Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de hoge sterfte en mishandeling van kalfjes die geboren worden in de melkveehouderij (ingezonden 8 april 2019).

Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 16 mei 2019).

Vraag 1

Deelt u de afschuw over de schrikbarend hoge sterfte onder kalfjes in de melkveehouderij die RTL Nieuws aan het licht heeft gebracht?1

Antwoord 1

Deze deel ik zeker. Zoals ik in mijn beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2018 heb aangegeven (Kamerstuk 28 286, nr. 991) is de hoge sterfte onder jonge dieren reden tot zorg.

Vraag 2

Wanneer waren deze cijfers bij u bekend?

Antwoord 2

De sterfte van kalveren wordt gemonitord als onderdeel van de basismonitoring diergezondheid. Dit programma wordt 50/50 gefinancierd door overheid en rundveesector en heeft als doel om trends en ontwikkelingen op het gebied van diergezondheid bij te houden. Binnen dit programma is al langer zichtbaar dat sprake is van hoge sterfte bij kalveren. Dit is ook de reden dat de sector, mede op aandringen van LNV, twee jaar terug met een pakket aan maatregelen is gestart.

Vraag 3 en 4

Kunt u bevestigen dat de Gezondheidsdienst voor dieren in 2009 de sterfte onder kalfjes in de melkveehouderij, destijds 8 tot 9% van de kalfjes tot een jaar (zonder de verworpen vruchten, doodgeboren kalfjes en nog niet geoormerkte kalfjes), te hoog noemde en daarbij opriep om actie te ondernemen?2

Kunt u bevestigen dat in deze cijfers de kalfjes die zijn afgevoerd naar kalvermesterijen en daar zijn gestorven nog buiten beschouwing zijn gelaten?

Antwoord 3 en 4

De Gezondheidsdienst (GD) heeft aandacht gevraagd voor de juiste zorg voor pasgeboren kalveren. Er wordt geen bron genoemd voor de cijfers die in het artikel staan, maar ze zijn zeer waarschijnlijk afkomstig uit de basismonitoring. Het betreft dan het landelijke gemiddelde sterftepercentage over alle kalveren tussen 3 dagen en 1 jaar leeftijd, ongeacht het bedrijfstype waar de kalveren gehouden worden. In dat geval zijn de kalfjes die zijn afgevoerd naar kalvermesterijen daarin meegenomen.

Vraag 5

Kunt u bevestigen dat met het begrip «kalversterfte» door de sector en ook door u wordt gedoeld op de sterfte onder stier- en vaarskalfjes die levend zijn geboren in de melkveehouderij en die niet binnen drie dagen zijn gestorven, maar op een leeftijd tussen drie en veertien dagen (het moment dat ze (zouden) worden afgevoerd naar een kalvermesterij) en de sterfte onder vaarskalfjes die werden aangehouden om melkkoe te worden, maar zijn gestorven op een leeftijd tussen de drie dagen en één jaar? Zo nee, kunt u toelichten hoe het dan wel zit?

Antwoord 5

Wanneer ik spreek over het terugdringen van kalversterfte heb ik het zowel over stier- als vaarskalveren die ofwel dood worden geboren ofwel die vroegtijdig overlijden. In de basismonitoring diergezondheid dat 50/50 wordt gefinancierd door overheid en rundveesector wordt de sterfte onder alle leeftijdscategorieën rundvee in beeld gebracht.

Voor kalveren wordt de sterfte bijgehouden van niet-geoormerkte kalveren (verworpen vruchten, doodgeboren kalveren, en sterfte voor merken), kalveren tot 14 dagen, 15–56 dagen en 57 dagen- 1 jaar. Deze krijgen ook allemaal aandacht in de aanpak op kalversterfte in de keten (melkvee- en kalversector).

Uit de basismonitoring blijkt dat het risico op vroegtijdige sterfte het hoogst is in de eerste 14 dagen van het kalf. Daarom ligt de nadruk van de aanpak van de kalversterfte op de eerste 14 dagen van het kalf. Het betreft hier zowel stier- als vaarskalveren. Dat de prioriteit van de aanpak van de kalversterfte is gelegd op de eerste 14 levensdagen wil niet zeggen dat er geen aandacht moet zijn voor sterfte die daarna optreedt. De vrijwillige benchmark van de sector is gericht op het jongvee, zowel op stier- als vaarkalveren, zolang de dieren aanwezig zijn op het melkveebedrijf. In mijn stand van zaken brief dierenwelzijn dit voorjaar zal ik deze initiatieven uitgebreider toelichten.

Vraag 6

Kunt u bevestigen dat de sterfte onder kalfjes in kalvermesterijen en onder kalfjes op zogenaamde «opfokbedrijven» niet onder de definitie van kalversterfte vallen zoals die door u en de sector wordt gehanteerd? Zo nee, kunt u toelichten hoe het dan wel zit?

Antwoord 6

Nee, dat kan ik in niet bevestigen zoals u in mijn antwoord op vraag 5 kunt teruglezen.

De cijfers uit de I&R-databank betreft kalveren op alle type rundveebedrijven, zoals melkveebedrijven, vleesveebedrijven, opfokbedrijven en kalvermesterijen maar ook hobbymatige houders.

Kalversterfte tot 14 dagen leeftijd betreft sterfte op de bedrijven waar de kalveren geboren zijn, omdat in het private Kalf Volg Systeem (KVS) is vastgelegd dat kalveren minimaal 14 dagen geregistreerd moeten zijn op één houderij, voordat ze naar de kalverhouderij mogen worden verplaatst. Kalversterfte na 14 dagen bevat ook de sterfte van kalveren op vleeskalverhouderijen.

Vraag 7

Kunt u bevestigen dat kalfjes die geboren worden in zowel de gangbare als de biologische melkveehouderij standaard kort na de geboorte worden weggehaald bij de moeder en apart worden gezet in eenlingbox, soms zelfs nog voordat de moederkoe haar jong heeft kunnen drooglikken?

Antwoord 7

Er bestaan veel verschillende werkwijzen voor de opvang van een pasgeboren kalf. De handelwijze varieert van direct weghalen zonder contact, soms enkele uren bij de moeder laten om droog te laten likken tot het voor een langere periode samen huisvesten van kalf en koe.

Vraag 8

Kunt u bevestigen dat kalfjes die geboren worden in de melkveehouderij moeten zijn geregistreerd als zij drie dagen oud zijn?

Antwoord 8

Volgens de regeling Identificatie en registratie (I&R) van dieren moeten alle kalveren (dus niet uitsluitend melkvee, zie ook mijn antwoord op vraag 6) binnen 3 werkdagen, te rekenen vanaf de dag na de dag van geboorte geregistreerd worden in het I&R-systeem. De geboortedag is dus dag 0.

Vraag 9 en 10

Kunt u bevestigen dat kalfjes die wel levend geboren worden in de melkveehouderij, maar binnen drie dagen na de geboorte sterven, worden geregistreerd als «doodgeboren kalveren» en ook zo worden genoemd door de sector en door uzelf? Zo nee, kunt u toelichten hoe het dan wel zit?

Vindt u het zuiver om te doen alsof dieren dood geboren zijn, terwijl ze in werkelijkheid levend ter wereld kwamen maar binnen drie dagen, veelal in hun eentje in een box, zijn gestorven?

Antwoord 9 en 10

Runderen en dus kalfjes worden individueel geregistreerd. Dit gebeurt op basis van het nummer op het oormerk. Wanneer een kalf nog geen oormerk heeft (jonger dan 3 werkdagen), dan kan sterfte van het kalf niet individueel worden geregistreerd. De sterfte wordt dan gemeld op basis van het oormerknummer van het moederdier. Sterfte van doodgeboren kalveren en kalveren die hebben geleefd en sterven voor het moment van oormerken kunnen daarom niet van elkaar worden onderscheiden.

De regeling I&R van dieren schrijft voor dat kalveren binnen 3 werkdagen een oormerk moeten krijgen. Daarnaast is per 1 april de verplichting «merken voor melden» van kracht, één van de maatregelen na aanleiding van de onregelmatigheden I&R waardoor runderen niet goed stonden geregistreerd in het kader van de fosfaatregelgeving. Dit houdt in dat veehouders een dier moeten oormerken voordat zij deze aanmelden in I&R. Tenslotte heeft de sector in het privaat verplichte Kalf Volg Systeem bepaald dat kalveren minimaal 14 dagen geregistreerd moeten zijn op één houderij, voordat ze naar de kalverhouderij mogen worden verplaatst. Dit alles heeft tot effect dat kalveren in de praktijk vaak ruim voor 3 dagen leeftijd een oormerk hebben en daarmee in I&R zijn geregistreerd. De cijfers in I&R worden daarmee een stuk nauwkeuriger om onderscheid te kunnen maken in daadwerkelijk doodgeboren kalveren en kalveren die levend zijn geboren, maar gestorven vóór het oormerken.

Vraag 11 en 12

Kunt u bevestigen dat de stierkalfjes en de overtollige vaarskalfjes die voor de melkveehouder niet bruikbaar zijn als toekomstige melkkoe, het levende restproduct zijn van koeienzuivel en in dit systeem weinig economische waarde hebben?

Kunt u bevestigen dat deze kalfjes «voor een paar tientjes» worden verkocht aan «de vleesproductie» (kalvermesterijen)?3

Antwoord 11 en 12

Stierkalfjes zijn niet bruikbaar voor de melkveehouder en niet alle vaarskalfjes worden aangehouden ter vervanging van de melkveestapel. Daarom gaan deze kalfjes naar de vleeskalverhouderij. De exacte prijzen van de dieren zijn mij niet bekend.

Vraag 13

Is het u bekend dat melkveehouders ervoor kiezen om een ziek kalf niet (medisch) te laten verzorgen als de kosten van (medische) verzorging hoger zijn dan de opbrengst van het kalf?

Zo nee, kunt u het uitsluiten?4

Antwoord 13

Het signaal dat een lage opbrengst van kalveren mogelijk bijdraagt aan het leveren van minder (medische) zorg aan kalveren is mij bekend en dat vind ik zorgelijk. Melkveehouders zijn immers verantwoordelijk voor een goede zorg van kalveren en dat vergt aandacht op tal van aspecten zoals voeding, hygiëne, temperatuur en ziektepreventie.

Vraag 14

Is het toegestaan om een dier de benodigde zorg te onthouden als dat economisch gezien voordeliger is dan het dier wel de benodigde zorg te geven?5 Kunt u deze vraag met een helder «ja» of «nee» beantwoorden?

Antwoord 14

Nee, elke houder heeft volgens de Wet Dieren de plicht om zijn dier de nodige zorg te verschaffen.

Vraag 15

Houden melkveehouders zelf bij hoeveel kalfjes er op hun bedrijf daadwerkelijk dood worden geboren en hoeveel kalfjes op hun bedrijf wel levend worden geboren maar binnen drie dagen sterven?

Antwoord 15

Melkveehouders houden veel gegevens bij in hun bedrijfsmanagement-systeem, met als doel deze te kunnen analyseren en gerichte maatregelen te kunnen nemen. Het is mij niet bekend of melkveehouders bijhouden of kalveren dood- of levendgeboren zijn. Voor het bedrijfsmanagement is het wel interessant, omdat er mogelijk andere oorzaken liggen onder doodgeboorte, dan onder sterfte binnen enkele dagen. Ik heb hiervoor aandacht gevraagd bij de sector.

Vraag 16

Hoeveel kalfjes werden er in 2009 levend geboren in de melkveehouderij?

Antwoord 16

In het I&R-systeem zijn 1.470.309 geboortemeldingen geregistreerd waarbij de geboortedatum in 2009 ligt. Dit zijn de dieren die na geboorte individueel geregistreerd zijn (en dus een oormerk hebben gekregen). In I&R wordt geen onderscheid gemaakt in bedrijfstype. De geboorte betreft dus alle rundveebedrijven.

Vraag 17

Hoeveel kalfjes werden er in 2009 daadwerkelijk dood geboren in de melkveehouderij?

Indien u niet beschikt over deze cijfers, waarom niet?

Antwoord 17

In 2009 zijn 120.082 doodgeboren kalveren geregistreerd. Dit betreft de geregistreerde doodgeboren kalveren (vanaf meer dan 7 maanden dracht inclusief de kalveren die voor het merken zijn gestorven) op alle typen rundveebedrijven.

Vraag 18

Hoeveel van de kalfjes die in 2009 levend werden geboren in de melkveehouderij, stierven voordat zij drie dagen oud waren?

Antwoord 18

In I&R wordt dit onderscheid niet gemaakt. Kalveren die sterven voordat zij gemerkt zijn (jonger dan 3 werkdagen), worden geregistreerd als doodgeboren kalveren. Als gekeken wordt naar het aantal geregistreerde (en gemerkte) kalveren dat is gestorven voordat zij 3 dagen oud waren dan waren dit er in 2009 5.102. In I&R wordt geen onderscheid gemaakt in bedrijfstype. De sterfte betreft dus alle rundveebedrijven.

Vraag 19

Hoeveel van de kalfjes die in 2009 werden geboren in de melkveehouderij, stierven op een leeftijd van drie tot veertien dagen?

Antwoord 19

In het I&R-systeem staan 39.858 kalveren die in 2009 zijn gestorven voordat zij 14 dagen oud waren. Dit betreft dus de kalveren die van oormerken zijn voorzien. In het I&R-systeem wordt geen onderscheid gemaakt in bedrijfstype. Het betreft dus alle typen rundveebedrijven en niet alleen melkveehouderijen.

Vraag 20

Hoeveel van de kalfjes die in 2009 werden geboren in de melkveehouderij en werden aangehouden om later te worden gebruikt als melkkoe, stierven op een leeftijd van veertien dagen tot een jaar?

Antwoord 20

In het I&R-systeem staan 114.382 kalveren geregistreerd die zijn geboren in 2009 en gestorven tussen de 14 dagen en 1 jaar leeftijd. Dit betreft kalveren op alle rundveebedrijven, dus niet voor een bepaald bedrijfstype of aangehouden met een bepaald doel.

Vraag 21

Kunt u bevestigen dat kalfjes die geen waarde hebben voor de melkveehouder als toekomstige melkkoe, op een leeftijd van veertien dagen worden afgevoerd naar een kalvermesterij, waar zij -als ze niet voortijdig sterven- zes tot twaalf maanden in hokken staan totdat zij worden geslacht? Zo nee, kunt u toelichten hoe het dan wel zit?

Antwoord 21

Om melk te kunnen geven moet een koe met regelmaat een kalf ter wereld brengen. De melkveehouder houdt (een deel van) de vrouwelijke kalveren aan om op te fokken tot toekomstige melkkoe. De mannelijke kalveren (en een deel van de vrouwelijke kalveren) worden opgefokt met als doel kalfsvlees te produceren. De kalveren worden na minstens 14 dagen en op een minimaal gewicht van 36 kg door handelaren opgehaald van het melkveebedrijf en naar de vleeskalverhouderij gebracht. Daar worden de kalveren 6–12 maanden opgefokt en vervolgens geslacht.

Vraag 22

Hoeveel kalfjes die in 2009 werden geboren in de melkveehouderij zijn afgevoerd naar kalvermesterijen?

Antwoord 22

In het I&R-systeem wordt geen onderscheid gemaakt in bedrijfstype. Uit het I&R-systeem blijkt dus niet met welk doel kalveren worden aangehouden of afgevoerd.

Vraag 23

Hoeveel van de 173.278 kalveren die in 2017 doodgeboren zijn, zijn daadwerkelijk dood geboren en hoeveel van deze dieren zijn wel degelijk levend geboren maar gestorven binnen drie dagen?6 Indien u niet beschikt over deze cijfers, waarom niet?

Antwoord 23

Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 9 en 10. In het I&R-systeem kan geen onderscheid gemaakt worden tussen daadwerkelijk doodgeboren kalveren en kalveren die gestorven zijn voordat zij een oormerk hebben gekregen. Het getal 173.278 komt uit een rapportage van RVO.nl waarbij in de tabel het aantal ontvangen meldingen is weergegeven. Dit betreft niet het daadwerkelijke aantal doodgeboren kalveren. In enkele gevallen worden meldingen ten onrechte dubbel geregistreerd, namelijk via Rendac en nogmaals door de veehouder zelf. In overleg met Rendac wordt bepaald hoe deze dubbele registraties voorkomen kunnen worden. In I&R zijn in 2017 152.385 unieke kalveren als doodgeboren geregistreerd, dit betreft kalveren in zowel de melkveehouderij als de vleesveehouderij.

Vraag 24

Kunt u een nadere toelichting geven op de achtergrond van de 253.972 runderen die voortijdig zijn gestorven in 2017?7

  • a) Hoeveel van deze dieren zijn gestorven in de leeftijd van drie tot veertien dagen op een melkveebedrijf?

  • b) Hoeveel van deze dieren zijn gestorven in de leeftijd van veertien dagen tot een jaar op een melkveebedrijf?

  • c) Hoeveel van deze dieren zijn gestorven in de leeftijd van een jaar en ouder op een melkveebedrijf?

  • d) Hoeveel van deze dieren zijn gestorven op een opfokbedrijf?

  • e) Hoeveel van deze dieren zijn gestorven op een kalvermesterij?

  • f) Hoeveel van deze dieren zijn gestorven op een vleesveebedrijf?

  • g) Hoeveel van deze dieren zijn gestorven bij hobbyboeren?

  • h) Indien u niet beschikt over deze cijfers, waarom niet?

Antwoord 24

Ik zal per deelvraag hieronder kort antwoorden. Net als bij vraag 22 bevat het genoemde aantal dubbele registraties. Verder is het van belang aan te geven dat in het I&R-systeem geen onderscheid gemaakt kan worden in het bedrijfstype waar dieren aanwezig zijn op het moment van sterfte. Ook is het in het I&R-systeem niet vast te stellen of sprake is van vroegtijdige sterfte of bijvoorbeeld euthanasie door een dierenarts omwille van ziekte of een ongeval.

  • a) Over 2017 zijn er 51.462 gemerkte kalveren op rundveebedrijven gestorven voordat zij 14 dagen oud waren.

  • b) Over 2017 zijn er 121.585 gemerkte kalveren op rundveebedrijven gestorven tussen de 14 dagen en 1 jaar oud.

  • c) Over 2017 zijn 78.344 runderen ouder dan 1 jaar gestorven op rundveebedrijven.

d t/m h) In I&R kan geen onderscheid gemaakt worden in bedrijfstype.

Vraag 25

Kunt u de cijfers bevestigen die RTL Nieuws boven tafel heeft weten te krijgen, waaruit blijkt dat het aantal kalfjes dat sterft in de melkveehouderij voordat zij de leeftijd van veertien dagen hebben behaald, in 2018 gemiddeld 12,5% is, wat neerkomt op 200.000 dode kalfjes per jaar?

Antwoord 25

De absolute aantallen gestorven dieren die RTL Nieuws heeft gepubliceerd kan ik bevestigen, deze cijfers zijn afkomstig uit het I&R-systeem. Het cijfer 12,5% kan ik niet bevestigen. Bij het vaststellen van het sterftepercentage is het belangrijk om de juiste berekening uit te voeren. Hierbij moet het aantal doodgeboren kalveren en de sterfte tot 14 dagen bij elkaar worden opgeteld en vergeleken met het aantal geregistreerde geboortemeldingen, inclusief de doodgeboortes. De sterfte tot 14 dagen leeftijd (inclusief doodgeboren) komt over 2018 dan neer op 11,5%.

Vraag 26

Hoeveel kalfjes werden er in 2018 levend geboren in de melkveehouderij?

Antwoord 26

In het I&R-systeem wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende typen rundveebedrijven. Bovendien worden kalveren die sterven voordat het oormerk wordt ingebracht geregistreerd als doodgeboren kalveren. Hierdoor is niet exact aan te geven hoeveel kalveren levend zijn geboren in de melkveehouderij. Het aantal in I&R-geregistreerde geboortemeldingen op alle typen rundveebedrijven, dit betreft dus gemerkte kalveren, is 1.586.697.

Vraag 27

Hoeveel kalfjes werden er in 2018 daadwerkelijk dood geboren in de melkveehouderij?

Antwoord 27

Het aantal geregistreerde doodgeboren kalveren (inclusief kalveren die zijn gestorven voor het merken) is in 2018 142.809. Dit betreft dus alle geregistreerde doodgeboren kalveren en niet uitsluitend de melkveehouderij.

Vraag 28

Hoeveel van de kalfjes die in 2018 levend werden geboren in de melkveehouderij, stierven voordat zij drie dagen oud waren?

Antwoord 28

Zoals ik in mijn antwoorden op vraag 9, 10 en 22 heb aangegeven, kan in het I&R-systeem geen onderscheid gemaakt worden tussen daadwerkelijk doodgeboren kalveren en kalveren die gestorven zijn voordat zij een oormerk hebben gekregen. Kalveren die al voor de 3e dag gemerkt zijn en toch gestorven worden meegerekend in de categorie geoormerkte sterfte tot 14 dagen.

In het I&R-systeem staan voor 2018 8.574 kalveren geregistreerd die een geboortemelding hebben (en dus gemerkt zijn) en die gestorven zijn voordat zijn 3 dagen oud waren.

Vraag 29

Hoeveel van de kalfjes die in 2018 werden geboren in de melkveehouderij, stierven op een leeftijd van drie tot veertien dagen?

Antwoord 29

Over 2018 zijn er 56.429 kalveren geregistreerd als gestorven na het merken in de leeftijd tussen 3 en 14 dagen oud. Dit betreft dieren in zowel de melkvee- als vleesveehouderij.

Vraag 30

Hoeveel van de kalfjes die in 2018 werden geboren in de melkveehouderij en werden aangehouden om later te worden gebruikt als melkkoe, stierven op een leeftijd van 14 dagen tot een jaar?

Antwoord 30

In het I&R-systeem wordt geen onderscheid gemaakt in bedrijfstype. Het is daarom niet mogelijk inzicht te krijgen in het doel waarvoor kalveren worden aangehouden. In totaal stierven over 2018 112.555 kalveren tussen de 14 dagen en 1 jaar oud op rundveebedrijven in Nederland.

Vraag 31

Hoeveel kalfjes die in 2018 werden geboren in de melkveehouderij zijn afgevoerd naar kalvermesterijen?

Antwoord 31

In het I&R-systeem wordt geen onderscheid gemaakt in bedrijfstype. Het is daarom niet inzichtelijk hoeveel dieren naar een kalvermesterij zijn afgevoerd.

Vraag 32 t/m 34

Hoe beoordeelt u het percentage dat de Nederlandse Melkveehoudersvakbond noemt (7,7%) over het aantal kalfjes dat op dit moment dood geboren zou worden in de melkveehouderij?8

Kunt u het percentage dat de Nederlandse Melkveehoudersvakbond noemt bevestigen?

Kunt u bevestigen dat ook hier eigenlijk bedoeld wordt: doodgeboren en levend geboren, maar binnen drie dagen gestorven? Zo nee, hoe hoog is het percentage dan volgens u?

Antwoord 32 t/m 34

Dit percentage komt overeen met de gegevens die over het laatste kwartaal 2018 in de basismonitoring diergezondheid zijn gerapporteerd en betreffen een Nederlands gemiddelde. Dit percentage betreft, zoals ook eerder reeds aangegeven, zowel daadwerkelijk doodgeboren kalveren, als kalveren die levend geboren zijn, maar gestorven voor het moment van oormerken.

Vraag 35 t/m 40

Wat is voor u een acceptabel aantal kalfjes dat doodgeboren wordt of binnen drie dagen sterft in de melkveehouderij en kunt u dit toelichten?

Wat is voor u een acceptabel aantal kalfjes dat daadwerkelijk doodgeboren wordt in de melkveehouderij en kunt u dit toelichten?

Wat is voor u een acceptabel aantal kalfjes dat levend geboren wordt, maar binnen drie dagen sterft in de melkveehouderij en kunt u dit toelichten?

Wat is voor u een acceptabel aantal kalfjes dat levend geboren wordt, maar op een leeftijd van drie dagen tot een jaar sterft in de melkveehouderij en kunt u dit toelichten?

Wat is voor u een acceptabel aantal kalfjes dat sterft in kalvermesterijen en kunt u dit toelichten?

Wat is voor u een acceptabel aantal dieren dat sterft op opfokbedrijven en kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 35 t/m 40

Dat dieren voortijdig sterven is helaas niet helemaal te voorkomen. Zelfs bij de beste zorg sterven er helaas jonge dieren. Sterfte is een resultante van meerdere factoren zoals management, ziekte, fokkerij en huisvesting. Het is daarom lastig om dit uit te drukken in een getal dat acceptabel is. Niettemin vind ik ten zeerste dat er de beste zorg aan de dieren moet worden gegeven opdat er zo min mogelijk dieren sterven. En dat er gezorgd moet worden dat de cijfers van onnodige sterfte omlaag worden gebracht.

Vraag 41

Wat is de concrete sectordoelstelling op het gebied van het verminderen van de sterfte onder kalfjes tussen drie dagen en een jaar oud en waar is dit te lezen in het in 2016 opgestelde sectorplan «Vitaal kalf»?

Antwoord 41

Het sectorale initiatief Vitaal, Gezond en Duurzaam Kalf is in 2016 opgesteld door de melkveehouderij, vleeskalverhouderij en collectieve kalverhandel gezamenlijk. Het is een privaat initiatief. Binnen dit initiatief zijn een aantal onderzoekslijnen gestart, zijn kennisnetwerken omtrent kalveropfok opgezet, en is het Kalf Volg Systeem (KVS) opgezet. Deze initiatieven richten zich op het komen tot optimale zorg voor het kalf door de gehele keten. In de gesprekken die ik voer met betrekking tot de opgaven voor de verduurzaming van de melkveehouderij, wil ik samen met de sector concrete doelstellingen vastleggen als het gaat om de zorg voor jonge kalveren.

Vraag 42

Wanneer precies zou de sterfte onder kalfjes tussen drie dagen en een jaar oud in de melkveehouderij zijn teruggedrongen volgens het in 2016 opgestelde sectorplan «Vitaal kalf»?

Antwoord 42

Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 38. Het plan is erop gericht om de gezondheid van kalveren te verbeteren.

Vraag 43

Heeft u nog steeds de verwachting dat de sterfte zal afnemen op basis van acties die de sectoren zelf nemen en waar baseert u dat op?9

Antwoord 43

Ik wil de sector de ruimte geven om de ingezette maatregelen verder door te voeren. In de gesprekken die ik voer met betrekking tot de opgaven voor de verduurzaming van de melkveehouderij, wil ik samen met de sector concrete doelstellingen vastleggen als het gaat om de zorg voor jonge kalveren.

Vraag 44

Wat is voor u de uiterste datum waarop voldoende resultaat zichtbaar moet zijn en wat is daarbij voor u voldoende?

Antwoord 44

Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op de vragen 38 en 40 leg ik met de sector deze zomer concrete doelstellingen vast. Ik zal uw Kamer hier nader over informeren als hier meer over bekend is.

Vraag 45

Past het beeld van 200.000 dode kalfjes, gestorven binnen twee weken, binnen de verwachtingen die u op basis van de sectormaatregelen heeft met betrekking tot de afname van de sterfte?

Antwoord 45

Het gaat hier om grote aantallen dieren en elk dood dier is er één teveel. Tegelijkertijd zullen er zelfs met de best mogelijke zorg dieren dood gaan. Ik heb u aangegeven dat ik bezorgd ben over de cijfers en vind dat alle kalveren de beste zorg verdienen. De sector is ook doordrongen van het belang om de sterftecijfers naar beneden te krijgen. De ingezette initiatieven hebben echter tijd nodig om resultaten te kunnen laten zien. In mijn stand van zaken brief dierenwelzijn dit voorjaar zal ik deze initiatieven uitgebreider toelichten.

Vraag 46

Hoeveel (volwassen) koeien zijn er in de periode 2009–2018 jaarlijks gestorven op melkveebedrijven?

Antwoord 46

In onderstaande tabel is zichtbaar gemaakt bij hoeveel runderen tussen de 1 en 2 jaar en van 2 jaar en ouder in het I&R-systeem sterfte is geregistreerd.

Jaar

Aantal sterfte tussen 1 en 2 jaar na geboorte

Aantal sterfte van 2 jaar en ouder

2009

7.943

71.908

2010

8.291

76.715

2011

7.272

69.833

2012

7.209

64.306

2013

7.275

65.823

2014

7.780

69.085

2015

7.873

71.267

2016

8.143

80.559

2017

7.436

70.908

2018

6.620

72.170

Vraag 47

Wat is voor u een acceptabel aantal (volwassen) koeien dat sterft in de melkveehouderij en kunt u dit toelichten?

Antwoord 47

Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 35 t/m 40.

Vraag 48

Kunt u bevestigen dat er naast de 200.000 kalfjes die op melkveebedrijven zijn gestorven in de eerste twee weken na hun geboorte, ook nog een zeer groot aantal kalfjes sterft op kalvermesterijen of tijdens het transport op weg daar naartoe?

Antwoord 48

In het I&R-systeem wordt niet geregistreerd of kalveren sterven tijdens transport. Sterfte tijdens transport wordt geregistreerd op het UBN-nummer van het afvoerende ofwel van het aanvoerende bedrijf. Hieruit blijkt dus niet of de sterfte tijdens het transport heeft plaatsgevonden of op het bedrijf waarop de sterfte is geregistreerd. Bij vraag 23 heb ik u geantwoord hoeveel dieren als gestorven zijn geregistreerd ná 14 dagen leeftijd, de periode waar kalveren dus ook op vleeskalverbedrijven gehouden kunnen worden.

Vraag 49

Hoeveel kalfjes zijn er in de periode 2009–2018 jaarlijks gestorven op kalvermesterijen?

Antwoord 49

In het I&R-systeem wordt geen onderscheid gemaakt naar bedrijfstype.

Vraag 50

Hoeveel kalfjes zijn er in de periode 2009–2018 jaarlijks gestorven tijdens transport op weg daar naartoe?

Antwoord 50

Het I&R-systeem heeft geen cijfers over sterfte bij transport zoals ik heb uitgelegd in het antwoord op vraag 48.

Vraag 51

Hoeveel dieren zijn er in de periode 2009–2018 jaarlijks gestorven op opfokbedrijven?

Antwoord 51

In het I&R-systeem wordt geen onderscheid gemaakt naar bedrijfstype.

Vraag 52

Heeft u de beelden gezien die door een undercovermedewerker zijn gemaakt in een bedrijf met 1600 witvleeskalveren en die door Stichting Animal Rights naar buiten zijn gebracht?10

Antwoord 52

Ja, die heb ik gezien.

Vraag 53

Vindt u het ook walgelijk hoe deze dieren behandeld worden?

Antwoord 53

Een ruwe behandeling van dieren keur ik uiteraard niet goed.

Vraag 54

Kunt u bevestigen dat kalfjes die worden gehouden voor de productie van wit of blank kalfsvlees aangepast voer krijgen om ervoor te zorgen dat het ijzergehalte in hun bloed laag blijft, zodat hun vlees niet te donker van kleur wordt?

Antwoord 54

De uiteindelijke kwaliteit van het kalfsvlees bepaalt het afzetkanaal en -mogelijkheden. De kleur is daar een onderdeel van. Grofweg worden vleeskalveren gehouden als blank of als rosékalf. De kleur van het vlees is gecorreleerd met het hemoglobine (Hb)-gehalte in het bloed. Voor de aanmaak van Hb is ijzer nodig. Er gelden strikte EU-eisen over het hemoglobine (Hb)-gehalte in het bloed van kalveren tijdens de houderijperiode. Om dit te bewaken kunnen kalverhouders bloedmonsters laten nemen ter monitoring. De kalveren krijgen uitgebalanceerde voeding om te voorkomen dat te lage Hb-gehaltes kunnen optreden.

Vraag 55

Hoe vaak wordt er bloed afgenomen bij kalfjes die op kalvermesterijen worden gehouden voor de productie van wit of blank kalfsvlees om te controleren of het ijzergehalte in het bloed nog boven de voorgeschreven norm zit?

Antwoord 55

In het kwaliteitssysteem van de kalversector -Vitaal Kalf- is de eis opgenomen dat houders het Hb-gehalte van blanke kalveren bewaken, met als doel dit niet onder de EU-norm te laten zakken. Een groot deel van de bedrijven vult deze eis in door het laten uitvoeren van bloedonderzoek. Er is geen vast protocol wat beschrijft hoe vaak dit gebeurt. Indien te lage waardes worden vastgesteld dienen maatregelen genomen te worden.

Vraag 56

Kunt u bevestigen dat het afnemen van bloed om het ijzergehalte te controleren wordt gepresenteerd als welzijnsmaatregel in de vleeskalverhouderij?11

Antwoord 56

Er gelden strikte normen voor het Hb-gehalte in het bloed van kalveren. Deze norm bestaat om het welzijn en de gezondheid van vleeskalveren te borgen. Het nemen van bloedmonsters is geen welzijnsmaatregel, maar het instrument om de Hb-gehaltes te kunnen bewaken.

Vraag 57

Kunt u bevestigen dat vrijwel alle vaarskalfjes die worden aangehouden om later te worden gebruikt als melkkoe, worden onthoornd?

Antwoord 57

Ja. Kalveren die worden ingezet ter vervanging van de melkveestapel worden in de gangbare veehouderij onthoornd. Wanneer een hoornloze stier is ingezet is dit niet nodig, aangezien hoornloosheid dominant vererft.

Vraag 58

Hoeveel kalfjes worden er per jaar onthoornd?

Antwoord 58

De exacte aantallen hiervan heb ik niet maar het gaat om het merendeel van de vaarskalveren.

Vraag 59

Hoeveel kalfjes worden onthoornd met een elektrische of hete luchtmethode?

Antwoord 59

De exacte aantallen hiervan heb ik niet maar het merendeel van de kalveren wordt op jonge leeftijd onthoornd door middel van een elektrische of hete luchtmethode.

Vraag 60

Hoeveel kalfjes worden er onthoornd met een draadzaag?

Antwoord 60

Deze methode wordt alleen toegepast wanneer een dier op latere leeftijd nog wordt onthoornd, conform wetgeving op een leeftijd ouder dan zes maanden.

Vraag 61

Hoe oud zijn de kalfjes gemiddeld wanneer zij worden onthoornd?

Antwoord 61

Conform het Besluit houders van dieren wordt deze ingreep verricht voor een leeftijd van twee maanden oud. Over het algemeen zijn de dieren niet jonger dan twee weken en zijn zij gemiddeld vier weken oud bij het onthoornen.

Vraag 62

Kunt u bevestigen dat de melkveehouder de kalfjes meestal zelf onthoornd?

Antwoord 62

Naar schatting onthoornt circa een derde deel van de veehouders de dieren zelf. Het onthoornen is een wettelijk toegestane handeling voor een veehouder. Voorwaarde is dat de ingreep geschiedt op aanwijzing van een plaatselijk praktiserende dierenarts nadat deze een plaatselijke verdoving heeft gezet.

Vraag 63

Is hier altijd een dierenarts bij aanwezig en kunt u toelichten hoe u dat weet?

Antwoord 63

Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 59. Het is een voorwaarde dat een dierenarts een plaatselijke verdoving toepast. De NVWA controleert aan de hand van het logboek of dit daadwerkelijk is gebeurd.

Vraag 64

Erkent u dat onthoornen pijn en stress oplevert voor een kalf?

Antwoord 64

Ja, het onthoornen van kalveren is een ingreep die pijn en stress met zich meebrengt. Daarom zijn er met de melkveesector afspraken gemaakt om dit zo diervriendelijk mogelijk te laten gebeuren (Kamerstuk 28 286, nr. 651). Naast de wettelijke verplichte verdoving bij het onthoornen, toe te dienen door een dierenarts, is afgesproken dat er postoperatieve pijnbestrijding wordt toegepast.

Vraag 65

Hoe kan worden vastgesteld dat de kalfjes te allen tijde de wettelijk verplichte verdoving krijgen tijdens de ingreep?

Antwoord 65

Een houder van een rund mag dit dier onthoornen. Dit op aanwijzing van een praktiserend dierenarts nadat deze een plaatselijke verdoving heeft toegepast. In de administratie van de houder van dieren dient, conform artikel 5.3 Regeling diergeneeskundigen, de toepassing van diergeneesmiddelen (door de dierenarts) en de datum van de toepassing te worden bijgehouden. Bij aantreffen van onthoornde runderen kan zodoende worden nagegaan of deze verdoofd zijn geweest tijdens de ingreep.

Vraag 66

In hoeveel gevallen krijgen de kalfjes pijnbestrijding na afloop van het onthoornen (postoperatief)?

Antwoord 66

Sinds 1 januari 2018 is het toepassen van langdurige pijnbestrijding na onthoornen verplicht via de zuivelkwaliteitssystemen voor melkvee. Meer dan 99,5% van de melkveesector is hierbij aangesloten.

Vraag 67

Kunt u bevestigen dat u in 2013 afspraken heeft gemaakt met de melkveesector om naast de verplichte verdoving bij het onthoornen, voorafgaand aan de ingreep en/of bij nabehandeling pijnbestrijding te geven en te zoeken naar- en in te zetten op alternatieven (het versneld invoeren van hoornloze dieren (hoornloze rassen) en het ontwikkelen van andere houderijsystemen of het vernieuwen van delen van bestaande stalsystemen waardoor onthoornen minder noodzakelijk wordt)?

Antwoord 67

Ja, dat kan ik bevestigen.

Vraag 68 en 69

Herinnert u zich dat u de gemaakte afspraken in 2018 zou evalueren?

Kunt u per gemaakte afspraak beschrijven wat de huidige stand van zaken is, zes jaar na het maken van de afspraken? Zo nee, betekent dit dat u uw toezegging om de gemaakte afspraken in 2018 te evalueren niet bent nagekomen?

Antwoord 68 en 69

De huidige stand van zaken is in beeld en is als volgt:

Napijnbestrijding: in mijn antwoord op vraag 63 heb ik aangegeven dat er aan het toepassen van napijnbestrijding gehoor is gegeven door de sector.

Versneld inkruisen van hoornloosheid: In 2013 was 0,94% van de inseminaties met een stier die het hoornloosheidsgen droeg. In het lopend jaar 2019 is dit percentage gestegen tot 3,73%, zie ook onderstaande tabel.

Tabel Percentage Holstein inseminaties per inseminatiejaar met homozygote, heterozygote en niet-dragers van het hoornloosgen.

inseminatiejaar

Homozygoot

heterozygoot

niet drager

2013

0.03

0.91

99.06

2014

0.37

1.13

98.50

2015

0.51

1.78

97.71

2016

0.26

1.79

97.94

2017

0.24

2.70

97.06

2018

0.37

2.47

97.16

2019

0.56

3.17

96.27

Toelichting tabel: Stieren kunnen homozygoot zijn voor hoornloosheid, waarbij 100% van de nakomelingen hoornloos zijn. De heterozygote stieren geven bij 50 procent van de nakomelingen hoornloosheid. Het percentage gebruik van stieren die het hoornloosheidsgen dragen staat vermeld in onderstaande tabel. Het is gebaseerd op alle inseminaties die bekend zijn bij coöperatie CRV.

2b Ontwikkelen van alternatieve stalsystemen: er zijn enkele tientallen vrijloopstallen in Nederland, maar het merendeel van de veehouders onthoornt de koeien ook in deze systemen vanwege de veiligheid voor de houder en om te voorkomen dat dieren elkaar beschadigen.

De gegevens over de voortgang van de ontwikkelingen met betrekking tot onthoornen worden bijgehouden en derhalve is geen aparte evaluatie meer uitgevoerd. Ik ga in het kader van de verduurzaming van de veehouderij met de sector in gesprek over welke extra stappen de sector op dit gebied kan zetten.

Vraag 70

Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?

Antwoord 70

Een aantal vragen heb ik zoals u kunt zien samengevoegd.

Naar boven