28 286 Dierenwelzijn

Nr. 583 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2012

Hierbij ontvangt u mijn reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over het ontwerp-Besluit houders van dieren en het ontwerp-Besluit diergeneeskundigen. Door middel van deze brief bevestig ik geen onomkeerbare stappen te zullen nemen ten aanzien van voornoemde besluiten tot deze besluiten na de verkiezingen naar genoegen van de Kamer zijn besproken.

In mijn brief van 14 juni 2012 (Kamerstukken II, 2011/12, 28 286, nr. 567) meldde ik u te streven naar inwerkingtreding van de beide ontwerpbesluiten met ingang van 1 januari 2013. Uw verzoek heeft tot gevolg dat inwerkingtreding van de ontwerpbesluiten vertraging zal oplopen. Dit betekent dat de Wet dieren, althans voor deze onderdelen, naar verwachting niet op 1 januari 2013 in werking kan treden.

Mede met het oog op de uitvoering van het antibioticabeleid acht ik het wenselijk dat de regelgeving ten aanzien van diergeneesmiddelen onder de Wet dieren wel met ingang van 1 januari 2013 in werking treedt. Ik onderzoek de mogelijkheden hiertoe. Dit zou evenwel tot gevolg hebben dat een aantal artikelen uit de beide ontwerpbesluiten tijdelijk wordt opgenomen in het Besluit diergeneesmiddelen, welk besluit niet bij de Eerste en Tweede Kamer wordt voorgehangen. Dit betreft de artikelen 1.22 tot en met 1.25 en 2.7 tot en met 2.10 van het ontwerp-Besluit houders van dieren en de artikelen 5.1 tot en met 5.6 van het ontwerp-Besluit diergeneeskundigen, waarin regels over de toepassing en de administratie van diergeneesmiddelen door houders van dieren en diergeneeskundigen zijn neergelegd.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker

Naar boven