Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 28638 nr. 190 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 28638 nr. 190 |
Vastgesteld 11 juni 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 27 mei 2021 overleg gevoerd met mevrouw Broekers-Knol, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 23 maart 2020 inzake conclusies van twee onderzoeken naar het vertrek met onbekende bestemming van (Vietnamese) amv's (Kamerstukken 27 062 en 28 638, nr. 110);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 14 mei 2020 inzake beleidsreactie Slachtoffermonitor 2014–2018 (Kamerstuk 28 638, nr. 179);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 8 juni 2020 inzake beleidsreactie WODC-rapport «De weg(en) naar verblijfsrecht: Waarom buitenlandse slachtoffers van mensenhandel gebruik maken van de asielprocedure» (Kamerstukken 28 638 en 19 637, nr. 182);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 30 juni 2020 inzake reactie op verzoek commissie over het nieuwsbericht en CKM-rapport over criminele uitbuiting op Nederlandse scholen (Kamerstukken 29 240 en 29 911, nr. 120);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 17 december 2020 inzake reactie op het «Third report on the progress made in the fight against trafficking in human beings (2020)» (Kamerstuk 28 638, nr. 186);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 1 februari 2021 inzake uitvoering van de motie van het lid Kuiken over een kader formuleren voor gemeenten (Kamerstuk 28 638, nr. 167) (Kamerstuk 28 638, nr. 187);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 19 februari 2021 inzake beleidsreactie Dadermonitor mensenhandel 2015–2019 (Kamerstuk 28 638, nr. 188);
– de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 25 mei 2021 inzake reactie op verzoek commissie over het artikel «Groot illegaal prostitutienetwerk opgerold» (Kamerstuk 28 638, nr. 189).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Voorzitter: Van Nispen
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Bikker, Bisschop, Kuik, Van Nispen, Simons, Van der Werf en Wiersma,
en mevrouw Broekers-Knol, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik heet iedereen van harte welkom bij dit commissiedebat over mensenhandel en prostitutie. Er zijn al een aantal leden aanwezig. Ik heet de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en haar ambtenaren van harte welkom. Dat geldt ook voor alle kijkers thuis en voor de collega's van alle partijen.
Ik zal zelf aan het einde van de eerste termijn van de Kamer ook het woord voeren, namens de SP. Ik zal mevrouw Bikker van de ChristenUnie dan vragen om het voorzitterschap tijdelijk over te nemen.
We hebben een spreektijd van vier minuten afgesproken. Dat is kort. Ik ga niet op voorhand het aantal interrupties beperken, maar de ervaring van de afgelopen commissiedebatten leert wel dat het tegenwoordig nogal een uitdaging is om het binnen de tijd van drie uur af te hebben. Als u een tweede termijn wil, dan is het dus in uw eigen belang om de interrupties kort en bondig te houden. We gaan beginnen. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Bikker, die zal spreken namens de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Als jong raadslid in Utrecht ontmoette ik vrouwen die uitgebuit werden. Ze maakten zware misstanden mee en het duurde lang voordat die aan het licht kwamen. Daar is het mijn diepste voornemen geworden om op te komen voor slachtoffers van uitbuiting. Elk meisje, elke jongen en elke vrouw die uitgebuit wordt, moet namelijk ervaren dat er een overheid is die recht doet, voor hen opstaat en kwetsbaren beschermt.
Als nieuw Kamerlid wil ik dat ook doen. Ik wil over partijgrenzen heen zoeken naar een beter prostitutiebeleid, waarbij zo min mogelijk slachtoffers vallen. Tegelijkertijd wil ik een keiharde aanpak van zware criminelen die nietsontziend kwetsbare mensen verhandelen, en ik wil dat zij die dat in stand houden, verantwoordelijk worden gehouden. Dat zijn soms ook gewoon klanten.
Voorzitter. Voor een beleid met zo min mogelijk slachtoffers is er een goede wet nodig. Dat duurt erg lang, al vijftien jaar. Nu is de Wet regulering sekswerk weer controversieel verklaard. Dat betreur ik. Maar legt de Staatssecretaris in ieder geval alles panklaar neer om zo spoedig mogelijk, als dat weer kan, vaart te maken?
Voorzitter. Goed beleid begint lokaal. In 2022 moet elke gemeente een Aanpak Mensenhandel hebben. Heeft de Staatssecretaris zicht op hoe dit gaat, ook bij middelgrote en kleinere gemeenten? Worden gemeenten geholpen om aandacht te hebben voor alle vormen van uitbuiting? Ik noem de uitbuiting van jongens en jonge meisjes, maar ook criminele uitbuiting en arbeidsuitbuiting.
Voorzitter. Deze coronatijd heeft heftige gevolgen voor een kwetsbare groep. We hebben signalen dat veel vrouwen het moeilijk hebben gehad in deze tijd en ook dat meer vrouwen willen uitstappen. Daarover heeft de ChristenUnie op zich wel meer ideeën, onder andere als het gaat over huisvesting. Maar het bedrag voor deze regeling gaat vanaf 2022 terug van 4 miljoen naar 3 miljoen. Dat is een kwart eraf, terwijl de vraag toeneemt. Ik vind dat onverstandig. Gaat de Staatssecretaris zich sterk maken voor voldoende trajecten en wat betekent dat in financieel opzicht?
Voorzitter. Wat de ChristenUnie betreft is mensenhandel en uitbuiting niet alleen een verhaal van daders en slachtoffers, maar dus ook van klanten. Die houden de ellende namelijk in stand. Ze zijn te lang buiten schot gebleven. In april werd de initiatiefwet-Segers – die is u wel bekend, voorzitter – over strafbaarstelling van de klant bij aantoonbare signalen van mensenhandel aangenomen. Die mag de Staatssecretaris nu gebruiken als aansporing voor haar beleid rondom de aanpak van klanten. Wanneer komt dat beleid? Er is namelijk meer nodig, bijvoorbeeld om de schrikbarende vraag naar seks met minderjarige jongens en meisjes te beteugelen. Wat kunnen we nu al doen, bijvoorbeeld online? Want juist daar gebeurt er veel te veel narigheid. Ik vraag de Staatssecretaris om te werken aan bewustwording door sekssites te verplichten om gebruikers stevig te informeren dat het kopen van seks met een minderjarige strafbaar is. Denk bijvoorbeeld aan een banner. Denk wat betreft opsporing aan het nu eindelijk intensiever gebruikmaken van lokprofielen. Daarover wordt ook al jaren gesproken.
Voorzitter, ik kom tot een afronding. Die gaat over de Dublinclaimant. Gisteren stuurden hulpverleners ons een casus van een jong gezin met twee hele jonge kinderen. De vrouw werd slachtoffer van seksuele uitbuiting in Italië, is gevlucht naar Duitsland en is uiteindelijk in Nederland gekomen. Maar vorige week is dit gezin om drie uur 's nachts gewekt en op het vliegtuig naar Italië gezet. Ondertussen was er daar echter niets: geen hulpverlening, geen huisvesting, geen overdracht, geen eten. Nu dreigt dit gezin uit elkaar te worden geplaatst, in het land waar de vrouw slachtoffer van uitbuiting is geworden. Ik kan dat niet begrijpen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze casus? De motie-Segers/Buitenweg is niet uitgevoerd. Er is geen extra zorg voor een overdracht van opsporingsindicaties. Er is geen extra zorg voor een overdracht van medische indicaties. Zolang de humane overdracht niet slaagt, lijkt het mij onverantwoord om zulke mensen over te dragen. Maar ik hoor graag eerst een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter, dit was mijn bijdrage in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van der Werf van D66.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter, dank u wel. Dit is mijn eerste commissiedebat en dat over een onderwerp waarover je lekker ouderwets van mening kunt verschillen. Ik doe deze inbreng mede namens collega Corinne Ellemeet van GroenLinks, die hier op dit moment niet bij kan zijn.
Voorzitter. Ik denk dat wij elkaar hier allemaal kunnen vinden in de gedachte dat slachtoffers zich veilig genoeg moeten kunnen voelen om naar de politie te gaan. Uit veel verhalen van sekswerkers blijkt dat helaas niet zo te zijn. Een op de vijf van hen die te maken kregen met geweld, deed daarvan aangifte. In die verhalen las ik ook over een escort, die bij een afspraak met één klant door vier mannen werd opgewacht en verkracht. Ze hielden haar tot twee uur 's ochtends gevangen. Ze durfde uiteindelijk pas te ontsnappen nadat de mannen in slaap waren gevallen. Aangifte doen, durfde ze helaas niet. Die angst leeft helaas bij veel sekswerkers. Wanneer ze wel een melding doen, leidt het vaak niet tot een aangifte. Recent onderzoek van Soa Aids Nederland laat zien dat het op sommige plekken beter geregeld is dan op andere. De politie van Amsterdam is daarbij een positief voorbeeld. Ik vraag me af of dit te maken heeft met het soort gesprekken dat gevoerd wordt door zedenrechercheurs. Of is het puur een capaciteitskwestie bij de politieregio's? Graag hoor ik hierop een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. De opvolging van aangifte is ook in de aanpak van seksuele uitbuiting een knelpunt. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel signaleert de laatste jaren enerzijds dat een groter deel van de slachtoffers aangifte deed, terwijl anderzijds het aantal geïdentificeerde verdachten afnam. Daarbovenop wordt zo'n 40% van de zaken door het OM geseponeerd vanwege gebrek aan bewijs. Dan heb ik het nog niet over al die vrouwen die uiteindelijk helemaal geen aangifte hebben gedaan. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris op deze zorgwekkende cijfers en ik hoor graag wat zij hieraan denkt te kunnen doen.
We kunnen daders hier niet mee laten wegkomen, al is voorkomen natuurlijk altijd beter dan genezen. In dat licht schrok ik van de leeftijd van de daders van seksuele uitbuiting. Een op de drie daders is inmiddels jonger dan 23 jaar. Jongeren die zich hiervoor lenen, krijgen vaak groot geld voorgeschoteld door oudere zware criminelen. Maar de keerzijde van de medaille zien ze niet. De Staatssecretaris schrijft in haar brief dat ze op dit onderwerp met de Nationaal Rapporteur in gesprek is gegaan. Ik hoor graag wat er uit dat gesprek is gekomen. In het bijzonder ben ik benieuwd hoe we preventie voor de doelgroep van jonge daders optimaal kunnen vormgeven. Laten we hen goed genoeg inzien wat de achterkant van de criminaliteit is?
Ik heb een concreet voorbeeld. Ik zag laatst een aflevering van de uitstekende documentaire Klassen. Misschien kent u die ook. Daarin was een agent te zien die een ex-crimineel meenam uit de gevangenis en met hem voor de klas ging staan. De crimineel vertelde wat er daarna met zijn leven is gebeurd. Je zag een hoop van die gezichtjes kijken en denken: hierbij moeten we uit de buurt blijven.
Tot slot, voorzitter. Ik wil nog stilstaan bij de internationale aanpak van mensenhandel en in het bijzonder het lot dat de jezidi's heeft getroffen. Dat is een groep die aanvankelijk veel aandacht kreeg voor de gruwelen die hen door IS zijn aangedaan. Maar nog steeds zijn er zo'n 2.800 jezidi's vermist. Afgelopen weekend stond er wederom een groot stuk in het NRC waarin je las hoe wanhopige families hun kinderen via smokkelaars proberen terug te halen. Uiteraard is dit niet een probleem dat Nederland in zijn eentje kan oplossen. Maar gezien het aandeel van de Europese Syriëgangers die hebben meegedaan aan de gruwelijkheden tegen de jezidi's, vind ik dat wij hierin ook een verantwoordelijkheid hebben. Ik hoor graag wat de Staatssecretaris samen met haar Europese collega's kan doen en wat zij kan betekenen voor deze families.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U bedankt. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wiersma, die zal spreken namens de VVD.
De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. Vorig jaar berichtte Interpol dat mensenhandel en illegale prostitutie door corona nog meedogenlozer zijn geworden. Grenscontroles en reisbeperkingen maakten dat criminelen nieuwe manieren bedachten, nog ergere manieren en soms nog meer buiten het zicht. Waar legale prostitutie lange tijd niet was toegestaan, ontstonden steeds meer illegale circuits en kwam er meer uitbuiting van minderjarigen. We zagen hiervan vorige week nog een schrijnend voorbeeld in Utrecht. Mevrouw Bikker heeft daarop een reactie gevraagd, die ook gekomen is. Een man bood daar per dag 200 Roemeense meisjes online aan en exploiteerde hen vervolgens in een huurwoning.
Voorzitter. Onlineseks nam een vlucht, met in zijn kielzog die grote schaal van seksuele uitbuiting. Misschien was er voor corona veel onzichtbaar, maar is er nog veel meer onzichtbaar nu het einde van corona nadert.
Voorzitter. Ook voor mij is dit het eerste debat. Het is een debat met twee gezichten. Het is een belangrijk debat, ook omdat die beide gezichten belangrijk zijn voor mijn fractie. Aan de ene kant is er de sekswerker als vrije ondernemer, met gewoon een doodnormaal beroep. Aan de andere kant zijn er de schrijnende misstanden, de mensenhandel, de uitbuiting en de toenemende seksuele uitbuiting online. Wij vinden die twee gezichten allebei belangrijk – daarin verschillen we misschien soms van andere partijen – en die verdienen allebei een eigen aanpak. We staan pal voor de sekswerker, maar we staan ook pal voor het slachtoffer.
Wij pauzeren even in verband met de bel. Ik krijg die tip van mijn collega.
De voorzitter:
We wachten inderdaad even totdat de bel is afgelopen. We laten het aan de woordvoerders om er wel of niet doorheen te praten. Het kan wel, want u heeft een luide stem. Maar u mag ook even pauzeren, want dan bent u beter te verstaan.
De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter. Die twee gezichten betekenen aan de ene kant ruimte en vertrouwen geven aan hen die er met hun eigen onderneming iets van maken en die niet gedwongen willen worden om te werken in een verpeste wereld vol exploitanten, uitbuiters en handelaars. Maar die twee gezichten betekenen ook alles op alles zetten om mensenhandel op te sporen en te zorgen voor een hogere pakkans, snellere doorlooptijden en meer opsporingscapaciteit. Dat maakt dat ik in dit debat vier punten wil maken: de grondslag voor de gegevensverwerking van sekswerkers, de inzet van de webcrawler, de prioriteit die mensenhandel heeft en het aantal zaken dat ook daadwerkelijk door het OM wordt opgepakt, en de digitale tijd.
Laat ik beginnen met dat laatste punt, het punt van de aanpassing aan de digitale tijd. Dat punt komt ook terug in de Slachtoffermonitor en is het eerste punt van Nationaal Rapporteur Bolhaar voor de input voor dit debat. Slachtoffers zijn namelijk steeds jonger en seksuele uitbuiting vindt steeds vaker online plaats. Dat heeft een vlucht genomen en dat is een grote zorg. We worstelen nog best met het vinden van een goede aanpak daarvoor.
Voorzitter. Dit is een tijd waarin de wereld om ons heen verandert. Dat komt door corona, maar dat komt ook doordat we veel meer doen op social media. Alles wat op social media staat, blijft daar staan. Dat kan je de rest van je leven achtervolgen en daar kan je last van hebben. Daarvan kunnen je kinderen heel veel last hebben en daardoor kan je als ouders kopzorgen hebben. Dat is precies wat ouders nu veel hebben. Die onlineplatforms, zoals Kinky.com, OnlyFans en Sexjobs, en ook sites met veel moeilijkere namen en met veel langere url's, die wij niet kennen, worden gebruikt als podium voor jonge meisjes, ook voor minderjarige meisjes. Die worden ook gebruikt voor uitbuiting en als onderlaag voor mishandeling en mensenhandel.
Voorzitter. Daar zit een grote zorg. De Staatssecretaris is samen met de brancheorganisaties bezig met een verkenning. Tegelijkertijd kunnen we daar nog harder bijten. Zouden we dat niet moeten doen? Ik heb daar een voorstel voor.
De voorzitter:
U heeft nog een halve minuut.
De heer Wiersma (VVD):
Dat gaat snel, voorzitter. Dan ga ik het heel snel doen.
Wij zouden ook willen vragen of de Staatssecretaris bereid is om een meldplicht en een identificatieplicht voor de platforms op te nemen. Kunnen we bekijken of dat wettelijk zou kunnen, ook voor platforms die niet in Nederland zijn gehost? Kan het dat zij niet alleen bepaalde content moeten verwijderen, maar die ook moeten melden bij politie en justitie? Politie en justitie lopen er namelijk tegenaan dat zij die grote gegevensverzameling nu moeilijk kunnen uitvoeren. Daarover gaat ook het punt van de webcrawler. Het punt dat Bikker terecht maakte, horen we al heel lang in deze Kamer, maar het lukt niet om daarvoor iets te bedenken. We zijn dus benieuwd naar de stand van zaken op dit punt.
We vragen ook om aanscherping aan de kant van de platforms. Ik denk dat dat helpt om de verantwoordelijkheid van de platforms te vergroten.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Wiersma (VVD):
Ik denk ook dat dat helpt om de aanpak op dit punt echt te realiseren.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Bikker van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik vind het laatste punt dat de VVD maakt heel mooi en tegelijkertijd ook heel hard nodig. Ik hoorde van de week nog het verhaal van iemand die meldde dat een advertentie van een minderjarige was geplaatst op een van de sites. Het duurt dan een dag voordat die eraf is. Zit in de aanpak die u nu voorstelt ook dat dat soort meldingen echt stante pede worden opgevolgd, of moeten we daarvoor weer een ander gezamenlijk voorstel maken? Ik hoop eigenlijk dat de Staatssecretaris meeluistert en denkt: ja, dat gaan we ook even doen.
De heer Wiersma (VVD):
Het is hierbij natuurlijk en-en-en. Dit komt ook terug in de brieven van de Coalitie tegen seksuele kinderuitbuiting. Sommige platform zullen zich aan de identificatie houden en dat organiseren in hun gebruikersvoorwaarden. De vraag is of dat altijd gebeurt. De vraag is ook of dat altijd succesvol gebeurt. We willen de identificatie dus wettelijk verplichten. We willen ook de verificatie wettelijk verplichten. Platforms als Airbnb checken soms fysiek of je paspoort en je gegevens daadwerkelijk kloppen. Dat zouden we ook aan die online platforms moeten vragen om te doen. Ik zou dat wettelijk willen verplichten, voor zover we dat kunnen doen. Mijn vraag is: kunnen we dat doen?
De tweede stap is een meldplicht voor de content. Daarbij gaat het niet alleen om het verwijderen, maar ook om het melden aan politie en justitie. Ik zei al dat het heel moeilijk is om die gegevensverzameling uit te voeren. Niet voor niets vraagt de VNG ons om bij dit debat in te brengen dat de grondslag om die gegevens te delen straks wel geregeld is in de nieuwe wet, maar dat dat nu nog niet zo is. Kunnen we dat niet eerder doen? Volgens mij moeten we aan die twee kanten de lijnen straktrekken: aan de kant van de gegevensoverdracht en aan de kant van de platforms. We moeten de platforms ook laten weten dat het niet zonder gevolgen is als ze niet ingrijpen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Kuik, die zal spreken namens het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter, dank. Dit is een onderwerp waarmee ik zelf intensief bezig ben, omdat het me raakt. Mensen worden niet meer als mens gezien, maar als product. Het diepste wat een mens kan raken, is wel dat de waardigheid wordt aangetast. Het is heel erg verontrustend dat mensen al binnen een paar dagen, max een week, worden geronseld, zeker omdat het kwetsbaren en minderjarigen betreft. Wij hebben daarin een rol, als politici, maar ook als overheid. Maar de verantwoordelijkheid is breder. We hebben iedereen nodig om die criminaliteit goed aan te pakken. Daarop heeft de Staatssecretaris natuurlijk ingezet met haar bredere actieplan, waarin alle actoren worden benoemd.
Onlangs is er een rapport van Fier over de positie van de ouders uitgekomen. Ik neem aan dat de Staatssecretaris daarop wil reageren. Ouders staan vaak machteloos tegenover de intimidatie en het leed die hun kind treffen. Er wordt gevraagd hoe we de ouders een handelingsperspectief kunnen bieden. Zet de ouders ook in in de veiligheidsplannen die worden opgesteld door politie en hulpverlening. Kan de Staatssecretaris daarop reageren? De ouders zijn hierin natuurlijk een belangrijke partner.
Het is ook van belang dat er wordt gekeken wie de daders zijn. Dank dus ook aan de Nationaal Rapporteur, omdat hij hiernaar kijkt. Het is natuurlijk ook van belang dat we op scholen aan preventie doen. Hebben wij in beeld hoeveel jongeren op dit punt kritiek zijn en in de daderrol terechtkomen? Kunnen we daarvoor concrete doelen van de Staatssecretaris zien? We zien nu wel mooie programma's, maar hoeveel scholen betreft het? Bereiken we hiermee wel de hele doelgroep? In het begin wordt gezegd dat leraren onvoldoende handelingsperspectief hebben. Hebben we ook doelen hoeveel meer leraren het wel moeten gaan zien? Ik vind dat wel belangrijk.
De heer Wiersma gaf al aan dat de digitale platforms natuurlijk een hele belangrijke rol spelen. Tijdens covid zien we dat ze steeds meer een rol spelen. We zagen een documentaire over OnlyFans. Ik krijg ook signalen dat mensen door zo'n documentaire denken: het is ook voor mij lucratief om iemand voor de camera te zetten. Ik vraag de Staatssecretaris of zij al contact met die platforms en de webcamindustrie heeft. Maakt ze daar concrete afspraken mee? Ook zij hebben namelijk een verantwoordelijkheid. Het is zo makkelijk om iemand voor een camera te zetten en zo te misbruiken.
Voorzitter. EenVandaag kaartte de positie van de klant aan. Jaarlijks worden zo'n tien klanten van minderjarige kinderen echt bestraft. Dat is natuurlijk veel te weinig. Zij spelen namelijk een cruciale rol bij de instandhouding van mensenhandel. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris hiertegen aankijkt en of ze hieraan meer prioriteit wil geven. Het is belangrijk dat we deze mensen bestraffen, want zij hebben ook een verantwoordelijkheid. Het gaat om minderjarige mensen.
Voorzitter, tot slot. De Staatssecretaris is aan de slag gegaan met de motie over een kaderschetsing voor gemeenten. Als de ene gemeente het niet regelt, zien we namelijk een waterbedeffect voor de criminaliteit. Het is mooi dat dat kader er is. Ik vind het wel jammer dat er geen keurmerk is, dat we geen controlefunctie hebben en dat we geen beeld krijgen van hoe het ingezet wordt. Ik vraag de Staatssecretaris dus: hoe wordt dit ingezet, zodat we ook daadwerkelijk zien dat gemeenten hun rol hierin oppakken?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Simons namens BIJ1.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u wel, voorzitter. Goedemorgen allen en goedemorgen aan de Staatssecretaris. Dank aan de voorgaande sprekers, die al veel hebben geadresseerd van wat ik ook wilde adresseren. Mevrouw Bikker, ik wil u danken voor het feit dat u aandacht vraagt voor de schrijnende situatie van dit gezin.
Nog meer positiefs om mee te beginnen, want het doet me goed om te lezen dat er steeds meer aandacht komt voor mensenhandel, en dan met name de binnenlandse mensenhandel die leidt tot seksuele uitbuiting van kwetsbare jongeren. Ik maak me daarbij heel veel zorgen over de jonge daders. Misschien kan ik me daarin aansluiten bij mevrouw Kuik. Wat kunnen we daar aan de voorkant nog aan doen?
Voorzitter. Tegelijkertijd wordt hier een verbinding gelegd met een vanzelfsprekendheid die mij enigszins tegen de borst stuit. We spreken hier vandaag namelijk niet over mensenhandel en horeca, mensenhandel en tuinbouw, of ik kan nog wel een aantal sectoren noemen waarin mensenhandel voorkomt en waarin mensen worden uitgebuit die wat mij betreft zeker aandacht verdienen. We gaan eigenlijk automatisch naar mensenhandel en sekswerk. Dat is alsof die twee ontegenzeglijk bij elkaar horen. Dat vind ik lastig, want ik lees in de rapporten of de brieven eigenlijk nergens een basis waarop die verbinding zo automatisch gefundeerd is.
Mijn eerste vraag is: waarom? Mensenhandel en prostitutie gaan namelijk niet vanzelfsprekend hand in hand. Hetgeen leidt tot uitbuiting en misstanden in de sector, hetgeen die twee samenbrengt, zijn nou juist de criminalisering van sekswerk en de bijkomende stigma's. Daarom zou ik er vandaag voor willen pleiten dat we sekswerk en prostitutie, waarbij mensen verhandeld worden, uit elkaar trekken. Zo is helder waarover we het hebben. Sekswerk zelf moet dus gedecriminaliseerd worden en worden erkend als volwaardig werk. Dat betekent voor BIJ1 ook dat sekswerk en alle daaraan gerelateerde dossiers niet onder de commissie Justitie en Veiligheid zouden moeten vallen, maar onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De voorzitter:
Excuus. Er is een interruptie van de heer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Ik vind dat toch wel een interessant onderscheid. Zou mevrouw Simons kunnen aangeven hoe ze sekswerk en prostitutie wil onderscheiden? Dat loopt toch naadloos in elkaar over? Wij kunnen in wet- en regelgeving zorgvuldige definities volgen, maar in de praktijk werkt dat toch voor geen meter?
Mevrouw Simons (BIJ1):
In de praktijk zien we dat een groeiende groep mensen zelfstandig en bewust de keuze maakt om sekswerk uit te voeren. Het feit dat daar zo veel stigma's omheen hangen en dat wij sekswerk vanuit de overheid criminaliseren, bijvoorbeeld door het automatisch te scharen onder Justitie en Veiligheid, maakt dat het voor de sekswerker moeilijker wordt om dat werk veilig te doen. Voor prostitutie of mensenhandel zitten we hier goed. Daarbij gaat het over justitie, over veiligheid en over criminaliteit. Op het moment dat we die twee automatisch aan elkaar verbinden, criminaliseren we de sekswerkers. Zij vormen gewoon een zelfstandige branche, net als masseurs, belastingadviseurs, en noem allerlei beroepsgroepen maar op. Van dat criminaliseren wil ik heel graag af.
De heer Bisschop (SGP):
Idealen hebben is natuurlijk mooi. Wij zien dat dit sinds 2000, toen dit lijntje is ingezet, één grote zooi is geworden en gebleven. Dan is dit toch een fata morgana? Het is toch een illusie om te denken dat je de legale en de illegale componenten zo uit elkaar kunt houden? De praktijk wijst toch uit dat dit naadloos in elkaar overgaat? Dan kunnen we als ideaal hebben dat het keurig onderscheiden moet worden, maar de samenleving en de maatschappij maken dat onderscheid niet.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Een van de dingen die ik ontzettend belangrijk vind, zeker bij onderwerpen als deze, is dat we de mensen die het betreft in het gesprek betrekken, en dat we de mensen die het betreft vragen wat voor hen het beste zou werken, omdat zij dat het beste weten. Zij werken in die praktijk.
We hebben gezien dat criminalisering, ook van overheidswege, sekswerkers met name tijdens de coronacrisis in een kwetsbare positie heeft gebracht. Op het moment dat wij sekswerk niet als volwaardig werk behandelen, maar als een criminele actie in zichzelf, maken we het moeilijk voor sekswerkers om misstanden te melden. Dan maken we het moeilijk voor sekswerkers om hulp te vragen op het moment dat het misgaat. De vanzelfsprekendheid van het verband tussen sekswerk en criminaliteit, zijnde mensenhandel, zouden we moeten wegnemen. We moeten het sekswerk als een volwaardig branche behandelen. Dat is het ook. Dat hebben sekswerkers ook bewezen. Als er één beroepsgroep is die heel goed de uitdagingen van het werk kent, is het wel die van de sekswerkers.
Voorzitter. Een aantal weken geleden heb ik op verzoek van de heer Rutte een inventarisatie onder sekswerkers gemaakt met betrekking tot corona. Wat daarbij heel erg opviel, was dat zij verstoken zijn gebleven van bijvoorbeeld coronasteun doordat de overheid hen op een bepaalde manier categoriseert. Het uitblijven van die coronasteun heeft hen kwetsbaar gemaakt en maakt hen susceptible, of ontvankelijk, voor criminele activiteiten. Ik geef even een praktijkvoorbeeld, om het wat duidelijker te maken voor de heer De Roon.
De voorzitter:
Maar wel kort, graag.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Maar toch kort. Op het moment dat wij hen aan de voorkant als een normale beroepsgroep hadden behandeld – want dat zijn ze – waren veel misstanden voorkomen waar criminaliteit, geweld en dergelijke bij kwamen kijken. We moeten stevig optreden tegen onvrijwillige prostitutie en sekswerk waarbij mensen uitgebuit worden. Dat is een taak voor Justitie en Veiligheid. Daar waar we het over sekswerk hebben, zou ik willen pleiten voor decriminalisering. Ik zal daar op een later moment zeker op terugkomen.
We halen heel veel best practices uit het buitenland, zoals Nieuw-Zeeland. Daar is sekswerk volledig gedecriminaliseerd en zijn de resultaten fantastisch.
De voorzitter:
De heer Bisschop heeft een heel korte, afrondende opmerking, heeft hij via non-verbale communicatie aan mij aangegeven. Ik vraag mevrouw Simons om daar ook heel kort op te reageren. Er is vervolgens een interruptie van mevrouw Bikker.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank voor uw mildheid. Ik heb inderdaad een korte, afrondende opmerking. Natuurlijk gun ik iedereen zijn of haar illusies. De overheid heeft vanaf 2000 de lijn ingezet die mevrouw Simons noemt. We zien hoe de ellende en de enorme cumulatie van mensenhandel in met name deze sector is toegenomen. Dan kun je krampachtig vasthouden aan het beeld van «het zou zo mooi zijn als ...», maar de werkelijkheid is snoeihard. De werkelijkheid is compleet anders. Dan moet je het lef hebben om in de spiegel te kijken en te zeggen: dit werkt dus niet, we moeten hier vanaf.
De voorzitter:
Mevrouw Simons, misschien kunt u verwijzen naar uw vorige antwoord, dat vrij lang was. Misschien kan het kort.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Het kan zeker kort, want het is heel lastig om te reageren op kwalificaties als «illusie» en dergelijke. Ik ben zeer goed ingevoerd in de wereld van het sekswerken. Ik heb veel contact met sekswerkers. Als je ideologisch zo ver uit elkaar zit – want daar gaat het natuurlijk uiteindelijk om – moet je op een gegeven moment accepteren dat je het misschien niet eens zult worden.
Als u het goed vindt, voorzitter ...
De voorzitter:
Er is ook nog een interruptie van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Mevrouw Simons zei: «als je ideologisch ...» En toen maakte ze haar zin volgens mij niet af. Ik hoop dat ze antwoord wil geven op mijn vraag. Volgens mij klopt ons hart net zo stevig voor alle vrouwen die in verdrukking zitten, en voor vrouwen met wie het niet goed gaat. Als het gaat om uitbuiting moeten we constateren dat het in ten minste de helft van de gevallen die nu bekend zijn bij CoMensha gaat om seksuele uitbuiting. Dat vind ik een ongelofelijk aantal. Dat kan alleen maar in stand blijven doordat er klanten of bezoekers zijn die naar deze mensen toegaan. Heel vaak zijn dat ook minderjarigen. Ik zou graag de visie van mevrouw Simons op de klant horen. Als je nou zo'n groot hart hebt voor de meest kwetsbaren, zullen we dan in plaats van meteen te schermen met Nieuw-Zeeland – ik zou dat kunnen doen met Zweden; dan hebben we een clash – samen kijken welk beleid nou de minste slachtoffers oplevert? Dan wil ik daar op een ander moment graag nog eens over doorpraten met mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank voor de vraag. Dit is eigenlijk precies mijn punt. Juist als we goed en gedegen hulp willen bieden en zicht willen krijgen op al die misstanden, zullen we aan de voorkant een heel duidelijk onderscheid moeten maken tussen sekswerk, dat vrijwillig en als een volwaardig beroep gedaan wordt, en daar waar het misgaat. In de horeca zijn er ook heel veel misstanden. Toch koppelen we «de horeca» niet automatisch aan criminaliteit. In het vastgoed gaat er ontzettend veel mis. We koppelen vastgoedbezit niet automatisch aan criminaliteit. Het is belangrijk om daar waar het misgaat heel scherp te kunnen acteren, en heel scherp oog te houden op de bal en op waar we kunnen ingrijpen.
Er zit zeker veel aan de klantkant. Dat ben ik met u eens. Ik ben het ook eens met de heer Wiersma als het gaat over de platforms, dus de uitbuiters. Daar moeten we scherp op zijn. Daar heeft iedere sekswerker baat bij. Om de sekswerker die het werk normaal uitvoert te beschermen, moeten we ervoor zorgen dat we niet criminaliseren daar waar dat absoluut niet nodig is. Dus inderdaad, mevrouw Bikker en ik vinden elkaar denk ik in grote mate.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Toch maakt mevrouw Simons een heel scherp onderscheid tussen sekswerkers en alles wat binnen het criminele circuit zou vallen. Ik snap dat ergens wel, als dat in de werkelijkheid ook zo zou zijn. U bent raadslid geweest in Amsterdam. Ik heb zelf in Utrecht volop vrouwen gesproken die eerst lange tijd zeiden: ik zit hier vrijwillig. Later zeiden zij toch: er is hier meer aan de hand. Waar zitten zij nu in het grote schema van mevrouw Simons? Waar zitten zij aan tafel?
Mevrouw Simons (BIJ1):
Op het moment dat iemand bewust voor sekswerk kiest, is er wat mij betreft geen enkele connotatie met criminaliteit of misstanden. Op het moment dat dat verandert – want iedereen kan tot andere inzichten komen – moeten we er zijn voor die vrouwen. Dan moeten we ervoor zorgen dat we ze helpen met wat ze maar nodig hebben op het gebied van bijvoorbeeld uitstappen. Maar aan de voorkant meteen de koppeling maken tussen mensenhandel en sekswerk is gevaarlijk voor sekswerkers die gewoon hun werk willen kunnen en mogen doen. Dat zijn belastingbetalende ondernemers. De heer Wiersma zei dat al. Laten we die groep dan ook als zodanig behandelen, en laten we de criminelen, de uitbuiters en de klanten die misbruik maken van minderjarige mensen stevig aanpakken. Daar is geen enkel misverstand over.
Mijn punt is: laten we niet automatisch, aan de voorkant, sekswerk als criminele activiteit bestempelen door het in het vakje van Justitie en Veiligheid te stoppen. Laten we het werk gewoon als werk categoriseren.
Mevrouw Kuik (CDA):
Toch nog even. Het is natuurlijk niet automatisch gelinkt, maar deze sector wordt door criminelen weloverwogen gebruikt. Mevrouw Simons geeft aan dat er in de horeca ook sprake is van criminaliteit. Dit gaat nog wel even een tikkie verder. Dit raakt de lichamelijke integriteit. Je wordt niet gedwongen om vakken te vullen, maar je wordt gedwongen om het meest intieme te doen wat ik me in ieder geval kan voorstellen. Daarom is dit iets waar we heel scherp op moeten zijn. Als we dat miskennen, geven we ruimte aan criminelen om weloverwogen gebruik te maken van deze sector. Deze sector is gelegaliseerd maar niet goed georganiseerd, want we kunnen nauwelijks iets controleren.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dat zeg ik inderdaad. Precies. Juist omdat het niet goed geregeld is, juist omdat we te diffuus kijken naar de hele sector en de hele sector in één mandje plaatsen, komen we niet tot een broodnodige scheiding met gewoon, normaal werk. Daarvoor moeten we het veel beter regelen. Met name de opt-insystemen werken voor heel veel sekswerkers niet goed. Er is geen enkele twijfel, mevrouw Kuik, dat we allebei willen strijden tegen misstanden.
Dan nog even over de lichamelijke integriteit. Mensenhandel is per definitie crimineel, of je nou vakken moet vullen, bollen moet pellen of sekswerk moet doen. Het ontmenselijkt, het dehumaniseert. Daar moeten we echt tegen strijden. En inderdaad, bij sekswerk komt een component kijken waar we ons allemaal van alles bij kunnen voorstellen, zeker als het bijvoorbeeld gaat om mannelijke sekswerkers, transgendersekswerkers, of sekswerkers die ongedocumenteerd zijn. Dat zijn ongelofelijk kwetsbare groepen. Juist om die kwetsbare groepen recht te doen, moeten we een scheiding maken.
Op dit moment is het diffuus. Het loopt in elkaar over. De sekswerkers, die hun werk zelfstandig en volledig vrijwillig doen, hebben daar last van. De slachtoffers hebben daar last van. Dat is mijn enige vraag: laten we een goed onderscheid maken. Er gaan dingen mis waaraan we echt aandacht moeten geven. Maar laten we ook het stigma wegnemen dat aan het werk kleeft en de werkomstandigheden verbeteren, zodat we de sekswerkers in hun kracht kunnen zetten en hen weerbaarder kunnen maken voor het moment waarop het misgaat.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik snap de behoefte aan die scheiding, maar het is natuurlijk niet zwart-wit. Het is diffuus. Als je het hebt over distortion en ronseling in een aantal dagen, is dat onderscheid nu heel moeilijk te maken. Daarom is het volgens mij goed dat we hierover spreken. Als wij daar niet scherp op zijn en als het niet goed geregeld is, kunnen criminelen heel makkelijk gebruikmaken van het labeltje «vrijwillig». Vandaar dat ik het terecht vind dat wij deze sectoren hier nu behandelen, ook in het kader van mensenhandel. De risico's dat criminelen gebruikmaken van deze sector zijn namelijk heel groot.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik merk dat het voor heel veel mensen heel lastig is om de switch te maken, en in eerste instantie te accepteren dat wij het hier allemaal met elkaar eens zijn dat we misstanden moeten wegnemen, dat we mensenhandel scherp moeten aanpakken en dat we extra aandacht moeten hebben voor groepen die kwetsbaar zijn. Dat zijn we hier volgens mij collectief met elkaar eens. Punt.
Daarnaast lijkt het mij verstandig om de werkomstandigheden, de juridische positie en de veiligheidspositie van sekswerkers te verstevigen en te verbeteren, zodat we de misstanden beter kunnen aanpakken. We zijn het er niet over oneens dat er veel misgaat en dat veel mensenhandel leidt tot seksuele uitbuiting. Daar moeten we wat aan doen. Er is een automatisme waarmee mensenhandel wordt gekoppeld aan sekswerk en een gebrek aan het creëren van de juiste omstandigheden waardoor mensen het werk veilig kunnen doen. Volgens mij moeten we die scheiding maken. Volgens mij zijn we het helemaal niet zo erg met elkaar oneens.
De voorzitter:
Er is ook nog een interruptie van de heer Wiersma.
De heer Wiersma (VVD):
Dat is ook mijn conclusie, want er zit op dit punt weinig licht tussen het betoog van mij en dat van mevrouw Simons. Ik denk dat dat goed is. Het is mooi dat we dat in dit debat constateren. Ik ben benieuwd naar specifiek het punt van die kwetsbaarheid. Ik noemde het net al kort: gemeenten en de VNG zeggen dat handhaving en toezicht voor hen nu best moeilijk en ingewikkeld zijn, met name vanwege bijvoorbeeld de AVG. Dit punt, en dat je daar een grond voor moet hebben, zit in een nieuwe wet. Die hebben we controversieel verklaard. We merken ook waarom: er zijn namelijk verschillen van mening over. Maar het zou zonde zijn als we dat punt laten liggen en we gemeenten niet nu al helpen om precies de punten die mevrouw Bikker en mevrouw Kuik noemen aan te pakken. Het is echt zonde als we met elkaar wel in staat zijn om het debat hierover te voeren, maar niet om dit op te lossen. Ik heb twee vragen. Welk ideeën heeft u nog om dit wel te kunnen laten slagen? Zouden we hierin samen kunnen optrekken, en die oproep bij dezen kunnen doen aan de Staatssecretaris?
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dat laatste zeker. Samen optrekken lijkt me altijd goed. Ik stel altijd voor om dan ook samen op te trekken met de mensen die het betreft. Zoals ik al zei, heb ik veel en intense contacten met de sekswerkers, de sekswerkindustrie en de sekswerkorganisaties. Elke keer als ik hen spreek, hebben zij de antwoorden al klaarliggen. Ze hebben de plannen en ideeën al klaarliggen. Ze weten heel goed wat voor hen werkt en wat niet voor hen werkt, wat hen in gevaar brengt en wat hen in hun kracht zet. Als we dat samen als uitgangspunt kunnen nemen, en ook verder kunnen kijken naar de totaliteit van wetgeving rondom deze beroepsgroep, trek ik graag samen met u op. Ik moet zeggen dat ik de eerste vraag even kwijt ben.
De voorzitter:
Die kan de heer Wiersma nog wel herhalen in zijn afrondende en tweede interruptie.
De heer Wiersma (VVD):
Op zich had ik geen afrondende interruptie nodig. Ik vond het een goed antwoord en ik ben daar blij mee. Ik denk dat dit goed is. Ik heb voor dit debat ook veel organisaties gesproken. Dat heeft mij geholpen om tot deze inzichten te komen. Mijn vraag was, los van de vraag of we dit uit die wet kunnen halen en of we dit kunnen vragen aan de Staatssecretaris, of er een mogelijkheid is om gemeenten al eerder de mogelijkheden te geven om gegevens te delen. Als je illegale prostitutie aantreft, mag je nu soms niet eens om gegevens vragen, zo zeggen de gemeenten. Dan kun je geen informatie geven, geen voorlichting geven, maar ook niet doorverwijzen naar zorg. Ik vroeg ook of u of BIJ1 nog andere ideeën heeft die we hiervoor zouden kunnen inzetten, los van dit punt. Ik hoop dat dit kan, maar misschien kan het niet. Dat weet ik niet. Het was meer een vraag om andere suggesties.
De voorzitter:
Mevrouw Simons. Daarna kunt u denk ik uw betoog vervolgen.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank. Ik neem deze vraag op als iets waarover we in een later stadium misschien met elkaar verder moeten praten. We praten vandaag namelijk over mensenhandel, criminaliteit en alles wat er mis is. Misschien is dat een volgende stap om samen te nemen. Wat ik begrijp vanuit de sekswerkers zelf, is dat iedereen de intentie om die gegevens te gaan delen snapt. Maar zolang de sekswerkers niet in hun kracht zijn gezet, beschermd zijn en zich beschermd weten, is het voor hen een heel groot risico om hier enthousiast over te zijn. Het moet dus hand in hand gaan. We moeten er eerst voor zorgen dat de sector zich stevig beschermd weet. Zodra dat het geval is, denk ik dat we de volgende stap kunnen zetten. En inderdaad, daarover praat ik graag verder met eigenlijk eenieder die daar zin in heeft.
Waar was ik gebleven? Ik zei al dat ik er vandaag voor pleit om die twee punten uit elkaar te halen. We moeten eerst het sekswerk decriminaliseren en alle gerelateerde dossiers bij de juiste ministeries krijgen. In aanvulling op het antwoord dat ik zojuist aan de heer Wiersma gaf, wat betreft de privacy: we moeten echt eerst de sector in zijn kracht zetten en als volwaardige branche behandelen. Dan wordt het voor hen ook aantrekkelijk om mee te werken aan alle initiatieven die gemeenten en overheid kunnen helpen om misstanden tegen te gaan.
Tot zover voor nu, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Bisschop. Hij zal spreken namens de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Recent werd een groot prostitutienetwerk opgerold waarbinnen elke dag 200 Roemeense vrouwen werden aangeboden voor seks. Ik zou zeggen: hulde voor de politie, het OM, de gemeente en de Koninklijke Marechaussee, die daar geïntegreerd aan hebben bijdragen. Maar het lijkt eerlijk gezegd een beetje het topje van een ijsberg. Daarom de vraag wat de Staatssecretaris nu echt gaat doen. Ik bedoel, we zitten in een interim--periode. Dat geeft haar veel ruimte om krachtdadig in te grijpen. Wat gaat de Staatssecretaris nu echt doen om dit soort grootschalige uitbuiting en ook kleinschalige uitbuiting te voorkomen?
De websites waarop deze dames werden aangeboden, zijn tot op de dag van vandaag in de lucht, heb ik begrepen. Ik heb dat niet gecheckt. Neemt de Staatssecretaris stappen om dergelijke sites te verbieden, om het pooiers lastiger te maken om vrouwen via dergelijke platforms te exploiteren?
Het uitgangspunt in de wetgeving, zoals de Wet regulering sekswerk, is dat de mondige, vrije vrouw zelf beschikt over het gebruik van haar lichaam. Dat is in de praktijk een illusie. Het grootste gedeelte van de prostituees in ons land doen hun werk onvrijwillig. Het werk dat uitstaporganisaties voor deze vrouwen doen, is van groot belang. Met name in de coronatijd zijn veel meer vrouwen uitgestapt dan voorheen.
De voorzitter:
Momentje. Er is een interruptie van de heer Wiersma.
De heer Wiersma (VVD):
Het is terecht dat de heer Bisschop aandacht vraagt voor dat geval in Utrecht. Ik woon daar en ik was daardoor geschokt, en ook door het feit dat het wordt aangeboden, gefaciliteerd en een podium vindt via websites. Ik denk dat wij geen grip op die websites hebben. Soms zien we dat websites in het buitenland gehost worden. Vandaar mijn voorstel om een identificatieplicht, een verificatieplicht en een meldplicht van content in te voeren, en om te melden aan politie en justitie, en niet alleen te verwijderen. We moeten zelf onderzoeken hoe strak we dat in de wet kunnen regelen. De heer Bisschop gaat eigenlijk nog een stap verder. Hij zegt: dat soort websites zou je überhaupt op zwart moeten zetten en niet moeten aanbieden. Ik weet niet wat er kan. Ik denk dat het al best een pittige klus wordt om mogelijk te maken wat ik voorstel: een identificatieplicht, een verificatieplicht en een meldplicht, en dan ook nog verplichte monitoring en melding bij politie en justitie. Kan ik meneer Bisschop aan mijn zijde vinden wat betreft het feit dat we al die mogelijkheden moeten bekijken? We moeten dit eigenlijk als een soort escalatiemodel uitwerken ...
De voorzitter:
De heer Bisschop.
De heer Wiersma (VVD):
... zodat we de ruimte hebben om stevig beleid aan de voorkant van dit soort platforms te eisen en daarbij heel strak allerlei randvoorwaarden kunnen neerzetten, zodat we vervolgens eventueel, als het echt misstanden betreft, websites op zwart kunnen zetten.
De heer Bisschop (SGP):
Ik weet niet of je moet wachten tot misstanden zijn gebleken als je van mening bent dat een bepaalde zaak in zichzelf een misstand is. Ik realiseer me dat websites op zwart zetten een ultimum remedium is. Bij alles wat, in dit concrete geval en in deze context, uitbuiting van vrouwen kan belemmeren, tegengaan of bemoeilijken, zullen we zeer welwillend kijken of dat in voldoende mate daaraan bijdraagt.
De voorzitter:
Een kort vervolg van de heer Wiersma.
De heer Wiersma (VVD):
Wij verschillen van mening over het feit dat dit op zichzelf een misstand is. Daarin zit het verschil. Dit soort platforms kunnen ook een podium bieden aan mensen die als vrije ondernemer een weg vinden naar mensen. Dat gaat op heel veel plaatsen digitaal, bijvoorbeeld via Marktplaats en Airbnb. Dat hoeft op zichzelf niet fout te zijn. Daarin verschillen wij van mening. De heer Bisschop kan ook zeggen: het zal allemaal wel met die voorstellen. Het kan ook zijn dat hij ze allemaal niet interessant vindt, omdat hij alleen maar dat ultimum remedium wil. Dat kan. Ik hoop wel dat u deze voorstellen van mij zou kunnen steunen. Daar zoek ik even naar. Kan ik de steun van de SGP voor dat soort voorstellen vinden, of zegt u: dit verhoudt zich slecht met mijn principiële opvatting en dit kan ik niet steunen? Of is elke stap mooi meegenomen? Dat zou ook nog kunnen.
De heer Bisschop (SGP):
De heer Wiersma vraagt nu eigenlijk om een carte blanche voor zijn maatregelen, zodat die in ieder geval de steun van de SGP hebben. Dat is een beetje te kort door de bocht, zal ik maar zeggen. Ik ben het met u eens dat wij van mening verschillen over de vraag of dit soort praktijken buiten een vaste relatie als een huwelijk een kwaad in zichzelf zijn of niet, zoals u het formuleerde. Ik ben ervan overtuigd en wij zijn ervan overtuigd dat dat het geval is. Waar we het in ieder geval over eens zijn, is dat misbruik, exploitatie en dwang nog een stap verder gaan. Dat is een kwaad in zichzelf. Als de maatregelen waar de heer Wiersma op doelt dat inperken, gaan we daar serieus naar kijken, ook vanuit onze eigen benadering. Er zijn namelijk wel degelijk raakpunten. Mevrouw Simons noemt dat ook terecht. Daar mogen wij blij om zijn.
Wij sluiten onze ogen niet voor de ellende die er is. Op bepaalde andere punten scheiden zich onze wegen. Tja, dat kunnen we doen. In die zin zullen we vanuit de SGP-fractie zeker serieus kijken of de maatregelen die de heer Wiersma beoogt naar ons oordeel voldoende effectief zijn om het kwaad te beteugelen, om het zo te zeggen, ook al kunnen we het niet volledig en zonder meer uitbannen, wat wij het liefst zouden willen.
De voorzitter:
U kunt uw betoog vervolgen.
De heer Bisschop (SGP):
Zeker. Dank, voorzitter. Ik had het over de uitstaporganisaties en het goede werk dat zij gedaan hebben. Ik koppel daaraan nog de vraag of de Staatssecretaris het belang van deze uitstapprogramma's ziet en of zij bereid is haar aandacht hierop te vestigen, in plaats van op het normaliseren van prostitutie.
Voorzitter. Prostitutie en mensenhandel zijn te vaak met elkaar verbonden. Moeten we dit prostitutiestelsel, waarbij sinds 2000 gedaan wordt alsof de dingen goed geregeld zijn, nog langer accepteren? Dat doet alsof prostitutie een normaal beroep is. Ik denk dat ieder mens in zichzelf wel voelt dat het geen normaal beroep is. Want ook bij wie niet als zodanig tegen het toestaan van prostitutie is, moeten toch alle alarmbellen gaan rinkelen als je weet dat het vaak de pooiers zijn die het geld opstrijken en die vrouwen dwingen tot handelingen waar ze niet zelf voor gekozen zouden hebben.
Voorzitter. Samenwerking in de aanpak van mensenhandel is cruciaal. Dat zien we terug in de berichtgeving over het oprollen van het netwerk waar ik het zojuist over had. De Staatssecretaris heeft samen met de VNG kaders geformuleerd om alert te zijn op mensenhandel. Heel goed. Ook de samenwerking tussen gemeenten is essentieel. Dat is vanwege het «waterbedeffect», om het zo te zeggen. Ik wilde die term gebruiken, maar mevrouw Kuik gebruikte die al. Wat gaat de Staatssecretaris doen om ervoor te zorgen dat mensenhandel in elke gemeente dezelfde prioriteit heeft en het waterbedeffect voorkomen kan worden?
Nu de Wet regulering sekswerk controversieel verklaard is, staan veel gemeenten voor een dilemma. Prostitutiebedrijven moeten opnieuw vergund worden, en de nuloptie is op dit moment geen mogelijkheid. In woonwijken klinkt de roep om prostitutiebedrijven te weren, omdat ze vaak ook nog eens een keer gepaard gaan met drugsoverlast. De Staatssecretaris legt dit probleem bij gemeenten zelf neer, terwijl er op dit moment geen adequate wetgeving is. Kan de Staatssecretaris aangeven wat gemeenten op dit moment kunnen doen om prostitutiebedrijven en de daarmee gepaarde drugsoverlast uit woonwijken te weren?
Voorzitter. Dat was de laatste vraag, keurig binnen de tijd.
De voorzitter:
Inderdaad, meneer Bisschop. Dank u wel. Als laatste spreker van de zijde van de Kamer zou ik zelf graag het woord willen voeren om de bijdrage van de SP uit te spreken. Om dat te kunnen doen, wil ik mevrouw Bikker vragen om tijdelijk de leiding van deze vergadering over te nemen en de orde te bewaken.
Voorzitter: Bikker
De voorzitter:
Dank u, voorzitter. Vanaf nu bent u geen voorzitter meer. Ik geef het woord aan de heer Van Nispen van de SP-fractie.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Op 19 mei mochten sekswerkers weer aan het werk. De afgelopen periode was voor de seksbranche desastreus. Sekswerkers kwamen zonder inkomen te zitten. De Tozo gaf onvoldoende financiële steun voor zelfstandigen. De schijnzelfstandigen, via opting-in, kregen eigenlijk helemaal geen steun. Dat had grote gevolgen. Sekswerk verplaatste zich naar het ondergrondse. Sekswerkers zetten hun werk voort met het gevaar van coronabesmettingen én het gevaar slachtoffer te worden van geweld en beroving. Eigenlijk was dat omdat de overheid sekswerkers heeft laten vallen, want dat is feitelijk wat er gebeurde. De SP is daar teleurgesteld over. Ik wil daar vandaag opheldering over. Waarom heeft de regering deze branche in de steek gelaten?
Wellicht verrast het ook weer niet helemaal, als je met sekswerkers en hun organisaties spreekt die al langer vinden dat er sprake is van verwaarlozing van de belangen van sekswerkers. Want hoewel het legaal is, wordt sekswerk onvoldoende gefaciliteerd. Sekswerkers hebben in Nederland problemen met echt van alles en nog wat. Sekswerkers kunnen geen bankrekening krijgen, een hypotheek is problematisch, hun wordt een rechtsbijstandsverzekering ontzegd, de toegang tot het recht staat voor deze groep onder druk en ze ervaren een stigma bij de politie en de belastingdienst. Ook horen we dat slachtoffers van mensenhandel moeten stoppen met sekswerk wanneer ze aangifte van uitbuiting willen doen. Dat kun je toch eigenlijk niet van mensen eisen? Ze krijgen ook niet overal passende zorg of hulpverlening, of hebben die niet in de eigen taal. Ik wil graag een reactie van de Staatssecretaris op al deze punten. Herkent zij deze problemen? En belangrijker nog, wat gaat zij eraan doen? Hoe gaan we de sociale en de juridische positie van sekswerkers nu echt versterken? Eigenlijk vragen we daar als Kamer al heel lang om. Ik wil hier vandaag een duidelijk plan voor horen, of in ieder geval een uitgebreide reactie hierop.
Voorzitter. Wij denken dat het verstandig is om sekswerk niet alleen te legaliseren, te reguleren en te controleren, maar ook op basis van deze voorbeelden te faciliteren. Is dat ook niet een les van de lockdown, vraag ik de Staatssecretaris. Als de overheid het vertrouwen wil herstellen, moet ook zeker aan deze branche worden gedacht. De overheid moet er toch ook voor hen zijn?
Voorzitter. Dan maak ik de overstap naar mensenhandel. Want inderdaad, we behandelen dit in één debat, maar dit zijn twee aparte thema's. Mensenhandel is een afschuwelijk delict. Dat vindt iedereen. Het is dan ook niet goed te begrijpen dat de opsporing van mensenhandel nog altijd niet optimaal is. Dan druk ik mij zachtjes uit. Er zijn capaciteitsproblemen bij de politie en we horen verontrustende berichten over hoog ziekteverzuim bij de AVIM en de teams Mensenhandel. De doelstellingen om meer verdachten op te sporen zijn niet gehaald. Klopt het dat het kabinet eigenlijk de doelstellingen naar beneden wilde bijstellen? Keer op keer vragen we hier aandacht voor. Wanneer zijn deze problemen opgelost? Wanneer is de opsporing op orde? Klopt het dat vooral de individuele daders in de categorie laaghangend fruit zijn opgespoord, en niet de grote mensenhandelnetwerken daarachter, dus de grote criminelen?
Een groot drama vind ik dat kwetsbare minderjarige meisjes seksueel worden uitgebaat. Naar schatting zijn er 1.300 slachtoffers per jaar. Zij zijn nauwelijks in beeld. Dat kunnen we niet laten gebeuren. Welke concrete maatregelen kunnen we van de Staatssecretaris verwachten om hier wat aan te doen? Hoe zit het met bijvoorbeeld de juiste en noodzakelijke ondersteuning van de ouders? Juist zij kunnen hierin mogelijk een belangrijke rol spelen.
Tot slot. De SP blijft zich grote zorgen maken over het verdwijnen van minderjarige vreemdelingen uit de opvang, zoals de Vietnamese jongeren. Het Essexdrama toont aan hoe ernstig de situatie is. Onder de neus van de politie verdwijnen er minderjarige vreemdelingen. De antwoorden van de Staatssecretaris tijdens het vragenuurtje op 20 april hebben daar wat ons betreft weinig aan veranderd. Er blijven allerlei losse eindjes. In haar brief van 23 maart schrijft de Staatssecretaris dat nieuwe maatregelen bij beschermde opvang niet nodig zouden zijn. In plaats daarvan zijn er nieuwe werkafspraken gemaakt. De SP vraagt vandaag opnieuw of de Staatssecretaris bewijs heeft dat nieuwe werkafspraken voldoende zijn. Hoe zit het met de opsporing? Ziet zij de urgentie van dit grote probleem?
Daar wilde ik het bij laten.
De voorzitter:
Dank, meneer Van Nispen. Ik kijk rond en zie dat dit geen vragen meer oproept. Er is ook al heel veel gediscussieerd, dus ik kan me dat zo voorstellen. Ik geef dan het woord terug aan u, nu weer als voorzitter.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
Dank u wel. We kijken dan even hoeveel tijd de Staatssecretaris nodig heeft om zich voor te bereiden op de beantwoording.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Zou dat mogen tot 11.15 uur?
De voorzitter:
Ja. Dat is ruim, maar we schorsen deze vergadering tot 11.15 uur
De vergadering wordt van 10.54 uur tot 11.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemorgen. Welkom terug bij dit commissiedebat Mensenhandel en prostitutie. We zijn aangekomen bij de eerste termijn van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor de beantwoording van de gestelde vragen. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dank, voorzitter. Dank aan de leden voor de inbreng van de vragen, want het is een belangrijk onderwerp. We spreken vandaag voor het eerst in deze samenstelling over een thema dat mij na aan het hart ligt: de aanpak van mensenhandel. Mensenhandel maakt op grove wijze inbreuk op mensenrechten. Het is een van de ernstigste vormen van georganiseerde criminaliteit. Het past niet in een rechtsstaat dat er mensen zijn die als tweederangsburgers behandeld worden, en die niet gezien worden of zich niet beschermd voelen door die rechtsstaat.
Centraal in de Nederlandse aanpak staat een integrale, multidisciplinaire benadering. Daarin wordt gelijktijdig ingezet op preventie, signalering, opsporing, opvang en internationale bestrijding. Die integrale aanpak heeft Nederland internationaal tot een van de koplopers in de aanpak van mensenhandel gemaakt. Met het programma Samen tegen mensenhandel hebben we de afgelopen jaren hard gewerkt aan het fundament voor een stevige aanpak van mensenhandel, met mooie resultaten. Zo laten de recente cijfers over 2019 zien dat we slachtoffers beter in beeld hebben dan in voorgaande jaren. Verder lieten de opsporingscijfers de afgelopen jaren een dalende trend zien. Ik ben er trots op om te melden dat met de nodige investeringen dit tij lijkt te keren.
De streefdoelen in het kader van de veiligheidsagenda voor het aantal bij het OM ingeschreven verdachten zijn in 2020 nagenoeg gehaald. Ik wil hier vandaag graag mijn waardering uitspreken naar alle mensen in de uitvoering die hieraan bijgedragen hebben. Ook zijn er verschillende instrumenten en trainingen ontwikkeld om slachtoffers sneller te signaleren en beter te helpen, en daders steviger aan te pakken. Voorbeelden hiervan zijn de Handreiking gegevensdeling, het kader voor gemeenten, de extra opvangplekken en een intensivering van de internationale inzet. We zijn daarmee aardig op weg, maar de race is nog lang niet gelopen.
De komende tijd gaat het kabinet zich inzetten voor het verder versterken van de integrale aanpak van mensenhandel, bijvoorbeeld door een gedegen verkenning van de rol die technologie speelt bij het ronselen en uitbuiten van slachtoffers van mensenhandel, en het opstellen van een plan van aanpak om kwetsbare jongeren beter in beeld te krijgen en te beschermen.
Voorzitter. Ik ga in de beantwoording van de vragen dieper in op de concrete maatregelen in het programma die bijdragen aan de ambitie om mensenhandel een halt toe te roepen. Laat ik allereerst iets zeggen over de gemeentelijke aanpak.
De voorzitter:
Dank u wel. Deze inleiding gaf al aanleiding tot een eerste interruptie van de heer Wiersma. Het is in ons aller belang dat we de vragen en de antwoorden kort houden. Zo hebben we straks nog tijd voor een tweede termijn.
De heer Wiersma (VVD):
Ik heb een korte vraag ter verduidelijking. De Staatssecretaris geeft aan dat de streefdoelen gehaald zijn. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe hoog ze waren? Er worden ook heel veel zaken geseponeerd. Echt niet alles wordt doorgeleid naar het OM. Kunnen we daar nog een schepje bovenop doen? Volgens mij ligt de target op 200 of 205. Ziet zij ruimte om die nog iets te verhogen? Dat zou mijn fractie mooi vinden.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het streefdoel was 190. We hebben 187 zaken gehaald. Wat dat betreft ben ik bepaald niet ontevreden. Er is echt een stijgende lijn in vergelijking met voorgaande jaren. Voor het komende jaar is het streefdoel 205. De gedachte, althans de hoop van mijn kant, is dat het er meer zullen zijn. Die 205 is natuurlijk samen met de AVIM en dergelijke vastgesteld. Je moet ervoor zorgen dat je ook met de politie de zaken goed kunt regelen. 205 is het gezamenlijke streefdoel. Dat zal nog bekendgemaakt worden in de politiestukken. Maar nogmaals, als het meer is, is dat prachtig. Daar zet ik best wel op in, maar ik ben afhankelijk van de politie.
Dan de vraag van mevrouw Bikker over de gemeentelijke aanpak. Heeft de Staatssecretaris zicht op de stand van zaken van de gemeentelijke aanpak van mensenhandel, inclusief de jongens? In het interbestuurlijk programma is afgesproken dat in 2022 elke gemeente in Nederland beleid heeft voor de aanpak van mensenhandel. Er zijn verschillende acties ondernomen om die afspraken te realiseren. In het afgelopen jaar zijn zowel het Kompas mensenhandel als het Kader mensenhandel voor gemeenten ontwikkeld, is het bestuurlijk overleg Mensenhandel opgericht en zijn drie regionale pilots over mensenhandel van start gegaan. Dit heeft bijgedragen tot het bewustzijn bij gemeenten dat zij een belangrijke rol hebben in de aanpak van mensenhandel. Steeds meer gemeentes pakken die rol goed op. Het is belangrijk dat alle gemeentes de ontwikkelde instrumenten gaan gebruiken in het opstellen van hun beleid.
De VNG en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid kunnen de gemeentes daarbij ondersteunen met de middelen die van het ministerie ontvangen zijn. Bij de gemeentes wordt ingezet op een integrale aanpak, met aandacht voor alle vormen van uitbuiting en de verschillende kwetsbare groepen. Bovendien wordt vanuit VWS gewerkt aan een specifieke aanpak voor jongens die slachtoffer zijn van seksuele uitbuiting. In het najaar verwacht ik nieuw onderzoek dat inzicht zal bieden in de stand van zaken over welke en hoeveel gemeentes mensenhandelbeleid hebben. Dat weet ik in het najaar.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank aan de Staatssecretaris voor alle inzet, want die is hard nodig. Ik zou haar willen vragen om hierover in het najaar aan de Kamer te rapporteren, want ik houd hierbij heel graag een vinger aan de pols. De tijd is dan wel heel kort om nog voor 2022 in de resterende gemeenten het beleid ook rond te krijgen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De vraag van mevrouw Bekker ... Nee, Bikker. Ik ken mevrouw Bikker al jaren, dus waarom zeg ik nou opeens Bekker? Er staat mevrouw Bekker, vandaar. Dat verzoek van mevrouw Bikker kan ik natuurlijk toezeggen. Daar zullen we de Kamer over informeren.
Dan is er een vraag gekomen van mevrouw Kuik. Zij vindt het jammer dat er geen keurmerk voor gemeentes is, en vraagt hoe het kader wordt ingezet, zodat we zien dat gemeentes hun rol pakken. In overleg met de VNG is besloten om geen formele erkenning te geven aan gemeentes die voldoen aan het kader, om de volgende drie redenen. Ten eerste vind ik het niet passen bij de gedachte van het interbestuurlijk programma om als Rijk een keurmerk toe te kennen aan gemeentes. De gedachte van het interbestuurlijk programma is juist dat het Rijk en de gemeente gelijkwaardige partners zijn. Ten tweede moet de gemeente voor een duurzame aanpak van mensenhandel juist vanuit een intrinsieke motivatie werken, en niet een extrinsieke motivatie, als u begrijpt wat ik bedoel. Ten slotte wekt een keurmerk de indruk dat een stabiele situatie mogelijk is, terwijl de aanpak van mensenhandel voortdurende aandacht en bijstelling behoeft. Want als je dat keurmerk zou hebben, moet je dat alsmaar houden. Het is niet goed om dat zo te doen, want dan is het zo van: ik heb het plaatje binnen, en ik hoef niks meer te doen.
Het kader is in maart vastgesteld door het bestuur van de VNG. Hiermee is het een document van alle gemeenten, wat het gebruik van het kader bevordert. Samen met de VNG werk ik aan een implementatieplan voor het kader. Hierin wordt onder andere bekeken hoe het kader zo goed mogelijk bij gemeentes onder de aandacht kan worden gebracht en hoe bestuurders gemotiveerd kunnen worden om het kader te gebruiken. Ik zal bij de implementatie van het kader ook de hulp vragen van bestuurlijke portefeuillehouders in de regio's. De VNG start binnenkort een tussenmeting om te kijken hoeveel gemeenten beleid hebben voor de aanpak van mensenhandel. Daarbij zal het kader als basis worden gebruikt.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank aan de Staatssecretaris voor het kader. Dat is heel belangrijk. Mijn punt is dat we er ook zicht op houden welke gemeentes dat kader daadwerkelijk inzetten. Als er gemeenten zijn die dat niet doen, komt dat waterbedeffect, zoals ik al zei. Dan weten de criminelen ook waar ze moeten zijn om mensen makkelijk uit te buiten.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik begrijp die opmerking van mevrouw Kuik. Ik geef haar groot gelijk. Juist in het interbestuurlijke programma is de bedoeling om echt de vinger aan de pols te blijven houden.
Mevrouw Kuik (CDA):
Even concreet. Wij krijgen dus tussentijds inzicht in waar de gemeenten staan met de acties?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het is me niet helemaal duidelijk wat mevrouw Kuik nu vraagt. Vraagt zij of de Kamer inzicht krijgt in wat werkt in welke gemeentes? Dan krijg je juist dat punt waar zij zo bang voor is: het waterbedeffect. Dat moeten we niet hebben. Het is zo dat met het interbestuurlijk programma door de gemeentes hard gewerkt wordt aan de duurzame aanpak van mensenhandel. Dat is een continu proces waar we voortdurend aan blijven werken.
De heer Bisschop (SGP):
Het is een heel goede zaak dat dit goed op het netvlies staat. Dank daarvoor aan de Staatssecretaris. Het interbestuurlijk overleg is niemand. Dat belegt de verantwoordelijkheid voor de inrichting van een dergelijke aanpak bij iedereen. Er is dan dus geen specifieke verantwoordelijkheid. Natuurlijk is dit een zaak van de gemeenten zelf. Daar treden we verder absoluut niet in. Maar wat is nou de rol van de Staatssecretaris hierin? Hoe gaat zij ervoor zorgen dat straks, als gevolg van maatregelen in Amsterdam, het niet in Lutjebroek opplopt, om het maar zo te zeggen? Wat gaat zij daaraan doen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat is nou juist aan de gemeentes met de VNG samen. Het kader is in maart vastgesteld door het bestuur van de VNG. Het Rijk en de Staatssecretaris werken heel nauw samen met de VNG, ook om het implementatieplan voor elkaar te krijgen. Wat dat betreft zijn wij, Rijk en VNG, gelijkwaardig. We zitten aan tafel en houden elkaar bij de les om ervoor te zorgen dat dit in orde komt en dat er niet ook nog eens een keer clubs naar beneden verdwijnen, enzovoorts. Het gaat echt om een gezamenlijke inzet. Zonder de VNG gaat dat niet, want we spreken met gemeentes. Dat is de inzet.
De heer Bisschop (SGP):
Nogmaals, ik ben het daar van harte mee eens. Het is heel goed dat dit gebeurt. Alleen, als een gemeente geen ervaring heeft met dit soort kwalijke praktijken, en die doen zich daar opeens wel voor, dan heeft die gemeente ondersteuning nodig, op dat moment. Ik zou me kunnen voorstellen dat de Staatssecretaris dan aangeeft: het kost wat om dit praktisch mogelijk te maken, maar ik zorg ervoor dat er op het departement of via de VNG een teampje klaarstaat dat bijvoorbeeld adequaat bestuurlijke bijstand kan verlenen om dit probleem te tackelen. Zo kan er onmiddellijk geacteerd worden als het waterbedeffect zich voordoet – en dat gaat gebeuren. Ik zou me kunnen voorstellen dat de Staatssecretaris iets dergelijks praktisch van harte omarmt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
In ieder geval vraag ik hulp bij de bestuurlijke portefeuillehouders in de regio's. Zij zijn allereerst een aanspreekpunt om ervoor te zorgen dat we de gemeentes kunnen helpen voor zover dat nodig is, in de gevallen die de heer Bisschop schetst. Op het departement is het zo dat er ondersteuning komt vanuit de VNG. Daar wordt ook subsidie voor verleend. Er is een adviseur die dat allemaal in de gaten houdt.
De heer Bisschop (SGP):
En ook een praktisch team dat daar gewoon naartoe gaat en zegt: wij analyseren het probleem, en dit moet je doen om de schade hier te minimaliseren of te annihileren?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik denk dat de inzet van zowel het Rijk, dus de Staatssecretaris en het departement, als de VNG dusdanig is dat er hard wordt gewerkt, juist ook met die adviseur. Die zal er wel voor zorgen dat hij voldoende ondersteuning heeft om een gemeente waar het niet helemaal goed loopt bij de les te houden, en ook te helpen.
De voorzitter:
Vervolgt u de beantwoording alstublieft.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De heer Bisschop vroeg wat ik ga doen om ervoor te zorgen dat mensenhandel in elke gemeente dezelfde prioriteit heeft. De afspraak uit het interbestuurlijke programma is een gezamenlijke afspraak van het Rijk en de gemeenten. Dat heb ik al gezegd. Juist de gezamenlijkheid van die afspraak draagt ertoe bij dat mensenhandel voor gemeentes prioriteit heeft. Ook werk ik samen met de tien regionale portefeuillehouders. Dat heb ik zojuist ook gezegd. Dat geheel, dus de regio met de portefeuillehouders, de gemeentes en het Rijk gezamenlijk, geeft dat er een collectieve verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat het in orde komt.
Dan de volgende vraag, over de jongeren. Daar is iets over gevraagd door mevrouw Van der Werf en ook door mevrouw Simons. Daders van mensenhandel zijn steeds jonger, en er is groot geld mee gemoeid. Ben ik hierover in gesprek met de Nationaal Rapporteur Mensenhandel enzovoorts? Wat zijn de uitkomsten van dat gesprek? Kan de preventie voor jongeren optimaal worden vormgegeven? Ik deel de zorgen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en onderschrijf het belang van prioriteit aan jonge slachtoffers en daders van mensenhandel. Ik maak me daar erg grote zorgen over, samen met de Nationaal Rapporteur.
Slachtofferpreventie en daderpreventie zijn cruciaal als je tot een sluitende aanpak van mensenhandel wil komen. Voor preventie is het van belang om op vele vlakken tegelijkertijd actief te zijn. Het gaat om een en-en-en-aanpak. Ik ben blijvend in gesprek met de Nationaal Rapporteur. Ik heb dit jaar al enkele malen een bijeenkomst met hem en zijn medewerkers gehad om de mogelijkheden voor de aanpak van mensenhandel te bespreken. Zo is onder andere gesproken over het vergroten van bewustwording bij het lokale bestuur door middel van casuïstiek, en de rol van scholen, leraren en ouders. Deze ideeën worden nader uitgewerkt.
Thans wordt door mijn departement gewerkt aan een strategie die erop is gericht criminaliteitspreventie in brede zin beter en steviger te verankeren in het beleid en meer in samenhang te brengen met zowel het preventieve beleid van onze partners als de repressieve aanpak van criminaliteit.
Dan een vraag van mevrouw Kuik: hebben we in beeld hoeveel jongeren kritiek zijn om dader te worden? Kunnen we concrete doelen zien? Hoeveel scholen betreft het? Enzovoort. Vanuit het programma Samen tegen mensenhandel wordt onder andere ingezet op het vergroten van bewustwording over mensenhandel en het vergroten van de weerbaarheid van jongeren. Er is nog onvoldoende zicht op de groep jongeren die in aanraking komt met mensenhandel, zowel aan de slachtoffer- alsook aan de daderkant. In lijn met de motie-Kuik/Van der Graaf, die is ingediend bij de JenV-begrotingsbehandeling in november jongstleden, wordt gewerkt aan een plan van aanpak om deze jonge doelgroep beter in beeld te krijgen. Hierin zullen concrete doelen worden benoemd waarmee we kunnen vaststellen of de genomen maatregelen en bewustwordingsacties het gewenste effect hebben bereikt. De rol van scholen wordt hierin meegenomen. Ik zal hierover nader spreken met het Ministerie van OCW.
Dan een vraag van de heer Van Nispen: welke maatregelen zijn er om jonge, kwetsbare meisjes in beeld te brengen en om ouders te ondersteunen? Uitbuiting komt nog te vaak voor, ook in Nederland. Het is goed dat er zo veel aandacht is voor dit belangrijke thema, en specifiek ook voor deze kwetsbare groep slachtoffers. Ik vind het zorgwekkend dat deze kwetsbare groep slachtoffers nog onvoldoende in beeld is en daarmee mogelijk niet de juiste hulp krijgt. Adequate signalering is ook hier cruciaal.
Zoals ik zojuist heb aangegeven, wordt gewerkt aan een plan van aanpak om deze jonge doelgroep beter in beeld te krijgen. Mijn departement streeft ernaar dit meerjarenplan dit najaar gereed te hebben, zodat mijn opvolger na installatie zo snel mogelijk kan overgaan tot de uitvoering ervan.
De voorzitter:
Dank u wel. Mag ik u vragen of de Kamer dan ook over dat laatste punt, dat plan voor de signalering, geïnformeerd kan worden?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, zeker.
De voorzitter:
In het najaar?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, zodra het er is.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Van der Werf over een vraag of twee geleden. Excuus daarvoor.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Dat maakt niet uit, voorzitter. Voor het overzicht: het ging om mijn vragen over de steeds jongere daders. U gaf daarbij aan dat uit uw gesprek met de rapporteur opkwam dat het een en-en-benadering is, en dat u wilt kijken hoe het lokale bestuur en het onderwijs daar een rol in kunnen krijgen. Dat wordt nu nader uitgewerkt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
En de ouders, hè.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ja, en de ouders uiteraard. Maar hoelang gaat dat duren? Kunnen we snel tot praktijkmaatregelen overgaan?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mevrouw Van der Werf stipt een belangrijk punt aan. De urgentie is groot. De urgentie bij de Nationaal Rapporteur en bij mij is groot. Daar wordt echt tempo in gemaakt. Maar ik kan niet zeggen dat het morgen, overmorgen of volgende maand klaar is. Er wordt heel hard aan gewerkt, want het is echt een groot probleem.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Ik had nog één vervolgvraag. Ik had zelf een concreet voorbeeld genoemd van een ex-crimineel die samen met een agent voor de klas gaat staan, om maar even het slechte voorbeeld te laten zien. Ik ben benieuwd of daar nog over gesproken is. We kennen op een ander terrein ook het voorbeeld van COC-mensen die voor de klas gaan staan om voorlichting te geven over homoseksualiteit. Dat blijkt in de praktijk ook heel goed te werken. Dat lijkt mij hier ook een hele mooie. Neemt u dat mee?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
In mijn gesprekken met de Nationaal Rapporteur is dat aan de orde gekomen. In het najaar komt er een voortgangsbrief over mensenhandel. Alle toezeggingen en alles wat we hier bespreken komt daarin naar buiten en naar de Kamer.
Dan een vraag van de heer Van Nispen en mevrouw Kuik over het nieuwe rapport van het CKM en Fier: gaat u meer doen om de ouders van de slachtoffers te ondersteunen enzovoort? Fier en het CKM vragen met hun zeer recent uitgebrachte rapport aandacht voor een, zo lijkt het, vergeten groep: de ouders van slachtoffers van mensenhandel. Ik dank de opstellers voor het zichtbaar maken van die groep.
Sterk Huis, Fier en de Koraal Groep hebben in dit kader ook meteen de website nietmijnkind.nl gelanceerd. Daar kunnen deze ouders meer informatie vinden. Dat is een heel goed initiatief. In het rapport worden ook enkele aanbevelingen gedaan. Om daarop adequaat te kunnen reageren, moet ik het wel eerst nader bestuderen. Dat zult u begrijpen. Ik zeg uw Kamer daarom toe dat ik voor de zomer met een reactie op het rapport kom.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik was een punt vergeten in mijn bijdrage, maar gelukkig zijn er goede collega's. Ik had dat punt hier wel nog staan. Ik hoop dat de Staatssecretaris het wil meenemen en dat zij dit punt ook met de Staatssecretaris van VWS wil oppakken, omdat hier een duidelijke link is met ouders, zorg en hulp die zij missen. Dat zit allemaal niet in de portefeuille van de Staatssecretaris. Ik zou willen vragen om die reactie af te stemmen met VWS en zijn aandeel daarin mee te nemen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat is een goede suggestie. Ik zeg er wel bij dat ik tempo wil maken. VWS heeft op dit moment enorm veel op zijn bord liggen. Ik ga proberen om het zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen, maar als het te vertragend werkt, moet dat later komen. Ik wil echt tempo maken.
Voorzitter. Dan de aanpak van de klanten van seksuele uitbuiting. Uit de meest recente Slachtoffermonitor mensenhandel blijkt dat het aantal meldingen over mensenhandel in 2019 is toegenomen. Het grootste deel van de meldingen, ruim 60%, gaat over seksuele uitbuiting. Met een positieve bril op zou je kunnen zeggen dat dit betekent dat instanties meer zicht hebben gekregen op mensenhandel in Nederland, maar met een meer kritische bril zou je kunnen zeggen dat slachtoffers mogelijk steeds minder gemeld worden, omdat ze steeds meer uit beeld verdwijnen. Zo wordt seksuele uitbuiting steeds vaker aangetroffen in de minder zichtbare sectoren, zoals thuisprostitutie of escort- en hotelprostitutie.
In de jaren 2017 tot 2019 gaat het om maar liefst 89% van de slachtoffers, schrijft de Nationaal Rapporteur. Om mensenhandelaren de pas af te kunnen blijven snijden, moeten we blijven innoveren en zicht blijven houden op ontwikkelingen. Daarom ben ik trots op de verschillende ketenpartners die op initiatief van het OM hebben deelgenomen aan de eerste reeks van het Field Lab Mensenhandel, waarin ruim een jaar geëxperimenteerd is met een vernieuwende aanpak van verschillende fenomenen van binnenlandse, buitenlandse en online seksuele uitbuiting. Een toekomstige mijlpaal waar nog hard aan wordt gewerkt, is de aanpak van klanten die seks kopen van slachtoffers van mensenhandel en van minderjarigen. Zo zal later dit jaar de initiatiefwet van Seegers, Kuiken, Van Nispen en Kuik Strafbaarstelling misbruik prostituees die slachtoffer zijn van mensenhandel in werking treden. Dan zal hier passend over worden gecommuniceerd.
Mevrouw Bikker heeft gevraagd wanneer er beleid gericht op klanten komt. Klanten die seks kopen van minderjarigen moeten hard worden aangepakt. Mijn departement heeft samen met het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel, het CKM, de afgelopen maanden gewerkt aan een pakket van maatregelen om klanten op hun verantwoordelijkheid te wijzen en waar nodig strafrechtelijk aan te pakken. In de voortgangsbrief van het programma Samen tegen mensenhandel van 18 november zijn deze initiatieven nader uitgewerkt.
Ik noem hier twee voorbeelden. De afgelopen maanden zijn onder meer gesprekken gevoerd met experts, ervaringsdeskundigen en klanten, om te komen tot voldoende kennis voor een efficiënte bewustwordingscampagne. Daarbij wordt uiteraard ook het onlinedomein betrokken. Ook is de nu in consultatie zijnde zedenwetgeving, de Wet seksuele misdrijven, aangevuld met een strafmaatverhoging voor klanten die seks kopen van 16-minners. Dat ligt op het terrein van mijn collega Grapperhaus.
Mevrouw Bikker heeft ook de vraag gesteld of we op onlineplatforms lokprofielen kunnen inzetten. Ja. Momenteel wordt verkend of het mogelijk is om ook fictieve profielen in te zetten ten behoeve van de preventie. Hierbij is privacy een belangrijk aspect waarmee we rekening moeten houden. Ik zal uw Kamer in de voortgangsbrief van Samen tegen mensenhandel van dit najaar – ik noemde het zojuist al – informeren over de mogelijkheid van het inzetten van fictieve profielen in preventieve zin.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik moet u bekennen dat ik hier jaren geleden beleidsmedewerker was en dat we hier toen al om vroegen, en dat het toen al werd verkend. Er zit hier dus een een beetje ongeduldig iemand. Ik zie dat ongeduld eigenlijk ook in de ogen van de Staatssecretaris. Ik hoop dat ik dat goed zie, voor de verslaglegging. Maar ik zou heel graag willen dat we hier actie op zetten en dat er nog in deze kabinetsperiode gewoon stappen op gezet worden. Dit duurt al zo lang. En ondertussen groeit de ellende online alleen maar, dus wat is het hard nodig.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ja, ik heb ook die urge om het verder te brengen. We doen onze uiterste best, maar er zitten echt grote privacyproblemen aan. Wij zijn de overheid, althans ik vertegenwoordig de overheid, en we kunnen niet zomaar iets doen omdat we het heel erg vinden en dan de privacy overboord gooien. Het moet wel passen. Het moet kunnen. Maar we doen ons best en we zijn er echt mee bezig. We zijn bezig met die verkenningen. Tot nu toe heeft het ook succes, de enkele keren dat er iets op die manier geprobeerd is. Maar we moeten het juridisch echt goed regelen. Dat hoef ik mevrouw Bikker niet te vertellen; zij weet heel goed dat het juridisch moet passen. Maar als het aan mij ligt gebeurt het liever gisteren dan morgen.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dit was het kopje aanpak van klanten van minderjarigen. Mijn vraag was de volgende. Het aantal klanten dat daadwerkelijk wordt bestraft, is gewoon hartstikke laag. Kan de Staatssecretaris zeggen of er nog wel prioriteit op zit? Want het is wel belangrijk om ook die groep ter verantwoording te roepen en te bestraffen.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Nou prioriteit ... Zeker wat betreft de opsporing en vervolging zit er echt een enorme druk achter, maar de bestraffing ligt bij de rechter. Daarbij gaat het over of er voldoende bewijs is enzovoort. Dus het is wat dat betreft op zich een lastig punt.
Mevrouw Kuik (CDA):
We hebben natuurlijk niet voor niets die motie ingediend waarmee de Staatssecretaris bezig is. Ik zeg niet dat er niets gebeurt. Maar de motie is ingediend om een pakket aan maatregelen te krijgen om juist op de klanten in te zetten, om die aan te spreken en die verantwoordelijkheid daar te leggen. Het stukje dat daarbij hoort, is natuurlijk ook het bestraffen. Als er verder niets tegenover staat en mensen toch hun gang kunnen gaan, dan is dat natuurlijk ook niet goed voor het hele pakket. Mijn vraag is dus welke initiatieven de Staatssecretaris bereid is te nemen om hier daadwerkelijk een opsporingsprioriteit van te maken.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
We zijn heel hard aan het werken aan de opsporing en we zijn bezig daar hoe langer hoe meer nadruk op te leggen. We zien ook de resultaten van de opsporing van dit soort misstanden. Maar om nu te zeggen dat we dit ene stukje extra prioriteit gaan geven boven het andere stukje ... Er is een grote inzet van degenen die de opsporing doen en van degenen die zich met dit onderwerp bezighouden, om inderdaad juist die hele kwetsbare groepen zo veel mogelijk te helpen en te beschermen en ervoor te zorgen dat die misstanden worden opgespoord. Maar om het ene stukje nu prioriteit te geven ten opzichte van het andere: nee. Dan leidt dat andere stukje daar weer onder. Het gebeurt dus in z'n totaliteit, maar er is absoluut extra aandacht voor die kwetsbare groepen, als dat de vraag is.
Dan heeft mevrouw Kuik nog de vraag gesteld of ik contact heb gehad met platforms over hun verantwoordelijkheid. Bij een effectieve integrale aanpak voor het ontmoedigen van klanten die seks willen kopen van minderjarigen is inzetten op bewustwording erg belangrijk. Een van deze acties is een brede bewustwordingsactie waarbij niet over één nacht ijs wordt gegaan. Samen met gedragswetenschappers én organisaties die zich inzetten tegen mensenhandel is in verschillende sessies systematisch toegewerkt naar aanbevelingen voor gedragsinterventies gericht op klanten. Momenteel zijn de aanbevelingen uitgewerkt en worden deze getoetst bij klanten die ervaring hebben met het kopen van seks, en ervaringsdeskundigen die in het verleden seks verkocht hebben op minderjarige leeftijd. De volgende stap in deze sessies is om in gesprek te gaan met onlineplatforms gericht op het aanbieden van betaalde seks. Hen wil ik inderdaad ook hierbij betrekken. In de voortgangsbrief van het programma Samen tegen mensenhandel van dit najaar wordt de Tweede Kamer over het vervolg geïnformeerd.
De voorzitter:
Was dat het voor dit blokje? Want dan zijn hier, denk ik, weer vragen over.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kom nu op het digitale domein.
De voorzitter:
Het is goed dat we dat helder hebben. Dan wachten wij nog even.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het digitale domein. Mevrouw Kuik heeft de volgende vraag gesteld: hoe kijkt de stas aan tegen de rol van de klanten en hoe gaat zij meer prioriteit geven aan het straffen van klanten? Klanten hebben een eigen verantwoordelijkheid bij het tegengaan van seksuele uitbuiting. Laat dat heel helder zijn. Klanten die seks hebben met minderjarigen, maken zich schuldig aan een zeer ernstig zedenmisdrijf. Ik verwacht van de klant dat hij of zij zich bewust is van signalen van misstanden en hierop zal anticiperen. Dat geldt overigens niet alleen voor minderjarigen, maar ook voor meerderjarigen. Daarom treedt binnenkort ook de initiatiefwet gericht op klanten in werking. Denk maar even aan de garageboxmisstanden. De aanpak van klanten die seks kopen van minderjarigen is zeker een prioriteit van dit kabinet. Dat heb ik mevrouw Kuik al verzekerd en dat kan ik haar nog een keer verzekeren.
Daarom werk ik ook hard aan de uitrol van een integraal pakket maatregelen om klanten die seks kopen van minderjarigen te ontmoedigen. Ook over de hoofdlijnen van de strafrechtelijke aanpak van klanten voert mijn departement gesprekken. Politie en OM beoordelen elke dag welke inzet het meest kansrijk en effectief is in de aanpak van mensenhandel. Een uitgangspunt voor beleidsontwikkeling ten aanzien van klanten moet zijn dat we serieuzer laten merken aan klanten dat ze niet wegkomen met betaalde seks met minderjarigen.
Dan hadden de heer Wiersma, de heer Bisschop en mevrouw Bikker nog een vraag over de meldplicht en de identificatieplicht voor platforms. Zij vroegen of dat kan: dat ze de content niet alleen verwijderen, maar ook melden bij JenV. Mevrouw Bikker voegde daaraan de vraag toe hoe de meldingen dan zo spoedig mogelijk worden opgevolgd en ze vroeg of de stas dat ook niet even wil doen. Veel onlineplatforms zetten zich nu al in om geen illegaal aanbod van sekswerk te krijgen. Zo vragen veel platforms bij aanmelding een identificatiebewijs. Als het gaat om het verwerken van gegevens over mogelijk gepleegde strafbare feiten wil ik erop wijzen dat de AVG aan iedereen de verplichting oplegt om rechtmatig en zorgvuldig met persoonsgegevens om te gaan. Voor een rechtmatige omgang is in ieder geval vereist dat er een grondslag voor de verwerking bestaat. Of platforms gegevens kunnen registreren die bijdragen aan de bestrijding van mensenhandel is daarom de vraag. Ik zal deze vragen betrekken bij de aangekondigde expertsessies.
Hetzelfde geldt voor de vraag met betrekking tot de inrichting van een meldpunt. Op basis van de uitkomsten van de expertsessies kunnen vervolgens conclusies getrokken worden over de mogelijkheid en wenselijkheid van dataregistratie door deze platforms en de inrichting van een platform.
Tot slot wil ik hier al verwijzen naar één meldpunt waar platforms, gebruikers én slachtoffers altijd terechtkunnen met misstanden. Dat is de politie. Ze kunnen hier direct actie op ondernemen.
Dan had mevrouw Kuik nog een vraag. Heeft de stas contact met platforms over hun verantwoordelijkheid? En de heer Bisschop stelde de volgende vraag over dat het oprollen van het prostitutienetwerk de top van een ijsberg lijkt. Wat gaat de stas nu echt doen om dit soort grootschalige uitbuiting te voorkomen? Verbiedt zij bijvoorbeeld sites waarop vrouwen worden aangeboden voor uitbuiting? Bij een effectieve, integrale aanpak voor het ontmoedigen van klanten die seks willen kopen van minderjarigen, is inzetten op bewustwording erg belangrijk. Een van deze acties is een brede bewustwordingsactie, waarbij niet over één nacht ijs wordt gegaan.
Samen met gedragswetenschappers – ik heb het al verteld – en organisaties die zich inzetten tegen mensenhandel is in verschillende sessies systematisch toegewerkt naar aanbevelingen voor gedragsinterventies gericht op klanten. Momenteel zijn de aanbevelingen uitgewerkt en worden getoetst bij klanten die ervaring hebben met het kopen van seks en ervaringsdeskundigen die seks verkocht hebben op minderjarige leeftijd. Verder gaan we in gesprek met de onlineplatforms. Dat heb ik zojuist verteld. Die wil ik er ook bij betrekken. Daar wordt u over geïnformeerd in de voortgangsbrief van Samen tegen mensenhandel in dit najaar.
Ik wil reageren op de vraag van de heer Bisschop of het een idee is om de sites te verbieden. Veel onlineplatforms zetten zich nu al in om geen illegaal aanbod van sekswerk te krijgen. Zo vragen veel platforms bij aanmelding een identificatiebewijs. Dat heb ik ook al vermeld. Ik wil ervoor oppassen dat de illegaliteit en misstanden niet in het grijze gebied van bijvoorbeeld het darkweb belanden. Dat zou een gevaarlijke stap zijn. Daarom lijkt het mij geen goed idee om op voorhand te zeggen dat sites verboden moeten worden en daarom wil ik samen met de platforms het gesprek aangaan over wat hun rol kan zijn bij het voorkomen van misstanden.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Wiersma.
De heer Wiersma (VVD):
Ik ben een beetje wiebelig. Maar dat komt ook doordat ik de tekst van de Staatssecretaris eigenlijk twee keer hoor. Het is dezelfde tekst.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dat klopt, voorzitter.
De heer Wiersma (VVD):
Of misschien wel drie keer, maar in ieder geval veel. En ik vond hem de eerste keer al niet goed. Ik vind de Staatssecretaris erg lief richting platforms, grenzend aan naïef, zou ik zeggen. Stel dat ik als ouder thuis op de bank zou zitten. Ik heb hier zorgen over en ik zie dat het in coronatijd een vlucht heeft genomen. En dan hoor ik «brede bewustwordingsacties», «systematische gedragsinterventies», «ik ga in gesprek», «komt in het najaar wel een keer terug». Die woorden vind ik echt niet de urgentie hebben die we hier met de Kamer breed hebben aangegeven. Dat wil ik gezegd hebben.
Dan mijn vraag hierover. Net nog op de BBC: een groot onderzoek in Engeland naar OnlyFans. Daarin is in heel veel gevallen geconstateerd dat de daar geldende identificatieplicht ertoe heeft geleid dat mensen van 14 jaar met paspoorten van oma's en ouderen gewoon toegang krijgen op dat platform. Onderzoekers hebben dat daar gedaan. Dat soort signalen gaat veel verder dan wat u zegt van «ja, ze doen hun best», «er wordt in het algemeen wel een identificatieplicht gehandhaafd», «ik ga weleens met ze in gesprek» en «ja, ik ga wel kijken of dat wat wordt». Ik chargeer het een beetje, maar dit is echt de indruk die ik hierbij krijg.
De vraag die ik, maar ook meerdere collega's, stelde was of we het kunnen aanscherpen. Kunnen we tot een identificatieplícht overgaan? Kunnen we tot een verificatieplicht overgaan, zodat je een en ander misschien ook fysiek moet checken? Kan je hen vervolgens ook tot monitoren verplichten en hen dan ook verplichten dat ze actief melden bij politie en justitie? Dat zijn een paar stappen die je zou willen aanscherpen. De Staatssecretaris zegt zelf dat ze daarover in gesprek gaat. Ik vraag eigenlijk wat de mogelijkheden zijn. Dit is ook een informatieve vraag. Waarop kunnen wij een en ander aanscherpen in onze wet?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Allereerst wil ik tegen de heer Wiersma zeggen dat de urgentie er wel degelijk is. Hij beticht mij ervan dat ik misschien naïef ben of wat dan ook, en misschien een beetje laks. Laks ben ik zeker niet. En ik kan de heer Wiersma verzekeren dat ik ook niet naïef ben, en dat is het departement op dit punt ook zeker niet. Ik begrijp de wens van de heer Wiersma dat we meteen wet- en regelgeving maken om te zorgen dat die platforms veel strikter met hun identificatie omgaan enzovoorts enzovoorts. Daar zijn we nou juist mee bezig zijn, om te kijken hoe we dat het beste voor elkaar kunnen krijgen.
Het is makkelijk om te zeggen «regel het even bij wet», maar er zijn nog wel wat hinderpalen die je dan moet zien te overwinnen. En het gaat er ook om dat je goed weet op welke manier je dat moet aanpakken. Als de heer Wiersma vraagt «Staatssecretaris, wil je die gesprekken alsjeblieft een beetje versnellen en wil je er nog wat meer urgentie op zetten?», dan ben ik van harte bereid om dat inderdaad te doen en te kijken hoe we dat dan moeten doen. Maar om nu meteen te roepen «ik heb volgende week wetgeving klaarliggen» ... Dat is natuurlijk ook niet het antwoord. Misschien komt die wetgeving er op een gegeven moment. Dat zou best kunnen. Maar ik kan dat niet meteen morgen regelen.
De voorzitter:
De heer Wiersma, het mag iets korter nu.
De heer Wiersma (VVD):
Ik probeer even mee te denken. Er zijn hinderpalen, oké. Maar is er motivatie om die weg te nemen? En als dat lukt, bent u het dan met de VVD-fractie eens dat het verstandig is om de identificatieplicht en de meldplicht aan te scherpen? Dus dat we niet alleen een meldpunt maken, maar een meldplícht en een identificatieplícht, en dat dan ook in de wet te regelen, als die hinderpalen weg te nemen zijn? Ook omdat bijvoorbeeld de Coalitie tegen seksuele kinderuitbuiting naar aanleiding van het rapport Voorbij de pixels allerlei aanbevelingen heeft gedaan die juist op dat punt niet zijn aangepakt.
Als u mij toestaat, voorzitter, nog één voorbeeld. Op terrorisme hebben we zo'n richtlijn in Europa. Daar hebben we de afspraak dat je content op websites waarin opgeroepen wordt tot terroristische aanslagen, in het uiterste geval kunt blokkeren, maar dat je die website ook op zwart kunt zetten. Ik weet dat wij die inzet ook op kinderporno hebben. Mijn vraag is hoe ver het met die verkenningen staat in Europa en of dit soort platforms daar ook onder vallen. Ik mis even de actieve inzet, in plaats van alleen maar het gesprek. Wat is ons doel met dat gesprek?
De voorzitter:
Helder.
De heer Wiersma (VVD):
En welke richtlijnen zijn wij van plan om daarvoor in Europa en in Nederland in de wet aan te scherpen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Op Europees niveau zijn we natuurlijk bezig met allerlei onderzoek. Nederland is ook een voortrekker in het bestrijden van mensenhandel. Daar is Nederland echt heel actief in. Nederland zorgt ook dat de boel aangejaagd wordt en aangejaagd blijft. De hele specifieke vraag van de heer Wiersma of er al zicht op is dat het eventueel wettelijk wordt vastgelegd, kan ik op dit moment niet met «ja» beantwoorden. Het zou kunnen zijn, maar zoals ik zojuist al gezegd heb gaat het wel een stap verder dan zeggen: nou, we gaan even kijken. We moeten heel goed bekijken hoe of wat kan, en kijken wat daaruit komt. En dan moeten we kijken of een identificatie- en een meldplícht, in de wet verankerd, inderdaad uiteindelijk de oplossing is om te zorgen dat het in orde komt.
Dus het einddoel dat de heer Wiersma graag ziet, namelijk verplicht en in de wet geregeld, is met zoveel woorden op dit moment niet in het vizier. Maar er wordt heel hard aan gewerkt om ervoor te zorgen dat we zo er veel mogelijk, ook op internationaal en Europees niveau, grip op krijgen. Want het is inderdaad een pest. Dat ben ik gewoon helemaal eens met de heer Wiersma. Nogmaals, de urgentie is er bij mij en zeker bij Nederland, want Nederland is een trekker op dit gebied.
De voorzitter:
Er zijn nog interrupties van mevrouw Bikker en de heer Bisschop.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De Staatssecretaris heeft op heel veel punten gezegd: echt, ik kom hier in het najaar in de najaarsbrief over de voortgang van het programma Samen tegen mensenhandel op terug. Dat zei zij juist ook op dat aspect van de klanten. Maar toch wil ik – ik onderstreep daarin de woorden van de heer Wiersma – meer urgentie merken en voelen vanuit het ministerie. Want al in juli 2019, straks twee jaar geleden, diende mevrouw Kuik samen met de ChristenUnie en andere partijen de motie in om dat pakket te maken voor de aanpak van klanten van minderjarige slachtoffers.
Ik sprak Jojanneke van den Berge, die het programma Jojanneke uit de prostitutie maakte. Zij vertelde mij dat juist nu pooiers nog steeds het meest worden gevraagd naar 15- en 16-jarigen. Ze vertelde dat de slachtoffers zeggen dat het de klanten niets kon schelen en dat ze nooit gevraagd zijn hoe oud ze waren. Zelfs de vraag werd niet gesteld. En vervolgens zien we dat al die mensen die in de Valkenburgse zedenzaak werden aangeklaagd en ook veroordeeld, zeiden: o, we wisten niet dat het zo erg was, sorry, wat zielig.
Over dat gevoel heb ik zo de pee in, en dat moet zo anders. Dus ik zou de Staatssecretaris echt willen vragen om daar actie op te ondernemen, ook op «laaghangende fruit». Zet in ieder geval overal een banner op van «seks met minderjarigen is strafbaar». Zware straf, en niet zomaar. Op Kinky zie ik dat iets voor een minderjarig meisje daar gewoon een dag kan staan, en ik ben daar woest om.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Het klinkt misschien heel flauw, maar ik ben het volstrekt eens met mevrouw Bikker. De urgentie is gewoon groot. Tegelijkertijd moet ik u zeggen dat ik die meldplicht en identificatieplicht allemaal niet even een-twee-drie in de wetgeving geregeld heb. Maar de oproep die door de heer Wiersma en door mevrouw Bikker is gedaan, en ook de urgentie bij mezelf, neem ik meteen mee terug. Ik ga kijken hoe we aan de gang kunnen om hier nog meer urgentie op te zetten en nog meer tempo op te maken. Want ik ben het met mevrouw Bikker eens, en ook met de heer Wiersma: het kan inderdaad niet zo zijn dat iets dergelijks nog een dag of twee dagen online blijft staan, terwijl het helemaal foute boel is. Daar ben ik het helemaal mee eens. Die urgentie neem ik mee, en nog eens extra, en ook voor mezelf, want het is gewoon heel erg slecht.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank voor het commitment van de Staatssecretaris. Tegelijkertijd ben ik ook zo bang voor het volgende. De formatie gaat rollen. Dat moet ook allemaal gebeuren, want er moet weer een nieuw kabinet komen. Maar voor je het weet, is het herfst en is er weer een nieuwe voortgangsbrief met een nieuwe opvolger die zich ook weer inwerkt. Dus ik zou zo graag het volgende afspreken, want we spreken gewoon met de Staatssecretaris in haar ambt en ook haar ambtsopvolger heeft zich aan de toezeggingen te houden. Ik zou graag afspreken dat er het najaar geen voortgangsbrief komt, maar dat het najaar de deadline is voor deze dingen, en dat we echt met elkaar alles uit de kast halen om een einde aan deze misstanden te maken.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik wil dat graag gaan doen, maar ik moet wel één ding opmerken. Het klinkt heel flauw, maar het is niet anders. Ik ben demissionair en dat heeft ook zijn consequenties. Ik maak even een klein stapje maak naar de Wet regulering sekswerk. Die heb ik ingediend op de dag waarop we 's ochtends nog net niet demissionair waren. 's Middags waren we opeens demissionair, maar ik heb hem toch naar de Kamer gestuurd. En dan maakt de Kamer hem controversieel. Dat vind ik ontzettend jammer, want daardoor kun je die stappen niet maken. Dus ik meld wel eventjes dat ik demissionair ben. Ik begrijp heel goed wat mevrouw Bikker zegt: dan komt er dadelijk een kabinet en dan moet het allemaal weer eventjes opstarten en dat moet het weer eventjes huppelepup. Als u mij vraagt om te zorgen dat het wiel op dit punt met urgentie kan blijven draaien, dan ga ik kijken wat wij in het demissionair kabinet kunnen doen om te zorgen voor een vliegende start voor mijn opvolger op dit punt. Want dat is eigenlijk wat u vraagt.
De voorzitter:
Voordat ik mevrouw Bikker het woord geef voor een hele korte slotopmerking over deze interruptie, wil ik als voorzitter er graag op wijzen dat de regering weliswaar demissionair is, maar dat de Kamer dat niet is. Dus als de Kamer, mogelijk in meerderheid, een bepaalde oproep doet, dan is dat natuurlijk nog steeds een oproep aan de regering. Maar goed, daar zijn we het over eens.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank aan de Staatssecretaris om daar ook op in te zetten. Ik zou willen opmerken dat bijvoorbeeld ten aanzien van die klantenaanpak de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zich nog volop hebben uitgesproken, ook in de demissionaire tijd. Het kabinet hoeft zich wat mij betreft niet geremd te voelen. Het zou vooral een soort straaljagergevoel mogen hebben van «we gaan er nog even voor».
Staatssecretaris Broekers-Knol:
We zetten de turbo erop.
De voorzitter:
De turbo gaat erop.
De heer Bisschop (SGP):
Kijk, dat zijn de goede geluiden. Ik zou de Staatssecretaris willen voorhouden dat demissionairiteit niet per se een belemmering is, maar ook een kans. Dus ik zou zeggen: we zien vol spanning uit naar hetgeen u nalaat en de wijze waarop u de geschiedenisboekjes ingaat. Het zou heel mooi zijn als u een glorieuze vermelding krijgt op dit punt.
Voorzitter. Daarbij kan helpen als ook op dit punt niet te spichtig wordt gedaan over het op zwart zetten van sites en platforms. Ik hoorde de Staatssecretaris zeggen: op voorhand de optie verbieden. Dat lijkt me geen goed idee. Waarom zou je dat niet gewoon expliciet benoemen als er ontoelaatbare praktijken gepresenteerd worden? Ja, dan is voor mijn part het op zwart zetten het ultimum remedium. Punt. Keihard aanpakken. Ik zou dat nadrukkelijk openhouden. Dat kan bijdragen aan de bereidheid om tot daadwerkelijke «zelfregulering» – laat ik het dan maar zo noemen, hoe ellendig het woord in dit verband ook is – te komen. Ik zou dus zeggen: Staatssecretaris, ga er inderdaad voor!
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb het net ook met de heer Wiersma en mevrouw Bikker besproken. Ik heb net gezegd dat de turbo er wel op zit. We gaan inderdaad kijken hoe we de turbo erop gaan zetten, want de urgentie is groot. Dat is de oproep, ook van de heer Bisschop. Die boodschap van uw Kamer is mij duidelijk, voorzitter.
De voorzitter:
Ik wijs erop dat niet elke interruptie in tweeën hoeft. Het mag wel, dus ik geef de heer Bisschop het woord. Maar ik kijk ook naar de klok. Als we in tweede termijn nog dingen willen zeggen, dan ...
De heer Bisschop (SGP):
Ik waardeer uw goede zorg, voorzitter. Uw opmerking is ook terecht. Maar ik zou van de Staatssecretaris graag nog wel willen horen dat als de turbo erop gaat, dat niet betekent dat we op voorhand bepaalde maatregelen of bepaalde opties voor maatregelen uitsluiten, zoals het verbieden of het op zwart zetten. Dat moeten we gewoon als instrument blijven hanteren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb al eerder gezegd dat we rekening moeten houden met de bestaande wet- en regelgeving. Het moet juridisch wel allemaal kunnen. Het moet passen in onze rechtsstaat. Maar de urgentie om dit aan te pakken is groot. Het is niet goed; het is echt fout wat er gebeurt. We gaan ernaar kijken om er in ieder geval zo snel mogelijk voor te zorgen dat mijn opvolger in het najaar een vliegende start kan maken als hij aan de slag gaat. Ik denk dat we daar op dit moment met z'n allen mee vooruit kunnen.
Voorzitter. Dan wat betreft de opsporing. De heer Van Nispen heeft een vraag gesteld over de opsporing van mensenhandel en problemen bij de politie. Klopt het dat het kabinet de opsporingsdoelstelling naar beneden wil bijstellen? De afgelopen jaren is er flink geïnvesteerd in de opsporing van mensenhandel. Ik heb u eerder gemeld dat de inzet van de politie en het OM op de opsporing en vervolging zijn vruchten begint af te werpen. Dat laat zich ook zien in de statistieken. Ik heb de heer Wiersma al verteld dat er een stijgende lijn is in het aantal OM-verdachten: 187. Het streven was 190.
Ik wil ook stilstaan bij het niet-aflatende werkethos van de politie en het OM, want daar ligt het niet aan. Zij wijzen mij bovendien op werkzaamheden die niet altijd een-op-een naar cijfers te vertalen zijn. Elke week werpen zij barrières op om daders tegen te werken en elke week halen zij slachtoffers uit mensonterende situaties, zonder dat dit per se leidt tot het kunnen vervolgen van de verdachte. Want dat is natuurlijk weer een stap verder. Maar het leidt wel tot minder misstanden in de maatschappij. De focus is erop gericht om de opsporing in de volle breedte te versterken. Mijn ambitie is dan ook nog steeds hoog. Dat heeft er mede toe geleid dat ten aanzien van de herijking van de afspraken in de veiligheidsagenda voor het jaar 2020/2021 in het LOVP het besluit is genomen dat alleen – alléén – voor het beleidsterrein mensenhandel het doel voor 2021 is opgehoogd. De afspraak is 205 OM-verdachten; dat heb ik ook al verteld aan de heer Wiersma. Als het er meer worden, is dat nog mooier, maar dat is in ieder geval de afspraak. Uw Kamer wordt op korte termijn nader geïnformeerd over de besluitvorming rond de veiligheidsagenda-afspraken voor 2021.
U noemde ook de capaciteitssituatie bij de politie. De politie staat de komende jaren voor een grote vervangings- en uitbreidingsopgave, maar daar bent u zich waarschijnlijk allemaal van bewust. Dat geldt niet alleen voor de AVIM, maar voor de hele organisatie. Dat is dus een grote opgave. Bij de AVIM wordt nieuwe capaciteit geworven, onder andere met de 10 miljoen euro extra op grond van de motie-Segers/Asscher. En binnen de politie wordt gewerkt om de oorzaken van ziekteverzuim zo veel mogelijk weg te werken. Het ziekteverzuim is afgelopen jaar binnen vrijwel de gehele organisatie gedaald, ook binnen de AVIM. Dus er wordt aan alle kanten aan gewerkt om te zorgen dat die capaciteit goed is.
Mevrouw Van der Werf had een vraag over de afname van het aantal geïdentificeerde verdachten en het percentage van 40% aan zaken dat wordt geseponeerd. De afname is juist gestopt, want in 2020 zien we een stijging. Het aantal geïdentificeerde verdachten is gestegen naar 187, terwijl het aantal daarvoor veel lager was en ergens in de 140 bedroeg. Dat zie je ook in de statistieken. Dus de streefdoelen voor 2020 zijn bijna gehaald.
Wat betreft de sepots kan ik zeggen dat er sinds 2016 inderdaad sprake is van een toenemend aantal onvoorwaardelijke sepots mensenhandel. Het gaat dan vooral om technische sepots, meestal op grond van onvoldoende bewijs. Voor het vervolgen voor mensenhandel geldt een hoge bewijslast. Het gaat dan namelijk om een heel ingewikkeld artikel: 273f, Wetboek van Strafrecht. Er is vaak geen eenduidige oorzaak aan te wijzen en het gaat veelal om een een-op-eenverhaal. Het gaat dan bijvoorbeeld om slachtoffers die hun aangifte niet willen doorzetten of om gebrek aan ondersteunend bewijs, vooropzet of dwang. Daar wordt mee gewerkt en heel serieus mee omgegaan. Er wordt geprobeerd om alles eruit te halen, maar dat is niet altijd mogelijk.
Dan wat betreft het ... O, sorry, excuus.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Met het oog op de tijd reageer ik even op het laatste punt dat de Staatssecretaris aangaf. De vraag was: hoe komt het nou dat het zo lastig blijkt om het aantal aangiften omhoog te krijgen? Dan gaat het niet alleen om sekswerkers. Tijdens het vragenuur van een maand geleden hebben we het ook al gehad over vrouwen die aangifte van verkrachting doen, maar waarbij het in het gesprek met de zedenrecherche vaak ergens stokt. Heeft dat dan met de werkwijze te maken of is dat een capaciteitsvraagstuk? U zegt dat eraan wordt gewerkt, maar ik zou iets meer toelichting wel prettig vinden.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Er is hard gewerkt aan de capaciteit. Ik denk dat het capaciteitsvraagstuk altijd wel enigszins blijft spelen, want er zijn natuurlijk nooit genoeg mensen. Maar in principe is eraan gewerkt en blijft eraan gewerkt worden om te zorgen dat de capaciteit het probleem niet kan zijn. Er kunnen allerlei redenen zijn, ook bij betrokkenen zelf, waarom een aangifte niet doorgezet wordt en waarom in bepaalde zaken toch niet voldoende bewijzen en voldoende gegevens zijn enzovoort. Ik moet ook zeggen dat de medewerkers van de politie en de AVIM die in dit verband werken, speciaal getraind worden om dit soort aangiftes te kunnen behandelen. Dus het ligt er ook niet aan dat er opeens iemand zit die helemaal niet weet hoe hij met deze slachtoffers moet omgaan.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Een aantal maanden geleden, misschien zelfs al vorig jaar, was in het nieuws dat is gebleken dat bij de zedenrecherche mensen te snel van hun aangifte af worden gepraat. Dat is niet vanuit de intentie om de daders maar niet achter de vodden te zitten, maar vanuit de intentie om vrouwen te waarschuwen voor wat er bij zo'n aangifte komt kijken. Nu blijkt dat een aantal vrouwen achteraf toch spijt hebben dat ze dat toch niet gedaan hebben. Vijf jaar later denken zij: ik had dat toch moeten doen. Niet alleen kunnen daders hun gang gaan, maar het tast ook het rechtvaardigheidsgevoel van iemand aan. Ik denk dat het eigenlijk niet uitmaakt of het nu een prostituee betreft of iemand die niet in dat vak zit. Ik zou het heel goed vinden als u dit specifieke punt zou oppakken. Hoe kan er ook vanuit uw ministerie een signaal uitgaan? We moeten heel kritisch blijven kijken naar de werkwijze. Hoe zouden we dat sturende wat meer informerend kunnen maken?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Is het goed als ik daar zo dadelijk op terugkom, wanneer ik het over de prostitutie heb? Oké. Dank.
Dan stelde mevrouw Van der Werf nog een vraag over de jezidi's. Nederland zet zich op verschillende manieren in voor de slachtoffers van ISIS. In Syrië biedt Nederland humanitaire hulp en in Irak ondersteunt Nederland vluchtelingen en ontheemden met opvang in de regioprogramma's. In Irak heeft Nederland speciale aandacht voor de situatie van jezidi's. Er zijn verschillende projecten voor deze groep op het gebied van psychologische hulp aan overlevenden van seksueel geweld, het tegengaan van seksueel en gendergerelateerd geweld, het verzamelen van bewijs van de misdaden van ISIS en het bieden van getuigenbescherming. Naast deze steun is er behoefte aan extra capaciteit voor de opvang van slachtoffers van mensenhandel die behoren tot kwetsbare groepen. Hieronder vallen de jezidivrouwen en -kinderen die niet terug kunnen naar hun eigen gemeenschap, maar ook andere slachtoffers van ISIS en leden van de lhbti-gemeenschap. Deze zaak ligt met name bij Buitenlandse Zaken, maar het is iets waarmee ook wij ons druk maken. Maar het ligt wel hoofdzakelijk bij Buitenlandse Zaken.
Dan kom ik bij de amv's die MOB, oftewel met onbestemde bestemming, vertrekken. Dat fenomeen is natuurlijk al langere tijd bekend en is ook heel vervelend binnen de migratieketen. Alleenstaande minderjarige vreemdelingen vormen een kwetsbare groep. Het is echt onwenselijk dat ze met onbekende bestemming uit de opvanglocaties vertrekken. Ondanks de inspanningen van alle betrokken partijen en medewerkers is het niet mogelijk om geheel te voorkomen dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen met onbekende bestemming vertrekken, want ze worden niet vastgezet. Zoals bij u bekend vindt opvang plaats in een open setting. Dit geldt ook voor de zogeheten «beschermde opvang» voor potentiële slachtoffers van mensenhandel. Als alleenstaande minderjarige vreemdelingen dit echt willen, kunnen ze de opvang dus verlaten. Maar vanuit mijn andere portefeuille, Asiel en Migratie, weet ik dat er heel goed op gelet wordt, dat er instructies zijn voor degenen die het azc bemannen enzovoort. Er wordt heel goed gekeken of er signalen zijn. Er wordt dus zo veel mogelijk bescherming geboden, maar het is wel een open setting.
De heer Van Nispen had nog een vraag over de verdwijning van minderjarigen. Hij had het specifiek over het Essexdrama en vroeg of de werkafspraken voldoende zijn om de problemen aan te pakken. Sinds het Essexdrama hebben in 2020 minder dan tien Vietnamese jongeren in de beschermde opvang vertoefd. Daarvan is geen enkele met onbekende bestemming verdwenen. Voorts zijn er geen signalen dat de aangeboden begeleiding in de beschermde opvang niet goed functioneert. Ik zie dan ook geen aanleiding om de inrichting van de beschermde opvang te wijzigen. Ik zei dat zojuist ook vanuit mijn andere portefeuille.
De nieuwe werkafspraken tussen politie, AVIM, COA, Nidos en DT&V – daar heb ik uw Kamer onder meer per brief van 23 maart 2020 over geïnformeerd – hebben ten doel gehad om vast te leggen wie wanneer welke rol heeft als wordt geconstateerd dat een amv is vertrokken uit de opvang. Hiermee wordt beoogd dat alle partijen de juiste vervolgstappen kunnen nemen. Deze werkafspraken zien niet specifiek op Vietnamese amv's, maar op amv's van alle nationaliteiten in alle vormen van amv-opvang. In het mondelinge vragenuur van 20 april jongstleden heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de toepassing van deze werkafspraken in de praktijk. Dat zal ik voor het zomerreces doen.
Mevrouw Bikker heeft een vraag gesteld over de verblijfsregeling voor de Dublinclaimanten. Dat is het laatste stukje over de mensenhandel. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris specifiek de casus over de opsplitsing van het gezin? Door de betrokken diensten wordt alles in het werk gesteld om tot een goede overdracht te komen. Zoals bekend, ook aan mevrouw Bikker, kan ik op deze plaats niet ingaan op individuele gevallen. Daarom ga ik in het navolgende in op de algemene werkwijze, zoals deze door de betrokken organisaties gehanteerd wordt.
Als de DT&V signalen heeft dat de Dublinclaimant een kwetsbaar persoon is, bijvoorbeeld vanwege mogelijk slachtofferschap, kan dat gedeeld worden met de verantwoordelijke lidstaat. Indien er geen B8-vergunning wordt verstrekt, omdat er geen opsporingsindicaties voor Nederland zijn, wordt overgegaan tot een Dublinoverdracht. Er wordt alleen overgegaan tot overdracht van de aangifte indien de aangifte opsporingsindicaties bevat voor het EU-land waar de uitbuiting volgens de verklaring van de aangever heeft plaatsgevonden. Zonder opsporingsindicaties kan het land in kwestie immers niets met de aangifte. De politie zal de aangifte in afstemming met het OM via Europol delen met de aangesloten lidstaten en specifiek met het land waar de uitbuiting heeft plaatsgevonden.
Als er een overdracht gepland staat van een Dublinclaimant die geen aangifte tegen mensenhandel heeft gedaan, maar wel te kennen heeft gegeven, bijvoorbeeld door middel van een intake bij de politie, aangifte te willen doen, zal er door de DT&V aan de Dublinclaimant toestemming worden gevraagd voor het delen van de wens tot het doen van aangifte met de verantwoordelijke lidstaat. Als er door de Dublinclaiment geen toestemming wordt gegeven, wordt de wens tot het doen van aangifte niet gedeeld. Tot slot is het de rol van de liaison officers, het OM en de politie die vanuit Nederland in bronlanden zijn gevestigd – Nederland heeft bijvoorbeeld een liaison officer in Italië – om te zorgen voor een goede verbinding met de lokale autoriteiten. Dat is in algemene zin.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
In algemene zin zou het dan ook goed moeten gaan. Maar ik heb hier nu toch weer een casus waarin het niet goed gaat, en mij is verzekerd dat dat in meerdere gevallen voorkomt. Ik snap heel goed dat we hier nu geen casus kunnen bespreken. Maar ik zou de Staatssecretaris willen vragen of de hulpverleningsorganisaties die met deze dingen bij mij komen, in elk geval nogmaals het gesprek kunnen voeren met de mensen van wie eigenlijk gezegd wordt «als ze volgens de regels werken, zou het goed moeten gaan», opdat dit soort casussen niet meer voorkomt en vrouwen niet meer klemzitten op een vliegveld in Wenen, zonder eten en zonder zorg.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb in algemene zin antwoord gegeven en in principe zou het goed moeten lopen. Ik begrijp dat mevrouw Bikker voorbeelden heeft waarin het niet goed gelopen is. Dat is voor mij een aansporing om de zaken nog eens heel goed tegen het licht te houden. Ik doel dan niet op specifieke zaken, maar ik wil het gewoon helemaal bespreken om te kijken of het inderdaad goed loopt. Want het moet wel goed lopen.
Voorzitter. Ik heb nog enkele antwoorden in het kader van de prostitutie. Dat blokje is iets minder lang. De prostitutie is controversieel verklaard, maar ik zal er toch iets in meer algemene zin over zeggen, ook over de Wet regulering sekswerk. Ik heb mij de afgelopen regeerperiode ingezet voor een veilige, gezonde en transparante seksbranche, waarin misstanden zoals geweld en mensenhandel zo veel mogelijk voorkomen worden. Ik wil ook even melden dat er een internationaal onderzoek komt naar de effecten van verschillende modellen van sekswerk, prostitutie enzovoort. Dat is eind 2021 klaar. Het onderzoek is niet alleen Europees maar echt internationaal; «wereldwijd» klinkt heel erg dramatisch, maar dat is het wel. Vanwege al die inzet van mijn kant, maar ook van de kant van uw Kamer, is het Wetsvoorstel regulering sekswerk in januari ingediend. Dat voorziet in een uniforme vergunningplicht. Zowel seksbedrijven als individuele prostituees moeten straks over een vergunning beschikken. Prostituees krijgen deze vergunning pas na een toets op zelfredzaamheid en vrijwilligheid. Ook moet iemand 21 jaar of ouder zijn om een vergunning te kunnen krijgen. Klanten die gebruikmaken van de diensten van een prostituee zonder vergunning zijn straks strafbaar. Dat geldt ook voor degenen die illegale prostitutie faciliteren. Met de wet willen we beter zicht krijgen op de branche en al aan de voorkant stevige barrières opwerpen voor mensenhandelaren.
Naast dit wetsvoorstel heb ik mij ingezet voor het versterken van de maatschappelijke positie van sekswerkers. Daar heeft de heer Van Nispen iets over gevraagd. Een lage maatschappelijke positie maakt mensen kwetsbaar voor geweld en uitbuiting. En het gebeurt nu nog te vaak dat sekswerkers geen aanspraak kunnen maken op voorzieningen en diensten die voor andere werkenden vanzelfsprekend zijn. Ook mevrouw Simons heeft daaraan gerefereerd. Daarom heb ik Soa Aids Nederland gevraagd een landelijk loket op te zetten waar sekswerkers met klachten heen kunnen en waar zij hulp kunnen krijgen bij hun contacten met instanties. Ook hoop ik dat binnenkort Ugly Mugs, een alerteringsplatform waar sekswerkers elkaar kunnen waarschuwen voor gewelddadige klanten, van start kan gaan. Het platform is op dit moment in afwachting van een vergunning van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Tot slot steun ik het initiatief dat is voortgekomen uit het symposium over destigmatisering van sekswerk: de Sekswerk Alliantie Destigmatisering, de SWAD. Deze alliantie bindt de strijd aan met de stigmatisering van sekswerk en gaat zo de maatschappelijke positie van sekswerkers versterken.
Tot slot heb ik de afgelopen jaren ingezet op de verdere versterking van uitstapprogramma's voor mensen die de prostitutie willen verlaten. Inmiddels is sprake van een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma's en is vanaf 1 januari 2021 ook een structurele financieringssystematiek gerealiseerd. Het blijft immers belangrijk dat iedere vrouw of man die de prostitutie wil verlaten en een andere toekomst verkiest, hierbij de ondersteuning krijgt die zij of hij nodig heeft. Ik heb er alle vertrouwen in dat er hiermee voor het nieuwe kabinet een stevige basis ligt om op verder te bouwen, die zo kan bijdragen aan een veilige, gezonde en zichtbare branche.
De voorzitter:
Mevrouw Simons heeft een interruptie.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Ik ben vooral heel erg blij met de laatste zinnen die de Staatssecretaris uitspreekt. Het is heel fijn dat zij die samenwerking opzoekt en daarbij de noden en wensen van de sekswerkers centraal stelt. Toch conflicteert het enigszins met de visie op de vergunningen. Als je het de sekswerkers zelf vraagt, zeggen zij: «Breek nou juist die schotten. Zorg dat sekswerkers kunnen switchen tussen verschillende werkvormen, of het nu gaat om het werken in een raam, een club, een privéhuis of op straat. Sta ook thuiswerk en andere zelfstandige werkvormen toe, natuurlijk onder de voorwaarde dat er geen sprake is van overlast of misbruik.» Dus met name als het gaat over de vergunningen ben ik eigenlijk wel heel erg benieuwd hoe de Staatssecretaris tot deze conclusie komt, juist omdat zij zo veel contact heeft gehad met brancheorganisaties.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb ook contact gehad met individuele sekswerkers die het beroep gewoon heel vrijwillig uitoefenen, zonder druk van wie dan ook, bijvoorbeeld met gehandicapten, transgender enzovoort. Dat gesprek heb ik een tijdje geleden in Amsterdam gehad en ik moet zeggen dat het heel waardevol was. Daaruit bleek ook dat sommigen van hen die dit vak – het is eigenlijk gewoon een vak – vrijwillig uitoefenen, de registratie die in de Wet sekswerkers wordt voorgesteld best moeilijk vinden. Ik heb toch een keuze moeten maken. De registratieplicht zoals die vermeld is in de Wet regulering sekswerk, is een belangrijke stap om ervoor te zorgen dat het een volwassen branche wordt. We moeten uiteindelijk keuzes maken en in dit wetsvoorstel is de keuze gemaakt om het op die manier aan te pakken.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Mijn vraag is: moet je een keuze maken? Of moet je toe naar een situatie waarin je sekswerkers de vrijheid geeft hun werk zodanig in te richten dat zij de keuze kunnen maken die het beste bij hen past, zoals we dat ook doen bij andere beroepsgroepen?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan kom ik toch nog even terug op de discussie die in de eerste termijn tussen uw Kamerleden heeft plaatsgevonden – ik houd me daar nog even verre van – over de vraag wanneer een sekswerker zelfstandig werkzaam is en wat het verschil is. Ik heb de heer Bisschop horen zeggen dat het in elkaar overvloeit. Het is lastig om een definitie van «sekswerker» te geven die zodanig in elkaar steekt dat er nooit een probleem zou kunnen zijn met misbruik, mensenhandel enzovoorts. Zolang ik die keuze niet kan maken en die definitie niet kan geven, denk ik dat de Wet regulering sekswerk met de registratie echt een goede stap is om te zorgen dat het een volwassen branche wordt, waarin men goed beschermd is en op een goede manier beschermd het werk kan verrichten.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Heel kort, voorzitter. Betekent dat dan dat u ook oog houdt voor de behoefte aan het uitbreiden van het aantal vergunde bedrijven en het toestaan van andere zelfstandige werkvormen voor sekswerkers?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
De vraag van mevrouw Simons is me niet helemaal duidelijk. Misschien kan zij die nog wat nader uitleggen. Als een seksbedrijf een vergunning wil hebben en aan de vereisten voldoet, dan kan die vergunning verleend worden. Althans, dat is de inzet van het wetsvoorstel. Ik ga niet over de vraag of het er één, vijf of tien zijn. Het gaat erom of de exploitant van een seksbedrijf aan de voorwaarden voldoet en of degenen die daar werken ook een seksvergunning hebben.
De voorzitter:
Ik tel dit als een tweede interruptie, maar ik sta u nog een vraag toe.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Nee, dank u wel.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mevrouw Bikker stelde de vraag of ik alles wat betreft de Wet regulering sekswerk panklaar neerleg, zodat mijn opvolger hiermee meteen aan de slag kan, zodra beide Kamers zich hier in positieve zin over hebben uitgesproken. Het antwoord is: uiteraard! Wat mij betreft kan de behandeling van de Wet regulering sekswerk, zodra uw Kamer dat wenst, voortvarend worden voortgezet, met mij of met mijn opvolger.
De heer Wiersma stelde de vraag of ik bereid ben om voor gemeentes een grondslag te creëren voor het verwerken van gegevens van sekswerkers en of dit voor de Wet regulering sekswerk kan. Ik ben bekend met het knelpunt en ik ben met gemeenten in gesprek om in kaart te brengen welke informatie zij in welke situaties met welk doel willen verwerken en met wie zij deze informatie willen delen. Omdat met de Wet regulering sekswerk, de Wrs, een dergelijke grondslag voor gegevensverwerking al gecreëerd wordt, ben ik van mening dat eerst helder moet zijn hoe uw Kamer en een toekomstig kabinet met dit wetsvoorstel verder willen gaan, voordat het zinvol is om eventueel aanpassingen in andere wetgeving te overwegen. Die Wet regulering sekswerk ligt hier. In afwachting van een nieuw kabinet heeft uw Kamer echter besloten de Wrs aan te houden, althans de behandeling ervan. Overigens zal andere wetgeving geen snellere oplossing bieden, omdat ook een aanpassing van de bestaande wet of een nieuw wetsvoorstel het reguliere proces moet doorlopen. En nogmaals, er ligt hier een panklare wet.
Verder wil ik benadrukken dat gemeenten signalen van mensenhandel te allen tijde bij de politie kunnen melden. De politie mag deze gegevens verwerken en heeft bovendien een belangrijke rol in de opsporing van mensenhandel.
De heer Bisschop vroeg wat gemeenten op dit moment kunnen doen om prostitutie uit woonwijken te weren. De gemeenteraad kan, rekening houdend met de lokale situatie, een verordening vaststellen waarin voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen, met of voor een derde, tegen betaling. De gemeenteraad heeft ook via het bestemmingsplan mogelijkheden om het vestigen van bedrijven te sturen. De gemeente kan gebieden aanwijzen waar prostitutie is toegestaan. Op die manier kan ook voorkomen worden dat prostitutiebedrijven zich vestigen in woonwijken wanneer de gemeente dit onwenselijk acht. Ik vind het belangrijk dat gemeenten de eigen lokale situatie meenemen bij deze afwegingen. Ik wil ook de kanttekening plaatsen dat ik niet van mening ben dat gezegd kan worden dat seksbedrijven altijd overlast veroorzaken of gepaard gaan met drugsoverlast.
Mevrouw Bikker had nog een vraag over corona en de consequenties hiervan voor de kwetsbare groepen. Zij vroeg: het lijkt erop dat er meer vraag is naar uitstaptrajecten, terwijl het geld teruggaat van 4 miljoen naar 3 miljoen. Hoe gaat de Staatssecretaris zich daar sterk voor maken? Ik ken die signalen. Daarom heb ik een inventarisatie laten uitvoeren onder uitstapprogramma's tijdens de coronacrisis. Uit deze inventarisatie bleek dat er een toename was van prostituees die in deze tijden contact zoeken met organisaties die uitstapprogramma's verzorgen. De meeste prostituees hadden financiële vragen en vragen over huisvesting. Slechts een klein deel wilde hulp hebben bij het uitstappen. Enkele organisaties verwachten dat de contacten die nú ontstaan zijn, op termijn mogelijk wél zullen leiden tot een uitstapbehoefte. Over de vraag of er structureel meer middelen voor uitstapprogramma's beschikbaar gesteld zouden moeten worden, zal het nieuwe kabinet zich moeten uitlaten. Misschien kan het ook nog aan de onderhandelingstafel worden meegenomen.
Dan had mevrouw Van der Werf nog een vraag over het doen van aangifte door sekswerkers. Slachtoffers van geweld moeten te allen tijde aangifte kunnen doen, want dat is enorm belangrijk om de problematiek te kunnen aanpakken en om daders te kunnen opsporen en aanpakken. De inzet van de politie is dan ook dat het zo laagdrempelig mogelijk moet zijn. Op grond van de motie die is aangenomen, wordt met extra gelden – dat is die 10 miljoen euro aan Segers/Asscher-gelden – extra capaciteit geworven die gaat bijdragen aan een uitbreiding van de capaciteit binnen de recherche in het hele land. Ook ondersteunt JenV verschillende projecten die geweld tegen sekswerkers tegengaan. Zo heb ik de gemeente Tilburg een bijdrage gegeven om onderzoek te doen naar factoren in geweld tegen sekswerkers en de relatie met de politie. Dat onderzoek loopt. Ook heb ik de opzet van het alerteringsplatform Ugly Mugs, waarop sekswerkers elkaar kunnen waarschuwen voor gewelddadige klanten, gefinancierd.
De voorzitter:
Collega's, ik zie nog veel vervolgvragen. De heer Wiersma en mevrouw Bikker had ik al genoteerd. Ik zie nu dat mevrouw Van der Werf en mevrouw Simons ook nog een vraag hebben. Mag ik het voorstel doen – dat doe ik alleen met uw welnemen – dat we de vragen nu noteren en dan een tweede termijn organiseren? Anders gaat het niet lukken. Dan noteert u uw vraag voor de tweede termijn. Ja? Ik zie instemmend geknik. Hoeveel vragen heeft u nog te beantwoorden, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik heb er nog eentje liggen.
De voorzitter:
Nou kijk, dan komt het goed. Ik geef u het woord om uw beantwoording af te ronden.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mevrouw Simons vroeg waarom mensenhandel en prostitutie in een adem genoemd worden. Deze vraag wordt aan mij gesteld, maar het is een keuze van uw Kamer om mensenhandel en prostitutie gezamenlijk te agenderen. Ik wil echt nogmaals benadrukken dat mensenhandel en prostitutie twee verschillende onderwerpen zijn. Mensenhandel en prostitutie worden in de wandeling vaak als één woord genoemd. Nee, dus. Prostitutie is een vorm van mensenhandel, maar er zijn heel veel vormen van mensenhandel. Er kan wel overlap zijn; dat is juist. Binnen de prostitutie kán uitbuiting plaatsvinden.
Het prostitutiebeleid richt zich op een veilige en gezonde werkomgeving en het versterken van de maatschappelijke positie van sekswerkers. Daar hoort de aanpak en het voorkomen van seksuele uitbuiting bij. De aanpak van mensenhandel is op zijn beurt uiteraard veel breder dan alleen de aanpak van seksuele uitbuiting. Ik noemde net arbeidsuitbuiting enzovoort. Ik ben er overigens van overtuigd dat goed prostitutiebeleid en destigmatisering van sekswerk ook gaan bijdragen aan het voorkomen en aanpakken van mensenhandel, omdat sekswerkers misstanden dan eerder zullen melden bij de politie. Maar nogmaals, vanaf dag één dat ik deze portefeuille in handen heb gekregen, is het bijna een missie van mij geworden om duidelijk te maken dat prostitutie niet synoniem is aan mensenhandel.
De voorzitter:
Dank u wel. Collega's, ik wil toe naar de tweede termijn. Normaal gesproken zou ik daar één minuut spreektijd voor geven, maar ik ben buitengewoon genereus omdat u uw vragen hebt opgespaard om deze in tweede termijn te stellen. Ik geef u dus anderhalve minuut per persoon. Helaas is dat nog steeds niet veel. Mevrouw Bikker, kunt u aftrappen?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, dank u wel. Allereerst zou ik willen zeggen dat ik dit debat graag plenair zou afronden in een tweeminutendebat. Vervolgens heb ik vijf opmerkingen in een minuut.
Allereerst ben ik heel blij dat de Staatssecretaris de turbo erop gaat zetten, want het is hard nodig om de klanten die hun verantwoordelijkheid niet nemen en de misstanden in stand houden, aan te pakken. Ik zie met belangstelling uit naar alles wat voor de zomer komt en naar alles wat na de zomer, maar uiterlijk deze herfst, komt.
Voorzitter. Ik ben ook heel blij met de inzet van de Staatssecretaris om de capaciteit bij het OM en bij de politie echt op te hogen, en daarmee gevolg te geven aan de motie-Segers/Asscher. Ik hecht eraan om in deze tweede termijn die complimenten aan de Staatssecretaris en allen achter haar te geven.
Voorzitter. Dan wil ik nog echt een paar punten maken. Over de uitstaptrajecten zegt de Staatssecretaris: ja, er zijn signalen dat er meer vragen zullen komen, maar nee, ik kan er niet over gaan, want een nieuw kabinet gaat erover. Maar als we nu niks doen, betekent dat dat we het aantal uitstaptrajecten gaan afbouwen, terwijl de vraag toeneemt. Dat vind ik wonderlijk en ook niet nodig, want er is een grote kans dat dit kabinet nog iets zal moeten doen met die komende begroting, tenzij er in de zomer al een formatie rond is. Dat zullen we zien. Maar zou ik de Staatssecretaris kunnen aanmoedigen om hier toch iets op te doen, zodat we niet gaan afbouwen daar waar de nood groot is?
Ten aanzien van de Dublinclaimanten zeg ikzelf de Staatssecretaris toe – ik weet niet of dat kan, voorzitter, anders krijg ik vast om m'n kop van u – dat ik wat casus zal doorgeven die ze, eventueel met hulpverlenende organisaties, tegen het licht kan houden, niet op casuïstisch niveau maar qua betekenis voor de systematiek.
Ten slotte heb ik nog een hele kleine vraag. Ik heb de Staatssecretaris een aantal keer over Ugly Mugs horen spreken. Ik vind het heel goed dat werkers elkaar waarschuwen, maar ik zou ook echt willen garanderen dat er politieopvolging is in geval van gewelddadigheden en dat dit niet in de beslotenheid gedeeld wordt, want zulke klanten moeten gewoon keihard worden aangepakt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Werf.
Mevrouw Van der Werf (D66):
Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording. Ik kom nog even op twee punten terug. Het eerste betreft het doen van aangifte tegen seksueel geweld. Uit de cijfers blijkt dat maar een op de vijf mensen dat uiteindelijk heeft gedaan. Ik zou iets meer willen horen over de praktijk van de «onbewuste ontmoediging». Dat is de juiste term, denk ik. Natuurlijk wil de zedenrecherche vrouwen graag helpen. Maar wat blijkt nu? Vrouwen doen wel melding, maar uiteindelijk zien ze af van een daadwerkelijke aangifte. Om heel specifiek op dat proces in te zoomen, zou ik graag willen horen wat u zou willen doen, opdat vrouwen wel aangifte durven doen en daarmee daadwerkelijk hun recht kunnen halen, en we daders daarmee niet meer uit de wind houden.
Het andere punt waar ik het nog graag over wil hebben, betreft de jezidi's. Wat u noemde, ging over de opvang van slachtoffers. U verwees toen naar BZ, maar mijn vraag ging over de slachtoffers die nog vermist zijn. Dat zijn op dit moment 2.800 mensen. Een groot deel van hen zit waarschijnlijk in Turkije, vermoedelijk in de mensenhandel en uitbuiting. Wat zou u daar in EU-verband, samen met uw collega's, aan kunnen doen?
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Wiersma.
De heer Wiersma (VVD):
Voorzitter, dank. Ik zou willen vragen om het tweeminutendebat nog wel voor de zomer in te plannen, zodat we eventueel de urgentie «nog voor het najaar» kunnen meegeven. Ik dank de Staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik was net in mijn interruptie een beetje streng, maar het heeft wel gewerkt; dat is ook wat waard. Ik denk dat er door de Kamer een bepaalde urgentie is neergezet, die – dat moet ik ook zeggen – de Staatssecretaris overigens direct onderkent. Als ik het zo zie, is zij diep gemotiveerd om hier stappen op te maken. De vraag is meer hóé we dat kunnen doen en hoe we zorgen dat het lukt, in plaats van óf we het überhaupt zouden willen. Ik ben blij met de toezeggingen en ik kan de motivatie van de Staatssecretaris alleen maar bijvallen.
Eén vraag blijft over, over de grondslag voor gegevensdeling. De VNG wijst hierop. Het zou denkbaar zijn dat de Kamer de wet nu niet wil behandelen, maar dat zij dit punt wel belangrijk vindt en aan gemeenten ook best de ruimte zou willen geven om die gegevens wél te delen. De Staatssecretaris zegt terecht: het zit in de wet. Maar is het denkbaar dat en is er een weg waarmee je de grondslag voor die gegevens wél al eerder aan die gemeentes kan geven? Niet met een heel wetstraject in dezelfde tijd, maar met een quick fix? Is er iets te bedenken – stel dat de Kamer dit zou willen – om het dan ook technisch mogelijk te maken?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris en natuurlijk ook dank aan alle mensen die hard werken om mensenhandel te bestrijden. De Staatssecretaris heeft op een aantal punten gezegd dat zij erop terugkomt. Het betreft dan de reactie ten aanzien van de positie van ouders – het rapport van Fier komt voor de zomer – en de concrete doelen als het gaat over hoe je jongeren gaat helpen en je gaat richten op preventie. De Staatssecretaris zegt dat zij op dat plan terugkomt. Ik heb nog niet gehoord wanneer. Het is wel fijn om dat scherp te hebben.
Dan het punt over die digitale platforms en de social media. We zien dat de ronseltijd korter is geworden. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de makkelijke manier van communicatie via het internet. Ik snap dat de Staatssecretaris zegt: ik ga in gesprek met de webcamindustrie en met de social mediaplatforms om concrete afspraken te maken. Op welke termijn is dat dan? Mijn handen jeuken, en ik denk ook die van mijn collega's. Met je gezond verstand kun je er toch niet bij dat we niet meer zouden kunnen doen? Mijn oproep is dus als volgt: wat zou er wettelijk nog kunnen worden vastgelegd, waardoor we de verantwoordelijkheid, ook die van de platforms, meer kunnen vastleggen en hen erop kunnen aanspreken of hen kunnen beboeten? Daar zoek ik naar.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Simons.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal het vandaag nog één keer herhalen: sekswerk is werk. Hoe beter we de sekswerkers als beroep in hun kracht zetten, juridisch en sociaal, met dezelfde rechten en bescherming als andere burgers, hoe effectiever we misstanden voortvloeiend uit mensenhandel kunnen aanpakken. Ik ben ontzettend blij dat de Staatssecretaris dat vandaag nog eens benadrukt en ook heel scherp het verschil aangeeft tussen mensenhandel en sekswerk.
Maar om tot een dergelijk adequaat beleid te komen, moeten we de sekswerkers betrekken bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het beleid dat hun aangaat en treft. Als je dat doet, hoor je niet alleen de zorgen maar begrijp je deze ook, bijvoorbeeld omtrent de identificatieplicht die natuurlijk al is voorgesteld door de VVD. Met de identificatieplicht geven we de politie feitelijk toegang tot de ID-bewijzen van volwassen sekswerkers die bewust kiezen voor hun beroep. Dat doen we ook niet bij anderen. We schenden daarmee hun privacy en creëren eigenlijk een nog minder veilige werkomgeving.
Ik wil nog heel snel een side note plaatsen, als ik nog tijd heb. We hebben bijvoorbeeld al gezien dat we in het geval van klanten een en ander weer offline hebben gehaald. De privacy van klanten is dus wel heel goed beschermd, maar die van sekswerkers niet. We moeten kwetsbare jongeren en eigenlijk alle kwetsbare groepen beschermen tegen het aanbieden van onvrijwillige seks op het internet en tegen uitbuiting. Maar dat moet en mag niet ten koste gaan van de bescherming, veiligheid en het recht op privacy van volwassen sekswerkers die hun beroep bewust en met plezier willen uitoefenen. Daarom doe ik de dringende oproep – dat is gelijk mijn afsluiter, voorzitter – om een vervolg te geven aan het versterken van de positie van sekswerkers en samen met hen op te trekken teneinde tot een wetsvoorstel te komen dat rechtdoet aan alle betrokken partijen.
Ik heb nog twee concrete vragen naar aanleiding van het debat van vandaag. Aangifte en politie vormen vaak een probleem, met name voor mensen die bijvoorbeeld ongedocumenteerd zijn. Maar ook horen we heel vaak van sekswerkers, met name mannelijke en transgender sekswerkers, dat zij bij de politie te maken krijgen met stigma en vooroordelen.
Laatste vraag: kan de Staatssecretaris zich vinden in het voorstel om sekswerk onder te brengen bij SZW?
Voorzitter, ik begrijp ... Dus hoe gaan we de rechten beschermen van de ongedocumenteerden? Dat was de vraag. Daarnaast doe ik het voorstel om het werk, maar dus niet de misstanden in de mensenhandel, onder te brengen bij een ander ministerie.
Dat was het, voorzitter. Dank voor uw coulance.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Bisschop.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank. Ik zal geen nieuwe vragen toevoegen. Ik zeg de Staatssecretaris dank voor de beantwoording van de vragen. Zij sloot af met de opmerking dat «mensenhandel» en «prostitutie» geen synoniemen zijn. In die zin ben ik het met haar eens. Mensenhandel is veel breder dan prostitutie. Zeker. Het zou alleen naïef zijn om de ogen ervoor te sluiten dat bij uitstek deze sector wel degelijk heel vaak te maken heeft met dit soort mensenhandelpraktijken. Ik denk dat we de naïeve bril echt af moeten zetten en gewoon de kwalijke kanten van deze praktijken helder op het netvlies moeten hebben, en daar ook in wet- en regelgeving op moeten acteren. Het zou nog iets aangepunt kunnen worden door deze demissionaire Staatssecretaris, zodat ze een goede erfenis nalaat aan haar ambtsopvolger.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan vraag ik mevrouw Bikker om het voorzitterschap even van mij over te nemen.
Voorzitter: Bikker
De voorzitter:
Meneer Van Nispen, u heeft het woord namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel. Ook van mijn kant dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik deel wel een beetje het gevoel van sommige collega's dat hier en daar wat urgentie ontbreekt, zij het niet zozeer bij de Staatssecretaris persoonlijk. Er moet me wel wat van het hart. Als je al wat langer rondloopt bij deze belangrijke thema's, merk je dat belangrijke zaken – deze zaken zijn ingewikkeld – vaak vooruit worden geschoven. Nu heeft de Staatssecretaris toegezegd, eigenlijk nog voordat alle vragen zijn gesteld, dat in de voortgangsrapportage van het najaar op alle punten teruggekomen zal worden. Dat is soms wel erg lastig. Dat moest me van het hart.
Mijn tweede punt betreft het Essexdrama. Mijn vervolgvraag daarop is de volgende. Loopt er nog onderzoek naar de opsporing en de justitiële kant van de zaak? Wat is er misgegaan met de Vietnamese jongeren die wel in beeld waren bij de politie en die zelfs gevolgd werden? Daarbij is het tussen de Nederlandse en Belgische autoriteiten misschien uiteindelijk toch misgegaan, met, zoals we allemaal weten, dramatische gevolgen. Loopt er nog een onderzoek naar hoe daar gehandeld is?
De SP, BIJ1 en ook anderen hebben hier aandacht voor gevraagd. Het is echt ontzettend belangrijk. We moeten juist niet stigmatiseren, maar we moeten het faciliteren en daarnaast natuurlijk reguleren. We moeten luisteren naar de noden en de behoeftes van de sekswerkers. Alles wat de Staatssecretaris heeft opgenoemd, is belangrijk en draagt bij. Maar ik mis toch een beetje de fundamentele kijk op wat de overheid zelf kan doen. Wat kan de politie doen? Wat kan de Belastingdienst doen? En wat kunnen we ondernemen richting onder andere de banken en de verzekeraars?
Daar wil ik het bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik kijk naar de Staatssecretaris of zij meteen de tweede termijn kan doen. Vijf minuutjes?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Een kleine vijf minuten zou fijn zijn.
De voorzitter:
Een kleine vijf minuten voor de Staatssecretaris. We schorsen even voor vijf minuten en ik draag het voorzitterschap weer over aan de heer Van Nispen.
De vergadering wordt van 12.43 uur tot 12.51 uur geschorst.
Voorzitter: Van Nispen
De voorzitter:
Ik heropen het commissiedebat en geef het woord aan de Staatssecretaris voor de beantwoording in tweede termijn.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter, dank. Dank ook aan de Kamerleden voor de vragen die in tweede termijn zijn gesteld, ook naar aanleiding van de eerste termijn, en hun uitwerking daarvan. Mevrouw Bikker heeft gezegd dat ze blij is met de turbo, maar dat graag voor de zomer en uiterlijk voor de herfst. Zo heb ik het kort opgeschreven. Er komt een brief en er volgen klantensessies en expertsessies met het CKM. Dat gebeurt zo spoedig mogelijk. Zodra we kunnen, brengen we de brief naar buiten. Dat doen we natuurlijk uiterlijk deze herfst, maar we streven naar zo veel eerder als mogelijk. Ja?
Dan kom ik op de uitstelprogramma's. Ik heb mevrouw Bikker goed gehoord. Zoals gezegd heb ik er zeker aandacht voor. Maar ik moet u ook zeggen dat we bij de begroting zo rechts en links natuurlijk wat inleidende besprekingen hebben gehad, althans in het departement, ook naar aanleiding van wat we van Financiën meekrijgen. Ik kan u heel eerlijk zeggen: er is gewoon geen geld. Er is gewoon geen geld op dit moment. Op alle fronten moeten we enorm zuinig zijn. Ik heb er aandacht voor en ik zal het meenemen, maar verwacht er deze keer niks van. Toch kan het een punt aan de formatietafel zijn. U zegt: het is maar 1 miljoen of 2 miljoen. Op al die miljarden stelt dat natuurlijk niks voor. Desalniettemin moet ik af en toe vechten voor 1 miljoen, alsof de hele wereld daar inderdaad overheen valt. Maar het heeft wel mijn aandacht.
Dan kom ik op de Dublinclaimanten en de casuïstiek. Daarover kan ik u zeggen: u mag het mij doorgeven, maar ik ga niet in op de individuele casuïstiek. Dat weet mevrouw Bikker. Uit de individuele casuïstiek kan er natuurlijk wel een patroon naar voren komen en daar zullen we zeker ons voordeel mee doen. Want als zo'n patroon negatief en niet goed is, dan kunnen we daar verbeteringen uit halen. Maar we doen dat dus niet individueel.
Dan wat betreft de Ugly Mugs en de eventuele politieopvolging daarvan. Ik moet u zeggen dat het een heel hybride geheel is. Men gaat met vertrouwen naar Ugly Mugs om verhalen te vertellen. Als men dan de indruk krijgt dat het meteen doorgaat naar de politie of dat er aangifte wordt gedaan, kan dat belemmerend werken. Daar moet je dus heel voorzichtig mee zijn. Ik durf dus niet zo te zeggen dat wat bij Ugly Mugs wordt aangedragen meteen politieopvolging zou moeten krijgen. We kunnen weleens met de organisatie Ugly Mugs bespreken of er eventueel iets mogelijk zou zijn. Maar ik wil het vertrouwen van de mensen om hun klachten bij Ugly Mugs neer te leggen niet bemoeilijken door hen te laten vertellen: daar gaan we mee naar de politie. Ik hoop dat mevrouw Bikker dat begrijpt.
Mevrouw Van der Werf had nog een vraag over de praktijk van de onbewuste ontmoediging bij de aangifte tegen seksueel geweld. Ik vind dit echt een serieus punt van aandacht. Ik leg het bij de politie neer, want het is inderdaad van belang. Ik neem het punt echt ter harte en zal het bij de politie melden. Ik zal zeggen: luister eens, dit wordt genoemd en dit gebeurt, willen jullie hier alsjeblieft op letten?
Dan wat de jezidi's betreft. Ik heb ook in de krant gelezen over de vermiste slachtoffers en over dat er ongeveer detectivewerk wordt verricht. Ik neem dit op met mijn collega van BZ, want het is een punt dat heel duidelijk ook bij Buitenlandse Zaken ligt. Ik neem het op met de collega van BZ.
Dan wat betreft de vragen van de heer Wiersma en ook mevrouw Simons, dacht ik zo. Terwijl de Wet regulering sekswerk nog bij uw Kamer ligt en controversieel is verklaard, kijken we wat nu al mogelijk is qua regelgeving. Ik ga kijken wat mogelijk is, maar we moeten aandacht hebben voor de privacy. Dat is een enorm belangrijk iets.
Mevrouw Kuik maakte een opmerking over de plannen voor de jongeren. Het plan van aanpak komt na de zomer.
Dan wat betreft het platform sociale media en de vraag wat er wettelijk kan. Ik neem het mee in de expertgesprekken en wat mij betreft doen we dat zo spoedig mogelijk. Ik hoop u ook zo spoedig mogelijk te kunnen berichten over wat eruit kan komen.
Mevrouw Simons maakte nog de opmerking – dat was haar laatste punt – om het sekswerk onder te brengen bij een ander ministerie, te weten SZW. Daar heb ik geen oordeel over. Ik ben nu op dit moment coördinerend bewindspersoon op dit gebied en ik werk goed samen met SZW. Dat is het antwoord dat ik u hierover op dit moment kan geven.
De heer Bisschop had nog een vraag over het acteren in wet- en regelgeving. Daar heb ik bij de beantwoording van de andere vragen eigenlijk al op gereageerd. Daar heb ik dus iets over gezegd.
De heer Van Nispen had nog een vraag over het onderzoek naar het Essex-drama. Dat loopt. Er loopt een onderzoek onder leiding van de KMar en een reflectie op wat er is gebeurd. Het is vooral een lerend onderzoek.
De heer Van Nispen stelde ook nog de vraag wat de overheid kan doen aan het faciliteren en reguleren van sekswerk. Ik heb daar echt aandacht voor en zal in gesprek gaan, daar waar dat nodig is, om dit punt op tafel te leggen.
Dank u wel. Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. Het lukt niet om iedereen een vervolgvraag te laten stellen. Als het alleen de heer Wiersma is, dan kan het denk ik wel. Ik kijk even rond. Mevrouw Simons heeft een punt van orde.
Mevrouw Simons (BIJ1):
Heel kort, voorzitter. Ik heb geen vervolgvragen en ga de ruimte verlaten met het oog op een volgende vergadering. Ik wil graag de Staatssecretaris bedanken en ook u voor uw voorzitterschap vandaag.
De voorzitter:
Dank u wel. Alle begrip en bedankt. De heer Wiersma dan tot slot voor een vraag.
De heer Wiersma (VVD):
Ja, praktisch. De Staatssecretaris zegt: ik ga bekijken wat er mogelijk is qua gegevensdeling. Wanneer hoort de Kamer daar iets over? Als dat maanden duurt, hebben we al een nieuw kabinet en is die wet er ook al. Ik zou daar graag binnen twee weken een beeld van hebben. Wel graag een realistisch beeld; wat niet kan, is ook een beeld.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Alles is mogelijk. Het kan opeens morgen gebeurd zijn en er zijn, maar het kan ook nog twee maanden duren. Ik wil dan toch zeggen tegen de heer Wiersma dat ik de Wet regulering sekswerk naar de Kamer heb gestuurd. Deze gaat over registratie enzovoort van sekswerkers door gemeenten. Er zit een advies bij van de Raad van State. Dat advies van de Raad van State is juist ten aanzien van de privacy buitengewoon heftig. Ik kan dus niet beloven dat ik vandaag of morgen als iets geregeld heb wat betreft de grondslag voor gegevensdeling met de gemeenten, want het is een heel zwaar punt wat betreft privacy. We gaan wel bekijken wat er al mogelijk is, maar ik kan u echt niet zeggen dat ik het morgen geregeld heb. Want ondanks dat c-advies heb ik het naar de Kamer gestuurd.
De voorzitter:
Mag ik dan wel vragen of u een beeld hebt bij wanneer u de Kamer kunt informeren over de inventarisatie van wat er dan wél kan?
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Ik kijk even naar mijn ondersteuning. Ik vermoed dat de heer Wiersma het wetsvoorstel inmiddels al gelezen heeft, en anderen misschien ook. Dat is, juist ten aanzien van de privacy, heel erg kritisch. Maar goed, dat is een persoonlijk opvatting. Er wordt nu even gezegd worden: o, we kunnen er wel even een paar dingetjes uit halen, en die kunnen we vast wel regelen, want het zijn hele simpele dingetjes. Maar gegevensdeling zie ik niet meteen morgen gebeuren.
De voorzitter:
Heel kort nog even de heer Wiersma, maar dan ronden we af.
De heer Wiersma (VVD):
Op zich is dat ook een antwoord, maar dan heb ik liever dat de Staatssecretaris dat meteen aangeeft en niet zegt: we gaan het bekijken. Als ik namelijk doorvraag wanneer we er wat over horen, is het antwoord eigenlijk: ja, daar kunt u wel op hopen, maar ik denk niet dat het komt. Dan moet u dát zeggen. Dat is ook oké, want dat is ook een antwoord.
De voorzitter:
Tot slot, de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dan snijd ik de heer Wiersma nog net even de pas af. Ik wil er namelijk wel naar kijken, maar ik zeg erbij dat ik de kans niet zo groot acht, omdat de privacy namelijk al een heel groot punt is in dat wetsvoorstel. Maar ik wil er wel naar kijken. Ik kan ook heel makkelijk zeggen: nou, sorry hoor, maar dat gaat niet gebeuren. Maar zo zit ik niet in elkaar. We kijken ernaar en ik kan laten weten of er inderdaad ergens een gaatje is dat we misschien zouden kunnen gebruiken. Het kan ook zijn dat u over twee weken te horen krijgt: het kan echt niet, want kijk maar eens eventjes naar wat er al geschreven is in het advies enzovoort, enzovoort. Ik hoop dat u begrijpt, voorzitter, dat ik van de heer Wiersma verwacht dat hij dit van mij waardeert.
De voorzitter:
Dank u wel. We gaan het hierbij laten. Ik wil alle deelnemers aan dit debat bedanken, vooral ook de griffier, de ondersteunende diensten, de bodes en noem iedereen maar op, en de mensen die dit debat hebben gevolgd. Ik dank vooral ook de Staatssecretaris en haar ondersteuners voor de beantwoording. Ik ga de toezeggingen niet voorlezen, want we hebben allemaal goed opgelet. Het was vooral één brede toezegging: dat alles in de voortgangsrapportage Samen tegen mensenhandel terugkomt.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
En de turbo zit erop.
De voorzitter:
En overal zit de turbo erop; ook dat hebben wij goed gehoord. Er is een tweeminutendebat aangevraagd. Dat betekent dat dit debat plenair zal worden afgerond. Er kunnen dan ook moties worden ingediend. We willen het in ieder geval voor de zomer hebben ingepland. De wens van mevrouw Bikker is zelfs om het zo snel mogelijk in te plannen, dus bijvoorbeeld volgende week of de week daarna. Wij zullen dit signaal doorgeven aan de plenaire Griffie.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Voorzitter, mag ik u nog één ding vragen?
De voorzitter:
Dat mag zeker.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Mag ik het lijstje met de toezeggingen even zien voordat het definitief rondgaat, want het kan best zijn dat de bewoordingen net ... Is dat goed?
De voorzitter:
Dat gaan we organiseren.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan sluit ik deze vergadering.
Sluiting 13.02 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28638-190.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.