28 286 Dierenwelzijn

Nr. 595 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2012

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie om een brief waarin wordt ingegaan op de mogelijke gevolgen wanneer het ontwerp-Besluit gezelschapsdieren, het ontwerp-Besluit houders van dieren, het ontwerp-Besluit diergeneeskundigen en het nog te ontvangen besluit inzake identificatie en registratie van honden niet voor 1 januari 2013 in werking kunnen treden, bericht ik u als volgt.

Het ontwerp-Besluit gezelschapsdieren is bij brief van 22 december 2011 (Kamerstukken 2011/12, 28 286, nr. 539) aan uw Kamer gezonden. Met dit ontwerp-Besluit wordt onder meer beoogd misstanden bij dierenfokkers en illegale handel in exotische diersoorten aan te pakken. Zolang dit besluit niet in werking is getreden, blijft het thans geldende Honden- en kattenbesluit 1999 van kracht. Dit betekent dat er voorlopig geen regels ter verbetering van het dierenwelzijn voor de bedrijfsmatige handel, fokkerij en opvang van andere gezelschapsdieren dan honden en katten van kracht kunnen worden.

Bij brief van 14 juni 2012 (Kamerstukken 2011/12, 28 286, nr. 567) zijn het ontwerp-Besluit houders van dieren en het ontwerp-Besluit diergeneeskundigen aan uw Kamer gezonden. In het ontwerp-Besluit houders van dieren worden de thans op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) geldende regels omgezet die direct verband houden met het houden van dieren. Het ontwerp-Besluit diergeneeskundigen voorziet in voortzetting van de thans geldende regels met betrekking tot diergeneeskundigen.

Gevolgen van het niet op zeer korte termijn in werking treden van voornoemde ontwerp-besluiten zijn divers. Ten eerste wordt één van de belangrijkste doelstellingen van de Wet dieren, om de tot op heden fragmentarische wetgeving met betrekking tot dieren samen te brengen tot een integraal geheel dat helderheid biedt over geldende regels aan degenen die daardoor geraakt worden, uitgesteld. Daarnaast kan de bestuurlijke boete, die onder de Wet dieren als handhavingsinstrument breed wordt ingevoerd, met ingang van 1 januari 2013 niet worden ingezet bij de handhaving van regels met betrekking tot het welzijn van dieren en diergeneeskundigen. Dit terwijl ik de bestuurlijke boete juist beschouw als belangrijke verbetering van het handhavingsinstrumentarium van de NVWA. Tot slot is de inwerkingtreding van het Besluit houders van dieren noodzakelijk om volledig uitvoering te kunnen geven aan het convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten.

In mijn brief van 10 juli 2012 (Kamerstukken II, 2011/12, 28 286, nr. 583) kondigde ik aan te onderzoeken of het mogelijk is dat, mede gelet op de uitvoering van het antibioticabeleid, de regelgeving ten aanzien van diergeneesmiddelen onder de Wet dieren wel met ingang van 1 januari 2013 in werking treedt. Inmiddels is gebleken dat dit inderdaad mogelijk is. Daarom zullen met ingang van 1 januari 2013 een deel van de Wet dieren, het Besluit diergeneesmiddelen, het Besluit diervoeders, het Besluit dierlijke producten, het Besluit handhaving en overige zaken en de daarop gebaseerde ministeriele regelingen in werking treden.

De ontwerpen van voornoemde besluiten liggen al geruime tijd in uw Kamer. Ik merk dat degenen die geraakt worden door deze besluiten onzeker zijn over wat er gaat gebeuren. Zij vragen mij regelmatig naar het moment waarop de besluiten van kracht worden. Om meer duidelijkheid te kunnen bieden en vanwege de eerder genoemde redenen waarom het wenselijk is dat de besluiten op korte termijn in werking kunnen treden, stel ik een spoedige behandeling van de ontwerp-besluiten door uw Kamer op prijs.

Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om u te attenderen op een in voorbereiding zijnde wijziging van het Besluit doden van dieren en het Besluit ritueel slachten. Met ingang van 1 januari 2013 dient in de Nederlandse wetgeving uitvoering te zijn gegeven aan de Europese verordening inzake de bescherming van dieren bij het doden (PbEU 2009, L 303). Ik heb het noodzakelijk geoordeeld, in afwachting van de inwerkingtreding van het Besluit houders van dieren onder de Wet dieren, alsnog een wijziging van beide besluiten in voorbereiding te nemen onder het vigerend regime van de GWWD teneinde tijdig te kunnen voorzien in de goede uitvoering van die verordening. Het wijzigingsbesluit voorziet louter in hetgeen daartoe strikt juridisch-technisch noodzakelijk is. Ook dit wijzigingsbesluit dient overeenkomstig artikel 110 GWWD bij uw Kamer te worden nagehangen. Naar verwachting zal dit wijzigingsbesluit u binnen afzienbare termijn worden aangeboden, waarbij evenwel de opmerking past dat het zeer wenselijk is dat het besluit op 1 januari 2013 in werking kan treden.

Het ontwerp-Besluit houdende wijziging van het Besluit identificatie en registratie van dieren in verband met het verplicht stellen van identificatie en registratie van honden heb ik 23 oktober jl. aan uw Kamer doen toekomen.

Overigens komt dit besluit tot stand onder de GWWD.

Het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit is niet noodzakelijkerwijs aan de datum van 1 januari 2013 gekoppeld. De afronding van de benodigde uitvoeringsregeling kan de inwerkingtreding op een later tijdstip noodzakelijk maken.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven