Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 28638 nr. 163 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 28638 nr. 163 |
Vastgesteld 24 oktober 2018
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 27 september 2018 overleg gevoerd met de heer Harbers, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, over:
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 17 oktober 2016 inzake reactie WODC-onderzoek toezicht en handhaving in de escortbranche (Kamerstuk 34 193, nr. 4);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 4 april 2017 inzake afronding programma Aanpak uitbuiting Roma kinderen (Kamerstukken 32 824 en 28 638, nr. 193);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 8 mei 2017 inzake voortgang en resultaten aanpak loverboys (Kamerstukken 31 839 en 28 638, nr. 575);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 1 juni 2017 inzake intensivering aanpak mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 158);
− de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 7 juni 2017 inzake uitvoering moties en toezeggingen prostitutiebeleid (Kamerstuk 34 193, nr. 5);
− de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 30 juni 2017 inzake diverse toezeggingen op het gebied van mensenhandel (Kamerstukken 28 638 en 27 062, nr. 159);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2017 inzake reactie op verzoek commissie over het bericht «Suikeroom ronselt studentes» in de Telegraaf van 27 september 2017 (Kamerstuk 26 643, nr. 501);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 28 november 2017 inzake ontwikkelingen aanpak mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 160);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 25 mei 2018 inzake ontwikkeling plan van aanpak mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 161);
− de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 19 juni 2018 inzake reactie op het verzoek van het lid Kuiken, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 12 juni 2018, over het bericht dat slachtoffers van zeden- en mensenhandel amper aangifte doen (Kamerstuk 33 552, nr. 48);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 31 augustus 2018 inzake voortgang van de ontwikkeling van het plan van aanpak mensenhandel (Kamerstuk 28 638, nr. 162);
− de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid d.d. 13 september 2018 inzake onderzoeken naar de maatschappelijke positie van sekswerkers en naar geweld tegen sekswerkers (Kamerstuk 34 193, nr. 6).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Hessing-Puts
Voorzitter: Kuiken
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Bouali, Buitenweg, Kuik, Kuiken, Van Nispen, Van Oosten, Segers en Van der Staaij,
en de heer Harbers, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Aanvang 10.02 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. We hebben het algemeen overleg van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Harbers, over mensenhandel en prostitutie. We hebben een spreektijd van vier minuten per persoon. Ik wil in eerste instantie twee interrupties toestaan. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Bouali van GroenLinks voor zijn bijdrage... D66, sorry! Wishful thinking misschien? Nee hoor. Excuus! Sorry, mevrouw Buitenweg. We moeten allemaal nog even koffie hebben, hebben we net geconstateerd. Dat gaan we zo regelen.
De heer Bouali (D66):
Inderdaad, een kopje koffie voor u zou goed zijn, mevrouw de voorzitter. Misschien bent u in verwarring gebracht door de groene mapjes die ik bij me had.
Mevrouw de voorzitter. Hoe kom je mensenhandel op het spoor? Hoe moet bijvoorbeeld een arts kijken naar een Marokkaanse patiënte die al zeven jaar wordt uitgebuit in het huishouden, niet naar school gaat en leeft in een sociaal isolement? Gelukkig is de dader in deze zaak veroordeeld door het hof in Den Haag, maar deze vormen van uitbuiting moeten niet kunnen. Ik lees dat de Minister van VWS met artsen en Veilig Thuis wil spreken om dit soort signalen hier beter te gaan herkennen. Graag zou ik een stapje verdergaan en kijken naar de hele keten van mensenhandel. Dat begint in ieder geval al bij de bronlanden. Zo heeft de OVSE zeer goede trainingen voor professionals om mensenhandel te herkennen door simulaties. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris hier? Is er bijvoorbeeld financiële of andere ruimte om de mensenhandelafdeling van de OVSE verder te ondersteunen?
Ook de recherchecapaciteit wordt versterkt met 20 rechercheurs bij de AVIM's. Ook zij moeten door een opleiding die signalen van mensenhandel beter leert herkennen. Dat is een hele goede zaak. De Staatssecretaris heeft hiervoor 2 miljoen voor 2018. Zijn deze extra rechercheurs inmiddels al aangesteld? En hoe staat het ervoor met hun opleidingspakket? Die rechercheurs moeten natuurlijk ook ieder jaar betaald worden. Is er ook geld beschikbaar in 2019?
Dan naar het nieuws van dit weekend. Ik zie een buitenlandse jongen voor me, halsoverkop gevlucht voor het geweld in zijn eigen thuisland Uganda, bang voor dat geweld, maar ook bang voor dat onbekende West-Europa. Zijn angst werd bewaarheid. Hij werd door een mensenhandelaar gedwongen in de prostitutie. Dit weekend bleek dat het aantal vluchtelingen in de prostitutie is toegenomen. Het is namelijk verdubbeld. Hoe pakken we deze georganiseerde criminaliteit aan? Mijn D66-collega Maarten Groothuizen noemde al eerder een actieplan en gaf daar ook antwoorden: verbeter de internationale samenwerking.
Mensenhandel houdt niet op bij de grens. Slachtoffers zijn vaak buitenlandse kinderen die verdwijnen in een netwerk van mensenhandelaren. Wat gaat de Staatssecretaris concreet doen om deze buitenlandse kinderen tegen mensenhandel te beschermen? Ook de Coalitie tegen seksuele kinderuitbuiting vraagt hierom.
Kan de Staatssecretaris verder ook aangeven waar we nu staan met het plaatsen van de politieliaisons in de verschillende landen? Zij spelen immers een belangrijke rol bij het oprollen van internationale netwerken. Bij opsporing wil je als rechercheur namelijk snel kunnen handelen en snel kunnen bellen met de politie in het land waar het uitgebuite kind vandaan komt. Graag een reactie op beide vragen.
Voorzitter, tot slot. Ook al komen slachtoffers van mensenhandel uit de prostitutie, sekswerk is ook werk. Niet alle sekswerkers zijn slachtoffer van mensenhandel en niet alle mensenhandel heeft betrekking op sekswerk. Mensenhandel en prostitutie zijn dus verschillend. Dit punt van D66 is natuurlijk niet nieuw, wel het onderzoek over de maatschappelijke positie van sekswerkers dat dit negatieve stigma van de branche bevestigt. Je werkt als een high-class escort, ontvangt hoge fooien en moet dan aan de bank gaan verklaren waar dat geld vandaan komt. Ronduit kwetsend. Hoe kijkt de Staatssecretaris tegen dat negatieve stigma aan? Welke mogelijkheden ziet hij om de sociale positie van sekswerkers te versterken en dat stigma weg te nemen? Is hij het eens dat dat in ieder geval wel bij de overheid moet?
Samenvattend met ook nog een hele duidelijke boodschap. Hoe moeilijker je het sekswerkers maakt, hoe meer er in de illegaliteit verdwijnen. Verklein die illegaliteit door de sociale positie van sekswerkers en de sector te versterken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Nog even een moment, want de heer Segers heeft een vraag aan u.
De heer Segers (ChristenUnie):
Een helder punt aan het eind, maar inmiddels zijn we wel – wat is het? – achttien jaar verder na de legalisering van prostitutie, die tot doel had om een duidelijke wig te drijven tussen aan de ene kant mensenhandel, dus onvrijwillige prostitutie, en aan de andere kant legale, vrijwillige prostitutie. Nu, achttien jaar verder, moeten we toch wel vaststellen dat het aantal slachtoffers niet terugloopt, dus dat het ons heel moeilijk lukt om die wig te drijven. Leidt dat ook bij de D66-fractie tot momenten van bezinning: oei, is dat destijds wel een goede keuze geweest?
De heer Bouali (D66):
Dank voor de vraag van mijn collega van de ChristenUnie. Wat voor ons natuurlijk heel belangrijk is... We zien die misstanden ook. Wij kijken ook naar de misstandenkant. Die komt ook in de prostitutie voor, zoals die in heel veel andere sectoren ook voorkomt. De Rapporteur Mensenhandel geeft ook aan waar die misstanden voorkomen, bijvoorbeeld in de scheepvaart met Filippijnen of de illegaliteit in de champignonkwekerij. Wij kijken natuurlijk ook naar die kant van het verhaal, die moeilijke slachtofferkant. Er zijn twee kanten. Maar wij willen ook wel nadrukkelijk aangeven dat als je een baan hebt als sekswerker, dat gewoon een baan is, werk waar je je geld mee kunt verdienen in een vrij land als Nederland.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik denk dat we allemaal op zoek zijn naar dat beleid en naar die maatregelen die zorgen voor het minste aantal slachtoffers van mensenhandel, van gedwongen prostitutie en uitbuiting. Maar ik ken eerlijk gezegd geen sector waar zo veel slachtoffers vallen. Er zijn 25.000 tot 30.000 prostituees en we hebben jaarlijks 4.000 slachtoffers van mensenhandel in de prostitutie. Ik ken geen sector waar zo veel slachtoffers vallen. Als we kijken naar mensenhandel als geheel, dan heeft twee derde van het aantal slachtoffers te maken met prostitutie. Dus de meeste mensenhandel heeft wel een link met sekswerk. Dan komt er toch een moment dat je een keer uit een ander vaatje moet tappen, dat je het roer wellicht een keer om moet gooien: wat we nu doen werkt blijkbaar niet. Staat D66 daarvoor open? Is de keuze die we inderdaad achttien jaar geleden hebben gemaakt, of die jullie achttien jaar geleden hebben gemaakt, heilig? Of zouden er ook andere opties verkend kunnen worden in de strijd tegen mensenhandel? Want voor alle helderheid: daar gaat het me om.
De heer Bouali (D66):
Dit is een heel duidelijk punt, maar mijn punt is denk ik ook heel duidelijk. Wij zien die problemen in de mensenhandel. Die willen we graag aanpakken. Daar zijn verschillende manieren voor en daar vindt u ons ook aan uw zijde. Maar ik hoop dat u ook met ons gaat kijken hoe we in ieder geval de positie van die sector kunnen versterken en dat we zeggen dat mensen een vrije baan hebben, een vrije keuze hebben. Het zijn beide kanten. Ik wil me niet alleen focussen op die ene kant. Ik wil me ook duidelijk richten op die sector, die ook heel duidelijk aangeeft dat er problemen en stigma's zijn. Ik hoop ook dat ik u daar aan onze zijde kan vinden.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Oosten van de VVD-fractie. U kunt even wachten tot de bel klaar is. U mag staan. Daar kijken we graag naar, maar... Ik had het ook gezegd als u het was, mevrouw Kuik. Dat weet u, hè?
De heer Van Oosten (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik besteed graag kort aandacht aan een vijftal onderwerpen. Het moet kort, want we hebben vier minuten. De seksuele exploitatie van in het bijzonder mannelijke vluchtelingen kwam dit weekend in het nieuws. De strafmaat die wordt opgelegd na mensenhandel. De internationale inspanningen. De aandacht die uitgaat van de zijde van de Staatssecretaris naar andere vormen van mensenhandel dan die in de sfeer in de seksuele dienstverlening liggen. En ten slotte de Valkenburgse zedenzaak, een thema dat ik wel vaker opbreng. Ik zal niet nalaten dat te blijven doen waar ik de mogelijkheid heb.
In de eerste plaats wil ik graag van de Staatssecretaris horen of hij bekend is met het onderzoek dat in Eindhoven en omgeving heeft plaatsgevonden waaruit zou volgen dat mannen, vluchtelingen in het bijzonder, gedwongen worden om seksuele diensten te verlenen. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris dat onderzoek? Kloppen die aantallen? In hoeverre pakken gemeenten hun rol op als het gaat om het aanstellen van een zogeheten zorgcoördinator, die dit soort mannen en vrouwen natuurlijk zou moeten bijstaan? Ik vind dat een relevante vraag. Welke voortgang, zo wil ik ook graag horen, is inmiddels geboekt ten opzichte van de aankondigingen vorig jaar al van de zijde van de Minister van VWS dat hieraan gewerkt zou worden? Voldoen gemeenten aan die verplichting en wie controleert dat eigenlijk? Nou, een handvol vragen. Ik hoop dat die van een antwoord kunnen worden voorzien.
Ik heb alweer een paar maanden terug schriftelijke vragen gesteld of inmiddels hogere straffen voor mensenhandel worden opgelegd, gegeven het feit dat wij als wetgever de strafmaat aanzienlijk hebben verhoogd. Het antwoord was uitermate teleurstellend. Het verhogen van de strafmaat lijkt geen effect te hebben op de hoogte van de opgelegde straffen en dat baart mij zorgen. Is de Staatssecretaris dat met mij eens? Vindt de Staatssecretaris ook dat het signaal dat de wetgever met het verhogen van de strafmaat voor mensenhandel afgeeft tot gevolg zou moeten hebben dat er ook werkelijk hogere straffen worden uitgedeeld voor dit in mijn ogen toch verderfelijke misdrijf?
Internationale opsporing. Zijn inmiddels in alle bronlanden de politieliaisons neergezet? Welke bronlanden zijn dat eigenlijk? Hoe doen we dat met een land als Nigeria, waarvan ik eerder had begrepen dat daar veel meisjes vandaan komen? Uit welke landen komen eigenlijk de meeste slachtoffers? Welke nationaliteit heeft men? Zitten daar ook Europese landen tussen? Als dat zo is, dan wil ik weten welke landen dat zijn. Dan hoor ik ook graag van de Staatssecretaris welke inzet hij heeft gepleegd of gaat plegen dan wel zijn collega's in Europees verband om die landen, als die er zijn, daarop aan te spreken en ze aan te spreken op het verbeteren van hun bestrijding van mensenhandel.
Mensenhandel is vaak seksuele uitbuiting, maar niet alleen. Het kan ook criminele uitbuiting zijn en het kan arbeidsuitbuiting zijn. Ik heb begrepen dat de Staatssecretaris al een aantal maatregelen op dat punt heeft voorgesteld, maar ik hoor graag of er nog aanvullende maatregelen te verwachten zijn in zijn plan van aanpak.
Ten slotte de Valkenburgse zedenzaak. Volwassen mannen die tegen betaling seks hebben ergens op een hotelkamer in Zuid-Limburg met minderjarige meisjes, worden vervolgens veroordeeld tot één dag gevangenisstraf en verder een taakstraf terwijl wij als wetgever in dit land een taakstrafverbod in ons wetboek hebben gezet. Dat wil zoveel zeggen als: wij vinden dat bij ernstige zedenmisdrijven geen taakstraf past, maar een gevangenisstraf. De rechter legt het zo uit, wat ook mag op basis van lid 3 van dat artikel: nou, dan combineer ik de twee, maar dan combineer ik het zodanig dat ik één dag cel opleg en verder een taakstraf. Ik hoor graag van de Staatssecretaris of hij het met mij eens is dat dit niet de uitleg zou mogen zijn en dat in dit soort ernstige zedenzaken tenminste een substantiële celstraf opgelegd zou moeten worden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank, voorzitter. Als je niet zoekt, zul je het ook niet zien. Mensenhandel en prostitutie onder dwang gebeuren in het geniep. Het vergt dus ook actie, want het is er. En de meest kwetsbaren in onze samenleving lopen het grootste risico. Ik denk hierbij aan de jongeman uit de rapportage van Reporter Radio die gevlucht is van Uganda naar Europa. Ook al werd er nauwelijks gesproken over mannelijke slachtoffers, ze zijn er als je zoekt. In Eindhoven ging men op zoek naar prostitutie onder jongens. Ook daar kwam het beeld uit waar we van schrokken. 35,2% van de gemeenten heeft geen idee of er mensenhandel plaatsvindt. Als je dan in gedachten neemt dat mensenhandel gebaat is bij plekken waar niet gezocht wordt, is dat des te meer verontrustend. Over vier jaar moet er een landelijk dekkend netwerk liggen van zorgcoördinatoren. Maar gemeenten hebben nu al die verantwoordelijkheid, niet pas over vier jaar. Kan de Staatssecretaris nu en jaarlijks de stand van zaken geven?
Zoals het eerste voorbeeld, de jongen uit Uganda, al laat zien, houdt het niet op bij de grens. Daarom...
De voorzitter:
Een moment. Sorry, ik zocht even naar een natuurlijk moment. Ik zag een interruptie van mevrouw Buitenweg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik denk dat mevrouw Kuik heel terecht zegt: als je niet zoekt, zul je het niet vinden. Het is inderdaad een groot probleem om juist de misdaad die wat minder zichtbaar is naar boven te halen. Daar hadden we toevallig gisteren ook een goed debat over in het parlement, over de recherche en het gebrek aan recherchecapaciteit. Ik merk dat het CDA nu snel overgaat van het vinden van de internationale netwerken, of in ieder geval van de georganiseerde misdaad, naar de gemeenten. Maar vindt u niet dat het zoeken vooral een taak is van de politie? En meent u dat daar op dit moment voldoende capaciteit en prioriteit aan gegeven wordt?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik zou verder in mijn verhaal op dat punt terugkomen, maar ik wil het nu ook oppakken. Het is natuurlijk goed dat wij ook in het regeerakkoord hebben gezegd dat er extra middelen zijn uitgetrokken om in te zetten, juist op mensenhandel. Ja, ik hoor inderdaad graag hoe die worden ingezet voor de inzet van rechercheurs, maar wat mij betreft blijft het daar niet bij. Geniepigheid van mensenhandel en gedwongen prostitutie vraagt om meer scherpte op signalering, niet alleen bij rechercheurs. Wat het CDA betreft betrek je daar de hele samenleving bij: de artsen, de ouders, de zorgverleners, buren, u en ik, iedereen. Waarom niet iedereen attent maken op die signalen?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik ben het er helemaal mee eens dat het zeker niet alleen een taak van de recherche is, maar dat die natuurlijk veel breder moet zijn. Maar wij waren wel geschrokken – ik zeg «wij», want er waren meer collega's die dat punt gisteren aanhaalden – van zo'n rapport als Noodkreet Recherche. Daaruit blijkt dat acht van de negen criminele netwerken niet in beeld zijn, dat de politie natuurlijk snel op zaken reageert die aangeleverd worden – dat moet ook; daar moet ze ook op handelen – maar dat juist de zaken die wat minder in beeld zijn ook buiten beeld blijven. Wat wil de CDA-fractie daaraan doen?
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik denk dat we dat delen. We zien dat dat nodig is. Daarom wil ik van de Staatssecretaris horen hoe die extra gelden worden ingezet. Maar ik zie ook het belang – dat vraag ik ook aan de Staatssecretaris – om hierbij ieders ogen te gebruiken om zo meer signalen onder de aandacht te brengen, ook van de politie.
Voorzitter. Ik pak het even op bij het internationale netwerk. Het is goed dat Minister Blok pleit voor het internationale netwerk tegen mensenhandel. We zijn benieuwd hoe we dit kunnen verbeteren.
Voor de schaamte en drempels die jongens en mannen ervaren en de hulp die zij nodig hebben, geldt niet per se hetzelfde als wat voor vrouwen geldt. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat doelgericht moet worden ingezet op beschermingsmaatregelen? Dan denk ik ook aan jonge mensen met een licht verstandelijke beperking. Mensenhandelaren gaan bijvoorbeeld te werk via het creëren van hoge schulden voor de slachtoffers. In hoeverre is er aandacht voor schuldenproblematiek in jeugdzorginstellingen?
Behalve dat zoeken nodig is om te zien, is het van belang dat we de stap voor slachtoffers om hulp te zoeken laagdrempeliger maken. We denken hierbij bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van een chatfunctie. Ziet de Staatssecretaris hier mogelijkheden toe?
De prostitutie is een gevaarlijke sector om in te werken. 60% van de ondervraagde sekswerkers heeft te maken met fysiek geweld. 78% ervaart seksueel geweld. 58% maakt financieel-economisch geweld mee en 93% emotioneel geweld. Als we bij elke andere beroepsgroep dergelijke cijfers zouden constateren, zou het land te klein zijn. Gebruik van middelen, de locatie, maar zeker ook taal zijn van invloed op de kans dat de prostituee geweld meemaakt. Is de Staatssecretaris, gezien het risico, bereid bij de Wrp te kijken naar een taaleis, in ieder geval Nederlands of Engels, als voorwaarde voor een vergunning? Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de Wrp onze kant op komt?
Dan de brief van CoMensha. Vanwege de AVG mogen zij niet meer alle gegevens verzamelen. Mensenhandel moet je zoeken, wil je het zien. En als het wordt gezien, mag het door de zorgcoördinator, Jeugdzorg, beschermingsinstellingen en gemeenten niet gemeld worden. In de praktijk betekent dat dat we geen compleet beeld kunnen krijgen of slachtoffers de juiste hulp krijgen en wat de aard en omvang van de delicten is, wat de signalering en opsporing weer lastiger maakt. Kan de Staatssecretaris toezeggen naar dit knelpunt te zullen kijken?
De voorzitter:
De tweede interruptie van mevrouw Buitenweg, ik denk over het vorige punt.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat klopt, mevrouw de voorzitter. Het gaat over de taaleis. Die bleef even bij mij hangen, omdat ik probeer na te denken wat het doel van die taaleis is. Laat ik dat eerst vragen. Dan kom ik daarna vast op mijn vraag.
Mevrouw Kuik (CDA):
Uit het onderzoek blijkt dat als je de taal niet goed beheerst, dat een extra groot risico oplevert dat vrouwen te maken hebben met geweld: seksueel geweld, emotioneel geweld, alle zaken die ik heb opgenoemd. Als we dan kijken naar een vergunningstelsel, waar we mee bezig zijn, is het belangrijk om risico's aan te pakken. Daarom vind ik het geen gek idee om te zeggen: als een vrouw geen idee heeft wat haar rechten zijn, dan wordt het wel heel ingewikkeld om die te beschermen. Vandaar dat wij vragen of de Staatssecretaris niet ook kan kijken naar een taaleis bij de verlening van een vergunning.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dan komt het er dus op neer dat uiteindelijk ervoor gekozen wordt om de vrouwen en mannen die Nederlands en Engels spreken te voorzien van hulp en informatie, maar de vrouwen die dat niet spreken niet. De mensen die denken dat die vrouwen dan nooit de prostitutie ingaan hebben natuurlijk een punt. Maar de mensen die denken dat daarmee het prostitutieprobleem niet is opgelost, zien dan dat je juist niets regelt voor die vrouwen die al kwetsbaar zijn, dat je je handen van hen aftrekt en dat je zegt: ja, maar ik kan daar nu niks meer aan doen, want ik had nog gezegd dat u Nederlands of Engels moest spreken; omdat u dat niet doet, kunnen wij daar als overheid geen bescherming meer aan geven.
Mevrouw Kuik (CDA):
Mevrouw Buitenweg maakt er een beetje een karikatuur van. Het is natuurlijk geen gewoon beroep. Dat zien we aan de cijfers. Ik vind het ook onze verantwoordelijkheid dat als wij een vergunning verlenen, de vrouwen dondersgoed weten wat hun rechten zijn en waar ze aan beginnen. Als je niet weet in welk land je bent en je de regels en je rechten niet snapt, dan vind ik dat problematisch. Vandaar dat ik zeg: dit is een risicofactor; is het niet verstandig om hier ook naar te kijken?
Tot slot kom ik bij mijn laatste punt. De heer Van Oosten heeft het ook al helder aangestipt. Mensenhandel drijft ook op de grote vraag van mensen die seks willen kopen, bijvoorbeeld van minderjarigen. De effectieve bestrijding van mensenhandel vergt natuurlijk ook effectieve bestrijding van de klanten. Wordt hier in het plan van aanpak op ingegaan? Ik denk dan inderdaad ook aan de Valkenburgse zedenzaak en de strafmaat die is gehanteerd. Dat is ook wat ons betreft niet te volgen.
Dank.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Eind 2016 bleek uit het onderzoek van het WODC Zicht op kwetsbaarheid dat de bescherming van Romakinderen tekortschiet. Sommigen worden misbruikt om criminele activiteiten te begaan en vooral de meisjes zijn kwetsbaar. Veel zouden er op jonge leeftijd worden uitgehuwelijkt en na de plechtigheid bij de schoonfamilie intrekken en sommigen moeten dan de bruidsschat terugverdienen, al dan niet via zakkenrollen. Ook dit valt onder mensenhandel. De Coalitie tegen seksuele kinderuitbuiting omschreef het kabinetsbeleid op mensenhandel als «windstil». Dat is zorgelijk. Ik hoor graag een reflectie van de Staatssecretaris daarop, maar ik blaas er graag wat extra leven in.
Concentrerend op die Romakinderen. Hoeveel kindhuwelijken vinden plaats in de Romagemeenschap in Nederland? Er zou een flink aantal kinderen zijn die onder de 16 in het huwelijk treden, onder de 18 tegenwoordig. Het voltrekken van huwelijken die niet voorafgegaan zijn door een burgerlijk huwelijk is in Nederland strafbaar. Hoeveel mensen zijn er vervolgd voor het afsluiten van deze huwelijken? Op welke manier kan de Staatssecretaris aannemelijk maken dat hij hier überhaupt werk van maakt?
Het is de onomstotelijke opdracht van de overheid om de mensenrechten van iedereen in Nederland te respecteren en te realiseren. Dat geldt dus ook voor Romameisjes en hun recht op ontwikkeling via onderwijs. In Nederland zijn alle kinderen, jongens en meisjes, leerplichtig tot zij een startkwalificatie hebben behaald of 18 jaar zijn geworden. Nu las ik in de brief van de Minister van 4 april 2017 dat er concrete vooruitgang is geboekt bij het aanpakken van het schoolverzuim van Romameisjes boven de 12 jaar, want 40 jaar lang was in sommige plaatsen sprake van absoluut verzuim. Toen ging er dus geen enkel meisje naar de middelbare school. Maar sinds 2016–2017 is bijvoorbeeld in steden als Ede en Nieuwegein vooruitgang geboekt. Nu is volgens de Minister daar geen sprake meer van absoluut verzuim. Hm. Dat vond ik een hele interessante redenering of formulering, omdat ik dacht: als een meisje naar school gaat, betekent dat ook al dat er geen absoluut verzuim is. Ik wil heel graag wat meer informatie. Hoeveel procent van de Romameisjes in Nederland voldoet aan de leerplicht? Welke taak ziet de Staatssecretaris voor zichzelf weggelegd? Dit is belangrijk, omdat juist het naar school gaan effect zal hebben op het terugdringen van kindhuwelijken.
Dan de maatschappelijke positie van sekswerkers. De Kamer had gevraagd om een onderzoek. Afgelopen juni is dat verschenen. Daaruit bleken een aantal zaken, ten eerste dat sekswerkers lang niet altijd weten welke regels van toepassing zijn en hoe ze daar goed aan kunnen voldoen. Daar is inderdaad een informatieprobleem, zoals mevrouw Kuik ook al zei. Daarnaast lopen veel sekswerkers tegen een muur van onwelwillendheid aan bij instanties waar zij aankloppen: bij banken voor een hypotheek, bij de Belastingdienst, bij zorgverzekeraars. Die doen soms moeilijk omdat ze die diensten niet willen verlenen en zijn soms ook regelrecht kwetsend in de omgang. Waar kunnen sekswerkers dan heen? Het is voor hen moeilijker om hulp te vragen, zeker als niet iedereen in hun omgeving van hun werk afweet. In Nieuw-Zeeland heeft de overheid daarom een ombudsloket in het leven geroepen en uitbesteed aan een collectief van sekswerkers zelf, zeg maar de opgetuigde oude Rode Draad. De Rode Draad is bij ons wegbezuinigd en ook de belangenvereniging PROUD krijgt nu maar een mager budgetje. Mede namens de PvdA zou ik daarom een voorstel willen doen voor zo'n ombudsloket. Zou de Staatssecretaris naar het voorbeeld in Nieuw-Zeeland willen kijken en met de Kamer willen delen op welke wijze zo'n ombudsloket vorm zou kunnen krijgen? Het gaat dan om een plek waar je juridisch advies kan krijgen, waar sekswerkers hun beklag kunnen doen over onheuse behandeling door instanties en waar eventueel bemiddeling kan plaatsvinden.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik las het ook vanochtend in de krant: GroenLinks pleit voor een ombudsman in relatie tot sekswerkers. Bij mij kwam toen de volgende vraag op. Volgens mij hebben gemeenten een belangrijke rol te spelen in het bestrijden van mensenhandel en dus ook het bestrijden van uitwassen in prostitutie. Maar veel gemeenten hebben al een gemeentelijke ombudsman. Zou het dan niet wenselijker zijn om eerst eens te kijken of die hun rol in voldoende mate oppakken en in voldoende mate gevonden worden alvorens een nieuwe figuur geïnstalleerd gaat worden? Hoe kijkt mevrouw Buitenweg daartegenaan?
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik ben in ieder geval heel blij met het meedenken, want ik denk dat we allemaal wel voelen dat er echt een probleem is. Er is vaak een probleem in de omgang met instanties, dus ik denk dat het nog heel complex is om te zorgen dat al die ombudsmensen in al die gemeenten wel op de juiste manier om zullen gaan met sekswerkers, wat heel veel instanties, ook overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, op dit moment niet doen. Maar het gaat niet alleen om overheidsinstanties zoals de Belastingdienst of gemeentelijke instanties. Het gaat ook om de bejegening, bijvoorbeeld bij banken of bij zorgverzekeraars. Daar heeft een gemeentelijke ombudsman niet veel over te zeggen. Ik denk daarnaast dat het interessant is om te kijken op welke wijze je ook sekswerkers zelf een rol kan geven bij zo'n ombudsloket. Althans, zo gaat dat nu in Nieuw-Zeeland. We kunnen verschillende opties bekijken en daar sta ik ook voor open. Ik zie zo'n ombudsman m/v voor me zoals die ook bestaat in Nieuw-Zeeland, maar er zijn misschien ook andere modellen. Laten we daarnaar kijken, maar wel om te zorgen dat sekswerkers beter weten waar zij hun recht kunnen halen, dat daar bemiddeling plaatsvindt en dat zij daar hun beklag kunnen doen over instanties of bedrijven.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel.
Een aantal punten over het geweld; de collega zei het net ook al. Het waren toch wel schokkende cijfers dat 60% van de geïnterviewde sekswerkers de afgelopen twaalf maanden fysiek geweld heeft meegemaakt en 58% financieel-economisch, bijvoorbeeld omdat klanten niet betaalden. Toch zien we dat niet echt terug bij de aangiftes bij de politie. Ik zou willen weten op welke wijze de Staatssecretaris daar werk van wil maken.
Het laatste punt gaat over juridische complicaties. Wat is nu de positie van coöperaties? Als sekswerkers samen een coöperatie willen vormen, wat is dat dan? Zijn ze in loondienst of zijn ze een verzameling van zelfstandigen? Volgens de Belastingdienst is het dat laatste, maar dat is het natuurlijk in het echt niet. Dat klopt niet bij coöperaties. Op welke wijze kan je zorgen dat coöperaties ook een vergunning kunnen krijgen? Hoe kunnen zij nog een nieuwe vergunning krijgen? Vaak zijn de vergunningen al vergeven aan de oude bordeelhouders. Het zou toch zo belangrijk zijn dat sekswerkers juist zelf hun bedrijf in handen hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Nispen van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Ik herinner me heel goed het vorige debat dat wij hier in de Kamer hadden over mensenhandel. Dat is weliswaar enige tijd geleden, maar daar was het centrale punt: hoe kan het nou toch dat de aandacht voor mensenhandel, zo'n afschuwelijk strafbaar feit, aan het wegzakken is? Slachtoffers werden niet gesignaleerd en dus niet beschermd en opgevangen. Daders werden steeds minder gepakt. Ik zie een goede tekst in het regeerakkoord, en er gebeurt van alles. Er is veel onderzoek en veel overleg. Maar het is toch ook wel een beetje windstil. De collega zei het al: de Coalitie tegen seksuele kinderuitbuiting noemt het ook zo. Want wat gebeurt er nou precies? In vrijwel alle brieven wordt verwezen naar het plan van aanpak dat nog komt, maar wat gebeurt er nou in de tussentijd? Wanneer worden de beloofde extra middelen ter beschikking gesteld?
De SP blijft dus veel zorgen houden over de aanpak, bijvoorbeeld over de politiecapaciteit om mensenhandel aan te pakken. Want er moet doorgerechercheerd worden om de structuren van criminaliteit aan te pakken, maar er is de laatste jaren veel te weinig geïnvesteerd in capaciteit en expertise, en dat voelt de politie vandaag de dag. Dat heeft helaas direct effect op de bestrijding van mensenhandel, moderne slavernij. Want mevrouw Kuik zei het ook al: mensenhandel is een haaldelict. Je moet ernaar op zoek gaan om te zien dat het gebeurt. Dat geldt voor de politie, maar ook voor de gemeenten. Die moeten erkennen dat mensenhandel overal voorkomt, ook in hun gemeente, en hier beleid op maken. Ze moeten bijvoorbeeld goede zorg regelen voor slachtoffers. Maar heel veel gemeenten hebben niet eens beleid. Die zitten in de ontkenningsfase: «bij ons geen mensenhandel, voor zover wij weten.» Hoe kan dat nou? De opvang van slachtoffers van mensenhandel is vervolgens niet goed geregeld. Er zijn te weinig plekken. Slachtoffers vallen tussen wal en schip, met alle risico's en ellende van dien, zoals de kans dat zij nogmaals slachtoffer worden. Wat gaat de Staatssecretaris hier nou concreet aan doen?
Jongensprostitutie is inderdaad nog steeds een onderschat probleem, waar te weinig zicht op is. Dat bleek eerder op een conferentie van deskundigen waar ik ook bij was. Collega's waren daar ook bij aanwezig. Het blijkt ook uit onderzoek in de regio Eindhoven, dat ook al is genoemd. Afgelopen weekend kwam het bericht dat het aantal meldingen van gedwongen prostitutie onder vluchtelingen is verdubbeld. Hoe staat het nou eigenlijk met de bekendheid van dit probleem? Hoe staat het met de training van hulpverlening en politie, en met het regelen van voldoende opvang voor deze jongens? En zal het beloofde plan van aanpak mensenhandel voorzien in een rijksbrede aanpak ter bescherming van minderjarige buitenlandse slachtoffers van mensenhandel?
Er zijn specifieke problemen met de uitbuiting van kinderen uit Roma-gezinnen. Bij politie en justitie zou onvoldoende kennis en bewustzijn zitten van het feit dat bij delicten gepleegd door minderjarigen sprake kan zijn van mensenhandel, uitbuiting en hen aanzetten tot het plegen van die strafbare feiten. Welke concrete resultaten zijn er nou inmiddels geboekt?
Dan kom ook ik op de positie van prostituees. Bijna elke sekswerker maakt wel een keer iets heftigs mee. Seksueel geweld, fysiek geweld, financieel-economisch of emotioneel geweld. Dat is heel erg heftig. Hulpverlening, toezicht, bescherming: het moet allemaal beter. Telkens wordt dat plan van aanpak beloofd, maar ondertussen laat ook de wetswijziging en daarmee de regulering op zich wachten. De aanbevelingen uit de rapporten worden besproken en wij worden daar dan weer over geïnformeerd, maar ik wil eigenlijk gewoon weten hoe lang het nou nog duurt voordat de wijziging van de Wet regulering prostitutie komt, en wat deze regering en de gemeenten in de tussentijd concreet kunnen doen om de maatschappelijke positie van sekswerkers te verbeteren. Nu hanteert elke gemeente een ander beleid of geen beleid. Dat is natuurlijk heel erg slecht.
Ik sluit me aan bij de vragen van collega Buitenweg over de coöperaties en de positie van mensen die hun werk zelf vorm willen geven. Dan heb ik nog een vraag over het verblijfsrecht van slachtoffers van mensenhandel. De Staatssecretaris is met het Strategisch Overleg Mensenhandel in overleg gegaan over het combineren van de asielaanvraag en de aanvraag van een vergunning mensenhandel. Nou lees ik dat de Staatssecretaris die zorgelijke signalen wel herkent, maar niet de analyse deelt dat die gecombineerde aanvraag een oplossing zou bieden. Waarom niet? En hoe wil de Staatssecretaris deze problemen dan wel oplossen?
Tot slot zou ik graag nog een reactie krijgen op de zorg van CoMensha dat we het zicht op aard en omvang van mensenhandel nog verder aan het verliezen zijn. Door de veranderende wetgeving wordt het nog moeilijker. Een effectief beleid voor de aanpak van mensenhandel kun je pas ontwikkelen als er voldoende zicht is op aard en omvang van het probleem, alsook op de werkwijze van criminelen. CoMensha pleit nu voor een wettelijke grondslag. Mag ik hierop ook een reactie van de Staatssecretaris?
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Segers van de ChristenUnie.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dank, mevrouw de voorzitter. We hebben mede dankzij CoMensha, waarvan de vertegenwoordigers hier op de eerste rij zitten, en de Nationaal Rapporteur steeds betere schattingen van het aantal slachtoffers van mensenhandel, gedwongen prostitutie en uitbuiting. Het gaat waarschijnlijk om meer dan 6.000 mensen, waarvan 4.000 in de prostitutie. Er zijn meer dan 1.300 minderjarigen die ook slachtoffer zijn. Het is dus echt een gruwelijk onrecht. Tegelijkertijd zijn er minder veroordelingen. Het is zo onrechtvaardig en zo onaanvaardbaar dat dit in een rechtsstaat, in een beschaafd land, dag in, dag uit, maand in, maand uit en jaar in, jaar uit maar doorgaat. Zolang we wegkijken – en het is heel makkelijk om weg te kijken – zien we ook niks en ontdekken we het niet. Dan zien we het niet en laten we het lopen. Maar wegkijken is geen optie. We moeten blijven kijken naar het onrecht en blijven strijden tegen het onrecht. De cijfers zijn al genoemd als het gaat om prostituees. 60% heeft met fysiek geweld te maken en 93% met emotioneel geweld. Dat zijn echt gigantische aantallen.
Het regeerakkoord is goed. Dat mag ik zeggen; ik heb er een klein beetje aan meegewerkt. Daar staan hele goede plannen in. Ik weet dat de Staatssecretaris ontzettend gemotiveerd is om daar werk van te maken. We hebben gezegd: er moet extra geld naar opsporing en naar rechercheurs. Er moet extra geld naar politiemensen om in die prostitutiecontroleteams plaats te nemen en inderdaad niet weg te kijken, maar op zoek te gaan naar het onrecht en daders op te sporen. We hebben gezegd dat er betere wetgeving moet komen. We willen de Wet regulering prostitutie, die al zo lang loopt, een nieuwe start geven. Hoe staat het daarmee? We hebben gezegd dat er een pooierverbod moet komen, en dat er een wettelijke grondslag moet komen voor intakegesprekken bij de GGD. Er is extra geld voor de Arbeidsinspectie. Ook de Arbeidsinspectie moet dus worden toegerust om andere vormen van mensenhandel te ontdekken. Er is geld voor de opvang van slachtoffers en voor uitstapprogramma's. Eigenlijk bij al die mooie punten is mijn vraag: hoe staat het daarmee? Want ook ik herken het gevoel dat inderdaad in brieven is verschenen en hier ook is genoemd: het is wel windstil. Het is heel ongemakkelijk dat het onrecht zo groot is, dat het aantal slachtoffers zo groot is en dat het tegelijkertijd zo stil is.
Ik wil op een paar actoren wat meer inzoomen. Neem bijvoorbeeld gemeenten. CoMensha houdt dat allemaal tegen het licht en zegt: «Hoe staat het nou met die lokale aanpak? Want we hebben gemeenten nodig die controleren, die vergunningen controleren en die op zoek gaan naar misstanden.» Als 95% van de gemeenten het beleid dan niet op orde heeft, dan slaat de schrik mij om het hart, want daar moet het gebeuren. Wat gaat de Staatssecretaris doen om die gemeenten een duw in de rug te geven en echt op sleeptouw te nemen? Er zijn een paar centrumgemeenten die een zorgcoördinator hebben en die nu wel stappen zetten. Dat is mooi. Maar er zijn zoveel gemeenten waar het niet op orde is. Er zijn gemeenten zoals Den Haag en Utrecht, die zeggen: «Wij willen heel graag zicht hebben op bijvoorbeeld mensen in de prostitutie. Als een vergunning wordt ingetrokken, moeten wij zicht hebben op slachtoffers van dwang en uitbuiting. We hebben dus een vorm van registratie nodig.» De rechter heeft daar een streep doorheen gehaald. We hebben dus opgeschreven: er moet een wettelijke grondslag komen voor die intakegesprekken bij de GGD. Dat moet een veilige plek zijn. Dat moet privacybestendig zijn. Tegelijkertijd haalt de rechter een streep door die mogelijkheden. Hoe kunnen we deze gemeenten helpen? Controle is dus heel problematisch. Dit is dus echt een aanmoediging aan de Staatssecretaris om met de VNG, met de gemeenten, om de tafel te gaan zitten en hier werk van te maken.
Dan de opsporing. We zien dat de opsporing moeizaam verloopt, dat het aantal veroordelingen daalt en dat het niet goed gaat. Dat heeft voor zover ik daar zicht op heb ook wel te maken met de bemensing van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel. Die staat onder druk. Kan de Staatssecretaris daar meer over zeggen? Hebben zij voldoende capaciteit, voldoende mensen, om hun werk te doen?
Bij de rechtspraak is al eerder de vinger gelegd. We hebben allemaal ongemak bij de Valkenburger zedenzaak, waarbij een 16-jarig meisje door tientallen mannen uitgebuit of eigenlijk verkracht is – dat is de werkelijkheid – en daar onvrijwillig in de prostitutie zat. We willen die klanten dan ook verantwoordelijk stellen, want het gaat om een minderjarig iemand, maar ze komen weg met één dag voorwaardelijke straf en een taakstraf. Dat is nooit de bedoeling van de wetgever geweest. Ik heb daar ongelofelijk veel ongemak bij. Het is ook ongemakkelijk om over het oordeel van de rechter te spreken, maar als ik dan lees wat Minister Dekker daarover...
De voorzitter:
U bent nu echt ruim door uw tijd heen. Ik wachtte op een moment om u te onderbreken. Volgens mij heeft u uw punt gemaakt. De heer Van Oosten gaat u nog een vraag stellen; dat biedt soelaas.
De heer Segers (ChristenUnie):
Hij gaat me helpen. Heel goed.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik denk dat de heer Segers er gebruik van kan maken. Nee, wat ik graag van de heer Segers wil weten als we het hebben over die Valkenburgse zedenzaak, waarbij wij dus beiden dezelfde weerzin voelen, is of de heer Segers het dan ook met mij eens is over de wijze waarop nu door de rechter, in hoogste instantie, uitleg wordt gegeven aan het taakstafverbod zoals dat in de wet ligt. Is hij het met mij eens dat bij ernstige zedenzaken niet volstaan zou mogen worden met slechts één dag gevangenisstraf?
De heer Segers (ChristenUnie):
Dat is een goede vraag, dank. Het is misschien volgens de letter van de wet, maar het is niet volgens de geest van de wet. Het is niet volgens de geest van de wetgever. Wij hebben hier als wetgever gezegd: dit is zo'n groot onrecht; je moet daarbij niet weg kunnen komen met een taakstraf. En dan lees ik dat Minister Dekker in een brief schrijft: ik heb eens even gekeken hoe dat nou in elkaar zit, en op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat er in het huidige stelsel voldoende waarborgen zijn. Wij hebben hem hier gevraagd om eens met de Raad voor de rechtspraak en met het Openbaar Ministerie te spreken. Ik ben niet voor minimumstraffen. Daar ben ik geen voorstander van. Maar ik voel hier een heel groot ongemak bij. En nogmaals, het is niet in de geest van de wet. Ik zou dus op z'n minst willen dat de Minister nog eens een keer met de Raad voor de rechtspraak om de tafel gaat zitten, want dit is nooit de bedoeling geweest.
De heer Bouali (D66):
Ik gaf richting de heer Segers al aan dat we elkaar aan onze zijde treffen als het om misstanden gaat. Maar hoe kijkt de heer Segers aan tegen de problematiek dat sekswerkers bij bijvoorbeeld banken of verzekeringsmaatschappijen niet geholpen worden en vaak nog met een stigma bejegend worden? Mijn collega van GroenLinks stipte dat al aan. Hoe kijkt u daar dan tegen aan?
De heer Segers (ChristenUnie):
Het geeft iets aan van de dubbelhartigheid in onze cultuur. We zeggen hier: het is normaal werk. Ik denk dat het geen normaal werk is. Er is nergens een sector waar zoveel misstanden zijn, waar zoveel uitbuiting is, waar zoveel risico's zijn. Ik denk dus dat het geen normaal werk is. Maar we zeggen dat het normaal werk is, en tegelijkertijd behandelen we het niet als normaal werk. Dat geeft precies die dubbelhartigheid aan. Ik denk dat daar het culturele ongemak zit. Ik denk dat daar de ruimte zichtbaar wordt tussen dat wat we officieel vinden en dat wat we cultureel eigenlijk vinden, namelijk dat het geen normaal werk is. Het is primair een verantwoordelijkheid van banken en van instanties om mensen fatsoenlijk te behandelen. Ik heb er onvoldoende zicht op waar het hapert. Maar als het normaal werk is, als mensen een vergunning hebben, als het legaal is, moeten ze ook de rechten kunnen krijgen die iedereen heeft.
De voorzitter:
Dat was het, meneer Bouali? Kort maar krachtig.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik wil me heel kort nog aansluiten bij twee vragen.
De voorzitter:
Nee, uw tijd is om.
De heer Segers (ChristenUnie):
U bent heel streng.
De voorzitter:
Ja, sorry. U bent door uw tijd heen. Zonder aanzien des persoons, zeggen we dan. De heer Van der Staaij van de SGP-fractie, dat moet u aanspreken.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb destijds mee mogen doen aan de beraadslagingen over de opheffing van het bordeelverbod. Ik kan u vertellen: als alle verwachtingen die ik toen hoorde over wat dat zou betekenen zouden zijn uitgekomen, dan was dit debat overbodig geweest. Want door de opheffing van het bordeelverbod zou de mensenhandel als sneeuw voor de zon verdwijnen en zouden de misstanden die er allemaal zijn in de illegaliteit ook verdwijnen, want dan hadden we een keurige, gelegaliseerde sector. Wij geloofden daar destijds niet in, en hebben daar ook tegen gestemd. Maar ik zie vandaag dat die problemen inderdaad levensgroot zijn en dat er heel veel werk aan de winkel is om die misstanden ook echt aan te pakken.
Mijn bijdrage vandaag zou ik dan ook echt willen samenvatten met twee woorden richting de Staatssecretaris: schiet op! Want het is ons een doorn in het oog hoe lang dat geweld tegen sekswerkers, dat onrecht, die gevallen van dwang en uitbuiting nu alweer voortduren. Al sinds november 2009 ligt er een wetsvoorstel. We zouden nu eindelijk de enorme misstanden aanpakken. Het ligt al bijna acht jaar te verstoffen in de Eerste Kamer. Eerst moest er een novelle komen – wachten. Toen was er een nieuw kabinet op komst – wachten. Daarna beloofde dit kabinet weer een mooi plan. De heer Segers zei: het regeerakkoord is goed. Ik heb inderdaad veel waardering voor de ambitie die er op dit punt in staat, maar het is wel papier. Het komt er nu dus wel op aan dat het ook echt waargemaakt wordt en dat zaken als de strengere voorwaarden voor exploitanten, de leeftijdsverhoging en de mogelijkheid van een nuloptie nu ook echt gerealiseerd worden. Ik kom zo op het punt van gemeenten, maar wat wij in de praktijk ook vaak horen, is: ja, er is een wet op komst, dus we weten nog niet precies hoe het er allemaal uit gaat zien; achterover leunen maar dus. En dat is nou juist wat we op dit onderwerp niet kunnen hebben.
Daarnaast sluit ik mij van harte aan bij alles wat gezegd is over de strafmaat voor mensenhandel en gedwongen prostitutie. Dat mensen met zulke lage straffen wegkomen bij die Valkenburgse zaak, dat is echt niet zoals de wetgever het beoogd heeft. De bedoeling zou toch ook zijn dat die vrijheidsstraffen juist omhoog zouden gaan in het geval van mensenhandel? In de cijfers door de jaren heen zien we dat niet gebeuren. Het aantal dagen vrijheidsstraf neemt soms zelfs af. Is er nu al een trend omgebogen, vraag ik de Staatssecretaris?
Voorzitter. Elke gemeente zou moeten komen tot een visie op de bestrijding van mensenhandel en in het bijzonder de strijd tegen prostitutie en de misstanden die daarbij aan de orde zijn. In de praktijk zijn ze daar vaak helemaal niet mee bezig. Wij hebben een motie ingediend en aangenomen gekregen die zegt: kabinet, zet gemeenten ertoe aan om met een beleidsvisie te komen. Wat is er nu al gedaan om gemeenten ook echt aan de slag te krijgen?
Voorzitter. Als het gaat om de uitstapprogramma's heb ik nog de vraag of de Staatssecretaris er ook voor wil zorgen dat er geen gat valt tussen programma's die nu lopen en plannen die in de maak zijn. Daarover staan er ook weer mooie ambities in het regeerakkoord. Kan hij dat toezeggen? Het zou ontzettend jammer zijn als kennis en expertise op dat punt weer zou verdwijnen.
Tot slot nog een punt waar ook een van de brieven over gaat. Er was op een gegeven moment wat verontwaardiging over de verhalen over «suikerooms» die studentes ronselden. Dat zou zogenaamd niet om prostitutie gaan. Maar als je reportages daarover ziet en als je mensen daarover spreekt, dan zie je dat het vaak ook gewoon ordinair om de seks draait. Ik vind het eigenlijk wel treurig om te horen dat dat een beetje verdoezeld wordt, omdat ook studentes die erin mee zijn gegaan het soms lastig vinden om aangifte te doen tegen wat soms gewoon pure verkrachtingen zijn, omdat ze denken: ja, ik ben daar zelf toch eigenlijk ook wel een beetje naïef ingestapt. Dat mag toch geen argument zijn om geen aangifte te doen? Hoe kunnen we aanmoedigen dat er meer bovenkomt van wat er ook in die wereld fout gaat?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u. Mag ik de heer Bouali vragen om even het voorzitterschap over te nemen, zodat ikzelf ook nog een bijdrage kan doen?
Voorzitter: Bouali
De voorzitter:
Ik zal de Partij van de Arbeid – ik zal uw partij wel goed noemen – het woord geven.
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Voorzitter van D66, hartelijk dank.
Voorzitter. Het is een serieus onderwerp. Veel van de vragen die door de collega's zijn gesteld, kan ik steunen. Ten eerste. Het is voor een deel een gemeentelijke taak, maar we zien dat 95% van de gemeenten het gewoon niet op orde heeft. Dat betekent eigenlijk dat heel veel slachtoffers tussen wal en schip vallen en aan hun lot worden overgelaten. Want als de gemeente niet optreedt en er geen recherchecapaciteit is, wie is er dan wel? Het is windstil. Dat is onacceptabel en dat moet ook de Staatssecretaris vinden. Wat kunnen we op korte termijn verwachten om daar verbetering in te kunnen brengen?
Dat hangt ook samen met het volgende onderwerp, aangiftebereidheid. We zien dat veel slachtoffers moeite hebben om aangifte te doen. Maar we zien ook dat op het moment dat ze over de drempel stappen om aangifte te doen, dat nog steeds belemmerd wordt. Het kabinet heeft een uitgebreide brief gestuurd over hoe de aangiftebereidheid te verbeteren. Maar gelijktijdig spreek ik, deze week nog, weer slachtoffers van verschillende vormen van misbruik waarbij toch ontmoedigd wordt om aangifte te doen. Ook hier wil ik wederom naar voren brengen dat het ontzettend belangrijk is dat daar stappen in gezet worden, samen met de gemeenten. Het gaat om hulp – waar kun je terecht? – en rechercheurs die weten hoe ze daarmee om moeten gaan.
Ik geef een expliciet voorbeeld, een onderwerp waarover we ook nog een reactie verwachten van het kabinet, namelijk misbruik in de tantra. Het zit een beetje in een grijs circuit. Normaal kan het therapeutisch zijn, maar deels wordt het door sommigen als prostitutie gezien. Het is beide niet, maar ook daar zien we dat een aantal mensen zich voordoen als tantrawerkers, maar ondertussen gewoon misbruik plegen: verkrachtingszaken, drogeerzaken. Er is nu een niet nader te noemen man in Rotterdam waarover de politie zegt: doe aangifte. Slachtoffers doen aangifte, maar dan zeggen ze: nou ja, weet je, tantra, ingewikkeld, grijs gebied, kunnen we niks mee, u zoekt het zelf maar uit en aangifte heeft eigenlijk geen zin. Ik weet dat dat soort zaken niet alleen maar op het terrein van de heer Harbers liggen. Maar ik zou hem willen vragen contact te zoeken met zijn collega Grapperhaus, want het zit in het grijze circuit tussen normaal zorgwerk en prostitutie. Het moet er allebei uit, maar de gemeenschappelijke factor is slachtofferschap. Graag een reactie daarop.
Dan de laatste twee punten die ik kort wil noemen, ten eerste de loverboyproblematiek. Het lijkt een trend te zijn in jeugdzorginstellingen. We zien dat de loverboyproblematiek in een aantal instellingen aan de orde van de dag is. Dat ligt misschien primair bij zijn collega Hugo de Jonge, maar ook daarvoor geldt dat grenzen nooit belemmeringen mogen zijn om dit soort misstanden aan te pakken. Ik zou aan de Staatssecretaris willen vragen om zich met zijn collega te verstaan over de loverboyproblematiek en de vragen die we daarover hebben gesteld, om zich daarvoor in te zetten en die misstanden aan te pakken.
Tot slot. Mevrouw Buitenweg heeft het al aangekondigd: hoe kunnen we de positie van de sekswerkers versterken en misstanden voorkomen? Wil je ze in kracht versterken, dan zul je juist moeten zorgen dat ze zich kunnen verenigen en in eigen kracht kunnen zetten. Daarom ook ons voorstel: kom tot een ombudsman. De term is niet zo belangrijk, maar het doel wel: dat we het echt legaal maken in plaats van een beetje smoezelig, want daarvoor is het te belangrijk.
Voorzitter, hartelijk dank.
De voorzitter:
Mevrouw Kuiken, u krijgt nog een interventie van collega Segers.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik heb een informatieve vraag. Hoe verhoudt die ombudsman/-vrouw zich tot bijvoorbeeld een prostitutie-informatiecentrum zoals dat in Amsterdam al bezig is? Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Het is heel mooi dat het in Amsterdam is, maar in de rest van Nederland is het nog niet. We zien dat heel veel prostituees of mannelijke prostitués – dat maakt allemaal niet zoveel uit – die zich willen wenden tot een bank of een verzekering over een misstand eigenlijk nergens terechtkunnen. 95% van de gemeenten heeft nog steeds geen beleid. Dat betekent dus dat we andere vormen moeten zoeken om deze sekswerkers wel in hun eigen kracht te kunnen zetten.
De heer Segers (ChristenUnie):
Nog een keer. Wilt u dan overal lokaal een ombudsman? Wilt u een landelijke ombudsman? Wilt u zo'n prostitutie-informatiecentrum in iedere gemeente of iedere centrumgemeente?
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Ik wil het gewoon landelijk geregeld hebben, zodat je in welke gemeente je ook zit weet dat je ergens terechtkunt. We zijn inderdaad achttien jaar verder. We hebben gezegd: we halen het uit de criminaliteit. Het weer terug criminaliseren gaat overigens ook geen enkele oplossing bieden. Maar we zien ook dat legaal nog steeds niet legaal wordt behandeld, want je wordt nog steeds niet als een normale werker gezien. Daarom is ons idee: kom nou tot een ombudsman om de problemen op te lossen die er nu zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuiken. Ik draag nu het voorzitterschap weer over aan mevrouw Kuiken.
Voorzitter: Kuiken
De voorzitter:
De Staatssecretaris heeft aangegeven tien minuten te willen schorsen. Dat betekent dat ik hier om uiterlijk 11.05 uur weer ga starten.
De vergadering wordt van 10.53 uur tot 11.06 uur geschorst.
De voorzitter:
We kunnen weer verder. De Staatssecretaris heeft aangegeven gereed te zijn voor de beantwoording. Ik wil het graag weer bij twee interrupties laten. Ik geef de Staatssecretaris graag het woord.
Staatssecretaris Harbers:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng. Ik begin met de vaststelling dat het goed is om elkaar vandaag te treffen over dit thema. Zoals de heer Van Nispen al aangaf, is het in deze ambtsperiode nog niet voorgekomen dat we elkaar over dit onderwerp spraken. Het is alweer geruime tijd geleden, voor de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen, dat we over dit onderwerp spraken. Ik zeg het ook maar gewoon ronduit: ik hoop dat we met enige regelmaat over deze onderwerpen kunnen spreken in de Kamer. Vrijwel alle partijen hebben aangegeven dat mensenhandel een onderwerp is waarnaar je op zoek moet. Je ziet het niet automatisch. De aanpak ervan gedijt bij aandacht voor mensenhandel. Dat gaat ook ver buiten de politiek, maar ik weet dat als wij het erover hebben in de Kamer, de spotlight er weer even extra op gaat. Dat las ik vanochtend ook in de krant.
Ik kom daar straks uitgebreider op terug, maar ik wil aan het begin wel vaststellen dat ik dit een zeer ernstig delict vind, dat inbreuk maakt op een van de meest fundamentele mensenrechten, namelijk je persoonlijke vrijheid. Het gaat letterlijk van kwaad tot erger. Het begint bij wijze van spreken ermee als een jongetje van 16 een vriendje aanzet tot het stelen van een zak chips in de supermarkt. Dan is hij al een stukje van zijn vrijheid kwijt. Dat is geen eigen keuze meer. Het kan ook heel grote vormen aannemen, waarbij mensen hun volledige vrijheid kwijt zijn. Daar moeten wij de ogen voor openen. Dat is misschien ook wel het allermoeilijkste en dat is, over de hoofden van de Kamerleden heen, ook de oproep aan mensen in het land. Het gebeurt vaak genoeg, in bedrijven, in woonwijken, dat mensen een «niet pluis»-gevoel hebben en denken: «Goh, in dat huis gaan elke dag wel heel veel mensen naar binnen en naar buiten. Wat zou daar toch aan de hand zijn?» Te vaak laten mensen het daarbij, terwijl ze ook Meld Misdaad Anoniem kunnen bellen. Ik beraad me erop hoe we dat gevoel nog veel meer kunnen uitstralen naar de samenleving. Heb je een «niet pluis»-gevoel, trek dan af en toe eens even aan de bel. Pas dan kunnen we het echte werk beginnen: opsporing, aangiftebereidheid en uiteindelijk rechercheren en de daders voor de rechter brengen.
Het is dus zaak om met z'n allen het weerzinwekkende businessmodel van mensenhandelaren te doorbreken en misstanden in de prostitutiebranche – het andere onderwerp van vanochtend – aan te pakken. Het komt op heel veel uiteenlopende manieren en in heel veel verschillende sectoren voor, dus niet alleen in de branche van sekswerkers. In absolute aantallen vinden arbeidsuitbuiting en criminele uitbuiting het meeste plaats. Het komt overal voor, dus we kunnen mensenhandel alleen in een brede benadering en alleen samen een halt toeroepen door niet weg te kijken en door effectief op te treden.
Tegen die achtergrond heb ik mede namens een aantal collega's in het kabinet aangekondigd met een breed, samenhangend plan van aanpak te komen. Een aantal mensen hier heeft dat uitgelegd als: het is nog windstil. Ik zou haast zeggen: integendeel. Je kunt er ook de metafoor opplakken dat je beter één pas op de plaats kunt maken om vervolgens twee stappen vooruit te kunnen zetten. We hebben namelijk geconstateerd dat er een ongelofelijk groot aantal instanties van de overheid en de samenleving betrokken zijn bij de bestrijding van mensenhandel, die ieder voor zich maar soms ook in samenhang met andere instanties heel goed werk verrichten. Eerder dit jaar heb ik de Kamer aangegeven dat ik even een pas op de plaats maak met het plan van aanpak, omdat ik ervan overtuigd ben dat het stomste wat we kunnen doen is om vanuit Den Haag een plan van aanpak over al die instanties uit te storten en te zeggen: dit is onze visie en zo gaan we het aanpakken. Dat zeg ik juist omdat er zo veel goed werk verricht wordt. Om die reden hebben we in het voorjaar gezegd dat we dat dus niet gaan doen. We hebben zestien workshops georganiseerd met alle betrokken instanties, ook in samenhang, over de thema's heen, om te kijken wat er nu precies gebeurt, wat er goed gaat, waar het knelt en aan welke aanvullende maatregelen men behoefte heeft. Dat willen we bij elkaar brengen in een samenhangend plan van aanpak.
Daarna gebeurde er nog iets. CoMensha, dat ik wil complimenteren met het goede werk dat ze doen in het zichtbaar maken en bestrijden van mensenhandel, ging om de tafel met TNO, dat bereid was om een systeemanalyse te maken van hoe alle maatregelen op elkaar inwerken. Werken ze elkaar ergens tegen? Waar kun je ze versterken? Ik vind het waardevol om de uitkomsten van die systeemanalyse, die we in oktober verwachten, nog te betrekken bij het definitieve plan van aanpak dat ik in november aan uw Kamer presenteer. We zijn dus goed op weg, maar ik wil de kans niet onbenut laten om deskundigen ernaar te laten kijken zodat we daarmee ook het goede doen en het goede toevoegen. In de tussentijd hebben we niet stilgezeten, zoals ik al zei. In beide brieven over de ontwikkeling van het plan van aanpak heb ik aangegeven wat we al in gang hebben gezet, bijvoorbeeld met de extra middelen die bij het regeerakkoord zijn verstrekt. Ik noem het op orde brengen van de verschillende onderdelen van de politie en recherche die hiermee te maken hebben.
In mijn beantwoording zal ik alle vragen langslopen. Ik begin met het plan van aanpak. Vervolgens heb ik het over de capaciteit, de signalering, criminele uitbuiting, arbeidsuitbuiting, enfin, alle vragen komen langs. Ik eindig met de vragen die zijn gesteld over prostitutie: de Wet regulering prostitutie, de uitstelprogramma's et cetera. In de beantwoording zal ik de Kamer diverse malen toezeggen om dit te betrekken bij het plan van aanpak dat volgt. Ik hecht eraan om te benadrukken dat dat geen dooddoener is, want als ik dat zeg, betekent het ook echt dat u het straks zult terugvinden in het plan van aanpak. In dat opzicht is dit qua timing misschien wel de ideale gelegenheid – het is nu eind september en het plan van aanpak komt in november – om de inbreng die ik vanochtend van alle partijen heb gehoord, straks zo serieus mogelijk een plek te geven in het plan van aanpak. Op die manier moet u mijn beantwoording ook zien: dat het straks terugkomt bij het plan van aanpak.
De voorzitter:
De heer Van der Staaij heeft een vraag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het is goed dat het plan van aanpak in november dan echt verwacht mag worden. Tegen de achtergrond dat zaken al heel lang spelen, zoals ik ook in mijn bijdrage schetste, ben ik wel benieuwd om van de staatsecretaris te horen hoe hij ervoor wil zorgen dat er geen nieuwe vertragingen ontstaan. Wat hier nu op stapel staat, moeten we echt met alle voortvarendheid kunnen verwezenlijken.
Staatssecretaris Harbers:
Dat wil ik op twee manieren doen. Ten eerste stel ik vast dat er in het afgelopen jaar al heel veel gebeurd is. Ik zal dat straks nader specificeren. Organisaties die werken in de bestrijding van mensenhandel zijn niet net begonnen, maar zijn al jaren bezig. Ze doen goed werk, dat ze ook het afgelopen jaar verder hebben voortgezet. Ik zal straks ook specificeren dat de middelen uit het regeerakkoord ook gewoon al tot besteding zijn gekomen. Ik zal straks uitleggen wat we daarvoor hebben gedaan. Het is dus niet zo dat we nog moeten beginnen. Het plan van aanpak zal straks alles wat er al gebeurt, heel goed in samenhang bekijken om vast te stellen of er, ook in de overgangen van de ene sector naar de ander en van de ene organisatie naar de andere, ergens nog witte vlekken zijn die we van gepaste maatregelen moeten voorzien. Die maatregelen gaan we dan natuurlijk ook meteen nemen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dat klinkt goed. Betekent dat ook dat we mogen verwachten dat er concrete deadlines in dat plan van aanpak staan voor het realiseren van onderdelen?
Staatssecretaris Harbers:
Vanzelfsprekend. Alle maatregelen die zich voor deadlines en tijdschema's lenen, worden daarvan voorzien. Daar houd ik zelf namelijk heel erg van.
De heer Van Oosten zei dat mensenhandel vaak wordt gerelateerd aan seksuele uitbuiting, maar dat het veel meer kan zijn, zoals criminele uitbuiting en arbeidsuitbuiting. Het korte antwoord is: ja, dat is zo. Dat wordt ook verwerkt en betrokken in het plan van aanpak.
De SP, het CDA en GroenLinks vroegen naar het aantal slachtoffers en wat we gaan doen om het zicht op de problematiek te verbeteren, inclusief de vraag of we een wettelijke basis gaan creëren om slachtoffers van mensenhandel te melden bij CoMensha. Ten eerste stel ik met de Kamer vast dat goed zicht op de aard en omvang van mensenhandel natuurlijk essentieel is om de aanpak straks goed te kunnen vormgeven. Om slachtoffers te kunnen melden, is toestemming van het slachtoffer noodzakelijk. Dat komt niet door de nieuwe wetgeving met de AVG, want dat gold ook al onder de Wet bescherming persoonsgegevens. We lopen er vaak tegenaan dat slachtoffers niet met naam geregistreerd willen worden, bijvoorbeeld omdat zij zichzelf soms niet als slachtoffer zien. Niet alle slachtoffers geven daarom deze toestemming. Ook worden helaas nog niet alle slachtoffers gesignaleerd. Straks ga ik verder in op hoe we de signalering gaan versterken. Het op naam registreren van slachtoffers in plaats van anonieme meldingen is in de kern bedoeld om dubbeltellingen te voorkomen, zodat we de kwaliteit van de informatie in ieder geval goed op orde hebben en een zo concreet mogelijk beeld hebben hoe vaak het voorkomt.
In een gesprek met de Autoriteit Persoonsgegevens over het creëren van een wettelijke basis om slachtoffers zonder toestemming te registreren, is gebleken dat het belang van de overheid om beleidsinformatie te verbeteren niet opweegt tegen het privacybelang van de individuele slachtoffers. Kortom, er gaat een streep door de mogelijkheid van zo'n wettelijke basis, omdat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer niet is gerechtvaardigd. Dat is de reden dat ik heb besloten om geen wettelijke grondslag te creëren. Tegelijkertijd stellen wij vast dat er andere manieren zijn om het zicht op de problematiek te verbeteren. In het plan van aanpak zetten we in op het vergroten van de bewustwording. Er zullen verschillende groepen professionals extra worden getraind in het herkennen van signalen van mensenhandel, zodat meer slachtoffers in beeld gaan komen. We zijn in gesprek met de politie, CoMensha en de Nationaal Rapporteur om te zien hoe je zonder die wettelijke basis, binnen de huidige wettelijke mogelijkheden, meer kunt doen om ervoor te zorgen dat de informatie zo precies mogelijk wordt en daarmee ook geschikt is voor de bestrijding van mensenhandel.
De heer Van Nispen vroeg of de rijksbrede aanpak voor minderjarige buitenlandse slachtoffers terugkomt in het plan van aanpak. Het korte antwoord is ja. In het plan van aanpak wordt aandacht geschonken aan alle vormen van uitbuiting en aan alle typen slachtoffers. Daar worden maatregelen op genomen.
Dan de vragen over de capaciteit. Is er voldoende capaciteit? Hoe staat het met de middelen die bij het regeerakkoord zijn uitgetrokken? Van de totale AVIM – het onderdeel van de politie dat zich bezighoudt met vreemdelingrechtelijke taken, identificatie en mensenhandel – is ongeveer een derde van de formatie beschikbaar voor de aanpak van mensenhandel en migratiecriminaliteit. De afgelopen jaren zat daar een probleem omdat niet alle vacatures waren ingevuld. Een paar jaar geleden, ten tijde van de hoge migratie-instroom, werd er zo'n hoog beroep gedaan op de AVIM dat daar mensen tijdelijk zijn ingezet voor de identificatie en registratie van asielzoekers in Nederland. Op dit moment is de inhaalslag gemaakt en is de bezetting van de AVIM wat betreft mensenhandel weer op sterkte. Dat heeft enige tijd geduurd, maar uiteindelijk zijn er 375 fte binnen de AVIM beschikbaar voor de recherchecapaciteit op mensenhandel. Dat is in overeenstemming met alle afspraken. Die mensen zijn er dus ook echt.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik begrijp dit antwoord van de Staatssecretaris wel, als je op papier naar de formatie kijkt: in het verleden waren er vacatures, maar die zijn nu opgevuld, dus dan is het probleem min of meer weg. Maar ik vraag me af of dat beeld ook oprijst als je een mensenhandelrechercheur rechtstreeks deze vraag stelt: «Zijn jullie op sterkte? Kunnen jullie doen wat je moet doen?» Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegenaan? Wat zou zo'n rechercheur dan antwoorden?
Staatssecretaris Harbers:
Nou, ik weet het antwoord. In het eerste halfjaar van mijn bezigheden op deze portefeuille heb ik die vraag ook gesteld. Ik ben bij diverse teams langs geweest. Het antwoord was toen: nee, we zijn nog niet op sterkte. Het is ook pas sinds kort dat we die situatie hebben. De inhaalslag is dus gemaakt, inclusief de besteding van de extra middelen voor extra fte. Nu is het zaak om met de teams die weer op sterkte zijn, ook daadwerkelijk meer zaken op te pakken. Er zullen ook nog opleidingsaspecten bij zitten, want niet iedereen zal gelijk op de eerste dag volleerd rechercheur mensenhandel zijn, maar we kunnen er nu weer mee aan de slag. De capaciteit van de AVIM en de teams mensenhandelrecherche is ook maar een deel van het verhaal. Over de middelen uit het regeerakkoord kan ik overigens tegen de heer Bouali zeggen dat die natuurlijk niet alleen voor 2018 zijn geregeld, maar ook voor de volgende jaren. Anders zou het een beetje rare investering zijn. Die geruststelling kan ik dus geven. Maar dit is maar een deel van het verhaal. Met de andere middelen uit het regeerakkoord leiden we bijvoorbeeld eerstelijnspolitiemedewerkers op. Dus naast de AVIM en de teams mensenhandelrecherche krijgen alle eerstelijnspolitiemedewerkers, dus de mensen die in het dagelijks werk te maken kunnen krijgen met mensenhandel, een extra training in het herkennen van mensenhandelsignalen. Die opleiding is voor de zomer van dit jaar opgeleverd. Dit najaar is een pilot gestart met één basisteam per eenheid. Dat zijn de eerste trainingen. Daarna wordt gekeken of de training helemaal voldoet. Meteen daarna volgt de landelijke uitrol. Ik denk dat we daarmee de grootste stap zetten binnen de politie. Het is uiteindelijk natuurlijk niet aan de rechercheurs om alle signalen te herkennen. Die moeten elders herkend worden, zodat de rechercheurs aan de slag kunnen. Die inhaalslag zijn we met deze training ook aan het maken.
De heer Van Nispen (SP):
Ik ben het er zeer mee eens dat alle agenten signalen van mensenhandel moeten kunnen oppikken. Ook ben ik het eens met wat collega's zeiden, namelijk dat dit eigenlijk een veel bredere taak is voor de hele samenleving. Ik begrijp het antwoord van de Staatssecretaris. Ik vertrouw er ook op dat die stappen in de goede richting worden gezet. Maar daarmee is het levensgrote probleem waarmee de politie op dit moment nog steeds te maken heeft, nog niet opgelost. Dat heeft absoluut te maken met de heel grote bezuinigingen uit het verleden, waardoor er een heel grote uitstroom was en er over de hele breedte toch vacatures zijn. Dit onderdeel van de politie kan dan op papier wel op sterkte zijn, maar de zorgen zijn toch terecht. Ik vraag de Staatssecretaris om heel goed in de gaten te blijven houden hoe het gaat en of de rechercheurs blijven zeggen dat ze datgene hebben wat ze nodig hebben om hun werk goed te doen en dit verschrikkelijke strafbare feit voldoende aan te pakken. Ik zeg dit ook omdat dit een haaldelict is en je dus moet gaan zoeken voordat je het vindt.
Staatssecretaris Harbers:
Ja. Laat ik hier vooral niet de controverse zoeken met de Kamer, want we zijn het gewoon eens. Ik heb ook aangetroffen dat het nog niet op orde was. Het enige wat je dan kunt doen, is zorgen dat de bezetting weer op sterkte komt. De zorgen deel ik. We blijven dit ook de komende jaren in de gaten houden.
De heer Segers (ChristenUnie):
Ik wil hier graag even op aansluiten. De Staatssecretaris zegt terecht dat er druk lag op de organisatie vanwege de migratie-instroom. Ik weet inderdaad ook dat de politie heeft gezegd dat zij vanwege de dreiging van terrorisme druk was met andere zaken. Je ziet waar dat toe leidt: minder opsporing en minder veroordelingen. Binnenkort krijgen we nieuwe cijfers van de Nationaal Rapporteur. Ik ben bang dat die er niet goed uitzien als het gaat om opsporing en veroordeling van mensenhandelaren. Hoe borgen we dit? Hoe zorgen we ervoor dat het niet-conjunctuurgevoelig is of in de mode is om ertegen te strijden, maar dat het gewoon constant de aandacht behoudt binnen de politieorganisatie en het OM?
Staatssecretaris Harbers:
Door de maatregelen die ik zonet noemde. Verder borgen we het de komende jaren in de afspraken met de korpsleiding.
De heer Segers (ChristenUnie):
En daarover lopen gesprekken met de korpsleiding? Ik heb over hetzelfde onderwerp gesproken met de korpsleiding, die zei: tja, het was ook even lastig en ingewikkeld. Het gemak waarmee de aandacht dan toch verslapt, we toch weer even wegkijken en daarmee slachtoffers in de steek laten, vind ik wel heel pijnlijk. Wat mij betreft is dit dus een warme aanmoediging om het gesprek te blijven voeren.
Staatssecretaris Harbers:
Ja, absoluut. Daar kunt u van op aan, want ik leg me er niet bij neer als we het, in de woorden van de heer Segers, conjunctuurgevoelig zouden maken. Een deel van de oplossing ligt overigens buiten de onderwerpen die we vanochtend bespreken. Dat is het andere deel van mijn portefeuille. Als we erin slagen om de flexibilisering van de asielketen en het opvangen van schommelingen beter voor elkaar te krijgen – daar loopt een programma voor – betekent dat ook dat we in tijden van piekinstroom minder snel roofbouw hoeven te plegen op dat deel van de AVIM dat zich inzet voor andere taken. Het hangt dus wel daarmee samen. Ik zet me daar vanzelfsprekend ook voor in.
Voorzitter. We doen nog een paar andere dingen bij het op peil brengen van de beschikbare capaciteit, zoals een uitbreiding van de analysecapaciteit van het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel en het aanstellen van een zaakcoördinator bij het OM, die in 2017 is begonnen. Ook is er dit jaar een extra officier van justitie aangesteld met ondersteuning op het specifieke terrein van de mensenhandel. Daarnaast experimenteert de politie om de samenwerking tussen blauw, de AVIM en de intelligence effectiever te maken, ook weer om mensenhandelsignalen beter in kaart te krijgen.
Dan het bredere vraagstuk van de signalering. Ik noemde het al in mijn inleiding: moeten we het niet veel breder trekken en ook burgers informeren over hoe zij signalen kunnen melden? Hoe meer ogen, hoe beter. Daarbij geldt natuurlijk dat een slachtoffer van mensenhandel vaak afhankelijk is van mensen in zijn of haar eigen omgeving om uit de uitbuitingssituatie te kunnen komen. Daar begint de signalering dus al. Vervolgens kunnen allerlei soorten professionals een rol spelen. De afgelopen jaren is ook geïnvesteerd in het trainen van professionals in bijvoorbeeld de vreemdelingenketen en bij de politie, maar ook in de vrouwenopvang en de jeugdzorg en bij de gemeenten. Op de specifieke instanties kom ik straks nog terug. In het kader van het Nationaal Verwijsmechanisme is een indicatorenlijst ontwikkeld. Ook is er een website, wegwijzermensenhandel.nl. Dat zeg ik over uw hoofd heen ook maar even tegen de kijkers thuis. Daar zijn verschillende praktische handleidingen te vinden om verschillende vormen van mensenhandel te signaleren. Die wegwijzer bevat ook een apart onderdeel gericht op bezorgde burgers waarin staat wat zij kunnen doen met signalen die ze waarnemen. Ook in het nieuwe plan van aanpak zal aandacht worden besteed aan het verder trainen van professionals om slachtoffers van mensenhandel vroegtijdig te signaleren. Daaroverheen is er natuurlijk ook de bewustwording van het grote publiek. Mocht men vandaag signalen hebben, meld ze dan bij Meld Misdaad Anoniem, de politie of CoMensha.
Ik zei al in de inleiding dat mensenhandel natuurlijk veel meer inhoudt. In Nederland houdt het met name ook arbeidsuitbuiting in. In het regeerakkoord is 50 miljoen vrijgemaakt om de Inspectie SZW te versterken. De middelen worden geleidelijk, oplopend naar 2021, beschikbaar gesteld. Ongeveer 75% van dat budget valt onder het kopje «eerlijk werk». Binnen dat kopje is het tegengaan van arbeidsuitbuiting een zwaar onderdeel. Ook hier geldt overigens dat het aantrekken en opleiden van inspecteurs tijd vergt. Je zult dus echt niet van het ene op het andere moment de grote resultaten zien. Dat zal een iets langere termijn vergen, maar het is wel begonnen. De Kamer wordt binnenkort door de Staatssecretaris van SZW geïnformeerd over de nadere besteding van de bijbehorende middelen.
Criminele uitbuiting is een ander onderdeel van het bestrijden van mensenhandel. Ik begin dan maar even met de vraag van mevrouw Buitenweg over de Romakinderen. Er waren ook veel vragen over de percentages en of we daar zicht op hebben. Die percentages hebben we niet. Dat heeft een reden, namelijk dat we niet registreren op etniciteit en we dus niet specifiek kunnen maken hoeveel schoolverzuim er is onder in dit geval Romakinderen. Wel weten we uit de praktijk – dat is duidelijk te zien – dat we resultaten boeken daar waar een duurzame, intensieve aanpak wordt ingezet. Dat is overigens niet van de ene op de andere dag geregeld; je moet dat echt langjarig vasthouden. We weten dat het in Lelystad niet bij één jongere is gebleven. Inmiddels hebben meerdere jongeren uit de Romagemeenschap niet alleen voortgezet onderwijs gevolgd, maar dat ook afgerond. In Veldhoven was ook sprake van een duurzame aanpak. Daar zijn we bezig om dezelfde resultaten te boeken. Er is een toolkit ontwikkeld binnen het programma Aanpak uitbuiting Romakinderen, die beschikbaar is via het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en allerlei handreikingen biedt. Er zijn dus in ieder geval voldoende instrumenten beschikbaar voor de gemeenten om hiermee aan de slag te gaan.
Zal ik de huwelijksdwang nog even noemen voordat er wordt geïnterrumpeerd, voorzitter? Het specifieke onderwerp van de huwelijksdwang dient natuurlijk altijd te worden aangepakt. Kindhuwelijken zijn bij wet verboden. Elke vorm van huwelijksdwang is strafbaar. Er is specifiek gevraagd naar kindhuwelijken bij Roma, maar dit wordt niet specifiek bijgehouden voor Roma, weer wegens dezelfde wettelijke beperking. Naast de strafrechtelijke aanpak worden hier preventieve maatregelen genomen, zoals het trainen van professionals, zodat zij signalen die op aankomende uithuwelijking kunnen duiden snel opvangen en hierop acteren. We weten dat naar school gaan heel preventief kan werken tegen vroege uithuwelijking. Het is vooral effectief als je het niet tot dit aspect beperkt, maar het inbedt in een integrale aanpak waarin sprake is van zowel drang als zorg.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Ik krijg het idee dat de Staatssecretaris het probleem wel een beetje makkelijk wegredeneert en het een beetje wegdefinieert. Hij zegt bijvoorbeeld dat huwelijksdwang verboden is, dat kindhuwelijken verboden zijn en dat je geen religieus huwelijk mag sluiten zonder burgerlijk huwelijk. Dat is dus verboden, maar er is niemand vervolgd. Het is strafbaar gesteld, maar er is nog niemand voor vervolgd, terwijl de huwelijken wel plaatsvinden. De Staatssecretaris kan dan wel zeggen dat hij niet mag registreren op etniciteit, en dat klopt, maar ik verwacht echt wel iets meer als er kindhuwelijken plaatsvinden. Of ontkent u dat er huwelijken plaatsvinden met meisjes onder de 18 jaar? Als die plaatsvinden, kan het antwoord toch niet zijn «ja, maar het is formeel strafbaar dus het probleem is opgelost»? Er is nog nooit iemand voor vervolgd!
Staatssecretaris Harbers:
Ik neem het probleem zeer serieus. Afgezien van het feit dat we niet op etniciteit registreren, hebben we natuurlijk wel een aantal specifieke maatregelen voor deze groep genomen, bijvoorbeeld in het programma Aanpak uitbuiting Romakinderen. Dat is helemaal specifiek op deze groep gericht. Het is langjarig, want dit moet je echt heel intensief vasthouden. Je moet ook binnenkomen in de groep. We weten dat dat laatste ook heel lastig is, maar het lukt dus wel in een aantal gemeenten waar relatief veel Roma wonen. Specifiek voor de vervolging van huwelijksdwang geldt dat het begint bij signalering. Je moet een aanwijzing hebben. Ik kan van hieruit niet verordonneren dat er een straf opgelegd moet worden als er geen bewijs is dat tot strafvervolging kan leiden. Ik wil wel heel graag dat we er de komende jaren in slagen om de signalen vaker te herkennen en die signalen ook opwerken tot een aangifte die leidt tot strafvervolging. Als we erin slagen dat die signalen worden herkend, ook door middel van alle andere maatregelen die we nemen, bereiken we ons doel. Als de vraag van mevrouw Buitenweg is of ik ervoor kan zorgen dat er morgen wel vervolgd wordt, zeg ik: nee, dat kan ik niet. Het begint namelijk helemaal aan het begin van de keten met signalering, aangifte et cetera.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het klopt dat het daarmee begint. Daarom begon ik er ook mee dat kinderen naar school moeten gaan. Dat is namelijk een belangrijke plek waar signalering kan plaatsvinden. De Staatssecretaris kan wel zeggen dat hij geen cijfers kan geven, maar in de brieven die wij krijgen wordt er wel geschermd met cijfers. Althans, er wordt gezegd: «Wij hebben echt iets heel goeds gedaan, want niet 100% van de meisjes blijft meer thuis na hun 12de jaar. Er zijn nu dus ook meisjes die naar de middelbare school gaan». Ja, dat mag ik hopen! Ede en Nieuwegein hebben een redelijke aanpak waarbij ouders ook dwangsommen worden opgelegd. Ik snap best dat de Staatssecretaris heel veel zaken op zijn bordje heeft, maar ik heb toch niet het idee dat dit prioriteit heeft. Ik vraag de Staatssecretaris of hij bereid is om te kijken of de aanpak van Ede en Nieuwegein ook in andere gemeenten effectief kan zijn. Als we met z'n allen willen dat er meer signalen komen, zullen we toch ook ons uiterste best moeten doen om te zorgen dat die meisjes bij ons in beeld zijn.
Staatssecretaris Harbers:
Ja, dat zeg ik toe. Natuurlijk doen we dat. Sterker nog, we deden het al. De resultaten uit Ede, uit Nieuwegein, uit Lelystad zijn juist al bij elkaar gebracht in een integrale aanpak die beschikbaar is voor alle gemeenten die met dit probleem worden geconfronteerd. Het probleem is natuurlijk groter. Het betreft niet alleen Romakinderen. Schoolverzuim in zijn algemeenheid kan duiden op signalen van mensenhandel. Er is een veelheid van bewindspersonen die met mij het plan van aanpak ontwikkelen en ondertekenen. Om die reden is ook collega Slob in het kabinet aangehaakt, juist vanwege het tegengaan van schoolverzuim en de rol van de inspectie en gemeenten daarbij. Het is onze ambitie om dat verder te versterken. Maar helemaal in de kern: ja, dat doen we. Er is ook strategisch overleg tussen de «Romasteden», dus steden waar veel Roma wonen. Ieder signaal wordt daar besproken, verder uitgewerkt en van een antwoord voorzien.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dat komt ook terug in het plan van aanpak, mag ik hopen.
Staatssecretaris Harbers:
Jazeker.
De voorzitter:
Dat laatste was een punt van orde; gaat u verder.
Staatssecretaris Harbers:
Daarmee ben ik automatisch beland bij de rol van gemeenten. Om te beginnen investeert het kabinet in de opvang van en hulpverlening aan slachtoffers van mensenhandel. In totaal is daarvoor in deze kabinetsperiode een bedrag van 12 miljoen euro extra beschikbaar. We zijn al begonnen om dat geld uit te geven. In het Interbestuurlijk Programma dat het kabinet heeft afgesloten met de VNG is afgesproken dat de gemeenten de zorgcoördinatiefunctie nu landelijk dekkend gaan organiseren. Een commissie van de gemeenten onder leiding van de burgemeester van Leiden had dat al aanbevolen. Ook is afgesproken dat alle gemeenten beleid ontwikkelen voor de aanpak van mensenhandel. Ik tref nu gelukkig een VNG en gemeenten die echt niet van zins zijn om daar vier jaar mee te wachten, zodat ze over vier jaar allemaal net aan de afspraak voldoen. Ik kan mevrouw Kuiken toezeggen dat ik de Kamer jaarlijks zal rapporteren hoever we daarmee zijn.
Ik zie gelukkig ook dat er al heel veel dingen gebeuren bij diverse gemeenten. Dat zijn projecten die ook weer een uitstraling hebben naar andere gemeenten. Ik heb dat in Amsterdam gezien, waar ik heb gezien hoe goed de opvang is geregeld en hoe goed de verschillende ketenpartners samenwerken. Ik ga morgen in Rotterdam een kijkje nemen op dit gebied. Enschede heeft een Meldpunt Loverboyproblematiek, met een casusoverleg waar bijvoorbeeld ook de wijkteams van Veilig Thuis aan tafel zitten. Apeldoorn legt de nadruk op preventie en vroegsignalering en werkt daartoe heel veel samen met scholen. Utrecht heeft het meldpunt Seksuele uitbuiting bij Veilig Thuis ondergebracht. Limburg heeft al een paar jaar de ketenregie Mensenhandel, het overleg met alle partijen voor zorg en veiligheid, aan tafel. Er gebeurt heel veel en dat bij elkaar moet gemeenten inspireren om te zeggen: nu gaan we allemaal tot de laatste gemeente ervoor zorgen dat er beleid is. Daartoe heeft de VNG een coördinator aangesteld die de gemeenten daarbij gaat helpen. Dat is een coördinator-projectleider, maar dat zal ongeveer hetzelfde zijn. Zij werken nauw samen met CoMensha.
CoMensha is – en dat is niet van de ene op de andere dag – ook al lange tijd aan de slag om de problematiek van de slachtoffers zichtbaar te maken bij gemeenten en om goede afspraken te maken over het stelsel, ook weer over die landelijk dekkende functie van zorgcoördinatie. CoMensha gaat aan de slag ook om bijvoorbeeld te bevorderen dat mensenhandel eerder en vaker wordt gesignaleerd door medische professionals. Volgens mij hintte de heer Bouali daarop in zijn bijdrage.
Maar de Kamer heeft gelijk, het aantal gemeenten dat het niet deed, is veel en veel te groot. Het was ook geen punt van discussie met de VNG toen we dit in het bestuurlijk programma afspraken. Ik ben blij dat het daarin stevig aandacht heeft gekregen.
De voorzitter:
Excuus, de heer Van Oosten heeft nog een vraag.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik heb op dit punt wat meer precieze vragen gesteld aan de Staatssecretaris. Bijvoorbeeld om toch wat meer reflectie te geven op het onderzoek dat dit weekend breed werd uitgemeten in de regio Eindhoven. Daar ging het in het bijzonder om mannenprostitutie. De afwezigheid van een zorgcoördinator die dit soort mannen had kunnen helpen uit deze seksuele exploitatie te komen, werd daaraan gekoppeld. Ik heb de Staatssecretaris gevraagd of de aantallen die daarin worden genoemd, kloppen. Ik heb ook gevraagd of gemeenten aan hun verplichtingen voldoen. Daar is wel iets over gezegd. Ik heb goede voorbeelden genoemd, maar ik begrijp ook dat een heleboel dat niet doen. De Staatssecretaris verwijst dan naar de VNG waar een coördinator wordt aangesteld. Ik had graag van de Staatssecretaris gehoord dat hij daar zelf een rol bij gaat spelen. Die aspecten mis ik eigenlijk nog. Daar kom ik langs deze weg dus nog even bij de Staatssecretaris op terug.
Staatssecretaris Harbers:
Ik zoek even mijn mapje jongensprostitutie; dat zit verderop. Het antwoord op die vragen krijgt u straks.
De voorzitter:
We parkeren dit nog even en als het nodig is, krijgt u nog een tweede interruptie.
Staatssecretaris Harbers:
En mijn rol? Natuurlijk ga ik ook zelf naar de VNG. Ik vind het goed dat de gemeenten zelf op een gegeven moment de burgemeester van Leiden hebben gevraagd om dit nog eens in kaart te brengen en hen aan te jagen. Dit gebeurde zonder dat het Rijk zich daarmee bemoeide, maar ik ben wel eerder dit jaar met hem gaan spreken over de vraag wat daaruit komt en hoe wij dit kunnen versterken, ook al vanuit de gedachte dat ik besef dat wat wij hier ook doen in Den Haag... Natuurlijk, capaciteit politie en recherche en zo, dat kunnen we hier vanuit Den Haag, maar dat heeft te weinig effect en misschien wel geen effect op het moment dat niet van onderop iets wordt gedaan met de signalen van burgers in de gemeenten, inclusief zorg, onderwijs et cetera. Dat is de plek waar je mensenhandel het meest effectief bestrijdt. Ik stel op dit moment vast dat gemeenten dat ook echt wel beseffen en daarmee aan de slag zijn gegaan.
Dan internationaal; de heer Bouali vroeg of het mogelijk is om daar extra aandacht aan te besteden. In de eerste plaats is er de vaststelling – die de Kamer natuurlijk ook al deed – dat internationale samenwerking bij de bestrijding van mensenhandel essentieel is. Dat is ook de reden dat Nederland al geruime tijd heel actief is op dit terrein. De Nederlandse politie werkt al jaren samen met het Verenigd Koninkrijk in een leidende rol in het EMPACT-project Mensenhandel waarin 26 EU-lidstaten operationeel samenwerken. De Inspectie SZW en de Britten hebben in het kader van datzelfde EMPACT-project de afgelopen drie jaar Europese actiedagen tegen arbeidsuitbuiting georganiseerd. In VN-verband zijn recentelijk op initiatief van Nederland sancties tegen mensenhandelaren ingesteld, de Kamer hintte daar ook op. Het is misschien een beetje een rare uitdrukking in dit verband, maar het smaakt naar meer. Het was een lange weg in de VN-Veiligheidsraad om daar ook alle vijftien leden van de Veiligheidsraad achter te krijgen, maar het is wel gelukt. Het is ook deze week nog weer in de Algemene Vergadering in New York neergezet als een voorbeeld van wat de VN ook moet doen. Dit vindt steeds meer internationale aansluiting.
Bij het plan van aanpak zullen wij ook bekijken waar wij onze internationale inspanningen verder kunnen versterken. Ik zeg erbij dat ik niet denk dat het een kwestie van geld is; er werd gehint op meer geld voor de OVSE. Nederland draagt daar royaal aan bij. Het is vooral het versterken van de internationale samenwerking op dit op dit gebied waar wij echt wel een leidende rol vervullen.
De heer Bouali (D66):
Dank aan de Staatssecretaris voor zijn heldere verhaal. Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij alle onderdelen van de keten versterken, dus ook aan de bronkant. Ik deed inderdaad een suggestie, in mijn bewoordingen, voor financiële of andere ruimte om te kijken of wij expertise kunnen leveren aan de OVSE. U gaf al aan dat daaraan wordt gewerkt in de VN-Veiligheidsraad. De OVSE is natuurlijk een kleinere, Europese club. Daarin zitten ook heel veel van de bronlanden waar de mensenhandel vandaan komt. Dus als u inderdaad ruimte ziet om daar die samenwerking aan te halen, juicht mijn fractie dat toe.
Staatssecretaris Harbers:
Jazeker. Wij zullen bekijken of er ergens nog nadere expertise nodig is, maar ik heb niet de indruk dat het daaraan schort op dit moment. Misschien mag ik tegelijkertijd ook de vraag van de heer Van Oosten beantwoorden die ook een aantal specifieke vragen had als: waar vandaan, wat zijn bronlanden, et cetera. U kent uw eigen vragen het beste. Ja, wij zetten stevig in op internationale opsporing. De belangrijkste bronlanden zijn Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemenië en Nigeria. De volgorde wisselt in de afgelopen jaren, maar deze vijf landen staan er eigenlijk altijd wel bij, helaas. Met die landen werken we al langere tijd goed samen, met de Europese landen vaak ook in de vorm van joint investigation teams. In Roemenië is al een politie liaisonofficer die ook Bulgarije en Hongarije bestrijkt. In Nigeria is een liaisonofficer van de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast komen er nog drie politie liaisonofficers in verschillende landen. We zijn op dit moment in samenspraak met politie, OM en het departement van Justitie en Veiligheid aan het bekijken waar die liaisons het beste kunnen worden geplaatst, waar zij het beste toegang hebben tot de politie in de betreffende regio van landen, met welk takenpakket en voor hoelang. Eerdaags wordt duidelijk waar de aanvullende capaciteit naartoe gaat.
Daarnaast geeft de Nederlandse politie al jaren leiding aan de Europese operationele samenwerking tegen mensenhandel. Dat doen we ook weer samen met de Britten. Wij richten ons dus op een veelheid van zaken. Er is overigens ook nog een sub-project van het EMPACT-project dat zich specifiek richt op de Nigeriaanse mensenhandel. Ook daar participeert Nederland in met kennis en expertise. Voor het vervolmaken hiervan verwijs ik naar het binnenkort te verschijnen plan van aanpak.
De heer Van Oosten (VVD):
Dank in ieder geval voor het benoemen van de bronlanden Bulgarije, Roemenië, Hongarije en Polen; ik heb snel meegeschreven. Dat zijn Europese landen. Ik begrijp dat daar ook de slachtoffers vandaan komen en dat de slachtoffers die nationaliteit hebben. Dan denk ik: de Staatssecretaris gaat binnenkort naar Brussel, Luxemburg en Wenen om daar met de collega's over Europese samenwerking te praten. Is de Staatssecretaris dan ook bereid om dit thema, waar wij elke keer weer met elkaar over spreken, actief bij deze collega's onder de aandacht te brengen en gewoon te zeggen: jongens, wij zijn niet tevreden over wat jullie doen? Blijkbaar is het probleem daar nog niet opgelost, want de slachtoffers blijven komen. Wij moeten de daders hier knetterhard aanpakken, maar het zou ook zo moeten zijn dat er geen slachtoffers kunnen ontstaan. Dan moeten die landen daar aan de lat en die criminele bendes in die landen zullen ook moeten worden aangepakt. Wilt u dit onder de aandacht brengen van uw collega's in Europa?
Staatssecretaris Harbers:
Ja, zeker. Dat heb ik ook bij diverse collega's bilateraal en ook in Europees verband al gedaan. Ik wijs erop dat landen in toenemende mate op regeringsniveau bereid zijn... Ik zei al dat er in Roemenië al een liaison van de politie is die ook Bulgarije en Hongarije bestrijkt. Dat gaat ook steeds beter. En ja, ik spreek daar de collega's op aan, want dit is toch een van die dingen die je, als je samenwerkt in de Europese Unie, toch niet in Europees verband wilt hebben.
De heer Van Oosten (VVD):
Dank. Zou ik dan het verzoek mogen neerleggen – wellicht moet dat via onze eigen griffie – om bij een volgende JBZ-Raad wellicht een klein paragraafje te wijden aan dit thema zodat wij ook zelf, als Kamerleden, scherp blijven op dit onderwerp en eventueel onze bewindspersonen dit vraagstuk kunnen meegeven? Wij hebben altijd algemeen overleggen ter voorbereiding van de Minister en de Staatssecretaris op weg naar Brussel.
Staatssecretaris Harbers:
Mag ik het ietsje breder toezeggen? Ik weet niet of bijvoorbeeld de eerstkomende JBZ-Raad zich daarvoor leent. Laat ik de Kamer toezeggen dat ik ook samen met collega's Grapperhaus en Dekker zoek naar een gelegenheid om dit thema in een van de eerstkomende JBZ-Raden stevig naar voren te brengen, want het zou zomaar hun deel van de agenda kunnen zijn.
De heer Van Oosten (VVD):
Dank.
De voorzitter:
Wij noteren dit als toezegging. Heeft de heer Bouali nog een vraag?
De heer Bouali (D66):
Dank aan de Staatssecretaris voor de uitleg die hij hierover geeft. Hoor ik het goed dat hij zegt dat er drie fte's komen? Dat staat nu in de planning. Is het mogelijk dat wij dadelijk in het actieplan een nadere invulling krijgen van andere fte's of is dit het maximum?
Staatssecretaris Harbers:
Er komen drie aanvullende liaisons van de politie. Dat wil niet zeggen dat dat de volledige capaciteit is, want in een aantal landen, buiten de landen die ik net noemde, zijn op dit moment al liaisonofficers actief, bijvoorbeeld in Italië. Zij acteren natuurlijk ook op signalen van mensenhandel. Maar aanvullend komen er nog drie bij die straks een regio van landen zullen bestrijken.
Dan de straffen. Een aantal partijen heeft gevraagd naar de daling van de gemiddelde straffen voor mensenhandel. Dit verschrikkelijke misdrijf moet natuurlijk hard worden bestraft. De gemiddeld opgelegde straf over 2017 laat ten opzichte van het jaar daarvoor wel een lichte stijging zien van 585 naar 615 dagen, maar wij zijn nog in afwachting van de officiële cijfers over 2017; die verschijnen begin volgend jaar in de Dadermonitor van de Nationaal Rapporteur.
De daling in de hoogte van de opgelegde straffen ten opzichte van wat ik dan maar even het «piekjaar» noem, 2013, laat zich waarschijnlijk deels verklaren door de beperkte beschikbare capaciteit en expertise bij de politie, de Koninklijke Marechaussee en het OM. Ik heb al gezegd dat de bezetting een tijd onder druk stond en minder was dan nodig was. Als gevolg daarvan zijn er minder grote zaken opgepakt wat ook weer gevolgen heeft voor de gemiddelde duur van de opgelegde straffen.
Ik ben de eerste om te erkennen dat de daling van de gemiddelde straffen zich ongemakkelijk verhoudt tot de verhoging van de strafmaat die in 2013 is doorgevoerd. Gegeven de analyse van de oorzaken denk ik overigens dat een verdere verhoging van de strafmaat geen effect zal hebben. Ik denk dat het huidige strafrechtelijke instrumentarium voldoende is toegerust om ervoor te kunnen zorgen dat daders hun verdiende straf krijgen. Rechters moeten natuurlijk ook de vrijheid houden om naar hun oordeel passend te kunnen straffen. Om die reden zijn er ook geen minimumstraffen ingevoerd.
Specifiek werd gevraagd naar de straffen opgelegd in de Valkenburgse zedenzaak; een dag celstraf en voor de rest een taakstraf. Die taakstraf mag alleen worden opgelegd in combinatie met een vrijheidsbenemende maatregel. Die was in dit geval inderdaad met een dag ongeveer de minimale vorm van vrijheidsbeneming. Tegelijkertijd oordelen de rechters op grond van alle omstandigheden van het geval binnen de wettelijke kaders welke straf moet worden opgelegd. In 2015 is de richtlijn voor strafvordering art. 248b (Strafrecht) van het OM in werking getreden die zegt dat voor seks met een minderjarige tegen betaling, een strafmaatrichtlijn geldt die begint bij zes maanden onvoorwaardelijke celstraf. In enkele zaken, zoals de Valkenburgse zaak, hebben we gezien dat de rechters in eerste aanleg een lagere straf hebben opgelegd. Begin dit jaar heeft uw Kamer een evaluatie van het taakstrafverbod ontvangen. Ook collega Dekker heeft onlangs in zijn beleidsreactie aangegeven dat er in het huidige stelsel voldoende waarborgen zijn voor een passende straftoemeting en dat hij geen aanleiding zag om de rechterlijke straftoemetingsvrijheid te beperken door voor deze delicten minimumstraffen in te voeren. Met het feit dat het OM sinds 2015 actiever inzet op de opsporing en vervolging van personen die betaalde seks hebben met minderjarigen, zullen we de komende jaren wel de ontwikkeling in de strafoplegging in 248b-zaken nauwlettend volgen. Als dat leidt tot het oordeel dat we daarover in gesprek moeten met de Raad voor de rechtspraak, dan zullen wij dat gaan doen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Het kan natuurlijk ook zijn dat de wetgever niet helder genoeg is dat er inderdaad binnen de wettelijke marge wordt gestraft. Ik weet bijvoorbeeld van het Openbaar Ministerie dat er daar klachten zijn over het feit dat de rechtbank zegt dat aan het over de grens brengen van mensen naar Nederland – dat op zichzelf al strafbaar is – ook nog uitbuiting moet worden toegevoegd, dat moet er nog eens extra worden bijgelegd. Soms vindt er dus gaandeweg een verzwaring plaats en wordt de lat hoger gelegd voor het OM terwijl dat nooit de bedoeling van de wetgever was. Dan kan het zijn dat er ook wettelijk een hiaat is. Zou het een idee kunnen zijn om dat eens tegen het licht te houden en in een gesprek met zowel het OM als de Raad voor de rechtspraak te vragen of de wetgeving wel duidelijk genoeg is?
Staatssecretaris Harbers:
Ik doe het liever stap voor stap. Je moet op een gegeven moment ook wel een aantal zaken hebben voordat je tot de conclusie komt dat de wet wellicht niet voldoende duidelijk is. We doen het dus ook liever op een moment dat we zicht hebben op wat meer zaken, maar dan begint het er wat mij betreft wel mee dat we met het OM nauwlettend volgen hoe dit in de praktijk gaat voordat we de stap zetten naar verder overleg met de Raad voor de rechtspraak. Maar het punt van de heer Segers herken ik en wij kijken ook zelf of dit in de toekomst wellicht aanleiding geeft tot verdere beschouwingen.
De heer Segers (ChristenUnie):
Dank daarvoor, want het is inderdaad wel belangrijk om dat gesprek te blijven voeren. Wij moeten dus ook zelf onze taak goed uitvoeren. Als wij enig licht laten bestaan tussen de bedoeling en dat wat er in de wet terechtkomt, moeten wij dat ons ook aantrekken.
Dan die taakstraf, die toch omzeild wordt. Tenminste, die wordt opgelegd terwijl wij eigen willen dat er geen taakstraf komt. Daarvoor geldt dat het eigenlijk nog heel erg in de kinderschoenen staat, de aandacht voor de klant van een minderjarige prostitué. En dan was het nog niet eens een slachtoffer van mensenhandel. Ik denk dat het van belang is om dat goed in het gesprek te brengen, omdat die wet recent is en de veroordelingen recent zijn. We kijken vooral naar die Valkenburger zaak. Het is dan wel van belang om echt de vinger aan de pols te houden en dat bij beide organen ter sprake te brengen op een prudente wijze die recht doet aan de scheiding der machten.
Staatssecretaris Harbers:
Zeker vanwege dat laatste, die prudente wijze, maak ik, hoewel ik me het gevoel van de heer Segers heel goed kan voorstellen, één pas op de plaats, juist omdat het recent is. Ik denk dat je die gesprekken pas moet voeren op het moment dat je structureel ziet dat dit in de praktijk anders uitwerkt. Daar zijn we niet of nog niet, maar die terughoudendheid wil ik er dus nog even in aanbrengen. We blijven het nauwlettend volgen.
Dan ga ik over naar het volgende onderwerp, de jeugdzorg. Mevrouw Kuik en mevrouw Kuiken vroegen daarnaar. In de eerste plaats de schuldenproblematiek in jeugdhulpinstellingen. Bij het signaleren van mensenhandel bij jongeren in instellingen moet natuurlijk op vele signalen worden gelet. Schuldenproblematiek kan daarbij meespelen, maar er zijn, zo zeg ik erbij, veel meer factoren waar hulpverleners goed op moeten letten, zoals bijvoorbeeld het netwerk van de jongere en wat zich daarin afspeelt. Voor de jeugdhulpinstellingen zijn door de commissie-Azough signaleringsinstrumenten ontwikkeld en handreikingen, zoals voor samenwerking van de zorg met de politie. Ook die houden we tegen het licht. Ik zeg u toe dat dat in het plan van aanpak verder van invulling wordt voorzien.
Een laagdrempelige chatfunctie werd als suggestie gedaan. Ik vind sowieso, of het nou via chat is of niet, dat het voor iedereen en zeker voor jeugdigen van belang is om laagdrempelig hulp te kunnen zoeken. Juist voor taboeonderwerpen kan dan inderdaad een anoniem kanaal om je melding te doen enorm helpen. Er zijn natuurlijk ook al diverse kanalen waar dat kan. Denk bijvoorbeeld aan De Kindertelefoon. Ik ga aan mijn collega van VWS vragen om te analyseren of dat aanbod voldoet of dat het nog verder uitbreiding behoeft.
Mevrouw Kuiken vroeg om aandacht voor loverboyproblematiek in jeugdhulpinstellingen. Het woord «loverboy» is gevallen, maar dat vind ik eigenlijk gewoon een rotwoord. Het zijn gewoon ordinaire mensenhandelaren. Laat ik dat hier maar eens even zeggen. In de aanpak trek ik samen op met de Minister van VWS, specifiek waar het bijvoorbeeld om de jeugdzorg gaat. En ja, we zien die berichten over het ronselen van jeugdigen, van meisjes, in instellingen. Meisjes die jeugdhulp ontvangen, moeten kunnen rekenen op een veilige woon- en leefomgeving. Als er gevaar is dat meisjes worden onttrokken aan de zorg, kan de rechter besluiten dat ze beter in een gesloten instelling hulp kunnen krijgen. De inspectie laat op dit moment een onderzoek uitvoeren naar de veiligheidssituatie in de instellingen. Op basis van dat onderzoek zal de inspectie beoordelen welke vervolgstappen nodig zijn en gaan wij daarop acteren.
De voorzitter:
Ik heb even een vraag. Wanneer komt dat onderzoek van de inspectie? Ik heb dat even niet scherp.
Staatssecretaris Harbers:
Mag dat in de tweede termijn?
De voorzitter:
Graag. Ik hoor dan ook graag of dat ook terugkomt in het plan van aanpak, vul ik daarbij aan.
Staatssecretaris Harbers:
Ja, dat laatste zeker.
De voorzitter:
Oké. Dat is dan omvangrijk.
Staatssecretaris Harbers:
Ja, zeker. Maar dat verdient dit onderwerp ook.
Dan de samenloop met het verblijfsrecht. In de eerste plaats de vraag van de heer Van Nispen waarom er geen geïntegreerde verblijfsregeling wordt ontwikkeld. Dat was een knelpunt dat door het Strategisch Overleg Mensenhandel werd geagendeerd. Daar hebben vervolgens een aantal gesprekken over plaatsgevonden met dat SOM. Het knelpunt dat zij constateerden, was dat slachtoffers van mensenhandel steeds vaker een asielvergunning lijken aan te vragen in plaats van een verblijfsregeling mensenhandel. Toen kwamen ze met het idee om dan een geïntegreerde verblijfsregeling te maken, waarin asielgronden en mensenhandelaspecten gelijktijdig getoetst worden.
Die signalen herken ik wel, maar ik deel niet de analyse dat dan een geïntegreerde verblijfsregeling daar een oplossing voor biedt. In de eerste plaats omdat het slachtoffers vrijstaat om voor een asielprocedure te kiezen in plaats van voor een verblijfsregeling mensenhandel. Heel vaak vragen slachtoffers daar expliciet om. Wanneer een vreemdeling asiel aanvraagt, is de IND verplicht om die asielaanvraag in behandeling te nemen. Een meer geïntegreerde verblijfsregeling biedt vervolgens geen garantie dat slachtoffers minder vaak voor een asielprocedure kiezen. Bovendien vindt binnen de huidige asielprocedure ook al een ambtshalve toets mensenhandel plaats. Daarnaast kunnen de slachtoffers ook nog een verblijfsvergunning mensenhandel aanvragen wanneer hun asielaanvraag is afgewezen. Tot slot, niet onbelangrijk in dit verband, stuit zo'n geïntegreerde verblijfsregeling zowel Europees- als nationaalrechtelijk op bezwaren. Het Hof van Justitie heeft verduidelijkt dat het in strijd is met de algemene opzet om een asielstatus toe te kennen aan derdelanders die zich in situaties bevinden die geen verband houden met de internationale bescherming, dus asiel. Kortom, er mag geen verwarring bestaan over de reden van verlening. Asiel is asiel en regulier is iets anders. Ook nationaal hanteert de Raad van State een strikte waterscheiding tussen asiel en regulier. Kortom, het probleem wordt herkend, maar ik denk dat we het echt in de huidige wet- en regelgeving al hebben opgelost omdat in een asielprocedure ook ambtshalve wordt getoetst op mensenhandel. We hebben daarnaast de verblijfsregeling mensenhandel. De werking daarvan hebben we recent verder uitgebreid, zodat de drempel om daar gebruik van te maken wat lager is.
De heer Bouali vroeg nog om de buitenlandse kinderen te beschermen tegen mensenhandel. Bijna alle medewerkers van het COA en de IND die in aanraking komen met vreemdelingen zijn getraind om signalen van mensenhandel te herkennen. Zodra bij een amv signalen van mensenhandel worden geconstateerd, wordt hij of zij in de beschermde opvang geplaatst. Daar vindt vervolgens een multidisciplinaire risicoanalyse plaats naar de kwetsbaarheden van de betrokken jongere. Naast IND en COA zijn ook Nidos, Jade, het EMM en de Evenaar erbij betrokken. Het belangrijkste waarmee begonnen moet worden, is om te werken aan het losmaken van de betrokken minderjarige van het mensenhandelnetwerk en het vooral ook weerbaar maken van de jongere. Dat pakken die partijen vervolgens op.
Dan de aangiftebereidheid. Daar vroegen de heer Van der Staaij en mevrouw Kuik naar, en ook mevrouw Kuiken. Laat ik even beginnen met een korte toelichting. Ik vermeldde in de inleiding al dat slachtoffers van mensenhandel niet altijd uit zichzelf aangifte doen. Het is dus belangrijk dat de politie signalen van mensenhandel herkent. Het is niet zo dat de politie altijd meteen iemand uitnodigt om aangifte te doen. Soms ontkennen mogelijke slachtoffers ook bij een eerste getuigenverklaring dat ze slachtoffer zijn. Motieven en persoonlijke overwegingen om geen aangifte te doen, kunnen buitengewoon uiteenlopend zijn. In die gevallen kan wel op andere manieren bewijs worden verzameld, in de vorm van een ambtshalve onderzoek. In een aantal van die gevallen doet het slachtoffer later wel aangifte en in een aantal gevallen niet, maar dat laatste staat een succesvolle vervolging niet per se in de weg.
Dat neemt niet weg dat het zeker ook belangrijk is om onnodige drempels voor het doen van aangifte zo veel mogelijk weg te nemen. Collega Grapperhaus, de Minister van Justitie en Veiligheid, heeft u hierover in een brief voor de zomer al geïnformeerd. De politie gaat onder meer met een pilot beginnen waarin geëxperimenteerd wordt met het horen van slachtoffers door een psycholoog, zodat zij zich meer op hun gemak voelen en beter kunnen vertellen wat hen is overkomen. Vervolgens is er – ik noemde het straks al – die training van de eerstelijns politiemedewerkers. Die is ook van belang. Dit is ook onderdeel van die training. Zo hebben zij eerder door dat er sprake is van een mogelijk slachtoffer van uitbuiting en kunnen zij die slachtoffers vervolgens doorgeleiden naar de medewerkers die gespecialiseerd zijn in het horen van deze slachtoffers. Daarmee kan mogelijk ook de aangiftebereidheid worden verhoogd.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het is natuurlijk goed dat dat gaat gebeuren voor de slachtoffers van mensenhandel. Het is ook goed dat Minister Grapperhaus bezig is om te kijken hoe hij het doen van aangifte makkelijker kan maken voor slachtoffers. Maar ik lees hier in het rapport, dat ook gaat over geweld tegen sekswerkers, dat heel veel sekswerkers sowieso een drempel ervaren om naar de politie te gaan en dat sommigen ook de ervaring hebben dat de politie ze niet serieus neemt of dat die zegt dat het doen van aangifte geen zin heeft, omdat bijvoorbeeld de escort de man toch in haar huis had uitgenodigd. Wat gaat de Staatssecretaris vragen aan Minister Grapperhaus om daarover op te nemen in zijn plannen ten aanzien van de politie? Want dat deel wordt eigenlijk helemaal nog niet meegenomen.
Staatssecretaris Harbers:
Ik denk dat de belangrijkste vorm daarvan juist ook weer het trainen van die politiemedewerkers is. Want ja, het komt voor en het zou niet moeten voorkomen. Het heeft voor een deel ook gewoon te maken met het op peil brengen van de kennis over wat je in een voorkomend geval kunt doen en naar wie je kunt doorverwijzen. Je kunt het daar niet bij laten zitten, dat signaal verder veronachtzamen en daar geen vervolgactie op inzetten. Precies dat is natuurlijk wat ik met collega Grapperhaus ga bekijken, hoe we dat vervolgens ook in de afspraken met de politie verder kunnen borgen.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Er is in zijn algemeenheid vaak een probleem met het doen van aangifte bij de politie. De vraag is hoe serieus je wordt genomen. We weten ook nog dat met name bij speciale groepen, zoals migrantenvrouwen, door de politie wordt gezegd: is dat ook niet een probleem in uw omgeving? Juist voor deze groep sekswerkers is er vaak nog een extra obstakel. Ik ben blij dat u het serieus neemt en ik hoop dat dat ook in de plannen van Minister Grapperhaus als apart iets benoemd zal worden en dat wordt gekeken hoe hier nou extra aandacht aan kon worden gegeven, omdat we allemaal hebben gezien dat het geweld tegen sekswerkers heel problematisch is en dat daar ook echt een extra tandje bij moet worden gezet door de politie.
Staatssecretaris Harbers:
Kort en goed: daar ben ik het mee eens.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik had het in mijn vraag over de aangiftebereidheid ook nog over de heel specifieke context van die datingsites die in feite een platform voor prostitutie zijn, die sugardaddypraktijken. Mijn vraag is of de Staatssecretaris daar ook nog specifiek op wil reageren, of ook die datingsites die in feite verkapte prostitutie opleveren in de gaten worden gehouden. Wordt ook aangemoedigd dat naar aanleiding van de verhalen die bijvoorbeeld door de uitzending van Rambam aan het begin van dit jaar naar voren zijn gekomen wordt gekeken hoe je meer kunt onthullen wat daar gebeurt en wordt gestimuleerd om aangifte te doen als er sprake is van in feite seksueel geweld?
Staatssecretaris Harbers:
Ja, op een paar manieren. Wat ik niet weg kan nemen, is dat iemand persisteert, volhardt, in het feit dat hij of zij zich geen slachtoffer voelt. Uiteindelijk werkt daar niets tegen. In dit specifieke geval betrof het studentes, hoger opgeleid. Als ze helemaal aan het eind toch zeggen «ik ben geen slachtoffer» sta je uiteindelijk met lege handen. Maar daarvoor kun je heel veel dingen doen. Daarvoor kun je in gesprek gaan en kun je ook kijken of er ambtshalve onderzoek mogelijk is dat wel tot vervolging kan gaan leiden. Daarnaast zijn er nog een aantal andere initiatieven. De contactmogelijkheid speelt zich vaak af op internet. We zijn met de politie ook webcrawlers aan het ontwikkelen die het hele internet tot in alle hoeken en gaten afspeuren naar signalen die duiden op het leggen van deze contacten, die toch meer op prostitutie lijken dan op reguliere dating. Die kennis wordt vervolgens in alle basisteams op orde gebracht. Je kunt dus een aantal stappen zetten. De ultieme garantie dat je in de toekomst in 100% van de gevallen kunt garanderen dat je zaken die zich naar hun aard in dat grijze gebied afspelen kunt bekijken en weet of het uitbuiting is of niet kun je nooit geven, maar we zijn zeker bezig om meer te doen dan in het verleden gebeurde.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijn vraag is niet om de ultieme garantie, maar wel om dat wat in die uitzending naar voren kwam serieus te nemen en te kijken wat daaraan gedaan kan worden. Ik begrijp van de Staatssecretaris dat daar nu in ieder geval ook acties op ingezet worden. Dank.
Staatssecretaris Harbers:
Ja. Ik wijs erop dat dat natuurlijk voor een deel nieuwe dingen zijn die ontwikkeld moeten worden. Ik ga zo in op prostitutie, maar naarmate prostitutie zich steeds minder afspeelt in het bordeel zoals we dat vroeger kenden maar veel meer in een-op-eencontacten die gelegd worden via internet, moet je natuurlijk ook de digitale recherchecapaciteit op een heel nieuwe manier ontwikkelen om erachter te komen. Dat zijn we aan het doen.
Ik kijk even of ik nog vragen op het gebied van de aangiftebereidheid heb liggen. Het door mevrouw Kuiken gevraagde overleg dat ik met de Minister zou moeten voeren, gaat ook weer over zo'n grijs gebied, namelijk de tantramassagebedrijven of... Ik weet niet precies wat dat zijn.
De voorzitter:
Het zijn meer bedrijven die zich onder de noemer «tantra» misbruik toe-eigenen.
Staatssecretaris Harbers:
Ik zeg mevrouw Kuiken toe dat ik dat overleg aanga. Ik wijs er overigens op dat hierover ook schriftelijke vragen zijn gesteld. Ik weet niet of die van mevrouw Kuiken zelf waren of van een ander, maar die vragen worden binnenkort nog beantwoord. Daarbij gaan we ook verder in op wat hier speelt en hoe je dat zou kunnen aanpakken. Maar dat overleg zeg ik toe.
De voorzitter:
Dank. Nog even een punt van orde: ja, we hebben schriftelijke vragen ingediend, maar we hebben ook nog een verzoek liggen om een reactie op een rapport dat door een aantal tantra-experts zelf is opgesteld over misstanden in die branche. Ook op dat punt wachten wij nog steeds op een reactie. Aangezien het kabinet met één mond spreekt, zou ik het fijn vinden als daar nog eens een rappel op komt.
Staatssecretaris Harbers:
Ik kreeg in mijn voorbereiding mee dat op 25 mei die beleidsreactie verzonden zou zijn. We zullen dat even nagaan, maar dat staat in mijn voorbereiding, specifiek over misbruik in de tantrasector. Misschien is daar iets misgegaan, maar ik zal dit in ieder geval oppakken. Nee, ik heb het niet over het rapport maar juist over de beleidsreactie. We kijken daarnaar. Volgens mij hebben we daarmee de vragen gehad over de aangiftebereidheid.
Tot slot kom ik bij de vragen over prostitutie. Ik begin maar even in z'n algemeenheid. De heer Bouali vroeg naar het stigma op prostitutie. In de eerste plaats heeft de Prostitutiewet als doel om een gezonde en veilige werkomgeving te creëren voor sekswerkers en om misstanden tegen te gaan. Ook het versterken van de maatschappelijke positie van prostituees en het tegengaan van een stigma hebben daarbij de volle aandacht. Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel Regulering prostitutie – ik ga straks gedetailleerder in op hoe het daarmee staat – betrek ik in ieder geval alle relevante partijen, dus ook prostituees en anderen die werkzaam zijn in de seksbranche.
De heer Van Nispen vroeg vervolgens wat we, voordat de wet er is, kunnen doen om prostituees te helpen en hun positie te verbeteren. Laat ik vaststellen dat ik natuurlijk niet ga wachten op de inwerkingtreding van de Wet regulering prostitutie om maatregelen te nemen die de maatschappelijke positie van sekswerkers kunnen versterken. In het verleden zijn naar aanleiding van een aantal signalen en op basis van onderzoek al meerdere acties ingezet om de maatschappelijke positie van sekswerkers te versterken, zoals gesprekken met banken en verzekeraars, de website prostitutiegoedgeregeld.nl en het stimuleren van belangenverenigingen. Ik ga binnenkort de uitkomsten van de pas verschenen onderzoeken naar sekswerk en geweld en de maatschappelijke positie van prostituees ook weer bespreken met de belanghebbenden. We kijken welke gewenste aanvullende maatregelen nodig zijn.
Een specifieke maatregel werd mede namens mevrouw Kuiken genoemd door mevrouw Buitenweg, namelijk de aanstelling van een ombudsman of een soortgelijke titel voor sekswerkers, zoals het voorbeeld in Nieuw-Zeeland. In 2016 heeft mijn ambtsvoorganger u bericht over een verkenning naar zo'n landelijk klachtenloket voor sekswerkers. Daarbij was toen al de suggestie van een ombudsfunctie betrokken. Die uitkomsten zijn vervolgens besproken met verschillende belangenorganisaties van prostituees. In hun reactie gaven zij vooral aan dat zij zelf aan de slag willen gaan met een organisatie die een bemiddelende rol kan spelen bij alle vragen, klachten en problemen, niet alleen in relatie tot de overheid maar bijvoorbeeld ook bij banken of andere organisaties. Daarop is vervolgens een belangenorganisatie van sekswerkers ondersteund om projecten uit te voeren op het terrein van deze aspecten: veldwerk, ondersteuning, kennisdeling en educatie. Tot op heden hadden wij het gevoel dat we daarmee tegemoetkomen aan de door sekswerkers ervaren behoefte uit de verkenning, maar ik zal de ideeën die mij zijn aangereikt en ook de concrete suggesties van mevrouw Buitenweg en mevrouw Kuiken weer oppakken wanneer we binnenkort met de betrokken belangenorganisaties om de tafel zitten om te kijken of ze voldoen of dat het beter kan.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Het is, zoals ik ook aangaf, inderdaad van belang om te kijken of dit ombudsloket juist door sekswerkers zelf georganiseerd kan worden. Ik denk dat de Staatssecretaris onder andere aan de belangenorganisatie refereert, die met een ongelofelijk beperkt budget ook de belangen probeert te behartigen. Dat is net iets anders dan, zoals in het voorbeeld in Nieuw-Zeeland, een klachtenloket met een bemiddelende rol, dat echt heel breed juridisch advies kan geven aan alle sekswerkers die in Nederland leven. Ik ben heel blij met de op zich positieve insteek van de Staatssecretaris. Kan ik het dan zo begrijpen dat de Staatssecretaris echt bereid is om te kijken op welke wijze die ombudsfunctie zowel qua juridisch advies geven als qua klachten ontvangen en eventueel bemiddelen op een betere manier vorm kan krijgen in de toekomst?
Staatssecretaris Harbers:
Ja.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Komt dat in dat plan van aanpak?
Staatssecretaris Harbers:
Ik weet niet of dat precies in het plan van aanpak komt, want dan moeten we ook die gesprekken hebben gehad, maar ik rapporteer de Kamer daarover zodra we met de belangenorganisaties om de tafel hebben gezeten.
De heer Van Nispen (SP):
De Staatssecretaris zei zojuist terecht dat in het verleden gesprekken zijn gevoerd met bijvoorbeeld banken en verzekeraars. Dat kan ik me nog herinneren, want dat is in het verleden ook aan de Kamer toegezegd. Ik begrijp ook dat je niet heel veel meer kunt doen dan gesprekken voeren, maar ik wijs erop dat de problemen niet zijn opgelost en dat banken en verzekeraars naar mijn mening wel een maatschappelijke taak hebben om mensen die een verzekering nodig hebben, te verzekeren en om mensen die een rekening nodig hebben, een rekening te verschaffen. Ik hoop dat de Staatssecretaris die mening deelt. Wat kan de Staatssecretaris nog betekenen om de maatschappelijke positie van sekswerkers op dat punt toch verder te versterken?
Staatssecretaris Harbers:
Mag ik de vraag zo omdraaien dat ik dit vooral graag van de betrokken organisaties en sekswerkers zelf hoor? Het kan best zijn dat er op al deze terreinen problemen zijn, maar dat individuele sekswerkers daar een passende oplossing voor hebben gevonden die misschien voor de hele groep zou kunnen werken. Dan zou ik het op dat praktische niveau willen houden. Stel je voor dat iemand wel passende afspraken met een bank heeft gemaakt; dan kun je aan de hand daarvan gaan kijken of een organisatie dat even zou moeten uitwerken in een aanpak die je alle sekswerkers kunt aanbieden. Ik wil op dat praktische niveau blijven en vooral uitgaan van de vragen en problemen die men zelf ervaart. Oplossingen die men daar soms zelf al voor heeft gevonden, kun je misschien uitbreiden naar een grotere groep.
De heer Van Nispen (SP):
Luisteren naar de groep die het betreft moet altijd het uitgangspunt zijn. Deze praktische benadering spreekt mij dus zeker aan. Ik lees graag in het plan van aanpak terug wat we daarvan kunnen verwachten.
Staatssecretaris Harbers:
Oké.
Er was nog een vraag gesteld over de coöperaties, die soms wel en soms niet een vergunning krijgen. Het staat natuurlijk iedereen vrij om met elkaar een coöperatie op te richten. Hoe een coöperatie en de leden daarvan vervolgens behandeld worden op het punt van vergunningverstrekking maar ook op fiscaal terrein, is echt afhankelijk van de juridische vormgeving, de feitelijke bedrijfsvoering, de werkomstandigheden bij de coöperatie en de mate waarin het zelfstandig werken betreft. Daar kan ik hier dus niet in z'n algemeenheid uitspraken over doen. Om dat te kunnen inschatten, moet je gewoon echt kijken naar die juridische vorm. Op voorhand kun je daar dus geen uitsluitsel over geven. Misschien geldt ook hier dat als er coöperaties zijn die wel een werkende vorm hebben gevonden, dat natuurlijk iets is wat je bij de belanghebbenden verder kunt uitdragen, in de zin van: als je dit overweegt, doe het dan op deze, deze en deze manier, want in die vorm heb je waarschijnlijk een grotere zekerheid dat je niet op praktische bezwaren stuit, bijvoorbeeld bij banken, de Belastingdienst et cetera.
De voorzitter:
Mevrouw Buitenweg, u zit al in de reservetijd. Ik denk dus dat we gaan afronden en dat we dan een korte tweede termijn doen, ook omdat ik voor 13.00 uur klaar wil zijn.
Staatssecretaris Harbers:
De heer Van der Staaij vroeg naar de uitstapprogramma's. Dat is de RUPS-regeling. Die zetten wij door; daar zijn ook financiële middelen voor. De RUPS-regeling liep dit jaar af. Tegelijkertijd doet het WODC nog onderzoek naar de effecten en, kortom, naar wat wel werkt en wat niet. Dat onderzoek is pas kort na de jaarwisseling klaar. Om die reden heb ik ervoor gekozen om de bestaande regeling nog een jaar te verlengen en per 1 juli volgend jaar een nieuwe regeling te starten die rekening houdt met de uitkomsten van de WODC-evaluatie. Vanzelfsprekend is het vooropgezette doel om ervoor te zorgen dat er daarna ook weer een landelijk dekkend aanbod is en dat werkzaamheden of taken die nu al worden gedaan, straks niet tussen wal en schip vallen. Het kan wel zo zijn dat er straks iets anders gevraagd wordt van deelnemers aan de RUPS-regeling, gebruikmakend van de inzichten uit de evaluatie. Er is dus geen garantie dat iedereen ongewijzigd door kan. Het moet zo goed mogelijk én landelijk dekkend.
Mevrouw Kuik vroeg naar de taaleis. Er is geen voornemen om een taaleis in de vergunning op te nemen. Daarmee kom ik meteen bij de stand van zaken rond de al genoemde Wet regulering prostitutie. Die wet ligt er al lang, sinds 2009. In het regeerakkoord zijn daar aanvullend ook weer nieuwe inzichten bij gekomen. Die zorgen er tegelijkertijd voor dat dit wetsvoorstel nog niet in de Kamer ligt. Juist omdat de behandeling van de wet al lang duurt en op onderdelen ook gewijzigd is, wil ik u straks een wetsvoorstel voorleggen waarbij ik zelf mijn hand ervoor in het vuur durf te steken dat die wet het haalt en dat er ook rekening is gehouden met alle juridische aspecten, met de inzichten van de werkers zelf maar bijvoorbeeld ook met datgene wat vanuit privacyoogpunt wel of niet mogelijk zou zijn. We naderen de eindfase daarvan. Nog dit najaar zal een wetsvoorstel in consultatie kunnen gaan. U kent het traject: consultatie, daarna Raad van State en daarna in de Kamer. Dat lijkt lang, maar ik doe dit vanuit het vooropgezette doel dat we tot een invulling van de afspraken in het regeerakkoord komen die uiteindelijk ook standhoudt en niet ergens schipbreuk lijdt. Beter goed dan overhaast en te snel.
Het pooierverbod is al in consultatie geweest. Collega Grapperhaus heeft u dat gemeld, maar op grond van de binnengekomen reacties is gezegd dat dit zo'n groot verband heeft met de vormgeving die straks wordt gekozen voor de vergunningplicht dat dit uit het wetsvoorstel Actuele delictsvormen is gehaald en even on hold wordt gezet totdat ook het wetsvoorstel Regulering prostitutie klaar is. Dan moeten we even bezien of het wordt samengevoegd in één wetsvoorstel of dat dit twee gescheiden wetten blijven die wel in samenhang gepresenteerd zullen gaan worden.
De taaleis nemen we dus niet op in de vergunning, maar in het regeerakkoord staat nog een andere maatregel die ook in samenhang wordt ontwikkeld, namelijk de mogelijkheid van intakegesprekken voordat je aan het beroep van prostituee begint. Ik zie dat als een mogelijkheid om in ieder geval iedereen die overweegt in deze branche actief te zijn, één keer in de ogen te kijken, erop te wijzen dat het wel de bedoeling is dat je het echt uit vrije wil doet, signalen op te pakken als dat niet het geval is en in ieder geval – ook degenen die het uit vrije wil doen – erop te wijzen waar de hulplijnen beschikbaar zijn op het moment waarop iemand denkt: nu ben ik in een situatie beland die niet helemaal mijn bedoeling was. Ik weet niet of een taaleis daar veel aan toevoegt. We moeten nog even bepalen waar je zo'n intakegesprek straks onderbrengt, maar daarbij tref je waarschijnlijk professionals die in meer dan alleen Nederlands en Engels wel een gevoel krijgen bij hoe het met betrokkenen staat. Ik wil het intakegesprek zo vormgeven dat dat een goede vervanging zou kunnen zijn voor de suggestie van mevrouw Kuik.
Het laatste onderwerp is de mannenprostitutie. Vanzelfsprekend ken ik het onderzoek in de regio Eindhoven Dat was zelfs mede de aanleiding om in het kader van de ontwikkeling van de plannen van aanpak net voor de zomer een aparte workshop over jongens- en mannenprostitutie te organiseren. Tijdens die workshop werd ook duidelijk dat dit echt een urgent probleem is, dat er veel organisaties zijn die bij elkaar veel kennis hebben over deze problematiek en dat het nog moeilijk is om iets over de exacte aantallen slachtoffers te zeggen. Bijvoorbeeld uit cijfers van de Nationaal Rapporteur blijkt dat in 2016 in totaal drie minderjarige slachtoffers zijn gemeld en ook nog tien jongens met een leeftijd tussen 18 en 22 jaar als vermoedelijk slachtoffer. De cijfers over 2017 verwachten we volgende maand te krijgen van de Nationaal Rapporteur. We weten ook dat seksuele uitbuiting van jongens zich nog veel meer in het verborgene afspeelt dan bij meisjes en vrouwen. Als gevolg daarvan is de signalering nog moeilijker. Ik zeg er dus maar gelijk bij dat het daadwerkelijke aantal slachtoffers daarom naar verwachting hoger ligt.
Vanwege dat verborgene is de opsporing ook lastiger. Ik hoorde begin dit jaar bij een werkbezoek aan de AVIM in Oost-Brabant dat de 70 gevallen die in de jaren daarvoor in Eindhoven zijn gevonden, uiteindelijk allemaal onvoldoende indicaties bevatten van gedwongen prostitutie om een opsporingsonderzoek te starten. Ook hierbij geldt dat niet iedereen dit onder dwang doet. Dat zeg ik over de meerderjarigen; bij minderjarigen ligt dat natuurlijk anders.
Ik ga ook specifiek in op vluchtelingen die slachtoffer zijn, al dan niet geronseld bij azc's. Om die cijfers en signalen meer duiding te kunnen geven, wil ik wachten op de nieuwe Slachtoffermonitor van de Nationaal Rapporteur in oktober. Het COA heeft ondertussen geen concrete aanwijzingen voor de signalen en cijfers. Wel houdt het COA rekening met de mogelijkheid dat mannelijke bewoners, ook minderjarigen, seksueel uitgebuit en geronseld worden bij azc's. De meeste medewerkers van het COA zijn in de tussentijd getraind in het herkennen van signalen van mensenhandel. Die signalen worden doorgegeven aan het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel. Er is ook een aantal keren melding gemaakt van verdachte personen die contacten hebben of zoeken met al dan niet minderjarige mannen rond een azc. Die signalen kunnen overigens ook wijzen op het ronselen voor criminele uitbuiting of arbeidsuitbuiting en soms zelfs op een feit dat niet strafbaar is, maar elk signaal, hoe klein ook, wordt doorgegeven aan het EMM en daar wordt verder iets mee gedaan. Los daarvan zoekt het COA inmiddels ook op iedere locatie contact met bewoners en gaat het COA het gesprek aan. Als het om een minderjarige gaat, bekijkt het COA ook of die jongere beter in de beschermde opvang geplaatst kan worden. Bij ernstige vermoedens wordt contact gelegd met de politie.
De heer Van Oosten (VVD):
Ik zou alleen nog van de Staatssecretaris willen vernemen of hij voor zichzelf een rol ziet weggelegd in het bevorderen van het aanstellen en het aan de slag gaan van de zorgcoördinatoren, waar hij in het begin van zijn antwoord al iets over heeft gezegd maar die ook gerelateerd worden aan de jongensprostitutie. Hij heeft verwezen naar een coördinator van de VNG. Daar gaan wij verder niet over, maar ik kan me wel voorstellen dat de Staatssecretaris in de gaten kan houden of die zorgcoördinatoren er komen en dat hij iedereen om de tafel roept als zij er over een halfjaar nog niet zijn.
Staatssecretaris Harbers:
Ja. Ik denk dat de rapportage die ik aan mevrouw Kuik en daarmee aan uw Kamer toezegde, voldoende handvatten bevat. Ik ga niet alleen een rapportage schrijven om het rapporteren. Als daar signalen in zitten dat dit nog niet voldoende loopt, ga ik vanzelfsprekend acteren.
Ik heb het gevoel dat ik daarmee alle vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Zeker. Er is behoefte aan een tweede termijn. De spreektijd is maximaal anderhalve minuut.
De heer Bouali (D66):
Voorzitter. Ik dacht in eerste aanleg dat ik zou blijven zitten op mijn eigen plek, want dan zou ik het misschien wat sneller kunnen doen, maar dit is ook prima. Ik dank de Staatssecretaris voor de vele boodschappen die hij meegeeft. Ik denk dat we met z'n allen uitkijken naar het actieplan.
Ik kan het heel kort houden. Ook dank voor de ketenversterking internationaal. Ik denk dat die heel belangrijk is. In het actieplan zou ik ook heel graag zien dat er afgetast wordt op welke terreinen in ieder geval met de OVSE samengewerkt kan worden, omdat heel veel bronlanden bij de OVSE zitten. Internationale samenwerking – de Staatssecretaris noemde de VN-Veiligheidsraad al – is belangrijk, ook in Europees verband, zeker omdat de bronlanden daarbij aangesloten zijn.
Dank ook aan de Staatssecretaris voor zijn inzet om sekswerkers te betrekken in het gehele proces, ook bij het wetgevingstraject.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Van Oosten, van D66.
De heer Van Oosten (VVD):
We zijn allebei liberale clubs, maar ik denk dat ze bij D66 niet blij zijn met uw verspreking. Nee hoor, ik maak er maar een grap van.
Voorzitter. Ik wil mijn tweede termijn gebruiken voor een opmerking over de Valkenburgse zedenzaak en hogere straffen. Althans, wij hebben als wetgever de wens uitgesproken dat mensenhandel zwaarder wordt bestraft. Ik snap wel dat de Staatssecretaris een heel andere positie heeft dan ik als eenvoudig Kamerlid. Ik kan tamelijk makkelijk zeggen dat ik uiterst ongelukkig ben met het arrest van de Hoge Raad en dat dat me niet bevalt en ik kan de Staatssecretaris makkelijk uitdagen om daar ook iets van te zeggen, maar ik doe dat toch nog. Ik wil toch echt graag van de Staatssecretaris horen of hij het met mij eens is dat het opleggen van een taakstraf of een celstraf van één dag in combinatie met een taakstraf wel heel summier is voor een ernstig zedenmisdrijf en dat dat eigenlijk niet is wat we zouden moeten willen. De Staatssecretaris zegt dat hij dit gaat monitoren en bijhouden en dat hij eventueel weer met de Raad voor de rechtspraak in overleg gaat. Ik zou er bij de Staatssecretaris op willen aandringen om dat meteen te doen, want dit is een arrest van de Hoge Raad. Dat is onze hoogste rechtsinstantie, die de lijn neerzet. Daar luisteren andere rechters naar; dat zou ik in z'n algemeenheid ook willen. Volgens mij moet er dus geen minuut gewacht worden met het starten van dat overleg.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank. Mevrouw Kuik van het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Voorzitter. Ook ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording. Het is fijn dat hij aangeeft dat het niet alleen bij rechercheurs ligt om te signaleren maar bij ons allemaal. Het is dus goed dat we de wegwijzermensenhandel.nl hebben. Ik zal ook anderen daarop wijzen, want alle ogen zijn nodig.
Dank ook voor de toezegging om jaarlijks te rapporteren over de inzet van gemeenten en de voortgang daarvan. De Staatssecretaris gaf aan dat hij bij zijn collega van VWS zal checken of de financiering voldoende mogelijkheden biedt voor de chatfunctie. Komt hij hierop terug in het plan van aanpak of is er een ander moment? Dat zou ik graag horen.
Wat de taaleis betreft: in Amsterdam is die eis er in ieder geval. Het Europees Hof heeft ook gezegd dat dat kan. Het is in ieder geval fijn dat dit kan worden meegenomen bij de intakegesprekken, want het is wel een risicofactor als een vrouw door een taalbarrière geen idee heeft wat haar rechten zijn.
Ik kom bij mijn laatste punt. Mensenhandel moeten we aanpakken, maar daarbij moeten we ook de klanten aanpakken. Ik ben benieuwd welke maatregelen er in het plan van aanpak komen om klanten aan te pakken. Zijn die maatregelen er? Wordt ook daarop gericht?
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw Buitenweg van GroenLinks.
Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik ben blij dat windstilte wil zeggen: stilte voor de storm. GroenLinks wil heel graag met deze Staatssecretaris samenwerken om de mensenhandel echt heel serieus aan te pakken.
Ik heb drie hele korte punten; dat is een uitdaging. Ik dank de Staatssecretaris voor zijn toezegging dat hij serieus gaat kijken op welke wijze een soort ombudsloket of in ieder geval de zojuist door mij genoemde functies op een betere manier kunnen worden verankerd. Ik wil heel graag dat de Staatssecretaris daarin meeneemt wat we kunnen leren van de ervaringen in Nieuw-Zeeland op dat punt. Dat model staat mij heel expliciet voor ogen, omdat sekswerkers daar juist ook zelf aan zet zijn en omdat daar echt een substantieel loket is opgetuigd.
Wat de coöperaties betreft: er zit nu volgens mij een probleem in de wet, maar misschien kan de Staatssecretaris het mij uitleggen. Je hebt het opting-inmodel – dan word je niet doorbetaald tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid – of je bent in loondienst. Dat is toch iets anders dan een coöperatie, waarbij je echt samen het beheer voert. Dat is volgens mij een van de problemen die we zien bij de Belastingdienst. Als dit een probleem is, hoor ik dat graag van de Staatssecretaris, en ook hoe hij dat wil oplossen.
Last but not least hebben we allemaal ook gelezen over jongeren die vaak gedwongen worden dure telefoonabonnementen af te sluiten. Mevrouw Kuik had het daar volgens mij ook over. Wat gebeurt er nu als er vastgesteld is dat dit onder dwang gebeurt? Welke verplichtingen hebben die jongeren nog, bijvoorbeeld voor het door blijven betalen van die telefoonabonnementen, als we met elkaar hebben vastgesteld dat het eigenlijk onder dwang is gebeurd? Ook daarover hoor ik graag wat meer informatie van de Staatssecretaris.
De voorzitter:
Hartelijk dank. De heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Vorig jaar noemde ik het nog «beschamend» dat de aandacht voor mensenhandel wegzakte. Nu kunnen we in ieder geval constateren dat de ambities er wel zijn. Er zijn heel veel mooie woorden van de Staatssecretaris, maar eigenlijk van alle partijen hier. Er is misschien verschil van mening over hoe je tegen prostitutie aankijkt, maar er is geen verschil van mening over hoe verschrikkelijk mensenhandel is en hoe effectief die bestreden moet worden.
We wachten het plan van aanpak af. Ik bemerk ook wel een gedeeld ongeduld. De heer Van der Staaij vatte dat samen in twee woorden: «schiet op». Dat speelt natuurlijk nog steeds wel een beetje. Ook dat is volgens mij dus een gemeenschappelijke deler.
Over het proces heb ik nog wel een vraag. Er zijn heel veel workshops georganiseerd, maar zijn er ook concrete maatregelen voorgelegd aan de experts en aan de maatschappelijke organisaties om te kijken of er breed draagvlak is voor de plannen waarmee de Staatssecretaris in november naar de Kamer gaat komen?
Over het verblijfsrecht en de mogelijkheden voor een geïntegreerde aanvraag zegt de Staatssecretaris: dat probleem herken ik wel, maar het is eigenlijk ook opgelost, want we hebben zaken veranderd. Maar in de brief van de Coalitie tegen seksuele kinderuitbuiting lees ik eigenlijk dat daar nog steeds veel zorgen over zijn. Is de Staatssecretaris daarmee bekend en hoe ziet hij dat? Komt dat ook terug in het plan van aanpak?
Voorzitter, tot slot over de politie. De vacatures in de teams die specifiek zijn bedoeld voor de aanpak mensenhandel, zijn op papier misschien ingevuld. Ik geloof ook dat opleidingen voor alle agenten beter worden om signalen van mensenhandel aan te pakken, maar de zorgen over de politie en over de algemene staat van de politie zijn natuurlijk allerminst weg. Dit punt is ontzettend belangrijk als we willen dat slachtoffers beschermd worden en dat daders worden opgespoord, vervolgd en gestraft. Dat blijft uiteraard onze aandacht houden.
De voorzitter:
Dank. De heer Segers.
De heer Segers (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris danken voor de beantwoording. Ik denk dat we allemaal merken en voelen dat je verdiepen in mensenhandel en gedwongen prostitutie begint met een gevoel van verontwaardiging en grote zorg, maar dat dat heel snel kan eindigen in een plan van aanpak, een taskforce en een soort praatcircuit, waar we allemaal een beetje ongemakkelijk van worden: duurt het niet te lang? Tegelijkertijd moeten we inderdaad wachten op dat plan van aanpak. Daar wachten we ook op. Ik weet dat de Staatssecretaris daar werk van gaat maken. Dus een warme aanmoediging. Wanneer dat plan van aanpak op tafel ligt, lijkt het mij goed om hier weer heel snel te spreken over «hoe nu verder?». De Staatssecretaris gaf dat terecht aan: hier moeten we over blijven spreken en politieke aandacht helpt ook.
Tot die tijd heb ik toch nog twee vragen. Ik sluit mij aan bij de opmerking van collega Van Oosten over de taakstraf en het ongemak. Zouden we dat gesprek niet toch al eerder moeten aangaan, in ieder geval met de Raad voor de rechtspraak?
De tweede vraag gaat over gemeenten en het achterblijven van lokaal beleid. Het gesprek met de VNG hoeft toch niet te wachten op het plan van aanpak? Als 95% van de gemeenten dit nu niet op orde heeft, denk ik dat we volgende week of deze week al kunnen spreken. Wat mij betreft is dit dus een warme aanmoediging om dat in ieder geval niet te laten wachten tot het plan van aanpak.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank. De heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris graag danken voor de beantwoording. Het plan van aanpak komt eraan. Het zou best kunnen dat dat er kort voor de begroting van Justitie is. Ik zou bij de collega's in ieder geval alvast in de week willen zetten dat we dit niet afdoen met één zinnetje in de behandeling van de begroting van Justitie, maar dat we, wanneer het er is, daar ook echt nadrukkelijk aandacht aan besteden en het met de Staatssecretaris bespreken. Ik denk dat we ook winst kunnen boeken door dit voortdurend juist ook in samenhang te bespreken. Nu zitten we met een verzameling van oude brieven, wat ook niet echt allemaal opschiet. Gelukkig is er ook wel een nieuw stuk, maar zo'n integraal plan van aanpak en daar vervolgens goed met elkaar over spreken kunnen hulp geven.
Mijn tweede punt gaat over de AVG, de privacyregels. Ik hoor nog steeds signalen – daar hebben de Nationaal Rapporteur en CoMensha aandacht voor gevraagd – dat privacy nu zo streng is geregeld dat het risico dat slachtoffers uit beeld blijven, in feite groot is. Die signalen vind ik heel zorgelijk. Ik ben op dat punt niet gerustgesteld door de Staatssecretaris. Ik vraag hem dus om daar ook in het plan van aanpak nadrukkelijk aandacht aan te besteden. Dan komen we daar graag op terug. Is er toch niet een wettelijke basis nodig om hierin een stap verder te kunnen zetten?
Mijn laatste punt betreft de Wet regulering prostitutie. Ook daarvan zegt de Staatssecretaris: dit najaar zetten we stappen. Het is fijn dat hij ons geruststelde dat er geen overhaaste stappen worden gezet, maar onze zorg was eigenlijk iets meer dat het tot nu toe supertraag gaat. Hopelijk is die boodschap goed doorgekomen, niet zozeer ten aanzien van dit wetsvoorstel maar meer ten aanzien van die geschiedenis, die ik ook in mijn eerste termijn heb geschetst. We moeten dus echt alle druk op de ketel houden om nu snel die misstand aan te kunnen pakken.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel hartelijk dank. Ik zie af van mijn termijn. Ik heb alleen nog een opmerking over het proces. Op 29 mei hebben we inderdaad een reactie ontvangen. Ik dacht dat we nog een vervolg hadden afgesproken, maar dat zoeken wij zelf even uit; daar hoef ik nu geen reactie op. Er liggen in ieder geval nog wel Kamervragen.
De Staatssecretaris kan meteen antwoorden. Dat is hartstikke fijn.
Staatssecretaris Harbers:
Voorzitter, dank u wel. De heer Bouali vroeg naar de OVSE-inzet. Dat punt heeft ook te maken met de aanpak van de hele keten vanaf de bronlanden. Laat duidelijk zijn dat wij met elkaar en met u allen die aanpak van groot belang vinden. Wij werken met al die bronlanden in Oost-Europa ook al samen in het EMPACT-project. Ik weet dus niet of je daar specifiek weer een apart iets bij de OVSE aan moet toevoegen. Maar goed, zoals we met alle internationale organisaties samenwerken, kijk ik ook wat we specifiek nog kunnen doen om met extra inzet het meeste effect te kunnen bereiken. Maar ik ga dus niet op voorhand zeggen dat we dat dan weer via de OVSE doen. We doen het daar waar we het meeste effect kunnen bereiken.
Ik ben door de heer Van Oosten erg uitgedaagd om mij uit te spreken over de strafmaat in een specifieke zaak, maar ik zeg de heer Van Oosten dat ik me toch wat meer thuis voel bij de bewoordingen die de heer Segers aan het eind van zijn interruptie gebruikte: probeer dat wel prudent te doen. Ik vind ook echt dat we die scheiding van de machten wel moeten respecteren. Het is ook niet zo dat de rechter zich in iedere zaak heeft beperkt tot een taakstraf van één dag. Uit mijn hoofd zeg ik dat er een andere zaak in Schiedam was waarin wel degelijk hogere straffen zijn opgelegd. Ik blijf dus bij de stap-voor-stapbenadering die ik vanuit mijn rol vanuit het kabinet de meest gewenste acht. Als Kamerlid heb je waarschijnlijk toch wel een andere rol, maar mogelijk reflecteert die ook wel in de buitenwereld.
De voorzitter:
Kort graag.
De heer Van Oosten (VVD):
Wellicht was dat antwoord nog gekomen, maar toch wil ik weten of de Staatssecretaris wel bereid is om niet te wachten tot er nog wat meer uitspraken liggen waaruit volgt of het taakstrafverbod al dan niet wordt omzeild. Maar onze hoogste rechtsinstantie heeft gezegd dat één dag cel voldoet nadat een ernstig zedenmisdrijf is gepleegd. Dat is nogal wat. Dan zou ik zeggen: Staatssecretaris, gaat u morgen maar praten met de Raad voor de Rechtspraak, want hier heb ik echt zorgen over.
Staatssecretaris Harbers:
Ik kan me vanuit de positie van de heer Van Oosten alle zorgen voorstellen, maar ik houd het vanuit mijn positie toch bij het antwoord dat ik in eerste termijn heb gegeven. Ik stel ook vast dat er pas enkele zaken zijn geweest met meerdere daders. Laten we dus even kijken of we een wat breder beeld kunnen krijgen en of de zorgen van de heer Van Oosten op dat moment nog steeds terecht zijn.
Mevrouw Kuik ging in op de financiering van de chatfunctie of andere kanalen. Ja, dat komt in het plan van aanpak. U wijst erop dat de taaleis wel een risicofactor is. We gaan zien hoe dat in de praktijk uitwerkt, maar als je om de tafel zit in een intakegesprek denk ik dat er wel erkenning komt voor in welke gevallen de taaleis zo belemmerend is dat het misschien ook wel weer onder dwang gebeurt.
Dan het aanpakken van klanten. Dat gebeurt niet in zijn algemeenheid. In sommige gevallen zal het misschien onderdeel zijn van wetgeving. Het gaat overigens ook nog veel breder. Bij «klanten» denken we aan de klanten in de Valkenburgse zedenzaak, maar iedere ondernemer die tegen een laag tarief uitgebuite mensen inzet in zijn bedrijf pleegt een economisch delict, want je veroorzaakt daarmee dat je jouw producten voor een veel lagere prijs kunt aanbieden dan bonafide leveranciers dat kunnen doen. Daar is ook nog heel veel over te zeggen, overigens ook in samenwerking met ondernemersorganisaties.
Mevrouw Kuik (CDA):
Mensenhandel bestaat natuurlijk wel bij de gratie van klanten. Vandaar mijn vraag. Ik hoop dat in het plan van aanpak het hen aanpakken toch wel wordt meegenomen.
Staatssecretaris Harbers:
Ik zeg niet op voorhand toe dat we met wetgeving komen voor iedere klant, maar die notie speelt absoluut een rol. Het allerhoogste doel vind ik dat daders geen gelegenheid meer krijgen en dat we die aanpakken, op welke manier dan ook.
Mevrouw Buitenweg van GroenLinks vroeg of we de ervaringen uit Nieuw-Zeeland meenemen. Het zei ons zo een-twee-drie niets, maar we gaan ons erin verdiepen.
Zij ging ook in op coöperaties. Het blijft een verhaal dat deels buiten het bestek van deze commissie valt. Coöperaties komen natuurlijk in vele bedrijfstakken voor. Er zijn vele vormen van coöperaties die gewoon geaccepteerd worden en die als coöperatie behandeld worden door de Belastingdienst en anderen. Misschien moeten we ook leren van andere organisaties, maar dan ga ik graag in gesprek met de belangenorganisatie van sekswerkers om te kijken waar zij specifiek tegenaan zijn gelopen bij coöperaties en of die aspecten van een oplossing kunnen worden voorzien.
Er werd een vraag gesteld over telefoonabonnementen; dat was een beetje de 64.000 dollarvraag. Daar komen we een-twee-drie niet uit, met name hoe je dwang gaat aantonen. Ik zeg u toe dat we ons daar verder in verdiepen. Het komt ofwel terug in het plan van aanpak, of rond dezelfde tijd in een brief over hoe het daarmee staat en wat we daarvoor eventueel nog meer moeten doen.
De heer Van Nispen stelde een vraag over de workshops. De workshops waren met name bedoeld om van onderop tot breder draagvlak te komen voor de plannen. Dat was met name de functie van de workshop. Zo storten we straks niet zomaar vanuit Den Haag een plan van aanpak over het veld uit, maar ontwikkelen we het ook met inzichten uit het veld verder.
De heer Van Nispen (SP):
Is het dan niet slim om concrete plannen te gaan toetsen met de experts en de maatschappelijke organisaties, om een breed draagvlak te krijgen en te weten dat je op de goede weg zit?
Staatssecretaris Harbers:
Partijen hier en ook het ministerie zijn natuurlijk voortdurend in overleg met elkaar. Om te toetsen of dat in samenhang is, is er juist die systeemanalyse door TNO. Dat wordt niet door één meneer of mevrouw op het kantoor van TNO gedaan. Ik kan me zo voorstellen dat het in een beetje een interactief proces met betrokkenen gebeurt. Dus ja.
Dan de geïntegreerde aanvraag van verblijfsrecht. Ik heb in de eerste termijn uitgelegd waarom dat is zoals dat is. Ook het SOM kijkt er anders naar, dus ik begrijp het heel goed, maar sommige dingen die je misschien zou willen, kunnen niet altijd. De wijzigingen die we van plan waren, worden per 1 oktober ingevoerd. Los daarvan kijken we natuurlijk of er na asielprocedures mensen tussen wal en schip vallen. We blijven vanzelfsprekend in gesprek met het SOM om te kijken of het nog ergens knelt. Maar niet alle dingen die voorgesteld worden, zijn realiseerbaar. Wij hebben het gevoel dat er voor de gevallen waar het echt knelt voldoende oplossingen beschikbaar zijn.
Dan nog de vraag van de heer Segers over gemeenten. Nee, we wachten niet. De werving van de projectleider is al begonnen. De VNG is ook begonnen.
Tot slot de vragen van de heer Van der Staaij. De bedoeling is niet om een praatstuk op te leveren, maar zo snel mogelijk concrete maatregelen te nemen, die ook door het veld als zodanig worden ervaren.
Dan de vraag over de privacy en hoe de AVG al dan niet een rol speelt. Er zijn nu al heel veel dingen mogelijk. Die konden al en kunnen nog steeds. Als bijvoorbeeld de veiligheid van het slachtoffer in het geding is, mogen gegevens wel gedeeld worden. In het plan van aanpak nemen we ook op welke maatregelen er mogelijk zijn en hoe je kunt handelen bij informatiedeling. Hoogstwaarschijnlijk zijn die grotendeels – we zijn er met de Nationaal Rapporteur over in gesprek geweest – ook een oplossing voor de vermeende problemen. De wettelijke grondslag puur voor de registratie, helemaal aan het eind, lukt niet onder de AVG. Dat lukte ook niet onder de Wet bescherming persoonsgegevens, want dan heb je echt toestemming nodig. Maar om goed inzicht te krijgen en de beleidsinformatie veel beter te krijgen, kunnen er al heel veel dingen waarvoor we geen wettelijke aanpassing nodig hebben.
De allerlaatste vraag ging over de Wet regulering prostitutie. Als je al sinds 2009 bezig bent met die wet kan ik me voorstellen dat de heer Van der Staaij zegt dat het supertraag gaat. Niettemin is het wel mijn oprechte ambitie – ik werk er hard aan – om het deze kabinetsperiode voor elkaar te krijgen. Maar dat wel op zo'n manier – dat herhaal ik nog maar even – dat we niet ergens in een valkuil trappen en het straks bijvoorbeeld op grond van privacyaspecten weer misgaat. We moeten ook niet in de valkuil trappen dat, als we het verkeerd doen met de vergunningplicht en registratie, de activiteiten zich weer naar de illegaliteit bewegen, dat uiteindelijk slechts een beperkt aantal mensen een vergunning heeft en dat de rest ergens buiten het zicht weer doorgaat. Dat is een oprechte zorg, die ook de betrokkenen in de branche hebben. Dat wil ik, als het kan, voorkomen. Dat is een net wat ingewikkeldere puzzel dan de enkele zinnen in het regeerakkoord, maar met al die aspecten erbij wil ik tot een Wrp komen die doet wat hij moet doen, die werkt in de praktijk en die geen risico's meer oplevert dat het ergens onderuitgaat.
De voorzitter:
De heer Van der Staaij, afrondend.
De heer Van der Staaij (SGP):
Die wet wachten we graag af. Is de Staatssecretaris op het punt van de privacy wel ook met mij bezorgd over signalen dat er op dit moment minder meldingen bij CoMensha zijn van mensen uit de jeugdzorg of van zorgcoördinatoren die geen wettelijke plicht hebben en die beducht zijn om te melden?
Staatssecretaris Harbers:
Ja, die zorg was de rode draad door het hele AO vanochtend: zorgen over signalering, capaciteit en alles wat op orde moest of nog moet komen. Die zorg deel ik volkomen. Ik heb ook het gevoel dat we daarover met z'n allen geen verschil van mening hebben. Ik werk er hard aan om op die zorgen een antwoord te geven.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik ga nog een aantal toezeggingen opnoemen.
− De Staatssecretaris zal de Kamer jaarlijks rapporteren over de aanpak door gemeenten ten aanzien van het beleid, onder andere de zorgcoördinatoren en het tegengaan van mensenhandel.
− De Staatssecretaris is bereid het aspect van mensenhandel bij de Europese collega's onder de aandacht te brengen.
− De Staatssecretaris van JenV, de Minister van JenV en de Minister voor Rechtsbescherming zullen het thema mensenhandel in een van de volgende JBZ-raden aan de orde stellen.
− De Staatssecretaris zal het onderzoek van de inspectie naar mensenhandelproblematiek in jeugdzorginstellingen opnemen in het integrale plan van aanpak.
Staatssecretaris Harbers:
Op dat punt heb ik een aanvulling. Wij hebben nog niet paraat wanneer dat precies komt, maar ik zal de Minister van VWS vragen om met de inspectie te bespreken wanneer dat precies gereed is en dat aan uw Kamer te melden.
De voorzitter:
Precies. Met die toevoeging is het helemaal goed. Dan de overige toezeggingen.
− De Staatssecretaris zal in overleg treden met de Minister van JenV wat betreft het tantramisbruik.
− De Staatssecretaris komt terug op de zogenoemde creditboys, op telefoonabonnementen die onder dwang worden afgenomen, hoe daarmee om te gaan en waar de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid eindigen, plus een plan van aanpak. Dat komt in een aparte brief of in het plan van aanpak naar ons toe.
Dat zijn wat mij betreft de toezeggingen. Heb ik wat gemist?
De heer Segers (ChristenUnie):
Het plan van aanpak komt in november. Het is goed om dat ook nog even te onderstrepen.
De voorzitter:
En het liefst voor de begroting.
Staatssecretaris Harbers:
Ik doe mijn uiterste best.
De voorzitter:
Ik noteer het gewoon als toezegging: voor de begroting komt het plan van aanpak. Dat is mijn macht.
Ik wil iedereen hartelijk danken. Volgende keer, zeg ik ook tegen de heer Segers, zit de heer Van Meenen gewoon weer voor, dus wees gerust. Ik dank de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune, de bode, de griffier en uiteraard de Staatssecretaris en zijn staf. Ik wens u allen een heel fijne middag. Vergeet niet om zo om 13.00 uur even naar de Statenpassage toe te gaan, want daar gaat onze Kamervoorzitter, Khadija Arib, de tentoonstelling over 100 jaar algemeen kiesrecht openen. Een must voor ons allemaal.
Sluiting 12.49 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28638-163.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.