28 286 Dierenwelzijn

Nr. 1052 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 mei 2019

Op 2 april 2019 heeft het lid Bromet (GL) het verzoek ingediend om u nader te informeren over de kalversterfte (Handelingen II 2018/19, nr. 69, item 22). Met deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek. Tevens doe ik u de antwoorden toekomen op vragen van de heer de Groot (D66) met (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2632) en mevrouw Ouwehand (PvdD) (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2633) betreffende de sterfte van kalveren.

In mijn beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2018 heb ik mijn zorg uitgesproken over de sterfte onder jonge dieren in verschillende sectoren (Kamerstuk 28 286, nr. 991). Ik heb sindsdien intensief gesproken met de sectoren, ook de melkveehouderij, over dit onderwerp. Deze zomer spreek ik hierover concrete doelstellingen af samen met de sectoren om de sterfte onder jonge dieren terug te brengen. In mijn stand van zaken brief dierenwelzijn die ik u eind mei toezend, zal ik nader ingaan op de acties die de diverse sectoren tot nu toe al hebben genomen. In deze brief zal ik kort ingaan op de sterftecijfers van kalveren en de activiteiten die de melkveehouderij en kalverhouderij tot nu toe hebben ondernomen. Tot slot zal ik ingaan op de berichtgeving in de media.

Cijfers

De sterfte van kalveren wordt gemonitord als onderdeel van de basismonitoring diergezondheid. Dit programma wordt 50/50 gefinancierd door overheid en rundveesector en heeft als doel om trends en ontwikkelingen op het gebied van diergezondheid bij te houden. Binnen dit programma is al langer zichtbaar dat sprake is van hoge sterfte bij kalveren. De sterfte van kalveren tot 14 dagen (inclusief doodgeboren dieren) schommelt al jaren rond de 11,5%. Dit is ook de reden dat de sector, mede op aandringen van mijn ministerie, twee jaar terug met een pakket aan maatregelen is gestart (zie verderop in deze brief). Daarnaast heeft de overheid beschikking over cijfers uit de I&R-databank. Dit systeem is ontworpen voor het tracking and tracing van dieren voor verschillende doeleinden bijvoorbeeld diergezondheid en niet voor het bijhouden van sterftecijfers, maar er kan wel enige informatie uit worden gehaald. De I&R-databank maakt bovendien geen onderscheid tussen verschillende type rundveebedrijven waardoor de data het beeld geven over alle melkveebedrijven, vleesveebedrijven, opfokbedrijven en kalvermesterijen en ook hobbymatige houders. Daarnaast worden dieren die sterven voordat het oormerk is aangebracht geregistreerd als doodgeboren kalveren. In de I&R-databank is een verschuiving zichtbaar van het aantal doodgeboren kalveren naar sterfte van geoormerkte kalveren tot 14 dagen. Deze verschuiving is te verklaren door maatregelen die de sector heeft genomen waardoor dieren eerder geregistreerd worden. De verschuiving laat zien dat melkveehouders nauwkeuriger met merken en melden van kalveren in het I&R-systeem omgaan.

De media heeft mijn ministerie gevraagd om de absolute sterftecijfers op rundveebedrijven en de hoeveelheid bedrijven met een kalversterfte (binnen de eerste 14 dagen) boven de 13% en boven de 20% uit de I&R-databank.

Uit de analyse blijkt dat er 5547 bedrijven zijn waar de kalversterfte boven de 13% ligt en 1.265 bedrijven waar deze boven de 20% sterfte ligt (resp. 33% en 8% van de 16.793 bedrijven). Het betreft hier de kalversterfte op alle rundveebedrijven waar in 2018 meer dan 20 kalveren zijn geboren. Deze kalversterfte tot 14 dagen leeftijd bestaat uit doodgeboren kalveren (inclusief kalveren die voor het oormerken gestorven zijn) en kalveren die na geboorte geleefd hebben en alsnog gestorven zijn (geoormerkte dieren).

Deze cijfers bevestigen nogmaals dat er bedrijven zijn waarbij er meer aandacht moet zijn voor de sterfte onder jonge dieren. Ik heb hierover mijn zorgen geuit en de sector heeft inmiddels een goede basis gelegd voor het oppakken van dit vraagstuk en is in overleg met mijn ministerie actief aan het kijken waar er nog aanscherping van de maatregelen kan plaatsvinden.

Inzet

De sector is twee jaar geleden met een pakket aan maatregelen begonnen dat moet leiden tot verbetering van de zorg voor jonge dieren. Een aantal van deze maatregelen zijn in januari 2018 zelfs door de zuivelsector als eis in de private zuivelkwaliteitssystemen opgenomen.

Het eerste initiatief is het Kalf Volg Systeem, een gezamenlijk initiatief van de melkveehouderij, de kalverhouderij en de transportsector. Het doel is het borgen van de kwaliteit van de kalveren bij de overgang van het melkvee- naar het kalverbedrijf. Informatie over de kwaliteit van de kalveren wordt met alle schakels van de keten gedeeld waarmee de verantwoordelijkheid voor de zorg voor door de gehele keten gevoeld wordt. Verder hebben sinds 1 januari 2018 alle melkveebedrijven inzicht in het sterftekengetal op hun bedrijf via het zuivelkwaliteitssysteem. Het sterftekengetal is de sterfte van kalveren van geboorte tot en met 14 dagen leeftijd ten opzichte van het aantal geboren kalveren. Bij bedrijven met een hoger sterftekengetal wordt actie ondernomen. Bedrijven met een kalversterfte boven de 20% worden aangeschreven om samen met hun dierenarts aan de slag te gaan om de sterfte terug te brengen. Bedrijven met een kalversterfte boven de 25% dienen zelfs verplicht een plan van aanpak op te stellen met hun dierenarts. Deze aanpak is gefaseerd ingevoerd waarbij de grens waarboven een plan van aanpak moet worden opgesteld telkens naar beneden wordt bijgesteld, om zo de kalversterfte steeds verder terug te dringen. Afhankelijk van de ontwikkelingen in de komende periode wordt deze grens naar beneden bijgesteld. Een deel van de zuivelondernemingen heeft daarnaast extra maatregelen opgenomen in de kwaliteitssystemen waar veehouders aan moeten voldoen om melk te mogen leveren. Naast deze verplichte maatregelen is er een vrijwillig benchmarksysteem opgezet, het KalfOK-systeem. Hierin worden meerdere aspecten van kalveropfok meegenomen, waaronder ook sterfte van kalveren. Het doel is dat elke veehouder inzicht heeft in hoe hij of zij zich verhoudt ten opzichte van andere veehouders. Ongeveer 85% van de melkveehouders heeft zich hiervoor al vrijwillig aangemeld, wat voor mij een teken is dat de urgentie bij veehouders wordt gezien.

Deze initiatieven worden nu ruim een jaar toegepast en dat is nog te kort om in de cijfers al resultaten terug te zien. De komende maanden vindt overleg met de sector plaats om concrete doelstellingen vast te stellen omtrent de zorg voor jonge dieren, te bezien wat daarvoor nog aan aanvullende maatregelen nodig is, en meer duidelijkheid te krijgen op welke termijn verbetering van de sterftecijfers te verwachten is.

Berichtgeving media

Op 1 april jl. is er een mediabericht uitgebracht over kalversterfte. Het persbericht start met beelden van verwaarloosde dieren, afkomstig uit rapporten van NVWA-welzijnsinspecties en koppelt dit beeld aan sterftecijfers uit de I&R-databank rundvee, zoals deze door mijn ministerie met de media zijn gedeeld.

Uit het persbericht ontstaat het beeld dat op alle 1.265 bedrijven met een sterfte boven de 20% verwaarlozing de oorzaak zou zijn. Hoe ernstig deze cijfers ook zijn, deze conclusie kan niet worden getrokken. Welzijnsinspecties worden vaak risicogericht gedaan, waardoor de inspectierapporten dus geen doorsnede van de sector weergeven. Uit het nalevingsoverzicht NVWA en de «integrale risicoanalyse zuivelketen» van de NVWA uit 2017, blijkt dat naleving van dierwelzijnsregels in de melkveehouderij rond de 90% is. Op 1% van de bedrijven (160–170 bedrijven) is sprake van structureel niet-naleven. De NVWA voert risicogerichte inspecties uit bij (een gedeelte van) deze bedrijven. Het geschetste beeld als zou er op 1.265 bedrijven sprake zijn van dierverwaarlozing, komt dus niet overeen met het nalevingsbeeld van de NVWA. De sterfte van kalveren is een resultante van velerlei factoren. Niettemin is een sterfte van meer dan 20% op 1.265 bedrijven zeer ernstig, vandaar dat ik hier ook samen met de sector bovenop zal zitten om deze cijfers naar beneden te brengen.

Net als uw Kamer heb ik dus eveneens grote zorgen over de hoge sterfte onder kalveren. Ik span mij er voor in dat deze sterfte omlaag wordt gebracht. Deze verantwoordelijkheid wordt gelukkig ook gevoeld door de sector. Zoals aangegeven leg ik deze zomer samen met de sector concrete doelstellingen vast. Daarnaast wil ik ook duidelijkheid krijgen op welke termijn verlaging van de sterftecijfers te verwachten is. Ik houd uw Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen op dit dossier.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven