...

De voorzitter:

Mevrouw Yeşilgöz, ik wil u eraan herinneren dat u over de vier minuten heen bent.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Nou, weet u wat, dan haal ik dat van de tweede termijn af of van de vragen aan de Minister, want ik denk dat de strekking van mijn betoog helder is: laten we de hulpverleners en agenten beschermen en een leuk feestje vieren.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Yeşilgöz. Meneer Wassenberg en mevrouw Kröger hebben een interruptie voor u. Eerst meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb mevrouw Yesilgöz uitgebreid vragen horen stellen over bodycams en lanceerstandaards, maar ik heb haar eigenlijk weinig horen zeggen over de argumenten van de VVD om tegen een verbod op vuurpijlen en knalvuurwerk te zijn. Ik heb gehoord dat het gezellig is, dat het traditie is, maar 400 gewonden en 2 doden is inmiddels ook een traditie maar dat kun je toch moeilijk gezellig noemen? Daar kun je als VVD toch ook niet blind voor zijn, zeker als je weet dat de helft van de slachtoffers zelf helemaal geen vuurwerk heeft aangestoken? Wat zijn de argumenten van de VVD om tegen een verbod op vuurpijlen en knalvuurwerk te zijn, behalve dat het gezellig en traditie is?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Zoals ik al aan het begin zei: het gaat om het met elkaar zoeken van een balans. Het kabinet komt nu met het voorstel om het zwaardere vuurwerk in de F3-categorie te verbieden en vervolgens goed te evalueren welke impact dat heeft. Tegelijkertijd geeft het onze hulpverleners en agenten meer mogelijkheden om op te treden. Het is zoeken naar een balans, want er zijn heel veel mensen die met veel plezier vuurwerk afsteken en dat heel netjes en veilig doen. Daar hoort ook het vuurwerk bij waar de heer Wassenberg het over heeft. Nou weet hij dat ik persoonlijk van mening ben dat je er misschien nog een stapje bij zou moeten doen. Maar de meerderheid van de VVD-fractie is het daar niet mee eens. Dat is de context waarin ik werk. Tegelijkertijd denk ik dat er veel instrumenten zijn om ervoor te zorgen dat het feestje leuk is en tegelijkertijd op een veilige manier ingevuld kan worden. Dat is de afweging die we met elkaar maken. Daar zoeken we naar.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik vraag het omdat de VVD zegt te zoeken naar een balans. Als je naar een balans zoekt, moet je toch ook alle adviezen serieus nemen? Als je het advies van de OVV in de wind slaat, net als het recente advies van de politie... Die adviezen liggen er al jaren. Dat van de OVV is er al sinds 2017. Je zegt toch niet «we noemen het maatwerk, we gooien het over de schutting van gemeenten en verder pakken we een paar kleine aanbevelingen uit het OVV-advies, maar het belangrijkste negeren we»? Zo vind je toch geen balans, door te shoppen in adviezen, zo van «dit doen we wel, dit doen we niet»? Het advies ligt er al twee jaar, zei ik. Waarom neemt de VVD de adviezen gewoon niet serieus? Waarom zegt ze niet: we gaan die adviezen implementeren en vervolgens kijken we of dat iets uithaalt?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

De VVD neemt die adviezen zeker serieus, maar maakt uiteindelijk een eigen afweging. Het zijn uiteindelijk adviezen. De heer Wassenberg zegt het heel goed: het is aan de gemeenten en de lokale bestuurders om te kijken «wat is er in mijn gemeente aan de hand?» De ene gemeente heeft er veel meer problemen mee dan de andere. Dat is de balans die we met elkaar zoeken. Je wilt voor veiligheid zorgen, maar tegelijkertijd wil je geen blauwdruk voor heel Nederland, in de zin van «zo moet je het doen». Die balans zoeken we. De adviezen worden heel serieus genomen, maar uiteindelijk ligt de afweging wel bij degenen die daarover een besluit moeten nemen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ga toch nog in op hetzelfde punt. Als er zo'n sterke oproep ligt van de politie en de hulpverleners, echt een oproep vanuit de maatschappij, en je in alle statistieken ziet dat dit wordt gesteund door een meerderheid van de bevolking, vind ik het lastig als een woordvoerder inderdaad een stapje die richting op wil gaan, maar de meerderheid van haar fractie kennelijk een heel zwaarwegend argument heeft om te zeggen dat ze het niet wil. Wat is dat zwaarwegende argument? Wellicht kan daar toch wat meer helderheid over komen. Wellicht biedt dat ook voor de collega naast u van de PVV weer nieuwe argumenten.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik snap dat mevrouw Kröger het lastig vindt. Het mag duidelijk zijn dat ik het ook lastig vind, maar dit verhaal is nou eenmaal niet zo zwart-wit. De adviezen liggen er. Toen ik gisteren in de media het standpunt verkondigde en daarna een reactie gaf op mijn eigen standpunt, kreeg ik natuurlijk heel veel reacties. Sommige mensen zeggen: fijn dat jullie niet voor een verbod zijn, laat me met rust, ik vier gewoon een mooi feestje en er gebeurt nooit wat. En er zijn ook mensen die zeggen: fijn dat jullie wel nadenken over een verbod, want ik heb een huisdier, ik heb hier last van en noem maar op. Al die verschillende meningen en emoties leven in dit land. Dat snap ik heel goed. De VVD-fractie is in die zin echt een afspiegeling van de samenleving. Dat leeft ook zo bij ons.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Laten we misschien even naar de toekomst kijken. Het is nu oktober. Er komt weer een jaarwisseling aan. Naar alle verwachting zullen dan helaas weer de nodige incidenten plaatsvinden. De VVD is bijvoorbeeld heel helder op het vlak van verkeersveiligheid en wil echt streven naar nul verkeersslachtoffers. Wat als het nou weer misgaat bij deze jaarwisseling, er weer allerlei incidenten zijn en er weer slachtoffers vallen? Is dat dan het moment waarop de VVD-fractie zegt dat er echt meer nodig is? Verwacht de woordvoerster dat?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Hoe we omgaan met legaal vuurwerk en wat we daarvan vinden, is een lastig onderwerp. Dat delen we, denk ik. Maar we moeten niet doen alsof het hele probleem daar ligt. We weten dat er heel veel problemen, heel veel overlast en hinder zijn van illegaal vuurwerk. Daar gaat die politiecapaciteit naartoe. Het kabinet stelt ook een heleboel maatregelen voor om veel beter op te komen voor de politie en voor de hulpverleners, zoals met bodycams. Ik hoop dat we GroenLinks aan onze zijde hebben als we daar steeds verder in willen gaan, dus als we onze hulpverleners, in dit geval vooral agenten, betere instrumenten in handen willen geven om voor onze veiligheid en hun eigen veiligheid op te komen. Doen alsof je het probleem oplost door alleen illegaal vuurwerk te verbieden, is, met alle respect, tamelijk naïef. Ik zoek wel altijd de steun van GroenLinks als we naar de andere kant kijken, namelijk: hoe geven we onze agenten meer instrumenten in handen om voor zichzelf op te komen? Ik hoop dus wel op steun van GroenLinks voor een uitbreiding van het instrumentarium zoals bodycams voor iedereen, werken met gebiedsverboden en preventief fouilleren waar nodig. Op die manier kun je de raddraaiers echt aanpakken en ervoor zorgen dat mensen die lol willen maken, dat gewoon kunnen doen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Yeşilgöz. Het woord is aan de heer Van Dam voor zijn bijdrage.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Goh, wat kun je toch langdurig en veel praten over vuurwerk. Ik durf mezelf in zekere zin een ervaringsdeskundige te noemen. Ik heb in deze stad tien jaar lang als ME-commandant gewerkt en jaren achter elkaar met oud en nieuw dienst mogen doen. Als officier van justitie heb ik met de jaarwisseling ook jarenlang al die snuiters op nieuwjaarsdag voor mijn neus gehad. Het heeft mij in ieder geval een realistisch perspectief gegeven op de vraag in hoeverre je wetgeving wel of niet even kunt afkondigen en wel of niet even kunt handhaven. Natuurlijk is dit een maatschappelijk probleem.

Wij zijn de partij van de tradities, maar iedereen die denkt dat gewonden, letsel en geweld bij een traditie zouden horen en dat wij dat koesteren, kan van mij het nakijken krijgen. We hebben een jaarlijks feest waarbij bijna alle Nederlanders aftellen, op hun Staatslot kijken en een fles te goedkope champagne openen. Dat is volgens mij de traditie die we met elkaar zoeken en koesteren. Maar we moeten af van alle randverschijnselen die daarbij horen. Alleen geloven mijn partij en ikzelf zeker niet dat je van de ene op de andere dag daar vanaf kunt. Laten we even realistisch zijn. De doden en de zware gewonden worden nu al veelal veroorzaakt door vuurwerk dat hartstikke illegaal is. Je mag dat gewoon niet hebben.

Het kabinet heeft de adviezen van de OVV vorig jaar allemaal opgevolgd op één na. Dat is het thema waar we het hier over hebben. Laat ik het zo zeggen: het is een worsteling. Gisteren en vandaag zien we dat ook, met groot respect voor de collega's die hier naast me zitten. Het is voor mijn partij een worsteling. Daar speelt handhaafbaarheid een heel belangrijke rol bij. Hoe moeilijk dat is, blijkt maar weer eens uit het feit dat zelfs de politie zelf moeite heeft om aangifte te doen van strafbare feiten. Als je daar even over doordenkt, weet je eigenlijk niet wat je overkomt.

Ik wil daar een realistisch perspectief in aanbrengen. Het zou heel goed kunnen zijn, niet alleen om redenen van veiligheid, maar ook om redenen van duurzaamheid, dat wij over tien jaar op een heel andere manier hiermee omgaan, in die zin dat we dan de goede dingen bewaard hebben en we af zijn van de slechte dingen. Dat zal een heel lastige klus worden, want het slechte wat daaronder ligt, is een soort – excusez le mot – verhuftering van onze samenleving die je niet alleen bij oud en nieuw ziet. Als ik naar een kampioenswedstrijd in de eredivisie ga, vliegt het vuurwerk mij ook om de oren. En ook dan verpesten allerlei doorgesnoven en weggezopen lui het voor de grote groep. Laten we wel wezen: er zijn in Nederland een heleboel mensen die vuurwerk een plezier vinden en die daar op een verantwoorde manier mee omgaan.

Een tijdje terug heb ik een rondje door het land gemaakt. Ik ben burgemeesters en politiemensen in het land gaan bellen. Ik zal u vertellen: het lijkt vooral een Randstadprobleem. Want als ik naar een burgemeester in Drenthe bel, zegt die: wij hebben helemaal geen last, want bij het carbidschieten hier wordt niet getolereerd dat gasten er ander vuurwerk bij doen, omdat die melkbus dan eerder uit elkaar ploft dan we willen. In Limburg zeggen ze: wij hebben carnaval. Een keer per jaar gaan we gewoon op die manier uit ons dak. Met oud en nieuw zitten we elkaar aan te kijken en eten we een oliebol. Zo kun je het land doorgaan en zie je dat er bepaalde plekken zijn waar het totaal misgaat. Daar moeten we tegen optreden en daar moeten we de politie steunen. De Staatssecretaris leest, denk ik, ook de krant. Zij weet wat wij willen. Daarom is mijn vraag vandaag: zou u daarop willen reageren?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dam. Er is een interruptie voor u van meneer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

Maar meneer Van Dam, dan zou het toch veel makkelijker zijn als we die traditie zouden handhaven en een gemeentelijke vuurwerkshow ergens centraal in de gemeente zouden organiseren? Dan blijft het heel leuk om naar dat vuurwerk te kijken, maar hebben de dieren, de bewoners en alle mensen die er nu last van hebben, er geen last meer van en zijn er geen slachtoffers.

De heer Van Dam (CDA):

Ik ben heel blij dat de heer Krol dit vraagt, want dat heb ik dus in mijn ronde door het land ook gevraagd. Maar bedenkt u zich het volgende eens. Ik weet niet hoeveel gemeenten wij precies in Nederland hebben. Het zijn er ongeveer 300. In gemeenten als Amsterdam, Utrecht of Den Haag kun je dit nog doen. Die zijn op de een of andere manier kapitaalkrachtig genoeg om dit te doen. Maar een gemeente als... Ja, als ik nu een gemeente noem, is het alweer fout. Laat ik zeggen: een gemeente als Sint Biggenklooster, die vrij klein is, heeft niet de mogelijkheden en middelen om dat te doen. En er zijn onvoldoende bedrijven in Nederland die dit soort shows kunnen organiseren. En dan is er nog een probleem dat zich hierbij afspeelt. Hier in Den Haag of in Rotterdam ligt het nog dicht bij elkaar en kun je veel mensen bij elkaar halen. Maar wil je dit ook in een kleinere, uitgestrekte gemeente? Mensen gaan niet allemaal midden in de nacht een uur rijden om naar een vuurwerkshow te gaan kijken. Het is dus een sympathiek idee, maar het is met name buiten de stedelijke gebieden geen optie, is mijn voorzichtige indruk.

De heer Krol (50PLUS):

Volgens mij zijn we toch een beetje dichter bij elkaar aan het komen. Dat vind ik heel plezierig. In die grotere gemeenten zou het dus wel kunnen, zelfs per wijk. Dat gaat ook zo veel extra's opleveren. Mensen ontmoeten elkaar. Je kunt ook de horeca daarbij inschakelen. Je hoeft ineens niet meer bang te zijn dat je bijna 24 uur je hondje niet kunt uitlaten. Als we in Den Haag nou eens zouden beginnen om in overleg met die grote gemeenten daarop aan te dringen. Volgens mij komen we dan een heel stuk verder. En dan sterft die traditie in die hele kleine dorpen die u noemt, vanzelf uit.

De heer Van Dam (CDA):

Waar we eigenlijk mee moeten beginnen, is met handhaven. Ik meen dat u het zelf had over die bult op Scheveningen. Dat is een handhavingsprobleem. De afsteektijden? Het is een handhavingsprobleem. Het illegale vuurwerk wat gepostorderd wordt? Het is een handhavingsprobleem. Dus iedereen die op dit moment voorstelt om er nog maar een paar verboden bij te doen, maakt dat handhavingsprobleem alleen maar groter. En nogmaals, ik wil niet zeggen dat we daar niet op uit moeten komen, maar we moeten dat op een realistische manier doen. We moeten daar meerjarig mee bezig zijn. Het CDA zet daar een dezer dagen de eerste stappen in.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dam. Dan gaan we naar mevrouw Kröger voor haar bijdrage. Ga uw gang.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ieder jaar wordt oud en nieuw getekend door vuurwerkslachtoffers. Dat hebben eigenlijk al mijn collega's ook al aangehaald. Het feest wordt getekend door geweld tegen hulpverleners, politie en ambulancepersoneel. De cijfers zijn en blijven dramatisch. 1 dode, 500 slachtoffers, 11.000 incidenten; vuurwerk maakt meer kapot dan je lief is. GroenLinks schaart zich dan ook volkomen, echt volkomen achter de oproep van de politie voor een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. Het is voor mij eigenlijk onbegrijpelijk dat dit kabinet deze oproep – het is echt een indringende oproep – en het advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naast zich neerlegt. In plaats daarvan kiest het voor toch een halfslachtige maatregel, namelijk het verbieden van die categorie zwaar vuurwerk die in de praktijk, zo zegt de politie zelf, niet voor die gevaarlijke situaties voor politie en hulpverleners zorgt waarvoor de maatregel juist nodig is.

Ik was blij dat het CDA gisteren de stap wilde zetten om dat verbod naar die single shots, of in ieder geval om dat verbod iets verder uit te breiden. Wij hopen echt dat hier een Kamermeerderheid voor zal zijn omdat dat in ieder geval weer een stapje vooruit is en tegemoetkomt aan die oproep van onze politie en hulpverleners. Ik heb wel de vraag hoe dit handhaafbaar is. Dat is een oprechte zorg. Als je het toch niet generiek aanpakt voor alle knalvuurwerk en vuurpijlen, wat doet dat dan met de handhaafbaarheid van de regels?

Ik hoop ook van de Minister te horen wanneer het moment daar is dat hij bereid is om naar een verdere aanscherping van het beleid te kijken. Want wat als bij de komende jaarwisseling het aantal incidenten wéér de pan uit rijst? Wanneer is het genoeg? En hoe snel na de komende jaarwisseling komen de extra maatregelen? Wanneer kan de Kamer die tegemoetzien? Wij zouden heel erg graag zien dat de Minister opnieuw naar de categorisering van het vuurwerk kijkt, en dan met name de risico's voor de veiligheid veel beter in beeld brengt. Onder meer de veiligheid van politie, mensen en hulpverleners moet als criterium gehanteerd kunnen worden voor het wel of niet toestaan van vuurwerk, zodat we op een andere basis gaan kijken. Is de Minister hiertoe bereid?

Ik heb ook een vraag over maatwerk. We zijn blij dat gemeenten maatwerk kunnen leveren en verder kunnen gaan met een vuurwerkverbod. Wij hadden ook graag een verkoopverbod gezien. Er zijn wel zorgen over de handhaafbaarheid, zeker als er in gemeenten nog wel vuurwerk mag worden verkocht, maar het niet mag worden afgestoken. En ik wil ook vragen of de Minister heeft overwogen om de periode waarin er vuurwerk verkocht kan worden, in te perken, dus de periode waarin vuurwerk verkocht mag worden, maar nog niet mag worden afgestoken. Of je kunt die twee zelfs gelijk laten vallen. Ik hoor graag een reactie van de Minister. Dat zou de handhaving namelijk toch een stuk makkelijker maken.

Dan heb ik nog een vraag over de aanpak van illegaal vuurwerk. We zien graag dat die aanpak wordt geïntensiveerd. Zij hier nog meer plannen voor? Het verhalen van de kosten voor de vernietiging is een stap. We begrijpen van de Minister dat dit ook breder kan worden ingezet. Aan welke producten met een milieu-impact denkt de Minister? Ik kijk hierbij ook naar de Staatssecretaris. Waar denkt men dan aan? Het gaat dus om producten waarbij de kosten van vernietiging verhaald kunnen worden op de producent.

Voorzitter, ik sluit af. Oud en nieuw is een prachtfeest. Waarom laten we het verzieken door het volstrekt uit de hand gelopen gebruik van vuurwerk? Ik hoop echt dat deze Minister de oproep van de politiemensen, het ambulancepersoneel en al die andere hulpverleners ter harte neemt en tot een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen over wil gaan.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. We gaan zo meteen misschien nog wel even kijken naar de verdeling van de vragen. Al uw vragen waren volgens mij gesteld aan de Minister, maar mogelijkerwijs zijn er ook nog een paar voor de Staatssecretaris. Daar kijken we in de pauze nog even naar.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik ben te gast in deze commissie. Wellicht daardoor heb ik niet aldoor de juiste bewindspersoon geadresseerd.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze verheldering. Dan gaan we naar meneer Van der Staaij voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Het is eigenlijk wel een bijzonder debat altijd over dat vuurwerk en die jaarwisseling. Laten we eerlijk zijn: in feite gaat het over de vraag hoe je een goed feestje bouwt. We zijn het in de politiek niet gewend om daarover te gaan. Dat kunnen we eigenlijk helemaal niet zo goed. Het gaat om het onvermogen in de samenleving om gewoon een goed feestje te bouwen. Ter voorbereiding heb ik Psychologie Magazine bestudeerd: wat is er nou nodig voor een goed feest? Het valt echt niet mee om dat voor elkaar te krijgen. Er moet een gezellige sfeer zijn. Het heeft te maken met verbondenheid tussen mensen. Het heeft ermee te maken dat ieder wat te doen moet hebben. Je moet het met elkaar gezellig kunnen hebben.

Ik vind het ook belangrijk dat er waardevolle rituelen aan verbonden zijn. Ik ben zelf gewend om rond oud en nieuw een kerkdienst te hebben waarin je terugkijkt op een jaar en stilstaat bij mensen die overleden zijn en aan hen denkt. Dat zijn allemaal rituelen die met elkaar dat oud en nieuw vorm kunnen geven. En wat we eigenlijk zien, is dat we niet meer goed zijn in feesten, in het gewoon gezellig hebben met elkaar. Vanuit dat onvermogen gaan mensen allemaal pilletjes slikken en gaan ze zich volgieten met drank. Als ze het verder niet meer weten, gaan ze heel veel herrie maken, heel veel herrie.

En dat zien we bij oud en nieuw. Nou, ga er maar aan staan als kabinet. Het kabinet zit met de uitdaging hoe er weer een echt feest van kan worden gemaakt. Hoe kun je een nieuwe vorm vinden voor iets waar we allemaal behoefte aan hebben en waar dat de samenleving niet echt lukt? Eigenlijk is iedereen het er wel over eens. De Minister geeft in de brief aan dat het uit de hand gelopen is. Het is het onveiligste feest van het jaar. Er is schade, er is normloosheid, er is overlast, noem alles maar op.

Eerlijk gezegd stellen de bewindslieden ons een beetje teleur. De roep uit de samenleving is eigenlijk: help ons om er weer een mooi feest van te maken. Wat ik eigenlijk zie, is een heel voorzichtig, een heel traag schuifelen in de goede richting om die overlast voor de omgeving, voor ouderen, voor dieren, voor iedereen terug te dringen. Iedereen weet dat dit niet kan, maar we hebben het nu heel voorzichtig over het type vuurwerk, categorie F2 of F3, over zaken die de boel alleen maar ingewikkelder maken. Ik wil eigenlijk gewoon een oproep doen: bewindslieden, toon wat meer leiderschap, help ons gewoon om er weer een mooi feest van te maken en pak door! Dat kan makkelijk. De Onderzoeksraad voor Veiligheid, de politie, ze bieden het op een presenteerblaadje aan. De politiemensen zeggen het zelf ook: stop nou met dat knalvuurwerk en die vuurpijlen. Dan heb je toch gewoon een hele mooie stap gezet? Zou dat niet lukken?

Ik wil een beetje de power van het wietexperiment, zou ik zeggen. Dat is dan de verkeerde richting, dat is een verkeerd experiment, maar daar steek je wel je nek uit. Daar zit snelheid in. In het regeerakkoord staat dat het heel snel geregeld moet worden. Maar dit gaat allemaal zo traag. En dan komen er wat plannetjes en die gaan dan nog niet deze jaarwisseling, maar pas de volgende in. Kom op, bewindslieden! Kan er nou echt niet meer? Je ziet het ook bij de PVV. Je ziet het bij alle partijen. We hebben allemaal door dat het zo niet meer kan en we verwachten stiekem een beetje leiderschap van zo'n kabinet: daar gaan we heen en we gaan het draagvlak organiseren! We hoeven niet elke keer een poll of een peiling te houden en dan heel voorzichtig een stapje zetten, nee, we hebben gewoon een visie waar we naartoe willen. En daar gaan we ook op doorpakken! Je voelt het gebeuren in de samenleving en de politiek. De vraag aan de bewindslieden is of ze daarin kunnen meebewegen. Kunnen ze ons een beetje voorgaan? Er liggen moties van mijn collega Bisschop van eerder dit jaar. Dat gaat over de verkoop en het afsteken van single shots. Daar hoor ik nu meer steun voor. Er zijn ook andere moties ingediend om meer vuurwerk aan te pakken. Tegelijkertijd moeten we in de communicatie naar de samenleving laten zien dat het kabinet en de politiek niet alleen maar bezig zijn om feestjes af te pakken, maar eigenlijk gewoon helpen en verder meedenken om er weer een feest van te maken waar iedereen echt blij van wordt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Staaij. Keurige timing, moet ik zeggen. Ik ga nu de voorzittershamer overdragen aan meneer Krol, voor mijn eigen bijdrage.

Voorzitter: Krol

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Boer. Zij spreekt namens D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dank u wel, meneer Krol.

Voorzitter. De jaarwisseling is een feest, en dat wil iedereen graag zo houden. Helaas geldt dat niet voor iedereen. Dat geldt bijvoorbeeld niet voor politieagenten en hulpverleners, want het aantal geweldsincidenten tegen hulpverleners is afgelopen jaarwisseling weer toegenomen. Voor D66 is dat onacceptabel. We hebben er als Kamer al vaak over gesproken, en ook vandaag weer. Ik wil aan de Minister vragen: hoe verklaart u deze toename?

De jaarwisseling is niet voor iedereen veilig, want nog steeds belanden er te veel mensen in het ziekenhuis door ongelukken met vuurwerk. Ongelukken tijdens een feest horen niet. Naar aanleiding van mijn motie, die ik samen met mijn collega Dik-Faber van de ChristenUnie heb ingediend, is de jaarwisseling nu geëvalueerd.

Ik ben blij dat het kabinet op basis van die evaluatie extra maatregelen heeft genomen, bijvoorbeeld het verbieden van zwaar vuurwerk, de zogeheten F3-categorie. Deze categorie was al verboden in België en Duitsland. Het is goed dat Nederland daar nu dezelfde lijn in trekt. De Minister meldde wel dat dit verbod er pas in 2020, 2021 komt. Kan dat niet al eerder, al aankomende jaarwisseling bijvoorbeeld? Wat D66 betreft is ook de uitbreiding naar een verbod op single shots en zware vuurpijlen uit de zogeheten F2-categorie, een verwelkoming.

Daarnaast zal het de komende jaarwisseling voor gemeenten mogelijk zijn om geheel vuurwerkvrij te zijn. Dat is ook naar aanleiding van een motie van mij en collega Dik-Faber. Ik vraag de Staatssecretaris: liggen we nog op schema, zodat deze regelgeving komende jaarwisseling al van toepassing is? Zijn er al gemeenten bekend die van deze nieuwe regeling gebruik gaan maken? Hoe gaat het kabinet de effecten van deze nieuwe regeling systematisch evalueren, zodat deze kennis weer meegenomen kan worden bij de volgende jaarwisseling?

Ook heb ik vaak opgeroepen tot Europese samenwerking in dit verband. Hoe staat het met de samenwerking binnen de Benelux-landen en met de andere EU-lidstaten om illegaal vuurwerk beter aan te pakken? Graag een reactie.

Eerder gaf u mij als antwoord dat er geen draagvlak zou zijn voor strengere wetgeving. Geldt dat nog steeds?

D66 zit niet stil en blijft de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden. 100% veiligheid bestaat helaas niet, maar dat er gewerkt moet worden aan een veiligere jaarwisseling, is klip-en-klaar. Heeft de Minister er vertrouwen in dat de aangekondigde maatregelen al de komende jaarwisseling zullen zorgen voor een verbeterde veiligheid? En indien blijkt dat er weer een toename plaatsvindt van het aantal incidenten tijdens de jaarwisseling, welke mogelijkheden ziet hij dan verder nog?

Tot slot, voorzitter. In de brief van 12 juli jongstleden benoemt de Minister de frustratie van politieagenten. Het zou bijvoorbeeld te omslachtig zijn om incidenten te melden. Er zou voorts naar een verbetering gekeken moeten worden, in samenwerking met de ondernemingsraad. Al eerder vroeg ik hier aandacht voor. Het laatste waar we op zitten te wachten, is dat agenten zelf geen melding kunnen doen van incidenten omdat het te omslachtig zou zijn. Aan de Minister heb ik daarom nog de volgende vragen. Heeft dit al wat opgeleverd? Is deze verbetering al zichtbaar of in ieder geval gereed voor de komende jaarwisseling? Ik, en met mij denk ik veel agenten, zouden het waarderen als deze gang van zaken de komende jaarwisseling al geregeld is.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Boer. Er zijn ten minste twee interrupties. De eerste komt van mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoorde collega Den Boer aan het begin van haar inbreng zeggen dat het aantal incidenten is gestegen. Dat klopt. Zij vroeg vervolgens aan de Minister: hoe komt dat? Ik denk dat een van de redenen groepsgedrag is. Dat is ook onderzocht. Mensen voelen zich in een groep anoniem. Dat zijn ze in de regel ook. Ze voelen zich ook sterker. Groepsdynamiek kan leiden tot «incidenten», om het dan maar zo te duiden. Mijn vraag aan collega Den Boer is dus: hoe denkt zij over de uitbreiding van de groepsaansprakelijkheid? In gewoon Nederlands: je wás erbij, dus je bént erbij. Sta je op meerdere camerabeelden, dan heb je jezelf dus niet aan die groep onttrokken, terwijl je op je klompen kon aanvoelen dat het tot geweld zou gaan leiden.

Mevrouw Den Boer (D66):

Mevrouw Helder brengt hier een nieuw element in de discussie, namelijk of je als groep elkaar ophitst – laten we het zo zeggen – bij het afsteken van vuurwerk en het onveilig maken van de jaarwisseling. Het allerbelangrijkste is dat wij een fijne en veilige jaarwisseling hebben. Ik moet zeggen dat dit onderdeel niet is geëvalueerd in de rapporten die wij nu voor ons hebben liggen. Als mevrouw Helder nieuwsgierig is naar die groepsdynamiek en naar wat het betekent om daar anoniem aan deel te nemen zou willen, dan zou ik haar willen voorstellen om dit onderdeel aan de Minister mee te geven. Ik heb in de evaluaties wél gezien dat er heel veel meer ruimte is voor preventie en voor het echt thuis opzoeken van dit soort rotjochies – soms misschien ook wel rotmeiden, maar het zijn vooral rotjochies – om hen erop te wijzen wat hun verantwoordelijkheid is bij de veilige jaarwisseling. Daar zie ik heel veel in.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik had het zelf al aan de Minister voorgehouden. Ik heb daar jaren geleden zelf ook al een initiatiefwetsvoorstel voor gemaakt. Daar zijn van collega's, en ook van D66, vragen over gekomen. Ik kan u zeggen dat bijna niemand het ermee eens was: men begreep die dynamiek wel. Dat is alweer een paar jaar geleden. Daarom heb ik het de Minister ook aangeboden. Het is inderdaad niet geëvalueerd in het kader van de jaarwisseling, maar er zijn diverse rapporten waaruit duidelijk blijkt dat mensen zich in een groep anoniem voelen en dus eerder geneigd zijn om de drempel naar geweld over te steken. Maar goed, als het dan een voorbode kan zijn voor de Minister, dan schuif ik die vraag maar even door. Evalueer het dan vooral een volgende keer. Maar ik zou toch aan collega Den Boer willen vragen: hoe denkt zij inmiddels over groepsaansprakelijkheid en over het wat meer uitbreiden daarvan? Want het werkt ook preventief: dit gaat de verkeerde kant op, dus ik trek mij terug.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik zal deze vraag meenemen naar de afdeling strafrecht van mijn fractie.

De voorzitter:

Dan is er nog een tweede interruptie. Die is van de heer Van Dam van het CDA.

De heer Van Dam (CDA):

Het is bijna aantrekkelijk om aan te haken bij de opmerkingen over «rotjochies» of «rotmeisjes», maar als het om gender gaat, ben ik niet zo heel gelukkig in de debatten in deze Kamer, dus dat zal ik maar laten liggen. Mevrouw Den Boer noemde in haar inbreng dat D66 en de ChristenUnie het voorstel hebben gedaan om per gemeente de mogelijkheid te bieden om een hele gemeente vuurwerkvrij te maken. Dat is de komende jaarwisseling mogelijk. In de brief van de korpschef en de bonden las ik echter dat zij daar helemaal niet gelukkig mee zijn. Zij vinden dat het een lappendeken wordt. Kunt u daar eens op reageren? Heeft u misschien een beetje spijt van dat voorstel van u? Of zegt u dat de korpschef dat toch een beetje verkeerd ziet en wat koudwatervrees heeft?

Mevrouw Den Boer (D66):

Het is duidelijk dat als die motie niet zou zijn aangenomen, er geen stap zou zijn gezet richting een veiligere jaarwisseling. Dat willen we in Nederland volgens mij allemaal. De agenten willen het, de hulpverleners willen het. De inwoners van Nederland willen een veilige jaarwisseling. Ik ben er nog steeds diep van overtuigd dat een gedeeltelijk, maar liefst een geheel vuurwerkverbod in een gemeente bij kan dragen aan een veilige jaarwisseling, uiteraard in combinatie met andere maatregelen. Het kabinet heeft die deels al genomen, maar deels zitten die in de pijplijn bij gemeenten.

Ik stel ook vast dat de evaluatie van die geheel vuurwerkvrije gemeentes nog niet heeft plaatsgevonden. Dat betreft de andere motie die is ingediend en die is aangenomen in de Kamer, namelijk de motie die verzoekt om het evalueren van de handhaving, maar vooral van de veiligheid en de toename van de veiligheid tijdens de jaarwisseling. Mochten er dingen uit die evaluatie komen die onwenselijk zijn, bijvoorbeeld een toename van het aantal incidenten jegens agenten of hulpverleners, maar vooral ook tussen Nederlanders onderling, dan zou ik dit opnieuw willen bekijken. Dan is er misschien ruimte voor uitbreiding met nieuwe maatregelen.

De heer Van Dam (CDA):

Ik gaf u twee opties om te antwoorden. Mag ik dit antwoord interpreteren als de optie dat de korpschef koudwatervrees heeft? Is dat wat u zegt?

Mevrouw Den Boer (D66):

Die vraag is niet letterlijk zo aan mij gesteld. De korpschef heeft uiteraard een bijdrage in het debat. Hij doet die bijvoorbeeld via landelijke advertenties. En net als u, maak ook ik rondjes bij de politie en spreek ik met mensen die dagelijks zeer betrokken zijn bij het vuurwerkdossier. Zij doen er vanaf 1 januari tot en met 31 december van het jaar alles aan om een veilige jaarwisseling te garanderen. Dat betreft niet alleen maar handhaving, maar dat betreft ook onderschepping en het opzoeken van die rotjochies thuis. En voor die hele handhaving steek ik m'n hand op. Ik vind het ontzettend goed dat ze dat doen. Ik vind dat de politie zeker een punt heeft. Ik sta achter de politie. Ik vind wel dat we eerst moeten evalueren of de motie de juiste uitwerking heeft.

De voorzitter:

Ik zie geen verdere interrupties meer, dus ik geef het voorzitterschap terug aan mevrouw Den Boer.

Voorzitter: Den Boer

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even ter rechterzijde hoeveel tijd er nodig is om na te denken over al deze vragen en de beantwoording daarvan. Ongeveer tien minuten, begrijp ik. Dan schorsen wij tot kwart over elf.

De vergadering wordt van 11.04 uur tot 11.17 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, we gaan verder. We zijn nog niet helemaal compleet, maar het gaat ongetwijfeld lukken. De Tweede Kamer is een wervelende show. Ik ga de Minister en de Staatssecretaris de gelegenheid geven om de vragen die in de eerste termijn van de Kamer zijn gesteld, te beantwoorden. Voor de Kamerleden geldt dezelfde regel als zo-even, namelijk dat zij twee interrupties in tweeën mogen gebruiken. Minister, zal ik u eerst het woord geven? Hij knikt. Gaat uw gang.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, dank. Zoals u weet, spreekt het kabinet met één mond, maar het is misschien goed om erop te wijzen dat alles wat betrekking heeft op het toelaten of verbieden van vuurwerk bij de Staatssecretaris van IenW ligt. Zij zal alle vragen die daarover gaan, behandelen. Daarover werden nogal veel vragen aan mij gesteld, maar daar ga ik dus, zoals we wellicht allemaal weten, nu niets over zeggen. Maar nogmaals, het kabinet is één in hetgeen wij zeggen.

Voorzitter. De jaarwisseling is ruim negen maanden geleden. Hoewel er vanaf 2012, 2013 sprake is van een meerjarige daling in het aantal incidenten met vuurwerk, zien we nog te veel incidenten en geweld tegen agenten en andere betrokken professionals en vrijwilligers die zich ervoor inzetten om oud en nieuw goed te laten verlopen. U heeft als lid van deze commissie vragen gesteld over de stijging van het aantal incidenten in 2018 ten opzichte van 2017. Die stijging lijkt louter terug te voeren op het gegeven dat 2017 voor het onderwerp «vuurwerk» zeer slechte weersomstandigheden kende, als u zich dat nog kunt herinneren. Ik meen dat toen ook de vuurwerkshow bij de Hofvijver is afgelast – dat staat mij bij – omdat er een veel te harde wind stond.

Uit gehouden evaluaties blijkt dat ervaringen met de viering van de jaarwisseling sterk wisselen, per gemeente en per regio. Ik wil u verwijzen naar de twee kaartjes die ik u, uit mijn hoofd gezegd, bij brief van 11 januari 2019 heb toegezonden. Dat heb ik als Minister van Justitie en Veiligheid gedaan naar aanleiding van de vraag welke incidenten we gehad hebben bij de jaarwisseling. Op die kaartjes hebt u kunnen zien dat er een groot onderscheid is tussen enerzijds het westen en anderzijds het oosten en noorden van ons land. Dat geldt ook – ik kan het niet mooier maken dan het is – voor de geweldsincidenten tegen hulpverleners; daarvan zijn er in het westelijke deel van het land, met name in de grote steden en de Randstad, aanzienlijk meer dan in andere delen van het land.

Om uit de eerste hand te horen wat we ten aanzien van de handhaving gezamenlijk kunnen doen, heb ik het eerste halfjaar van 2019 bijeenkomsten gehouden waarin ik zelf in gesprek ben gegaan, en groupe of in een soort samenspraak, met mensen van de politie, boa's, mensen van de brandweer, burgemeesters, mensen van het Openbaar Ministerie en mensen van de diensten van IenW en het Ministerie van VWS. Tientallen brandweerlieden, ambulancemensen, politiemensen en boa's hebben mij hun persoonlijke ervaringen verteld. Dat laat zien dat we een maatschappelijk probleem hebben waarbij alle partijen een rol hebben. Ik kom daar zo nog even op terug, omdat dit maatschappelijke probleem – de heer Van Dam verwees daarnaar – zich tot ver buiten de jaarwisseling uitstrekt, want we zien die verhuftering, waar de heer Van Dam het over had, die geweldshouding, die onhebbelijkheid jegens hulpverleners, veel meer, bij grote evenementen maar ook in het uitgaansleven en dergelijke. Ik kom daar nog op terug.

In ieder geval heeft het een en ander, voor zover het de jaarwisseling betrof, geleid tot een aantal maatregelen, waarover de Staatssecretaris en ik u bij brief van 12 juli hebben geïnformeerd en waarover we nu spreken. Dat zijn maatregelen om misbruik, overlast en letsel door legaal vuurwerk terug te dringen en maatregelen tegen geweld tegen hulpverleners, voor mogelijkheden voor gemeenten om de jaarwisseling tot een succes te maken en voor het terugdringen van illegaal vuurwerk. Ik vind het jammer dat mevrouw Kuiken er niet bij is, want zij is echt een van de drijvende krachten geweest achter het verkrijgen van steun, ook buiten de coalitie, voor mijn wetsvoorstel voor het strafbaar stellen van het hinderen van hulpverleners. Ik ga het straks nog een keer zeggen, want ik wil dat iedereen in het land zich hiervan bewust is: dat wetsvoorstel treedt bij hoge uitzondering niet op 1 januari volgend jaar, maar op 31 december aanstaande in werking. U begrijpt waarom ik dat nu vast heel hardop meld: zodat iedereen die zich mogelijk nog zou hebben kunnen laten verleiden tot iets, weet dat dat wetsvoorstel al vanaf 00.01 uur van de nacht van 30 op 31 december in werking treedt.

De korpschef, de centrale ondernemingsraad en de politiebonden hebben een brief aan uw Kamer geschreven. Ik heb altijd gezegd en blijf zeggen dat het begrijpelijk is dat de korpschef voor zijn mensen staat. De korpschef en ik zijn allebei van mening dat geweld tegen agenten en hulpverleners onacceptabel is. Ik strek dat heel nadrukkelijk uit naar boa's, die wat dat betreft een zware taak hebben, ook rondom de jaarwisseling, maar ook naar brandweerlieden. Ik heb de afgelopen jaarwisseling uitvoerig gesproken met de brandweermensen in Vlaardingen. Daar zie je inderdaad hoe dat terugslaat op de mensen zelf, die gewoon hun werk willen doen, die gewoon hulp willen verlenen. Ik strek het ook uit naar ambulancepersoneel.

Om die reden heb ik onlangs een taskforce geweld tegen hulpverleners aangekondigd. Ik kan me voorstellen dat de mensen die daarnaar kijken, denken: wat is dit nu weer voor technische uitdrukking? Welnu, toen we een aantal jaren geleden de high-impact crimes gingen aanpakken, hebben we ook gezegd dat we daar een taskforce op gingen zetten. Dat is gebeurd onder leiding van burgemeester Aboutaleb van Rotterdam. Het heeft ertoe geleid dat er tussen 2012 en 2017 een spectaculaire daling te zien was van deze high-impact crimes. U moet dan denken aan inbraken, roofovervallen, straatovervallen en dergelijke. Ik heb nu gezegd dat we dat wat mij betreft precies zo gaan doen op het punt van geweld tegen hulpverleners. Nogmaals, dat strekt zich ook uit buiten de jaarwisseling. We moeten er als samenleving, maar ook als overheid heel erg stevig op inzetten dat dat wordt weggedrongen uit onze maatschappij.

De politie krijgt de beschikking over bodycams, net als over gehoorbescherming, en incidenten tegen politiemensen kunnen makkelijker worden gemeld. Ik proef wel dat een enkel Kamerlid het maar heeft over tempo, traagheid en dergelijke, maar er is in onze democratie nu eenmaal strakke regelgeving op het gebied van aanbesteding, bijvoorbeeld ten aanzien van de bodycams. Die bodycams worden besteld per cluster bij de politie. Als u mij vraagt of ik het morgen zou willen invoeren, dan zou ik zeggen dat de wensdroom er is. Maar zeker als Minister van Justitie en Veiligheid houd ik mij strikt aan de regels op het gebied van aanbesteding. Dat is puur de regel, zeg ik tegen diegenen die wat zaten somberen over traagheid en waarom die bodycams langer duren. Ik vind de bodycams werkelijk een geweldig goed middel om dat geweld tegen hulpverleners, die hufterigheid en andere dingen terug te dringen. Ik zeg er maar meteen even bij dat het debat vandaag niet over pizza's gaat. Maar ik heb gezien hoe ontzettend goed het werkt, als het gaat om het tegengaan van bijvoorbeeld overvallen op jonge mensen die eten bezorgen en dat soort dingen. Bodycams, dat is echt iets... Overal waar we de mogelijkheid hebben om dat te versnellen, zal ik het echt versnellen. Dat zeg ik het Kamerlid Yeşilgöz toe. Maar we mogen niet de kantjes eraf lopen op het punt van de aanbesteding.

Dan de invoering en handhaving van lokale...

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank aan de Minister voor deze toezegging. Kan de Minister nog nader ingaan op hoe de verdeling van de bodycams zal zijn per eenheid? Als ik het goed begrijp, zijn het er een paar honderd per eenheid voor het komende oud en nieuw. Hoe gaat dat eruitzien en op basis waarvan doen we die verdeling?

Minister Grapperhaus:

Ik heb nog een aantal specifieke vragen over de bodycams. Ik kom daar zo dadelijk op terug, maar ik wilde dit alvast in de inleiding uitgelegd hebben. Anders blijft het als iets spannends boven de markt hangen. Ik kom straks met een aantal punten over de bodycams.

Over de invoering en handhaving van de lokale vuurwerkverboden zal in de lokale driehoek gesproken moeten worden. Zo hebben we in Nederland onze openbare orde geregeld. Daar zal de afweging worden gemaakt. U begrijpt dat als ik u iets vertel over die kaartjes die zulke verschillende beelden laten zien, ik de verwachting heb dat in die lokale driehoek per locatie of per gemeente verschillende afwegingen kunnen worden gemaakt. Ik heb er in ieder geval alle vertrouwen in dat dat op een, laat ik zeggen, kwalitatief goede manier gaat gebeuren. Ik wil nog maar eens gezegd hebben dat we in Nederland echt zeer gedreven, goede lokale driehoeken hebben, of het nu gaat om het bestuur, het OM of de politie.

Voorzitter. Dan kom ik op een aantal specifieke onderwerpen, onder andere het geweld tegen politieambtenaren en de integrale aanpak. Ik wijs nog maar even op mijn brief uit januari. Daarin heb ik aan de hand van de cijfers, die ik nu niet ga noemen, ook niet vanwege de mensen thuis, het volgende gezegd: «De cijfers laten zien dat er nog steeds sprake is van een veel bredere problematiek, die zich overigens ook bij andere evenementen voordoet, die onder andere te maken heeft met het gebruik van drank en drugs en het omgaan met elkaar richting politie en hulpverleners, waarbij ook andere partijen een rol en verantwoordelijkheid hebben. Ook familie, vrienden en de omgeving van degenen die onder invloed van drank en drugs voor onrust en problemen zorgen hebben een corrigerende rol.» Ik blijf dat altijd en iedere keer weer zeggen. Als we dit probleem willen aanpakken, mag u mij aanspreken op wetgeving. U mag mij er ook op aanspreken dat ik de politie de middelen moet geven zodat men goed kan handhaven. Maar wij hebben er als samenleving met elkaar ook gewoon een rol in.

Opsporing en vervolging van daders. Daar wordt lik-op-stukbeleid toegepast met een zwaardere strafeis en de schade wordt zo veel mogelijk verhaald op daders. Er vindt eenduidige registratie plaats van het geweld tegen politieambtenaren. Doel is om de slachtoffers op de hoogte te houden van de strafrechtelijke vervolging van daders en om zicht te krijgen op wie precies het geweld heeft gepleegd. Er is ook sprake van kennisontwikkeling en opleiding. Politiemensen moeten in staat worden gesteld om geweld waar mogelijk te voorkomen, zich erop voor te bereiden en passend bij de betreffende situatie te kunnen handelen. Om operationele vroegsignalering mogelijk te maken, wordt er gewerkt aan het inzichtelijk maken van een stapeling van incidenten met impact op het welzijn van politiemensen. Dat heeft het dashboard vroegsignalering.

Mevrouw Kuiken vroeg of de politie agressie en geweld eenvoudiger kan melden in de eigen organisatie. Het antwoord is ja. Vanuit de politieorganisatie wordt gestimuleerd om melding en aangifte te doen. Mevrouw Kuiken of mevrouw Yeşilgöz – dat weet ik even niet meer – heeft volgens mij zelf ook al de app genoemd, die is ontwikkeld op dat gebied. Of was het mevrouw Den Boer? Misschien heeft u het allen in een soort canonkoor na elkaar gezegd. In ieder geval vind ik het heel goed dat er zo veel mogelijk aandacht aan wordt gegeven. De procedure wordt ook vereenvoudigd omdat uit de enquête van de centrale ondernemingsraad bleek dat politieambtenaren de procedure te ingewikkeld vonden. Vandaar dus ook die mobiele melding. Informatie uit de melding kan ook gebruikt worden om aangifte te doen. Verder wordt de politieambtenaar bij het doen van aangifte ondersteund – dat is denk ik een belangrijk punt – door de casemanager geweld tegen politie. Die casemanager houdt politieambtenaren op de hoogte van de voortgang van het proces. Ik wil u ook echt toezeggen dat ik de komende tijd goed ga volgen of dat in de praktijk ook echt zo werkt, zowel op dit punt als in de situaties waarin het helaas al heeft geleid tot ziekteverzuim of nog erger, namelijk PTSS bij politiemensen. Die casemanagers moeten echt een enorme verbetering in de positie van de individuele diender opleveren.

Dan de andere vragen van mevrouw Yeşilgöz over de bodycams. Ik heb mijn enthousiasme daarover al laten blijken. De bodycams hebben een zeer de-escalerend effect. Ik denk dat we ons dat ook moeten realiseren. Bovendien kunnen die beelden worden gebruikt bij de vervolging. De implementatie van bodycams is in gebruik genomen. De bodycam komt dus uiteindelijk in de standaarduitrusting van de politie. Dat vraagt aanpassing van het Besluit bewapening en uitrusting. De regelaanpassing zal nog dit jaar worden afgerond. Ze komen vooral in eerste instantie bij de basisteams in de grote steden. Dat is niet om anderen tekort te doen, maar als u die kaartjes waarover ik het net had, ziet, dan zult u begrijpen dat we ons in eerste instantie daarop zullen richten. Verder is er ook beleidsvrijheid bij de korpsleiding om dat op een bepaalde wijze uit te voeren.

Voorzitter. Mevrouw Kuiken vroeg of wij vinden dat er voldoende maatregelen zijn. Er zijn bestuurlijke bevoegdheden, gebiedsverboden, een groepsverbod en een meldplicht, en de officier van justitie heeft ook dergelijke bevoegdheden. Rechters kunnen aanvullende maatregelen opleggen, inclusief een meerjarige en langdurige meldplicht. En dan zijn er nog een aantal wetsvoorstellen. Het taakstrafverbod is in consultatie. Het hinderen van hulpverleners wordt strafbaar in de nacht van 30 of 31 december. Ik herhaal dat maar even voor de mensen die kijken en die mogelijk al dachten dit jaar iets te gaan doen wat niet helemaal overeenkomt met oliebollen eten en scrabbelen. Het wetsvoorstel voor verhalen van kosten van inbeslagname van illegaal vuurwerk bevindt zich al veel verder in het consultatieproces. Dat is een algemeen wetsvoorstel, dat ook bijvoorbeeld het verhalen van kosten van drugsafval en soortgelijke zaken mogelijk maakt. De reden dat we zo'n wetsvoorstel nodig hebben, is dat volgens de huidige wetgeving en de daarop gebaseerde rechtspraak van de Hoge Raad het gewoon nog niet mogelijk is om dergelijke kosten te verhalen. Die mogelijkheid moet er als het aan mij ligt zo snel mogelijk komen.

Dan het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Helder om groepsaansprakelijkheid uit te breiden. Dat wetsvoorstel is in de Kamer besproken, maar voor zover ik heb kunnen nagaan, moet er nog een reactie komen van mevrouw Helder zelf op de in de Kamer ingebrachte opvattingen. Als die er is, kom ik met een standpunt ten aanzien van dat wetsvoorstel. Maar op dit moment ben ik als Minister van Justitie niet aan zet; ik zou dus voor mijn beurt praten.

Dan het illegale vuurwerk. Zowel mevrouw Kröger als mevrouw Helder heeft daar vragen over gesteld. Ter voorkoming van misverstanden: het handhaven op illegaal vuurwerk is uiteraard wel volledig mijn portefeuille. Dit jaar wordt er weer op ingezet in de vorm van Project Oorworm, het landelijke politieteam dat de onlinehandel in illegaal vuurwerk bestrijdt. Dat draait ook dit jaar goed: tientallen accounts op social media worden uit de lucht gehaald en er wordt actief opgetreden tegen potentiële klanten. Er vindt een verschuiving plaats van de handel op sociale media, want die handel wordt minder openbaar. In 2018 zijn er in internationaal verband een aantal aanbieders van illegaal vuurwerk in het buitenland uit de lucht gehaald. Sinds die acties in 2018 zijn er geen postpakketten met illegaal vuurwerk meer onderschept. Dat betekent overigens niet dat daar niet meer op wordt ingezet. Er lopen ook nu weer internationale onderzoeken naar illegaal vuurwerk. Tot op heden is er dit jaar bijna 3.500 kilo illegaal vuurwerk in beslag genomen.

Mevrouw Den Boer vroeg naar de samenwerking met het buitenland. Internationale samenwerking ligt primair bij de ILT. Vorig jaar zijn verschillende Poolse webshops uit de lucht gehaald. Dat betrof een samenwerking tussen Nederlandse, Duitse, Poolse en Franse opsporing. Ook hebben Duitse politie en Openbaar Ministerie prima ondersteuning verleend bij enkele Nederlandse rechtshulpverzoeken. De toestroom van zwaar, voor consumenten illegaal professioneel vuurwerk uit België neemt steeds meer af. We zien dus wel resultaten uit die intensieve samenwerking. Maar goed, het feit dat er tot nu toe alweer 3.500 kilo illegaal vuurwerk in beslag is genomen, laat zien dat er nog steeds wel een fors probleem is op het gebied van illegaal vuurwerk.

Voorzitter. De VVD vroeg hoe het komt dat burgemeesters de bevoegdheden niet toepassen. Zo algemeen kan die vraag niet beantwoord worden. Het is aan gemeenten om te bepalen of ze hun bevoegdheden inzetten. De evaluatie die is gehouden, ging over de maatregelen betreffende de bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast. Ik heb het CCV gevraagd om drie bijeenkomsten te houden over die bevoegdheden. Die zijn in juni en ook nog deze week gehouden. Goede ervaringen worden door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten verzameld en geplaatst op de databank praktijkvoorbeelden van en voor gemeenten. In het verlengde daarvan zijn we ook echt met elkaar, dus VNG en de beide ministeries, bezig om gemeenten op dit punt zo goed mogelijk voor te lichten en mee te nemen in best practices, in wat men het allerbest kan inzetten.

Voorzitter. Dan zijn er nog een paar vragen gesteld door de heren Krol en Wassenberg over de handhaving bij vuurwerkvrije zones. Het instellen en handhaven van dergelijke zones is een lokale verantwoordelijkheid. Als een gemeente een vuurwerkvrije zone instelt, bespreekt die gemeente dat met de politie en het Openbaar Ministerie. Hiervoor geldt hetzelfde als voor het straks inzetten van die verboden voor een hele gemeente en ik heb er vertrouwen in dat lokale driehoeken daar ook echt de juiste afweging maken van wat nodig is en hoe ze dat vervolgens gaan invullen.

De vraag van mevrouw Yeşilgöz over het leren van ervaringen in andere gemeenten heb ik al beantwoord. Er wordt dus heel veel uitgewisseld via die databank praktijkvoorbeelden. Er worden ook bijeenkomsten georganiseerd om gemeenten daarin verder te helpen.

De heer Van Dam vroeg nog naar het vuurwerk bij voetbalwedstrijden. Laat ik beginnen met te zeggen dat ik daar onlangs over gesproken heb met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, de KNVB. Het punt is dat meestal toch wel alcohol en drugs in het spel zijn. Het afsteken van vuurwerk in en rond stadions is verboden, tenzij er een vergunning voor is verleend. Tegen het zonder vergunning afsteken wordt hard opgetreden via het opleggen van stadionverboden, strafrechtelijke vervolging. Vanuit de Regiegroep Voetbal en Veiligheid is met alle partners gewerkt aan een projectplan vuurwerk. Dat plan is begin dit jaar gelanceerd en breed verspreid onder alle betrokkenen binnen de voetbalwereld. Doelstelling is om vuurwerk rondom en tijdens voetbalwedstrijden in zowel het voetbalstadion als op de trainingscomplexen terug te dringen. Toen ik begin september hierover sprak met een groot aantal mensen en een groot aantal burgemeesters bij de KNVB waren de eerste ervaringen daarover positief.

Overigens, ik meld het als een postscriptum, hebben de clubs natuurlijk naar aanleiding van vuurwerkincidenten straf opgelegd gekregen waarbij, even los van boetes, specifieke vakken in het stadion tijdens een wedstrijd volgend op zo'n incident leeg moeten blijven.

Als laatste heb ik nog de vraag van mevrouw Kröger welke evaluaties we naar aanleiding van de komende jaarwisseling gaan doen. Ik weet in ieder geval dat de politie begin januari het landelijk beeld van de incidenten en dergelijke zal opstellen. Dat krijgt u zo snel mogelijk van me toegestuurd, met al die kaartjes erbij die ik dit jaar ook heb toegevoegd. De Staatssecretaris zal ongetwijfeld iets zeggen over de rapportages met betrekking tot letsel en dergelijke. VeiligheidNL voegt aan die rapportages al twee jaar een onderzoek naar gedrag en opinie van Nederlandse huishoudens toe. Dat zal ook komend jaar gebeuren. Sinds 2014 voert I&O Research in opdracht van Binnenlands Bestuur elk jaar in november/december een onderzoek uit naar het draagvlak voor vuurwerk en alternatieven voor het afsteken van vuurwerk. Dat zal ook dit jaar plaatsvinden.

Voorzitter, hiermee meen ik alle voor mij bestemde vragen te hebben beantwoord.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze beantwoording, Minister. Er zijn enkele interrupties. De heer Van der Staaij was als eerste. Gaat uw gang.

De heer Van der Staaij (SGP):

De Minister verwees al even naar de brief van de korpschef, maar hij is nog niet ingegaan op het punt dat die maakt. Hij zegt: wij hebben juist ook ter bescherming van onze politiemensen gevraagd om dat knalvuurwerk en die vuurpijlen te verbieden, maar dat is helaas niet gedaan, en in plaats daarvan wordt vuurwerk verboden dat in de praktijk helemaal niet naar politieagenten wordt gegooid. Wat is de reactie van de Minister daarop? Heeft de korpschef daar niet gewoon een punt?

Minister Grapperhaus:

Excuses, voorzitter, ik had even mijn microfoon uit moeten zetten. Nu is de vraag van de heer Van der Staaij gesteld met mijn beeltenis erbij. Ik wil hem via u even mijn excuses aanbieden, want dat was niet de bedoeling.

De heer Van der Staaij (SGP):

Geen enkel probleem.

Minister Grapperhaus:

We moeten het natuurlijk even in breder perspectief zien. Ik blijf even bij het onderwerp vuurwerkverboden as such weg. Het gaat mij nu even om de brief van de korpschef. Uw Kamer heeft in 2018 heel duidelijk in een tweetal moties gezegd: wij willen geen algeheel vuurwerkverbod, maar zorg dat het per gemeente kan worden geregeld. Dat zal per deze jaarwisseling verwezenlijkt zijn. Zoals met uw Kamer is besproken, zullen we vervolgens moeten bekijken hoe dat in de praktijk gaat uitwerken. Dat geldt voor alle betrokken partijen in het geheel. Dat betekent dat we deze komende jaarwisseling zullen zien welke gemeenten zo'n algeheel verbod invoeren, welke gemeenten nog met gedeeltelijke verboden werken en welke gemeenten niets doen. De evaluaties zullen ongetwijfeld uitgesplitst worden naar hoe dat in die verschillende gemeenten uitgewerkt wordt. Ik heb al gezegd dat de korpschef ondertussen namens zijn mensen aandacht blijft vragen voor de hinder die hulpverleners zoals politieagenten, brandweer, boa's en ambulancepersoneel ondervinden van idioten die met vuurwerk dingen doen die ze gewoon niet moeten doen. Overigens zijn er ook mensen die zonder dat vuurwerk geweld plegen met de jaarwisseling. U zult zich een paar ernstige incidenten van afgelopen jaar kunnen herinneren waarbij niet eens vuurwerk in het spel was, maar toch echt schandalig geweld op hulpverleners werd toegepast. In ieder geval vind ik het dus volkomen begrijpelijk en terecht dat de korpschef daar opnieuw aandacht voor vraagt. Maar nogmaals, we hebben nu ingezet op de maatregelen zoals die naar aanleiding van het debat in uw Kamer zijn aangekondigd. We moeten volgend jaar met elkaar zien hoe dat deze jaarwisseling is gelopen.

De voorzitter:

Ik zie een vervolgvraag in het gezicht van de heer Van der Staaij. Gaat uw gang.

De heer Van der Staaij (SGP):

Die vervolgvraag zal ik even in woorden vangen. Ik snap de redenering van de Minister, die zegt: er zijn ook moties van de Kamer, dus dat is waar ik politiek draagvlak voor zag. Maar ik zie wel dat het constant in ontwikkeling is. Er zijn nu ook onderzoeken die laten zien dat zelfs een meerderheid van de bevolking voorstander is van het verbieden van knalvuurwerk. Zou deze Minister dan niet iets meer kunnen uitdagen en kunnen zeggen dat we daar eigenlijk wel naartoe moeten? Dat lukt dan misschien nog niet, maar het kan juist ook helpen om dat draagvlak te creëren. Het klinkt nu heel erg volgend en berustend, maar zou de Minister niet wat meer kunnen uitdagen om een stap verder te zetten, ook ter bescherming van de politiemensen en conform de wens van heel veel Nederlanders?

De voorzitter:

Een uitdaging voor de Minister. Gaat uw gang.

Minister Grapperhaus:

Zeker, en een uitdaging afkomstig van de heer Van der Staaij pak ik graag op. Dat weet hij. Ondertussen gaan hij en ik allebei op zoek naar het juiste citaat waarmee we dat nog eens kunnen onderstrepen, waarbij hij meer van het Oude Testament is en ik meer het Nieuwe Testament ben.

Maar ik wil toch even heel serieus hierop ingaan. Ik begrijp heel goed wat de heer Van der Staaij zegt, maar ik heb de afgelopen, op een paar weken na, twee jaar als Minister overal waar er maar de gelegenheid toe was een paar dingen uitgedragen. In de eerste plaats, het gaat absoluut niet aan dat je je op welke manier dan ook misdraagt tegen hulpverleners. In de tweede plaats, het is helemaal uit den boze als dat gebeurt met ongeoorloofde hulpmiddelen als vuurwerk. In de derde plaats, er is sprake van een maatschappelijke verhuftering die zich breder uitstrekt, want soms worden die vuurpijlen ook op medeburgers en dergelijke gericht. Alle drie die ontwikkelingen vind ik buitengewoon kwalijk. Dat is één verhaal en in zoverre heb ik mij daar heel duidelijk over uitgesproken.

Iets anders is dat we hier in een rechtsstaat, in een democratie, leven en dat ik leef bij wat door de krachten in het democratisch speelveld wordt aangegeven als wat er zou moeten gebeuren. De heer Van der Staaij formuleerde dat ook als zodanig. Dat hoort er ook bij. Ik vind dat wij dat dan ook op een goede manier moeten doen. De Staatssecretaris gaat er straks, denk ik, ook verder op in, maar van de motie om een verbod per gemeente mogelijk te maken is echt werk gemaakt. Er is ook op andere punten werk van gemaakt. De heer Van Dam constateerde zelfs dat alle aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid zijn opgevolgd, op een algeheel vuurwerkverbod na. Nogmaals, we moeten dat doen in het kader van de rechtsstaat. Ik wijs er ook nog een keer op dat we die kaartjes van Nederland daarbij wel in acht moeten nemen. Dat zou de heer Van der Staaij toch ook moeten aanspreken.

Al met al. Door telkens en plein public te zeggen wat ik van bepaalde dingen vind, heb ik die uitdaging, hoop ik, opgepakt. Ik vind dat we het verder samen met elkaar moeten doen, zeker bij zo'n lastige kwestie als: hoe krijg je een feestelijke jaarwisseling? Ik merk ook dat de leden van de Kamer daar soms echt mee worstelen. Dat is geen excuus, maar dat is gewoon hoe het is. Dus laten we die discussie na de komende jaarwisseling voeren, als we hebben gezien wat alle maatregelen die we nu hebben genomen tot gevolg hebben. Dat is de uitdaging die ik heel voorzichtig – want ik weet niet of mij dat past als Minister – bij de heer Van der Staaij zou willen neerleggen. Laten we dan kijken hoe we met elkaar verder moeten, want we moeten wel één maatschappij blijven.

De voorzitter:

Dank u wel, Minister. Is deze uiteenzetting voldoende voor meneer Van der Staaij? Ik zie dat dat zo is. Mevrouw Helder voor een volgende interruptie. Gaat uw gang.

Mevrouw Helder (PVV):

Voor mij is dat niet voldoende, want ik vind dat dé vraag niet beantwoord is. Ik heb die ook al gesteld in het vragenuur van 28 mei jongstleden. Die vraag was ingegeven door die paginagrote advertentie van 26 organisaties waarbij de politie het voortouw nam. Dus in totaal 27 organisaties vroegen om een totaalverbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. Toen heeft de Minister gezegd: daar ga ik uitgebreid op in. Toen kwam de brief van 12 juli. Vandaag verwijst de Minister naar maatregelen die al allemaal genomen zijn of naar maatregelen die in de pijplijn zitten, maar die pas bij de jaarwisseling «20-«21 van toepassing zullen zijn. Dus komende jaarwisseling hebben we niets, maar goed. Het zij zo. In de brief van 12 juli wordt naar mijn mening alles gezegd wat hier vandaag ook al gewisseld is, maar ook: «Een totaalverbod op consumentenvuurwerk is daarom niet de orde.» Dat «daarom» is keihard gekoppeld aan de traditie van de jaarwisseling die het kabinet wil behouden. Wat mij betreft is dé vraag die nog boven de markt hangt: vindt het kabinet dat er sprake is van een traditie die behouden moet worden, ongeacht wat er ook gebeurt?

Minister Grapperhaus:

Allereerst is het niet juist dat we niet al bij deze jaarwisseling een groot aantal van die maatregelen hebben ingevoerd. Ik ga het nu voor de derde keer zeggen, omdat ik wil dat iedereen in Nederland daarvan doordrongen is: het strafbaar zijn van het hinderen van hulpverleners gaat in per 31 december. Ik zie dat een van uw leden al streepjes begint te zetten om te turven, maar ik wil dat toch nog maar eens zeggen. Daarnaast heb ik net ook nog gezegd dat de mogelijkheid om het per gemeente te verbieden ook deze jaarwisseling van kracht zal zijn. Daarnaast zijn er vorig jaar al een aantal maatregelen genomen als het gaat om soorten vuurwerk; daar gaat de Staatssecretaris zo verder op in, denk ik. Dat is één deel van het verhaal.

Een ander deel van het verhaal is dat kabinet en Kamer in 2018 hier uitvoerig met elkaar over gedebatteerd hebben en dat daaruit bleek dat een hele grote meerderheid uiteindelijk zei: bij een feestelijke, traditionele jaarwisseling hoort onder heel duidelijke omstandigheden en condities ook vuurwerk. De Staatssecretaris en ik hebben in de brief van 12 juli gepoogd dat tot uitdrukking te brengen. Ik merk aan mevrouw Helder dat binnen haar partij, die destijds tegen een algeheel vuurwerkverbod stemde, misschien ook twijfels en vragen spelen. Ik denk dat het maatschappelijk debat daarmee nog steeds aanwezig is. Dan kom ik terug op wat ik antwoordde aan de heer Van der Staaij: ik denk dat we vervolgens de maatregelen die we als kabinet en Kamer met elkaar hebben afgesproken, echt helemaal moeten doorvoeren. Dat hoort bij een democratie. Volgend jaar, wat mij betreft vroeg in het voorjaar – ik vind het allemaal prima – kunnen we dan met elkaar kijken hoe het deze jaarwisseling heeft uitgepakt en wat wij verder van de ontwikkelingen vinden.

Mevrouw Helder (PVV):

De Minister verwijst naar wat de Kamer in 2018 heeft besloten, maar het is inmiddels 2019. Er is een jaarwisseling geweest met een stijging van incidenten. Daarom heb ik, mede vanwege de worsteling binnen mijn fractie, gevraagd wat nou de grens is om het over een totaalverbod te gaan hebben, als blijkt dat de genomen maatregelen niet afdoende helpen. Dat antwoord heb ik nog steeds niet gehoord, maar dat heb ik nu wel nodig om hier binnen mijn fractie verder mee te kunnen. Daarom heb ik het zo keihard gesteld, maar die vraag blijft boven dit debat hangen, net als mijn belangrijkste vraag, waar ik blijkbaar geen antwoord op krijg. Als het antwoord van het kabinet is dat het een traditie is en dat er daarom geen totaalverbod komt, dan zitten we hier een beetje om de hete brij heen te draaien, want dan komt het er gewoon niet, althans niet van de Minister. Ik wil gewoon graag duidelijkheid.

De voorzitter:

Een vraag die blijft hangen, kennelijk, Minister.

Minister Grapperhaus:

Ik vind het alleen maar toe te juichen dat in een parlementaire democratie ook binnen fracties die discussie gaande blijft. In dat verband zou ik wel onder de aandacht willen brengen dat die stijging van 2017 naar 2018, zoals ik net heb gezegd, eigenlijk alleen maar toe te schrijven is aan de bijzonder slechte weersomstandigheden in 2017. In ieder geval zien we over de afgelopen vijf jaar ten gevolge van een groot aantal maatregelen een daling. Dan blijft staan – en ik denk dat mevrouw Helder en ik daarin helemaal op dezelfde lijn zitten – dat ik het nog steeds onacceptabel vind dat er zo veel wangedrag is tegen de mensen die ons juist helpen om dit soort grote evenementen in goede banen te leiden, de hulpverleners. Ik noem ze nog maar eens: de boa's, de politieagenten, de brandweer en de ambulancemensen. Als we dat weten, moeten we kijken hoe de cijfers zich komend voorjaar hebben ontwikkeld. We moeten natuurlijk ook zien of er nog een correctie is te maken voor extreme externe omstandigheden. Ik heb hier eigenlijk al antwoord op gegeven. We gaan een uitsplitsing maken van gemeentes die wel zo'n gemeentelijk verbod hebben toegepast, gemeentes die dat gedeeltelijk hebben gedaan en gemeentes die dat helemaal niet hebben gedaan. We maken ook een uitsplitsing aan de hand van regio's. Met al die gegevens in de hand moet ik samen met de Staatssecretaris bij u terugkomen. Dan kunnen we vervolgens, net als in 2018, hopelijk een vruchtbaar debat met elkaar aangaan aan de hand van wat we dan concreet aan gegevens hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Wassenberg, u heeft lang moeten wachten op uw interruptie. Gaat uw gang.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb lang moeten wachten, maar daardoor is die misschien nog wel een beetje gerijpt, zoals dat heet. Ik heb nog een vraag over de handhaafbaarheid van die gemeentelijke vuurwerkverboden. De Minister zegt heel makkelijk – te makkelijk, naar mijn mening – er is overleg in de driehoek over die gemeentelijke vuurwerkverboden, geheel of gedeeltelijk, dus wat hem betreft is er geen probleem in de handhaving. Maar het probleem is er natuurlijk wel, en dan lees ik toch nog even voor uit de brief van de politie, waarin de korpschef zegt: «Hierdoor ontstaat een lappendeken aan handhavingsarrangementen. Het is onze professionele overtuiging dat dit leidt tot een onoverzichtelijke situatie voor politie, hulpverleners en burgers. Ik voorzie dan ook dat een willekeur aan lokale verboden de handhaving van de openbare orde door mijn mensen een stuk complexer maakt.» Dan vraag ik aan de Minister of hij het oneens is met de korpschef. Praat de korpschef nonsens? Want de kans bestaat – excuus voor mijn cynisme, voorzitter – dat de korpschef ooit weleens gehoord heeft van de driehoek. Daar praat hij hier niet over. De korpschef ziet dit kennelijk als een probleem. De Minister zegt: de driehoek lost het allemaal op. Kan de Minister dan toch even reageren op die hartenkreet, bijna, van de korpschef?

De voorzitter:

De Minister had tijdelijk de voorzittershamer in zijn hand genomen, dus ik denk dat hij even behoefte had aan een verandering. Gaat uw gang. Wilt u deze indringende vraag beantwoorden, Minister?

Minister Grapperhaus:

Voorzitter, ik bezweer u dat ik «m alleen maar even heb bevoeld; verder heb ik er niets mee gedaan. Dan kom ik op de vraag van de heer Wassenberg. Ik heb juist betoogd hoe de lokale driehoek, hoe ons systeem in Nederland werkt. Om dat even goed uit te leggen: de officier van justitie, de politiechef en de burgemeester van een gemeente – als het een kleine gemeente betreft, komt de officier natuurlijk uit het arrondissement – overleggen met elkaar en die kijken wat er in het kader van een groot evenement voor maatregelen nodig zijn. Wat is er voor inzet nodig van politie en van andere diensten? Hoe komt die problematiek op ons af? Dat is iets wat lokaal zal verschillen. Ik verwijs de heer Wassenberg nogmaals naar die kaartjes die ik in de brief van 11 januari meestuurde. Ik heb gezegd dat ik er zonder meer op vertrouw dat die lokale driehoeken daarin de juiste afwegingen zullen maken, zodanige afwegingen dat er voor de politie een optimaal handhavingsinstrumentarium of een optimale handhavingsomgeving ontstaat. Ik vind het, nogmaals, prima dat de korpschef heel duidelijk ook opkomt en aandacht vraagt voor zijn mensen. Dat is nu eenmaal zijn functie. Uitstekend als hij bepaalde zorgen daarover uit, maar ik heb er echt vertrouwen in dat dat lokaal op een afgewogen wijze gaat gebeuren.

De heer Wassenberg (PvdD):

De Minister legt uit wat die lokale driehoek is. Dank, maar dat had ik niet gevraagd, want dat wist ik ook al. Dat is dus een non-antwoord. In deze context was dat wel nonsens. Ik heb de Minister gevraagd: is het dan onzin wat de korpschef zegt? Laat ik een voorbeeld geven. De Minister zei: de grote problemen spelen in westelijk Nederland. Ik heb in mijn eigen bijdrage het Rijnmondgebied genoemd. Ik ben daar ooit op werkbezoek geweest. Ik heb daar ook ooit meegereden met de politie en dan zie je inderdaad dat de ene gemeente naadloos overgaat in de andere en je moet bij wijze van spreken op je tomtom kijken, van meter tot meter, of je in deze gemeente bent of in de andere. Op die manier is het gewoon niet te doen om te handhaven, want je moet die beslissing in een splitsecond nemen en je kunt bij wijze van spreken niet eerst uitgebreid gaan kijken of je nu in gemeente A zit of in gemeente B.

Dat is wat de korpschef bedoelt. Dat is wat ook vanochtend nog in de Volkskrant stond. Dat zijn de praktische problemen. Dan heb je helemaal niks te maken met het overleg in de driehoek. Het gaat erom dat je op dat moment in de gemeente A of B zit en daar is de ene regeling van toepassing of de andere. Waar ben ik op dit moment en met welke regeling moet ik dus rekening houden? Dát is de vraag.

Minister Grapperhaus:

Ik ben ervan overtuigd dat de korpschef geen onzin bezigt. Zo ken ik hem ook niet. Ik vind overigens dat mensen zelden onzin of nonsens bezigen, laten we daarmee beginnen. Maar los daarvan kun je natuurlijk een overtuiging hebben of een inschatting van hoe een bepaalde problematiek is. Laten we wel wezen: op dit moment is het mogelijk voor gemeenten om vuurwerkvrije zones in te stellen. Ik heb tot nu toe geen uitvoerige statistiek daarvan gekregen waaruit zou blijken dat er enorme handhavingsproblemen ontstaan op de grenzen van die zones, terwijl dat toch nóg ingewikkelder is. En ik blijf herhalen dat ik ervan uitga dat men volgens het goedwerkende systeem van veiligheidsregio's en daarbinnen van lokale driehoeken per gemeente, in staat is om die afwegingen heel goed te maken, ook met inachtneming van het soort gemeentegrensproblematieken waar de heer Wassenberg over spreekt. Dan is het namelijk niet ongebruikelijk om afstemming te zoeken met de gemeente waar je aan grenst.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik vind het lastig dat ik van de Minister niet echt een reactie krijg op de dringende oproep van de politie en de hulpverleners. Wel is er een lichtpuntje, namelijk dat ik de toezegging hoor dat er snel na de jaarwisseling goed gekeken gaat worden hoe we vuurwerk toch strenger kunnen reguleren. Ik hoop dat het dan ook echt snel gebeurt, dus binnen een paar maanden, zodat het niet weer zo lang hoeft te wachten. Ik heb ook nog een vraag over die evaluatie. Het feit dat binnen een gemeente met vuurwerkvrije zones op andere punten wel gewoon vuurwerk wordt verkocht, maakt het heel moeilijk handhaafbaar. Mensen mogen daar wel vuurwerk kopen, maar wellicht niet binnen een bepaalde zone gebruiken. Maakt dat de evaluatie van de effectiviteit van de maatregel niet bijzonder moeilijk?

De voorzitter:

Minister, kunt u hierop reageren alstublieft?

Minister Grapperhaus:

Die kwestie van verkoop in de ene zone is een vraag voor de Staatssecretaris. Die vraag verwijs ik dus door. Dat is nu eenmaal hoe de verantwoordelijkheden ten aanzien van de beantwoording zijn. Wat die evaluatie betreft wil ik er wel op wijzen dat ik namens het kabinet heb uitgesproken dat wij daartoe bereid zijn, maar de Tweede Kamer moet daar natuurlijk zijn eigen agenda in bepalen. Dus nogmaals, als de Tweede Kamer het komend jaar zou zeggen «wij willen eigenlijk al in februari of maart, als die gegevens er zijn, daarover spreken», dan zijn wij daartoe bereid.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger heeft misschien nog een vervolgvraag. Daarna kan mevrouw Helder een vraag stellen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Het lijkt mij dat wij als Kamer, gegeven de wijze waarop het leeft, na de jaarwisseling snel verder willen praten over hoe we het probleem aanpakken, maar dan moeten er natuurlijk wel de stukken vanuit het kabinet liggen, met daarin de evaluatie en een voorstel vanuit het kabinet hoe het probleem beter aangepakt kan worden, bijvoorbeeld door het verbod te versterken. Dus komt dat voorstel er dan?

Minister Grapperhaus:

Dit is wat vreemd. U krijgt eerst die cijfers. Die hebt u vorig jaar op 11 januari gekregen. Op een gegeven moment heb ik gezegd: het kabinet – dat zullen wij tweeën zijn, als u dat goed vindt – is zonder meer bereid om daar vervolgens, wanneer uw Kamer zegt daarover te willen spreken, over te komen spreken. Maar ik kan nu niet allerlei voorstellen toezeggen. We moeten u eerst die evaluatie en die cijfers doen toekomen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat zegt de Minister nou wel heel mooi, maar hij verschuilt zich daarmee achter de Kamer. Inderdaad, op 11 januari is er een brief gekomen. De Minister zei daarover: dat is tussentijds, en we komen voor het meireces met een inhoudelijke reactie. Het meireces is inderdaad in mei. En wat schetste mijn verbazing: voor het meireces heb ik nog een debat aangevraagd over geweld tegen hulpverleners tijdens de jaarwisseling en de toename van het geweld tegen de politie, in de hoop dat die brief er dan ook inderdaad voor het meireces – en laten we niet moeilijk doen – of in het meireces zou komen. Niks was minder waar, want die kwam er helemaal niet. En uiteindelijk is na herhaaldelijk rappel op 12 juli 2019 die brief van de Minister namens het kabinet gekomen. Dat wilde ik toch even opgemerkt hebben.

De voorzitter:

In ieder geval deed de Minister niet aan een zomerslaapje.

Mevrouw Helder (PVV):

Nee, maar de Kamer wel, en dat verklaart dus wel waarom het zo lang duurde.

De voorzitter:

De Minister gaat hier iets over zeggen.

Minister Grapperhaus:

Even ter correctie, het was een brief van de Staatssecretaris én van de Minister. Het tweede is dat wij ook hebben uitgelegd dat wij wat meer tijd nodig hadden, omdat we na Kamermoties een aantal maatregelen al in 2018 hadden genomen die überhaupt nog moesten worden ingevoerd. Dus die golden niet voor de afgelopen jaarwisseling. Ik heb aangegeven dat we nog een aantal verdiepte onderzoeken gaan doen en nog allerlei bijeenkomsten houden. Maar het staat uw Kamer natuurlijk geheel vrij om te zeggen dat u daar al in maart of wanneer dan ook over wilt spreken. Daar volg ik in.

De voorzitter:

Dank u wel, Minister. Als de Kamerleden nog wat willen aangeven – dat gebeurt nu non-verbaal – dan graag via de microfoon. Meneer Krol, u heeft een interruptie of een voorstel?

De heer Krol (50PLUS):

Ik heb een interruptie. Ik wil nog het volgende weten. Als wij er dan zo vroeg over spreken, wat mij een lief ding waard zou zijn, kan het kabinet dan toezeggen dat het dan ook al voorstellen aan de Kamer heeft doen toekomen?

Minister Grapperhaus:

Nee, eerst komen de cijfers. Die gaan we uw Kamer heel snel toesturen; daar zal een evaluatie bij komen. Vervolgens is het aan uw Kamer om te zeggen: daarover willen wij snel met elkaar om tafel. En misschien wilt u als Kamer daar al bepaalde voorstellen bij zien. Maar het lijkt mij dat zowel voor het kabinet als voor de Kamer geldt dat we eerst willen zien wat er uit die cijfers en die evaluatie komt. En even voor de duidelijkheid, zo zeg ik ook tegen mevrouw Kröger: daar zit geen vertragingstactiek achter, maar we moeten wel weten waarover we spreken. Want dan kunnen we zo'n debat gezamenlijk de goede richting geven. Zo moeten we het wat mij betreft doen.

De heer Krol (50PLUS):

Misschien kan de Minister dan even over zijn hart strijken en een datum noemen. «Heel snel» is voor mij geen datum.

Minister Grapperhaus:

Ik heb gewoon gezegd: ik ben zonder meer bereid om in het vroege voorjaar daarover samen met de Staatssecretaris met uw Kamer in gesprek te gaan. Nogmaals, het is wel ook aan uw Kamer om te bepalen wat prioriteit heeft. Daar kan ik niet in treden. Maar ik heb nu hopelijk aan de heer Krol voldoende duidelijk gemaakt dat dat wat mij betreft in het vroege voorjaar, in maart 2020, kan. Daar zijn wij zonder meer toe bereid.

De voorzitter:

Het voorjaar begint op 21 maart 2020. Meneer Van der Staaij, u wil gebruikmaken van uw tweede interruptie?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb nog een aanvullend punt. Ik denk dat het een belangrijk punt is, maar misschien kan de Staatssecretaris daar straks op ingaan. Volgens mij is de wens vanuit de Kamer dat we niet onnodig tijd verliezen als er nieuwe maatregelen nodig zijn. Nu zie je al, en dat zit er natuurlijk ook achter, dat die maatregel van dat F3-vuurwerk niet deze jaarwisseling kan ingaan maar pas weer bij de volgende jaarwisseling. Dus we zoeken ook naar mogelijkheden: als je snel na de jaarwisseling kunt evalueren en daarover kunt spreken, dan kun je ook nog stappen zetten die al bij de eerstvolgende jaarwisseling doorgevoerd kunnen worden. Dat is waar denk ik breed behoefte aan is. De vraag is of we elkaar daar ergens op een goede manier kunnen vinden.

Minister Grapperhaus:

Maar op dat punt kunnen we elkaar ook vinden. Wat dit jaar anders is verlopen – ik heb het net via de vraag van mevrouw Helder uitgelegd – had te maken met het feit dat we in 2018 naar aanleiding van moties van de Kamer een paar dingen in gang hebben gezet die pas deze jaarwisseling gaan werken. Denk vooral aan dat verbod per gemeente. Het lukte niet om dat al bij de vorige jaarwisseling voor elkaar te krijgen, want daar was het wetgevings- en regelgevingstraject te kort voor. Daarom hebben we dit jaar gezegd: laten we in ieder geval met elkaar nog een aantal verdiepingsslagen maken op het gebied van onderzoek, zodat we daarmee verder komen. Nogmaals, dat is omdat pas deze jaarwisseling een aantal maatregelen in werking zijn getreden, waarvan we dan het effect kunnen zien.

De voorzitter:

Dank u wel, Minister. Ik ga nu naar de Staatssecretaris voor de beantwoording van de overige vragen. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Laat ik beginnen met de rode draad die ik zie in de inbreng van de Kamerleden, en ik hoop dat u die ook ziet in de beantwoording van het kabinet. Dat is dat we allemaal willen streven naar die veilige, fijne wisseling van oud en nieuw. We worstelen er met elkaar mee hoe we dat goed doen. Een deel van die worsteling komt denk ik ook doordat het niet een eendimensionaal probleem is. We hebben namelijk het vraagstuk van illegaal vuurwerk, dat echt een heel ander vraagstuk is dan het vraagstuk van het legale vuurwerk vanwege het letsel. Het vraagstuk van de openbare orde is ten dele gerelateerd aan vuurwerk en ten dele ook aan andere problematiek, die breder speelt en dus ook een bredere aanpak nodig heeft. In het debat zien we soms ook dat een aantal van die problemen door elkaar heen lopen. Wanneer je effectieve en handhaafbare maatregelen wil treffen die ook echt iets bijdragen aan de veiligheid in die nacht, is het steeds zoeken naar welke oplossing we bij welk probleem hebben, en of die oplossing aangrijpt op het juiste punt.

Ik denk dat de tijdsklem, waarvan de heer Van der Staaij net nog een keer de kern naar boven haalde, daarbij hoort, ook om het daar met elkaar over te hebben. We zitten in een cyclus waarbij bestellingen al heel vroeg worden gedaan. Eigenlijk worden in het najaar al bestellingen gedaan die niet voor die jaarwisseling zijn, maar voor de jaarwisseling daarop. Dat betekent inderdaad dat je vaak een vertraging hebt in het effect van de maatregelen die je met elkaar wil afspreken. Dus zijn de Minister en ik absoluut bereid om zo snel mogelijk met u te spreken over de eerste beelden die uit een evaluatie van de jaarwisseling ontstaan. Misschien dat we dat dan kunnen meenemen in de concrete maatregelen, zodat we met elkaar dat proces zo efficiënt mogelijk inrichten. Zo hoor ik de oproep van eigenlijk u allemaal: als we eenmaal iets willen, dan willen we het ook zo snel mogelijk. Maar er zijn ook gewoon termijnen waarmee we rekening te houden hebben. We moeten ook zorgen dat in de manier waarop we met elkaar daarover spreken, we proberen dat zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Ik denk dat we daarin een gedeeld belang hebben.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik denk dat de vraag die voorligt, is: wanneer is het voor dit kabinet genoeg en is er echt de noodzaak om te komen met een verdergaand verbod? Dus als er deze jaarwisseling weer dezelfde problemen zijn, weer zo veel incidenten en geweld tegen politie en ambulancepersoneel, kunnen wij dan als Kamer verwachten dat er samen met de evaluatie van de cijfers ook meteen een pakket maatregelen voorligt, waar we dan als Kamer met de bewindspersonen over kunnen spreken?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

De vraag naar verdergaande maatregelen is eigenlijk het punt waar ik nu in de beantwoording op wilde komen. Want ook vandaag ligt er zo'n duidelijk verzoek van de Kamer. Daarnaast is het dus een kwestie van hoe je het proces en de tijd zo organiseert dat je de maatregelen die je wil nemen, welke dat dan ook zijn, op zo'n moment neemt dat je ook zo snel mogelijk het effect ervan ziet. Dat was denk ik het punt waar de heer Van der Staaij terecht aandacht voor vroeg. Maar de eerste rode draad die ik in de inbreng van de Kamerleden hoorde, was: laten we eens kijken wat we kunnen doen om die wisseling veiliger te maken.

Tegelijkertijd zien we ook dat er gewoon verdeeldheid is. Dat zien we in de inbreng van de Kamerleden, en soms horen we zelfs expliciet dat dat binnen fracties geldt. Die verdeeldheid komt soms voort uit overtuiging, en soms uit de analyse van de problematiek, dat het ene probleem het andere niet is, of uit het feit dat de problematiek per regio erg verschilt. Wat is dan de beste aanpak? De balans zien we allemaal. De heer Van der Staaij had het over «een mooi feestje vieren met elkaar». Niemand vindt dat raddraaien in die steden, die onveilige situaties voor de hulpverleners, een acceptabel feestje. Laten we daar heel helder over zijn. Tegelijkertijd zijn er ook heel veel mensen die op een heel veilige manier genieten van het afsteken van een vuurpijltje in de achtertuin, daar met de buren omheen staan en daar een heel fijn feestje aan beleven. Dat hoeft niet per se de onveiligheid te creëren. Dus de vraag is ook steeds: op welk punt grijpen we nu aan? Wat is het probleem dat we oplossen, en hoe doen we dat met elkaar zo effectief mogelijk?

De voorzitter:

Mevrouw Kröger, wilt u hierop nog een vervolgvraag stellen?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ja, die had ik willen stellen. De Staatssecretaris schetst hier een soort situatie van balans, terwijl de oproep vanuit de politie toch wel glashelder is: geef ons een handhaafbaar kader rondom vuurwerk, een handhaafbaar kader dat écht de veiligheid van politiemensen en ambulancepersoneel beschermt. Dan gaat het hen om een verbod op knalvuurwerk en... vuurpijlen. Dank voor de aanvulling, collega's die het ermee eens zijn. Daar zit dan dus toch die vraag aan dit kabinet: wanneer komt dat moment, als we deze jaarwisseling weer hebben gehad en als het niet beter is geworden, en komt er dan een voorstel om dat verbod toch uit te breiden? Dat is om de vaart erin te houden, waarvan de Staatssecretaris terecht zegt dat dat nodig is.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Mevrouw Kröger stelt voor om te wachten tot na de volgende jaarwisseling, maar ik hoor eigenlijk op dit moment al een bredere roep van de Kamer om te kijken wat er toch nog mogelijk zou zijn. Daar wilde ik eigenlijk net op komen. Ik dacht: dan spaar ik mevrouw Kröger de helft van haar interruptie uit. Maar helaas, die uitgestoken hand heeft ze niet aangenomen. De Kamer vraagt eigenlijk steeds aan het kabinet: kijk ernaar, rekening houdend met die verdeeldheid die ik net heb geschetst en die er ook is. We horen zelfs fracties hier aan tafel pleiten: overrulet u alstublieft het standpunt van mijn fractie. Dat geeft iets aan over de worsteling bij dit onderwerp en de betrokkenheid, laat ik het positief duiden, die we ook echt allemaal voelen. De vraag is dus: hoe zorgen we voor een steeds veiliger jaarwisseling en hoe zorgen we er aan de andere kant voor dat mensen die op een hele veilige manier met veel plezier dat feest vieren, dat ook kunnen blijven doen? Hoe zorgen we dat het niet onnodig beperkend is?

We hebben dus steeds maatregelen genomen. In 2018 hebben we die standaarden ingevoerd. Waarom hebben we die standaarden ingevoerd? Dat hebben we gedaan omdat het RIVM zei: je kunt de vuurpijlen verbieden, maar een alternatief voor het verbod op die vuurpijlen, om toch hetzelfde effect op letsel te realiseren, zouden ook veilige standaarden kunnen zijn. Dat zou in ieder geval al heel erg kunnen helpen. Dus hebben we gezegd: zo'n standaard kan helpen om minder letsel te realiseren, en toch dat feestje mogelijk te blijven maken. Dat hebben we in 2018 ingevoerd. Daarnaast wordt het voor de komende jaarwisseling verplicht om bij consumentenvuurwerk lonten, vuurwerkbrillen en instructies te leveren. Ook deze maatregel heeft als doel om de aantallen en de ernst van vuurwerkletsel terug te dringen.

Dat is een ander vraagstuk dan de openbare orde. Dat moeten we ons zeker realiseren. Het is natuurlijk ook niet zo dat er geen enkele lijn ligt tussen die vuurwerkmiddelen, maar voor het vraagstuk van het letsel nemen we deze maatregelen. Daarnaast – de Minister heeft dat ook al benadrukt – komt er dus de gelegenheid voor gemeenten om hun grondgebied vuurwerkvrij te maken, dus niet alleen een wijk, wat al kon, maar het hele grondgebied. Gemeenten kunnen daarbij ook de verkoop aan banden leggen. Het dilemma dat werd geschetst van «je mag het niet afsteken, maar je kunt het wel kopen» is dan weggenomen. De gemeente kan zeggen: wij houden dit jaar gewoon één mooie vuurwerkshow, en om een lappendeken te voorkomen geldt dat voor de hele gemeente. Wij hebben nu verduidelijkt dat dat dus kan. Je kunt dan ook de verkoop aan banden leggen. Je zegt dan in je gemeente: we doen het hier niet, dus we doen hier ook niet de verkoop. Dat kan dus.

Daarnaast werk ik natuurlijk internationaal aan productveiligheid. Een deel van het letsel ontstaat door de veiligheid van de producten zelf. Het kan met de beste intenties veilig worden afgestoken, maar je moet ook blijven letten op de productveiligheid. Daar werken we aan, ook in de context van Europa. Samen met de Europese Commissie blijven we ons inzetten om de Europese regelgeving en het systeem van handhaving te verbeteren, want nogmaals, we hebben een probleem met illegaal vuurwerk. Dat is een ander probleem dan de veiligheid van het legale vuurwerk en weer een ander probleem dan het vraagstuk hoe legaal of illegaal vuurwerk wordt benut in de situatie van een verstoring van de openbare orde, die we eigenlijk helemaal niet willen. Een van de concrete voorbeelden daarvan is de pyropas. Dat is eigenlijk een pas waarmee mensen die bijvoorbeeld geen bedrijf in professioneel vuurwerk hebben, niet meer aan dat professionele vuurwerk kunnen komen. Zo willen we het ook moeilijker maken voor vuurwerk om in dat illegale circuit terecht te komen. We nemen dus een heel aantal maatregelen en daar zijn we ook dit jaar al mee bezig. Die hebben ook dit jaar al effect.

Dan kom ik nu op het punt van mevrouw Kröger, maar dat was ook een vraag van mevrouw Kuiken en in het bijzonder een vraag van de heer Van Dam vandaag: of we nog iets meer kunnen doen. We hebben het telkens over die balans. Ik ben bijna aan het einde van mijn antwoord. Dan heb ik dit verhaal gedaan, dat een heleboel van u raakt. We constateren denk ik allemaal dat die balans geen statisch gegeven is. In de maatschappelijke ontwikkelingen en in de cijfers zie je ook telkens dat die balans verschuift. We zien dat er nog steeds verschil is tussen regio's, maar we zien ook dat er groeiende steun is voor verdergaande restricties. Ik hoor ook in de Kamer een bredere oproep om goed te kijken of er toch nog verdergaande maatregelen kunnen worden genomen om te komen tot een veilige jaarwisseling. Mevrouw Kröger noemde daarbij heel terecht het woord «handhaafbaar». Je wil wel iets doen – daarom noemde ik even de verschillende onderdelen van de problematiek – wat echt bijdraagt aan de veiligheid en wat ook handhaafbaar is. Uw Kamer heeft eerder moties verworpen over een generiek verbod op X of een generiek verbod op Y. Dat is dus ook gewoon, voor de Minister en voor mij, een fact of life. Dat zeggen we even niet in het Nederlands, maar u begrijpt allemaal wat ik bedoel. Wat ik wel zou willen doen, is wat ik u eigenlijk hoor zeggen: kan er een verdergaande beperking komen op het aanbod van vuurwerk, gebaseerd op veiligheidswinst, zodat we ook kunnen aantonen waarom we de grens ergens leggen en op een manier die handhaafbaar is? Op dat spoor zat ik en daarom heb ik dit jaar het F3-vuurwerk eruit gehaald. Want als je naar de cijfers kijkt, is het niet meer heel duidelijk aantoonbaar dat het ene legale vuurwerk zoveel onveiliger is dan het andere. Maar we weten natuurlijk wel dat hoe meer kruit er in vuurwerk zit, hoe groter de explosiekracht is. Daar is mogelijk wel een soort lijn in te leggen.

Ik wil u in dit kader dus toezeggen dat ik de komende tijd, mede op basis van de evaluatie van de cijfers en de oproep die door velen van u is gedaan, en die door de heer Van Dam in het bijzonder naar voren is gebracht, zal kijken of er ten aanzien van zwaarder vuurwerk een verdere aanscherping te maken is. Want als er minder kruit in zit – ik zeg het even heel simpel – dan knalt het minder hard en kan er ook minder letsel mee veroorzaakt worden. Ik denk dat we allemaal op ons boerenverstand aanvoelen dat daar een link zit. Maar laat mij wel kijken naar iets wat handhaafbaar is, want anders vervangen we misschien product A door product B, zonder effect op de veiligheid, en hebben we nog niet veel bereikt. Ik kan u dus niet toezeggen wat dat precies is, maar ik hoor de oproep hier vandaag in de Kamer. Ik ben bereid om daarnaar te kijken en zal uw Kamer daarover informeren.

De voorzitter:

Dank u wel, Staatssecretaris. Was dit trouwens het einde van uw bijdrage of heeft u nog meer?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Nee, dit was de grote vraag die door verschillende fracties op tafel is gelegd. Laten we de andere vragen niet tekort doen, maar daarom nam ik even wat meer tijd voor de beantwoording van deze vraag. Daarna heb ik nog een aantal meer specifieke vragen.

De voorzitter:

Dank u. Maar ik wilde toch even van deze gelegenheid gebruik maken voor een aantal interrupties. Eerst de heer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

De Staatssecretaris noemde net wat ze internationaal wilde gaan doen, en met name binnen de EU. Bij de aangenomen motie van 50PLUS ging het over de productie van zwaar knalvuurwerk. In de brief scheert het antwoord net langs datgene wat we vroegen. Het gaat ons namelijk niet zozeer om de handel, maar vooral om de productie. Kunt u daar ook naar kijken?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ook dat zullen we meenemen in onze besprekingen in EU-kader.

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil de Staatssecretaris bedanken dat ze het wil gaan bekijken. Ik denk dat dat, gelet op de hele discussie die hier loopt, verstandig is. Ik ben ook bereid om dat even af te wachten. Maar ik heb wel een paar vragen. Ik hoor de Staatssecretaris vooral praten over de hoeveelheid kruit. Maar om nu even het voorbeeld te nemen van die Chinese rollen F3; ik zie nog niet zo snel burgers zo'n hele Chinese rol naar het hoofd van een diender gooien. Tenminste, ik kan me er niks bij voorstellen. Dus ik heb zelf ook heel erg gekeken wat items zijn die gevaar opleveren, gevaar voor hulpverleners, maar ook voor omstanders. Ik zou dus willen vragen of u dat ook uitdrukkelijk zou willen meenemen. Ik weet eigenlijk niet meer te midden van wie ik hier inmiddels zit, maar ik ben vanuit handhaafbaarheidsoogpunt niet van de school van de grote bewegingen en de enorme gebaren enzovoort. Ik geloof daar niet in. Maar we moeten kleine en relevante stappen zetten. Dus vraag ik of u dat ook zou willen meenemen. En ik zou u willen vragen of u daar een termijn aan kunt verbinden. Ik begrijp dat dat uitzoekwerk is, maar wat ik eigenlijk zou willen, is dat we voor de jaarwisseling hier een brief over krijgen, zodat in ieder geval een soort richting helder is.

De voorzitter:

Is de vraag helder voor de Staatssecretaris? Oké, gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja, de vraag is zeker helder. Volgens mij zei ook mevrouw Kröger dat breder gekeken zou kunnen worden naar wat we wel en niet willen. Het antwoord op die vraag is dus ja. Ik ben bereid om breder te kijken dan naar alleen kruit. Het was voor mij een voorbeeld om aan te geven dat er een logische lijn moet zijn om een logische knip te kunnen maken. Ik ben graag bereid om te kijken naar die bredere vraag, gerelateerd aan veiligheid, zoals de heer Van Dam dat formuleert. Die knip heb ik tussen F2 en F3 gemaakt, omdat ik het ook in de context van de samenwerking met onze buurlanden vreemd vond dat F3, wat eigenlijk professioneel vuurwerk is, in België niet voor de verkoop aan particulieren is toegestaan en in Nederland nog wel. De handhaving op illegaal vuurwerk wordt natuurlijk makkelijker als de regels beter zijn afgestemd met onze buurlanden. Mijn uiteenzetting zonet ging er over dat vuurwerk verschillende problematieken heeft. De Chinese rol is niet zozeer een probleem van handhaving van de openbare orde in die nacht, maar kan wel een belangrijke rol spelen wat betreft geluidsoverlast en letsel. Het is gewoon zwaarder vuurwerk. Zo moeten we steeds kijken: waar leggen we de knip en hoe is dat logisch gerelateerd aan welk aspect van die complexe kluwen waar we mee te maken hebben met oud en nieuw en dat vuurwerk?

De voorzitter:

Er is nog een vervolgvraag.

De heer Van Dam (CDA):

Even nog over die Chinese rol; het is ook leuk om over concrete dingen te praten. Die is volgens mij een paar jaar geleden juist geïntroduceerd om te voorkomen dat er in de illegale markt weer bepaalde dingen... Dus dat is ook nog een dingetje. Maar goed, ik heb u nog niet gehoord over de termijn. Dat zou ik erg graag willen weten.

De voorzitter:

Die had ik ook in mijn achterhoofd genoteerd, dus Staatssecretaris, graag daarop nog een antwoord.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ja, ik realiseerde mij net, toen het woord weer naar de heer Van Dam ging, dat ik daar nog geen antwoord op had gegeven. Ik zal mijn best doen om voor deze jaarwisseling met een indicatie te komen van de richting waarin we denken. Dan hebben we natuurlijk nog niet de nieuwe cijfers kunnen meenemen, dus daar kunnen we het dan nog niet op baseren. Maar dan krijgen we met elkaar een soort gevoel van waar we aan zouden kunnen denken. Dat kan ook helpen om, samen met de Kamer, te kijken of dat de richting is die we met elkaar voldoende vinden.

De voorzitter:

Meneer Van Dam, is dit een tweede interruptie of wilt u tot een conclusie of een verduidelijking komen? Voor meneer Van der Staaij geldt eigenlijk hetzelfde. U kunt wel concluderend nog iets zeggen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Bij mijn tweede interruptie dacht ik: ik stel één vraag aan de Minister, want dan kan ik daarop ook nog een vervolgvraag stellen aan de Staatssecretaris. Dat was de filosofie, want het ging namelijk allebei over het moment waarop, de periode. De Staatssecretaris gaf aan dat nu al vuurwerk wordt besteld voor de volgende jaarwisseling. In de brief zien we ook een aanpassing, dat categorie F3-vuurwerk pas 2020 kan ingaan. Maar kan de eventuele aanscherping daarop op zo'n moment plaatsvinden dat die in dezelfde wijziging kan worden meegenomen?

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dat is dus al de vraag. Daarom snap ik heel goed de roep van de Kamer om zo snel mogelijk met elkaar stappen te kunnen nemen. Zo'n jaarwisseling komt maar één keer per jaar voor. Dus voordat je het weet, heb je weer een jaar gemist. Maar we delen denk ik met elkaar de richting. Als we iets willen aanscherpen, dan willen we ook graag dat dit het liefst zo snel mogelijk effect heeft. In die spirit met elkaar zal ik proberen om voor het einde van het jaar met een richting te komen om te kijken of we zo snel mogelijk stappen kunnen nemen.

De voorzitter:

Oké, ik kijk naar de klok. Kunt u de beantwoording voortzetten? Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik heb denk ik al best veel aangegeven. Mevrouw Kröger vroeg nog: wilt u kijken naar de categorisering van vuurwerk? Ik ben daar net al even op ingegaan. De categorieën die we hebben in het Vuurwerkbesluit volgen uit de Pyrorichtlijn. In die Pyrorichtlijn is gekeken naar toepassing, doel, gevaar en gezondheid. Dus dat zit ook al wat breder dan alleen bijvoorbeeld kruitlading. Daar is ook echt naar effecten gekeken. Ik heb al iets gezegd over hoe we daar richting de jaarwisseling in de brief mee zullen omgaan.

De argumentatie rond het vuurwerkverbod F3 heb ik denk ik net ook aangegeven. Dat is een vraag van mevrouw Helder.

De VVD vroeg of de standaarden pas zijn getest na de bestelling. Ja, inderdaad, vorig jaar. Er is gewoon aangegeven dat er standaarden moeten komen. Die standaarden moeten natuurlijk stabiel zijn en je moet er veilig een vuurpijl in kunnen afsteken. Vorig jaar hebben we gezien dat de standaarden pas na de bestelling zijn getest. Dat komt doordat het de branche niet lukt om zo kort na de introductie van de verplichting zelf kwaliteitscriteria en een certificering te organiseren, wat normaal gesproken wel de praktijk is. De ILT is toen ingesprongen en heeft ervoor gezorgd dat we nog echt op tijd, voor de jaarwisseling, die testen hebben kunnen doen, zodat alle partijen wisten dat ze veilige standaarden konden leveren.

Nu dient de branche natuurlijk zelf zorg te dragen voor veilige lanceerstandaarden, maar de standaarden die vorig jaar goed waren, zijn natuurlijk dit jaar ook nog goed. Ze weten nu wel waar ze aan moeten voldoen en ook de testrapporten, zoals die door de ILT zijn gehanteerd, geven een heel duidelijke aanwijzing waar zo'n standaard aan moet voldoen. Bij windkracht 3 moet hij overeind kunnen blijven staan, om maar een heel concreet voorbeeld te noemen. Daar heeft de ILT vorig jaar op getest en dat geldt ook voor dit jaar. Dus zo blijken denk ik ook uit die testrapporten heel duidelijke richtlijnen waaraan moet worden voldaan. Aan de hand van een rapport, een certificaat, kan de importeur aantonen dat de op de markt aangeboden lanceerstandaard voldoet aan de criteria in de Ract.

Meneer Van Dam vroeg nog of we op schema liggen met de aanpassing van het Vuurwerkbesluit. Dat ging over het lont en de brillen. Ja, de verwachting is dat het Vuurwerkbesluit begin november van dit jaar wordt gepubliceerd en dus voor deze jaarwisseling in werking treedt. Dus dan is ook de wetgeving daarvoor helemaal op orde. Ik heb net al aangegeven dat het gewoon dit jaar ingaat, maar de wetgeving ligt dus ook op schema.

Het is denk ik net uitgebreid gegaan over de evaluatie en de timing daaromheen. Hoe staat het met de samenwerking met de Benelux rond vuurwerk? Daar heb ik net al wat over gezegd, maar misschien kan ik nog iets meer in detail treden. In Benelux-verband ben ik bezig met harmonisatie van wetgeving op het gebied van kennis- en opleidingseisen aan professionele gebruikers. Ook de aanpak van illegale handel in professioneel vuurwerk en oneigenlijk gebruik van vuurwerk door consumenten zijn allemaal onderwerpen waar we in de Benelux proberen met elkaar een sterke vuist te maken. De Kamer wordt ook geïnformeerd over de voortgang.

Ik ben net al even ingegaan op de Pyrorichtlijn.

Meneer Wassenberg vroeg nog naar stikstofuitstoot in relatie tot vuurwerk. We hebben even bij het RIVM nagevraagd of daar op dit moment al een uitspraak over te doen zou zijn. Dat kunnen ze nu nog niet doen, dus we hebben daar helaas op dit moment niet meer informatie over te melden.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan wil ik aan de Staatssecretaris vragen of dat wel komt, want we hebben natuurlijk die PAS-uitspraak gehad, waardoor heel veel projecten zijn stilgelegd, ook in de bouw en op alle mogelijke manieren. Er gaan heel veel stikstofoxides de lucht in. Dus ik zou wel graag het liefst voor de jaarwisseling een antwoord hebben op de vraag hoe dat zit, want dat kan namelijk een rol spelen bij het toestaan of niet toestaan van vuurwerk.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

In eerste instantie is er natuurlijk een uitgebreide analyse gemaakt van wat de bronnen zijn die bijdragen. Uit die analyse, die toch vrij grondig was, is dit nog niet naar boven gekomen. Bovendien geldt natuurlijk voor alles dat het soms ook een locatiespecifieke kwestie is of iets een probleem vormt of niet. Laat ik eerst even aan het RIVM vragen of zij een aanleiding hebben om te vermoeden dat hier iets zou kunnen zitten. Dus eerst even een lichte toets, voordat we een heel landelijk dekkend diepgravend onderzoek gaan laten doen. Dan kunnen we namelijk ook sneller daarmee terugkomen naar de Kamer, want anders kan het weer zijn dat het veel tijd kost en dan heeft de heer Wassenberg het weer niet op het moment dat hij het wil hebben.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat snap ik helemaal. De Staatssecretaris zegt dat het allemaal heel lokaal is, maar als ik hier naar Den Haag kijk, dan wordt misschien de renovatie van het Binnenhof hierdoor vertraagd. Maar in deze zelfde regio worden dadelijk tonnen vuurwerk de lucht in geschoten met veel uitstoot, dus het kan zelfs ook hier een rol spelen. Vandaar dat ik het wel belangrijk vind om daar een antwoord op te krijgen.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

De heer Wassenberg zegt dat het een rol kan spelen. Ik kan er niet op vooruitlopen. Het RIVM geeft me op dit moment nog geen aanleiding om te denken dat het zo is, maar we zullen het RIVM daar in ieder geval een vraag over stellen. We hebben met elkaar besproken op welke manier we dat zullen doen.

Dan vroeg mevrouw Kröger nog of de periode van de verkoop van vuurwerk kan worden verkort. Op dit moment mag consumentenvuurwerk alleen in de laatste drie dagen van het jaar worden verkocht. Dat is vastgelegd in het Vuurwerkbesluit. Dat is dus al vrij beperkt. Het is ook niet zo dat er door het verkorten in een keer veel minder vuurwerk zou worden verkocht of dat dit zou leiden tot meer veiligheid. Op voorhand heb ik dus nog niet het gevoel, als we kijken naar de complexiteit van de problematiek waar we het over hebben, dat het verkorten van de verkoopperiode hetgeen is waar we meteen een relatie kunnen leggen dat dit bijdraagt aan de oplossing van dit of dit aspect van het probleem.

De voorzitter:

Was het dat voor u, Staatssecretaris? Dat is het geval. Dank u wel. Ik stel voor dat wij gelijk doorgaan met de tweede termijn. Het verzoek aan de Kamerleden is om dat toch redelijk kort en bondig te houden. Anderhalve minuut per persoon, zou ik willen voorstellen. Meneer Krol, gaat uw gang.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Ik wil meteen een VAO aanvragen. Ik ben wel heel blij om te zien dat bij alle partijen een zekere extra nuancering doorbreekt. Vooral de inbreng van collega Van der Staaij is mij erg bijgebleven: kunnen we nog wel feesten? Ik moest ineens denken aan mijn eigen mooiste oud-en-nieuwherinneringen uit mijn verleden. Die komen gek genoeg allemaal uit het buitenland: grote zalen in Duitsland, dorps- en stadspleinen in Amerika, van Times Square in New York tot Duval Street in Key West, vuurwerk boven zee in Frankrijk en zeker niet aan al het geknal dat we in Nederland kennen. Grote vuurwerkshows, zoals 50PLUS ze voorstelt, besparen juist een heleboel kosten: opruimen, branden, straatmeubilair dat wordt vernield en ga zo maar door. Die kosten aan de voorkant bespaar je dan aan de achterkant, zowel voor grote als voor kleine gemeenten.

Er zouden te weinig professionele vuurwerkontstekers, waar we het over hadden, zijn als we dat in alle gemeenten zouden organiseren. Waarom gaan we de huidige vuurwerkverkopers niet oproepen om zich om te scholen tot professionele vuurwerkafstekers? Dan kunnen ze het vuurwerk blijven verkopen, maar dan gaat het wel professioneel de lucht in. Misschien kunnen we wel een proef doen met de G40-gemeenten. Als dat niet lukt, dan kunnen nu bij gemeenten testen gaan ontstaan, waarbij het in de hele gemeente wordt verboden. Ik zou willen voorstellen dat u vanuit Den Haag gaat regelen dat er dergelijke shows komen. Met Den Haag bedoel ik dan het kabinet en niet de gemeente Den Haag, want daar hebben we slechte ervaringen mee. En waar de horeca ook in standjes snert, warme chocola en andere drankjes en hapjes kunnen verkopen en waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten en elkaar de beste wensen kunnen doen toekomen. Die ervaringen zou ik willen evalueren. Ik kan u voorspellen dat de hotels in de gemeenten die daaraan gaan meewerken en die dat gaan organiseren binnen een maand zijn uitverkocht. Ik ga er graag naartoe.

De voorzitter:

Gezelligheid kent geen tijd, meneer Krol. U heeft een VAO aangevraagd. Ik ga door naar de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Ik ga het ook hebben over gezelligheid en verbondenheid, maar eerst ga ik het even hebben over de verdeeldheid binnen fracties die ik met veel genoegen zie. Kennelijk is er binnen die fracties iets in beweging. Een paar jaar geleden was er nog helemaal geen beweging en stond iedereen als een blok, zo van «wij willen wel vuurwerk» en «wij willen geen vuurwerk». Kennelijk is er iets in beweging bij de voorstanders. Dat is goed.

Ik vind het heel jammer dat de vierde coalitiepartij, de ChristenUnie, er niet bij is. Zij waren in het verleden namelijk altijd erg tegen vuurwerk. Ik ben heel erg benieuwd naar hun visie nu en ik ben vooral heel erg benieuwd welke ruimte ze dadelijk krijgen van de coalitie om hun standpunt uit te dragen.

Voorzitter. Als het aan de Partij voor de Dieren ligt, dan zou vuurwerk zo snel mogelijk verboden zijn. Ik denk dat ik daarmee geen geheim verklap. Daarin trek ik samen op met de heer Van der Staaij van de SGP en de heer Krol van 50PLUS. Dat is een niet heel gebruikelijk verbond en het is natuurlijk niet heel toevallig dat die verbondenheid met name ontstaat rond oud en nieuw, waar de heer Van der Staaij het over had. Dat wil ik even genoemd hebben. Tegelijk blijf ik het onverteerbaar vinden dat de oproepen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, de politie en al die maatschappelijke organisaties die ik heb genoemd toch grotendeels worden genegeerd. Die organisaties, de politie en de OVV vragen niet om bodycams, ze vragen niet om brilletjes, ze vragen ook niet om een lanceerstandaard, ze vragen om een verbod op vuurpijlen en knalvuurwerk. Maar goed, daar zijn we nu niet uitgekomen. Ik denk dat ik in het VAO dat net door de heer Krol is aangevraagd, daar nog wel op terug ga komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. U kwam met de bijzondere aankondiging van een nieuw bondgenootschap; heel interessant. Dank u wel.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat bestond al.

De voorzitter:

Mevrouw Helder, gaat uw gang.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin niet met iets gezelligs maar met de worsteling binnen mijn fractie. Ik wil die er even uitlichten voordat het een eigen leven gaat leiden of het kabinet de mogelijkheid heeft om zich daarachter te verschuilen en een afwachtende houding gaat aannemen. Ik heb duidelijk gezegd dat het voor mijn fractie kiezen uit twee kwaden is. Enerzijds zijn er burgers die netjes een feestje vieren en anderzijds zijn er agenten die moeten handhaven en die in alle onveilige situaties de straat op moeten. Dat zijn twee kwaden die blijven bestaan. Die hebben we in 2028 zeker ook nog, want er zijn altijd burgers die het netjes doen en er zijn altijd agenten die terecht zeggen «waar ligt de grens?». Ik had gehoopt dat dat vandaag aan de orde zou komen. Ik heb niet voor niets een voorschot genomen tijdens het vragenuur van 28 mei. Er wordt duidelijk gevraagd om een totaalverbod door de politie en 26 andere organisaties. Ik heb ook gezegd dat het uitwisselen van argumenten geen zin heeft als de redenering van het kabinet is: de jaarwisseling is een traditie die het kabinet wil behouden en daarom komt er geen totaalverbod. Want dan komt het er nooit.

Maar goed, vandaag dus helaas weer geen stap verder. Dat is niet alleen uitermate teleurstellend, ik vind het ook een schoffering van de korpschef. Ik wil dat toch even gezegd hebben. Hij heeft zich zelfs rechtstreeks gericht tot de Kamer. Ik had echt gehoopt dat dat de reden zou zijn geweest voor de Minister om met meer te komen waarmee ik terug kon naar mijn fractie. Dat is niet gebeurd. Dat is teleurstellend voor agenten en teleurstellend voor burgers die zich netjes aan de wet houden en een feestje vieren.

Voorzitter. Eigenlijk verlang ik een beetje terug naar Minister Grapperhaus 1.0, die in het verleden het woord «totaalverbod» liet vallen. Hij trok het weliswaar in, maar dat is wel de spreekwoordelijke steen in de vijver, waar je het dan ook over kan hebben. Daar is helaas niets meer van overgebleven. Daarom vroeg ik als second best: wanneer wordt de conclusie getrokken dat de maatregelen niet afdoende werken? Ook daarop kwam geen antwoord. Dat moet ik helaas tot de teleurstellende conclusie komen dat het enige wat ons de komende jaarwisseling resteert, is: de Minister-President houden aan zijn toezegging tijdens de eerste ministerraad, namelijk dat hij de raddraaiers persoonlijk in elkaar gaat slaan. Laten we met z'n allen hopen dat dat er weinig zullen zijn.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik hoor echt een gepassioneerd betoog en ook een groot verwijt aan de Minister dat er geen totaalverbod ligt. Als er vanuit de Kamer een voorstel voor een verdergaand verbod komt zoals gevraagd door de korpschef, kunnen we dan rekenen op de steun van de PVV?

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is heel moeilijk. Mevrouw Kröger spreekt over een verdergaand verbod. Dat schaar ik een beetje onder het voorstel dat het CDA heeft gedaan. Dat noem ik een lappendeken en daarvan hebben wij gezegd: vrij sympathiek, gaan we naar kijken. Van een totaalverbod – ik zie mevrouw Kröger knikken, want dat bedoelt zij – waar de politie en die 26 andere organisaties om hebben gevraagd, heb ik gezegd dat het mij persoonlijk zeer aanstaat maar dat ik rekening te houden heb met de meerderheid binnen de fractie. Ik denk dat de meerderheid binnen mijn fractie nog steeds zal oordelen dat wij niet voor dat totaalverbod zullen zijn. Als er tijdens het VAO iets komt uit de Kamer, ga ik daar met dezelfde passie en argumenten mee terug naar mijn fractie. De Minister en de Staatssecretaris hebben ongetwijfeld goede bedoelingen, maar ze hebben vandaag helaas nul gronden toegevoegd die ik mee terug kan nemen naar mijn fractie.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dan hoop ik echt dat mijn collega dat bij haar fractie inbrengt met hetzelfde vuur als waarmee zij de Minister verwijten maakt. Het is op z'n minst een beetje verwarrend. Als een Kamerlid zegt dat de Minister niet met een verbod komt, kan hij of zij daarom vragen. Dat is onze rol als Kamer. Ik hoop echt dat de PVV dat ook steunt.

Mevrouw Helder (PVV):

Het is misschien niet eens second best, maar in de brief die we van de korpsleiding hebben gekregen, staat ook de uitnodiging om een demonstratie bij te wonen van het vuurwerk dat naar de politie wordt gegooid. Ik kan u zeggen dat ik de grootste voorstanders van het afsteken van vuurwerk heb uitgenodigd om met mij mee te gaan, dus wie weet.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze uitnodiging. Mevrouw Yeşilgöz.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Voorzitter. Dank ook aan de bewindspersonen voor de beantwoording. De Staatssecretaris zei dat er veel worsteling is, ook binnen fracties. Misschien moet er op een gegeven moment ook iets overruled worden. Ik weet dat het verwarrende tijden zijn, maar de meerderheid van mijn fractie is heel helder. Ik denk niet dat ze heel blij zijn als ze overruled worden. Dus laat ik dat wel gezegd hebben.

Ik ben heel blij dat de collega's nog even bleven aanhouden toen het ging om de vraag wanneer we het hier volgend jaar over gaan hebben. Dat gesprek moet vroegtijdig plaatsvinden.

Ik heb in mijn bijdrage vragen gesteld over wat we allemaal meegeven aan onze agenten en hoe we onze hulpverleners beschermen en ervoor zorgen dat zij veilig hun werk kunnen doen.

Ik kon mijn bijdrage in eerste termijn niet afmaken, omdat ik zo lang doorsprak. Ik wil daarom nog de volgende vraag aan de Minister stellen. Ik weet dat hij bezig is met het voor elkaar krijgen dat de kosten van de inbeslagname van illegaal vuurwerk kunnen worden verhaald op de daders. Ik wil graag weten wat de stand van zaken daarvan is. Ik wil voorts weten of dat ook gaat gelden voor de vernielingen als gevolg van illegaal vuurwerk. Ik zou willen dat iedereen die zich daarmee bezighoudt en voor ontzettend veel hinder, overlast, letsel en schade zorgt, daar echt voor moet opdraaien. Het gaat dus niet alleen om de kosten van de inbeslagname – ik besef dat het al moeilijk is om dat wettelijk te regelen – maar ik zou dat ook graag geregeld willen hebben voor de kosten als gevolg van vernielingen en voor de kosten die zijn gemoeid met de politie-inzet. Alles wat maar mogelijk is, zodat je mensen ook echt verantwoordelijk kunt houden voor hun daden en de kostend daarvan.

De voorzitter:

Mevrouw Yeşilgöz geeft dus nog wat huiswerk mee aan de Minister. Geldt haar vraag voor alle 355 gemeenten in Nederland?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Het maakt mij geen hol uit waar je het doet. Op het moment dat jij met illegaal vuurwerk de boel vernielt, wil ik dat je wordt aangepakt. Volgens mij wil iedereen dat. Ik wil ook dat die kosten worden verhaald. Ik weet dat de Minister bezig is met het verhalen van de kosten van de inbeslagname van het illegale vuurwerk. Ik wil graag ook aandacht voor de enorme kosten die erbij komen, niet alleen voor de politie-inzet – ik weet dat dat het nog ingewikkelder maakt – maar ook voor de vernielingen als gevolg van het afsteken van illegaal vuurwerk.

De voorzitter:

Dank. Dan gaan we naar de heer Van Dam.

De heer Van Dam (CDA):

Voorzitter. Zelfs in het taalgebruik is dit een explosief debat te noemen! In onderwerp en in van alles en nog wat. Ik denk dat er veel aan de orde is gekomen, ik heb er in inhoudelijk opzicht ook niet zo heel veel aan toe te voegen, maar ik heb er wel moeite mee – en dat zeg ik met name in de richting van de PVV-fractie – dat de zaak op deze manier benaderd wordt. Nogmaals, in mijn fractie ligt dit ook gevoelig, en zeker bij onze achterban. Maar ik heb mijn huiswerk gedaan en ik kom hier met een standpunt van de fractie. Ik denk dat dat de enige manier is waarop we het debat kunnen voeren. Als we onze eigen onzekerheden op het bord van het kabinet neerleggen, dan vind ik dat eerlijk gezegd een intrigerende redeneertrant, maar ook een U-bocht die volgens mij niet helpt in dit debat.

Dank u wel.

Mevrouw Helder (PVV):

Dit is een regelrechte uitlokking. Ik heb dat juist gedaan om hier de discussie uit te lokken, zodat er wat meer argumenten naar voren komen dan die twaalf pagina's die de Minister aan ons heeft geserveerd. En waarom heb ik dat gedaan? Omdat er als eerste op pagina 1 staat: het is een traditie, het kabinet wil die behouden en daarom komt er geen totaalverbod. Om daar duidelijkheid over te krijgen, heb ik vandaag die worsteling dan maar eens op tafel gegooid. Als dat wordt gezien als een zwak punt, dan kan ik een sterk punt naar voren brengen, want ik zie dat niet zo. Dan kan ik gewoon keihard en duidelijk zeggen dat de PVV niet voor een totaalverbod is. En laten we dat dan maar op deze wijze zo afsluiten. Wat ik verder in mijn fractie bespreek, dat is verder aan mij. Dank u wel.

De voorzitter:

Dat was geen vraag. Meneer Van Dam, wilt u daar nog kort op reageren?

De heer Van Dam (CDA):

Mevrouw Helder kan nu heel stellig roepen: wat we in de fractie bespreken, is aan de fractie. Maar ik ben niet degene die hier met de twijfels van de fractie naar voren komt. En ik ben niet degene die dat vervolgens op het bord van het kabinet legt. Daar reageer ik op. En ik vind het een beetje flauw om een formulering in een brief aan te grijpen om te zeggen: daar komt nu van alles achter weg. Ik denk dat we allemaal heel goed weten welke elementen en factoren in deze discussie spelen. Dat is een afweging die verschilt per fractie. En laten we wel wezen, ook even over de termijnen: dat het wat langer duurde dan het meireces had ook heel veel te maken met het feit dat wij als Kamer allemaal evaluaties hebben gevraagd die niet op een achternamiddag te schrijven waren. Dus ik denk dat we wel met elkaar verantwoordelijkheid moeten nemen voor deze discussie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter. Ik denk dat we vandaag in het debat toch kleine stappen vooruit hebben gezet. Ik denk dat het een stap vooruit is dat er binnen fracties die altijd zeer duidelijk tegen verregaande maatregelen tegen vuurwerkoverlast waren nu toch intern discussie blijkt te zijn. Ik hoop echt dat we in het volgende debat dat we hierover hebben een fermer standpunt kunnen verwachten, ook vanuit de VVD en de PVV. Want het probleem is ernaar en de oproep van de politie en het ambulancepersoneel is ernaar. Het probleem is er echt zo naar dat er gewoon beleid moet komen om van dat knalvuurwerk en die vuurpijlen af te stappen.

Daarom vind ik het goed dat de Staatssecretaris ruimte biedt voor dat kleine stapje, over die single shots. Wat ik dan lastig vind, is dat zij tegelijkertijd zegt dat de handhaafbaarheid en de veiligheid van de politie daar overwegingen in zijn. Ik denk juist dat er als het om handhaafbaarheid gaat eenduidigheid moet zijn. Die eenduidigheid krijg je volgens mij door duidelijk te zijn over zowel knalvuurwerk als vuurpijlen en daar gewoon een heldere lijn in te trekken. Ik ben het wel met diverse collega's eens: als die evaluaties er liggen, als de cijfers er liggen, na de jaarwisseling verwacht ik ook van dit kabinet dat het zelf conclusies trekt en met voorstellen komt over wat die betekenen voor de maatregelen die we nu hebben.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Ik zie dat er nog een interruptie is. Gaat uw gang, mevrouw Yeşilgöz.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik begrijp heel goed dat mevrouw Kröger nog wat doorgaat op de verschillende emoties en ideeën die bestaan rond legaal vuurwerk en wat we daar het beste mee kunnen doen. Tegelijkertijd weten we ook dat illegaal vuurwerk een groot probleem is en dat onze hulpverleners en agenten aangeven daar ontzettend veel last van te hebben. Dat pak je onder andere aan door onze agenten meer instrumenten in handen te geven. We hebben het over bodycams gehad en we gaan het binnenkort over stroomstootwapens hebben. We gaan het over allerlei zaken hebben. Kunnen wij dan ook op de steun van GroenLinks rekenen of wil mevrouw Kröger het in elk geval in haar fractie meenemen? Ik weet dat GroenLinks altijd terughoudend is als het gaat om instrumenten die onze agenten verder kunnen helpen, ook waar het gaat om hun eigen veiligheid. Kunnen wij dan GroenLinks ook aan die kant wat meedenkender verwachten?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Volgens mij kunt u GroenLinks altijd aan uw kant verwachten als het gaat om het er echt voor zorgen dat de politie goed beschermd is en haar werk kan doen. Daarom ook mijn pleidooi voor dat verdergaande verbod op vuurwerk. Ik denk dat aan al deze voorbeelden – maar goed, dat debat voeren we hier nu niet – allerlei overwegingen zitten en het lijkt me goed dat die in een verder debat aan de orde komen.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Als ik een kans zie, dan wil ik die ook wel even benoemen. Ik wil nu wel zeggen dat ik het als woordvoerder veiligheid heel erg prettig vind dat GroenLinks aangeeft naar alle kanten te willen kijken. Ik weet zeker dat we daarover komen te spreken met mevrouw Kröger of met een collega van haar, want er zitten nog flinke politieke discussies aan bodycams, stroomstootwapens en preventief fouilleren. Dit heeft zo veel verschillende kanten. Daar moeten we dan ook eerlijk over zijn. Ik begrijp dat we onszelf een beetje kunnen verliezen in legaal vuurwerk, categorieën en wat we doen. Dat is ook mooi filosoferend. Maar als we echt kijken hoe we onze agenten kunnen helpen, zitten daar ook flink wat andere kanten aan vast. Ik hoop dan echt op steun van GroenLinks.

De voorzitter:

Ik wil als voorzitter even aangeven dat wij morgen een AO Politie hebben. Ik neem aan dat deze veelheid van zaken ook morgen nog ter sprake zal komen. Mevrouw Kröger, hebt u nog behoefte aan een weerwoord?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Alleen een slotopmerking. Met de opmerking over het je verliezen in de discussie over verschillende categorieën vuurwerk, wordt de oproep van de politie en de korpschef een beetje teniet gedaan.

De voorzitter:

Goed. Dan is nu het woord aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Het goede nieuws is dat er kleine stappen worden gezet en het slechte nieuws is dat er geen grote stappen worden gezet. Dat is een beetje zoals ik dit debat ervaar. Het is in ieder geval goed dat die kleine stappen worden gezet, ook met de aanscherping die de heer Van Dam heeft voorgesteld. Tegelijkertijd zou het ons een lief ding waard zijn als we met die brede maatschappelijke coalitie, zoals de korpschef het ook verwoordde, die stevige stap zouden kunnen zetten naar een verbod op knalvuurwerk en vuurpijlen. Het zou voor de handhaafbaarheid trouwens ook helpen als je je als politieagent niet hoeft af te vragen of je een F2- of een F3-ding naar je hoofd krijgt, maar dat het gewoon knalt of een vuurpijl is en dus niet goed is en daarmee fout is.

De Minister ben ik nog een antwoord schuldig op wat hij in een tussenzinnetje zei. Hij claimde zelf al het Nieuwe Testament en bond mij wat aan het Oude Testament. Dat kan ik natuurlijk niet onweersproken laten. Ik ben aanspreekbaar op de hele Bijbel, maar in stel vast dat noch de oudtestamentische noch de nieuwtestamentische feesten vergezeld gingen van vuurwerk. Het vuurwerk komt dus ook niet uit onze joods-christelijke traditie, maar is van de Chinezen. Gelet op de toenemende bezorgdheid over Chinese invloeden en het feit dat we niet meer geloven in boze geesten die met vuurwerk verjaagd worden, is er eigenlijk voor iedereen, in welke partij dan ook, reden om kritisch te zijn op het gebruik van vuurwerk in de mate waarin we dat nu hebben. Wat dat betreft zie ik de toekomst met vertrouwen tegemoet. Het liefst zou ik zo snel mogelijk teruggaan naar normaal omgaan met vuurwerk.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is er ongetwijfeld tussen het Oude en het Nieuwe Testament ook nog ruimte voor mijn bijdrage. Ik draag graag de voorzittershamer over aan de heer Krol.

Voorzitter: Krol

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Boer. Zij spreekt namens D66.

Mevrouw Den Boer (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het goede nieuws is dat wij allemaal voor een veilige en fijne jaarwisseling zijn. Handhaafbaarheid speelt uiteraard een grote rol, maar veiligheid staat voorop. Als het gaat om handhaafbaarheid, denk ik niet alleen maar aan handhaving op straat, in de wijk, maar ook aan web en wereld, over de grenzen heen en op het internet. Want we zien dat nog steeds een fors percentage van de Nederlandse huishoudens het vuurwerk via het internet aanschaft.

Ik heb nog twee korte vragen. Mijn vraag aan de Minister is of de politieapp voor aangifte van incidenten al per komende jaarwisseling beschikbaar is. Aan de Staatssecretaris heb ik de vraag of zij het gebruik van vuurwerkbrillen wil aanmoedigen voor omstanders, want wij zien dat de helft van de gewonden valt onder ouders en kinderen die omstander zijn en zo te maken krijgen met letsel als gevolg van bijvoorbeeld vuurpijlen.

Daar houd ik het even bij. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Boer. Dan geef ik de voorzittershamer weer terug aan u.

Voorzitter: Den Boer

De voorzitter:

Dank u wel. Dan hebben wij nu nog zeven minuten voor de afsluiting, voor de tweede termijn van de bewindspersonen. Minister, ga uw gang.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Allereerst is het kostenverhaal in consultatie gegaan. De consultatie loopt tot 31 oktober. Het wetsvoorstel zou begin 2020 naar de Tweede Kamer moeten gaan. Let wel, dat wetsvoorstel geldt niet voor louter politie-inzet. Dat is iets wat nou juist principieel uit publieke middelen wordt betaald. Het staat Kamerfracties natuurlijk geheel vrij om op bepaalde punten te amenderen, maar ik wil u daar toch bij in overweging geven dat we toch bepaalde principes moeten blijven hanteren als we zo'n wet er doorheen willen krijgen.

Dan twee. Ja, die politieapp is al beschikbaar deze jaarwisseling. En drie. Ik sluit mij graag aan bij de Kamerleden die hebben gezegd dat we stappen vooruit zetten. Hoe u die in formaat beoordeelt, laat ik even zo. Ik denk dat dit mede het geval is dankzij de maatregelen die zijn aangekondigd. Tegen de heer Van der Staaij wil ik zeggen dat we van een aantal belangrijke daarvan deze jaarwisseling gaan zien hoe die gaan uitpakken. Dan mijn Nieuwe Testament. Laat ik in elk geval dit zeggen: wij hebben in elk geval thuis wat wij de verjaardagspsalm noemen veel tot ons genomen en voor alles is een tijd, ook voor de jaarwisseling. Het is inderdaad niet gezegd dat daar oliebollen bij horen, want die komen bijvoorbeeld ook niet voor in het Nieuwe en het Oude Testament.

Dan wil ik nog even iets zeggen over drie dingen die mevrouw Helder naar voren heeft gebracht. Allereerst heb ik de brief van 12 juli erbij gehaald. Daar staat in: «In de discussie over de jaarwisseling klinkt enerzijds de nadrukkelijke wens om het nieuwe jaar feestelijk, ongedwongen en met vuurwerk in te luiden en anderzijds de wens om letsel, overlast en onveiligheid weg te nemen.» Het is juist die afweging die het kabinet formuleert en ik denk dat die maakt dat er zo veel discussie is tussen Kamerleden en fracties, maar ook binnen fracties. Het is dus niet zo dat die brief, zoals werd gesuggereerd, heel erg overhelt naar één kant. De korpschef heeft zich in zijn brief gericht tot uw Kamer. Dat is iets waarvan ik als Minister alleen maar kan constateren dat het is gebeurd en ik heb er ook begrip voor dat de korpschef opkomt voor zijn mensen, maar het past mij niet om een brief die aan uw Kamer gericht is volledig naar mij toe te trekken. Overigens is de korpschef bekend met hoe ik sta tegenover die hufterigheid tegen hulpverleners, de excessen op het gebied van alcohol en drugs en met name ook de combinatie van die excessen met vuurwerk en gevaren van het richten op hulpverleners.

Ten slotte. Ik wil de Minister-President ook recht doen in zijn afwezigheid. Hij heeft in de persconferentie van 12 juli – dat was naar aanleiding van het aankondigen van maatregelen – gezegd: «En waar het gaat om de rol van de hulpverleners, u herinnert mijn wat lompe uitspraak in januari, daarvoor geldt dat het wetsvoorstel waarin het hinderen van hulpverleners strafbaar wordt gesteld inmiddels bij de Eerste Kamer ligt.» Dat wetsvoorstel is inmiddels aangenomen. De Minister-President heeft aangegeven dat dat in een moment was, maar ook hij onderschrijft heel duidelijk waar wij nu met zijn allen mee bezig zijn. We zijn met zijn allen dezelfde kant op aan het gaan.

Mevrouw Helder (PVV):

Daar kan ik op antwoorden dat de Minister-President op 13 januari 2019 heeft gezegd dat hij sprak uit emotie – dat is toen op zondag geweest in het tv-programma Buitenhof – maar dat hij zich er ook niet voor verexcuseert. Dat wou ik even opgemerkt hebben.

De voorzitter:

Oké. Dank u wel. Dan ga ik door naar de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dank u wel, voorzitter. Volgens mij zijn er nog twee punten die om een kleine verduidelijking vroegen. Mevrouw Kröger vroeg wat er nou bedoeld wordt met kaders handhaafbaarheid en veiligheid. Wat ik daarmee aan wil geven, is dat het natuurlijk alleen zin heeft om iets te verbieden als je ook werkelijk weet dat het handhaafbaar is en het werkelijk bijdraagt aan die veiligheid. Dat nog even ter verduidelijking op het punt van mevrouw Kröger. Want anders heeft noch de politie noch de samenleving er iets aan.

Die handhaafbaarheid is breed, even ter verduidelijking voor mevrouw Den Boer. Je wilt natuurlijk niet alleen kijken naar de handhaving op straat op het moment dat mensen daar staan, maar je wilt er ook voor zorgen dat het niet alsnog makkelijk via internet en dergelijke binnenkomt. Die handhaving is dus een breed vraagstuk. Daarom is het belangrijk dat we goed kunnen beargumenteren waar we op een gegeven moment de knip leggen.

Dan het punt van de vuurwerkbrillen, heel belangrijk. Mevrouw Den Boer vroeg aandacht voor de omstanders. Er komt ook dit jaar weer een campagne en die is echt heel nadrukkelijk gericht op zowel de mensen die zelf afsteken als de omstanders. Want het gaat inderdaad heel vaak mis met mensen die, misschien in hun tuin, staan te kijken naar het vuurwerk dat de buren aan het afsteken zijn. Laat het een oproep van ons allemaal zijn. Mocht u die campagne langs zien komen, verspreid die ook mee. Want het opzetten van een vuurwerkbril als je 's avonds buiten naar vuurwerk gaat kijken, kan gewoon echt een groot verschil maken. Laten we dus alsjeblieft iedereen oproepen om dat gewoon te doen. Dan kunnen we ook samen bijdragen aan een veilige jaarwisseling.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik afronden. Ten eerste wil ik vaststellen dat er een VAO is aangevraagd door de heer Krol, met in zijn kielzog de heer Wassenberg. Er is een toezegging gedaan door de Staatssecretaris van IenW.

  • De Staatssecretaris zegt toe de Kamer te informeren over de mogelijkheid tot een verdere aanscherping van het verbod op zwaar vuurwerk, gelet op handhaafbaarheid, de gevaren van het vuurwerk voor bijvoorbeeld agenten en de productie in Europese Unieverband. Deze brief komt voor de komende jaarwisseling naar de Kamer.

  • De Staatssecretaris gaat, samen het RIVM, uitzoeken of de stikstofuitstoot van vuurwerk daadwerkelijk invloed heeft op de stikstofproblematiek.

Ik zie de Staatssecretaris naar de microfoon grijpen. Zij heeft nog behoefte aan nadere verduidelijking op dit punt. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Laat ik zeggen dat ik absoluut mijn best ga doen om die brief voor de jaarwisseling naar de Kamer te krijgen, maar we moeten kijken of het lukt. Dus even een kleine slag om de arm, maar de intentie is absoluut – dat was een verzoek van de heer Van Dam – om daar zo snel mogelijk helderheid over te krijgen.

Ten aanzien van het RIVM heb ik wel aangegeven aan de heer Wassenberg op welke manier ik de vraag daar ga neerleggen op dit moment. Het leek me goed om dat nog even te verduidelijken, want zoals de toezegging geformuleerd is lijkt die wat stelliger en grootschaliger. Het is ook altijd goed om de verwachtingen met elkaar helder te hebben.

De voorzitter:

Meneer Van Dam, wilt u hier nog iets over zeggen?

De heer Van Dam (CDA):

Ik wil alleen nog vragen of in die toezegging de termen «single shots» en «zware vuurpijlen» gepreciseerd kunnen worden. Dat was mijn inzet voor dit AO en daar wil ik vooral graag een reactie op hebben van de Staatssecretaris. Ze formuleert het nu wat algemener en laten we het maar gewoon zeggen zoals het is: in die algemene formulering kan ook een reikwijdte komen waar ik mijn fractie niet in meekrijg. Het moet wel productief blijven.

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Ik ben graag bereid om specifiek naar deze twee punten te kijken. Ik vind het wel belangrijk om ook breder te kijken. De oproep die ik hoor is om te kijken of we ergens een knip kunnen maken waarvan we kunnen aantonen dat die bijdraagt aan veiligheid en die ook handhaafbaar is. Het kan zijn dat die precies komt te liggen op de punten die de heer Van Dam nu aandraagt, maar ook dat die net ergens anders komt te liggen. Daar moeten we dan met elkaar een discussie over hebben. Ik zal in ieder geval deze specifieke punten waar de heer Van Dam naar vraagt meenemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik dankzeggen aan de bewindspersonen voor de beantwoording en de discussie en uiteraard aan de Kamerleden, de griffie, de bode en natuurlijk ook het publiek voor hun komst. Hiermee maak ik een einde aan de sessie over gillende keukenmeiden en wat dies meer zij. Dank u wel.

Sluiting 13.02 uur.

Naar boven