28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1285 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2022

Hierbij informeer ik de Kamer over hoe ik om zal gaan met de onlangs aangenomen motie van het lid Vestering c.s. (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 71) waarin de regering wordt verzocht uiterlijk voor de zomer van 2023 te komen met een eigen plan van aanpak om de sterfte van jonge dieren in alle sectoren van de veehouderij niet alleen in beeld te brengen maar ook structureel en significant terug te dringen.

De Kamer geeft met het aannemen van deze motie een duidelijk signaal af over hun zorg over de sterfte bij jonge dieren in de veehouderij. Ik deel die zorg. Jonge dieren zijn kwetsbaar en verdienen de best mogelijke zorg, zodat hun welzijn en gezondheid zo goed mogelijk wordt geborgd.

Dit signaal is niet nieuw. Het onderwerp stond ook hoog op de agenda van mijn voorganger en de Kamer is meermaals geïnformeerd over de inzet op dit dossier, en de voortgang die daarbij gemaakt is in de verschillende grote veehouderijsectoren (onder andere Kamerstuk 28 286, nrs. 991, 1063 en 1130 en Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 21).

Een belangrijk onderdeel van mijn inzet is de ontwikkeling van de monitor- en benchmarksystematiek voor zorg jonge dieren in de melkvee-, varkens- en melkgeitensector door de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa). In deze drie sectoren zijn al systemen aanwezig of in vergaande ontwikkeling gericht op versterking van zorg van jonge dieren. In overleg met LNV hebben deze sectoren de SDa verzocht, om voortbouwend op deze initiatieven een onafhankelijke en betrouwbare benchmarksystematiek op te stellen. Op basis van deze systematiek krijgt de houder inzicht in hoe de kwaliteit van zorg voor het jonge dier op zijn bedrijf zich verhoudt tot andere bedrijven in de sector, en wat hij / zij kan doen om de kwaliteit van de zorg te verbeteren.

De SDa is verzocht om de systematiek op te stellen, aangezien de SDa veel ervaring heeft opgedaan met het opstellen van de betrouwbare en succesvolle benchmarksystematiek voor antibioticagebruik in diersectoren.

De Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) geeft in zijn zienswijze zorg voor jonge dieren aan dat een benchmarksystematiek een effectief instrument is om zorg voor jonge dieren te verbeteren. Daarbij merkt de RDA op dat het probleem van sterfte bij jonge dieren complex is en niet eenvoudig te reduceren is tot enkele cijfermatige parameters. Deze zienswijze van de RDA sterkt mij in mijn inzet om de monitor en benchmarksystematiek centraal te stellen in de aanpak van zorg jonge dieren. Daarom heb ik de SDa vorige maand financieel ondersteund om deze systematiek op te stellen (Kamerstuk 28 286, nr. 1267). Sterfte is één van de indicatoren die deel uit zal maken van deze systematiek en wordt daarmee per sector ook in beeld gebracht.

Zoals reeds hierboven gemeld zetten de melkvee-, melkgeiten- en varkenssector los van het SDa traject ook andere stappen op het gebied van de zorg voor jonge dieren. Dit geldt ook voor de overige sectoren. Vanwege de korte termijn waarop ik genoodzaakt was de Kamer te informeren over de motie van lid Vestering, vermeld ik onderstaand slechts een aantal van de initiatieven die lopen op dit vlak. Veel van deze initiatieven zijn eerder aan de Kamer gemeld. Gelet op het feit dat deze informatie verspreid staat over diverse brieven, lijkt het me goed deze informatie en de meest recente stand van zaken daarvan hier te bundelen, zodat de Kamer een goed overzicht heeft van de inspanningen van de sector.

Een aantal van de initiatieven van sectoren om de zorg voor het jonge dier te verbeteren:

  • De melkveesector heeft in 2018 KalfOK geïntroduceerd, een benchmark die de melkveehouder inzicht geeft in de kwaliteit van de kalveropfok (en daarmee de zorg voor het jonge dier). Daarnaast worden bedrijven met hogere kalversterfte via het kwaliteitssysteem van de zuivel ondersteund bij het verbeteren van de zorg. Samen met de kalverhouderij is het KalfVolgSysteem ontwikkeld.

  • De melkgeitensector werkt via het kwaliteitssysteem aan een benchmark sterfte. Wanneer de sterfte te hoog is wordt de houder verplicht om samen met de dierenarts en een vertegenwoordiger van zijn zuivelverwerker een plan van aanpak op te stellen. Daarnaast wordt middels een publiek private samenwerking (PPS), mede gefinancierd door LNV, onderzocht of de bestaande benchmark kan worden uitgebreid met andere kenmerken met betrekking tot de opfok van het jonge dier om op die manier een meer integrale aanpak na te streven en de zorg voor het jonge dier beter in beeld te brengen.

  • De varkenssector werkt met medefinanciering van LNV aan een programma voor verbetering van de «bigvitaliteit» aan een bigvitaliteitsindex. Daarbij is veel aandacht om de succesfactoren voor goede zorg voor biggen onder de aandacht te brengen van zeugenhouders in de praktijk.

  • Ook de pluimveesector onderschrijft het belang van het terugdringen van sterfte en werkt in dit kader aan het zicht krijgen op oorzaken en mogelijkheden om de sterfte te verminderen en de vitaliteit te verbeteren.

  • De konijnensector werkt met behulp van financiering van LNV samen met Wageningen Economic Research (WEcR) de komende twee jaar aan de ontwikkeling van een Zorgwijzer Konijnen, die inzicht zal geven in een aantal duurzaamheidsprestaties van de deelnemende bedrijven op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn. Daarbij worden ook sterftecijfers in beeld gebracht.

Ook via het traject voor het convenant voor de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij zal ik me inzetten voor verbetering van het welzijn en de diergezondheid van jonge dieren.

Gelet op voorgaande houd ik dan ook vast aan de reeds ingezette koers om de zorg voor jonge dieren te versterken en zal ik aanvullende verbeterpunten opnemen in het gevraagde plan dat ik de Kamer voor de zomer van 2023 zal sturen

Ik zal sectoren daarbij betrekken. Betrokkenheid en draagvlak van sectoren is van wezenlijk belang bij de aanpak. Immers de houder zelf is primair verantwoordelijk voor de verzorging van de dieren en kan onder andere door verbetering van het dagelijks management op het bedrijf een wezenlijk verschil maken in de kwaliteit van de zorg voor het jonge dier.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven