28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

Nr. 276 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 januari 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van 7 september 2017 inzake het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2016 (Kamerstuk 28 165, nr. 274).

De Minister van Financiën heeft deze vragen, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat beantwoord bij brief van 10 januari 2018. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

De griffier van de commissie, Tielens-Tripels

Inleiding

Een deel van de ingebrachte Kamervragen heeft betrekking op de zogenaamde «beleidsdeelnemingen», waarvan het aandeelhouderschap wordt ingevuld door andere bewindspersonen. Het betreft de vragen over Innovation Quarter en Oost N.V., waarvan het aandeelhouderschap is belegd bij de Minister van EZK. De antwoorden op deze vragen zijn opgesteld door de Minister van EZK en bied ik u namens hem aan.

Vraag 1

Kunt u het Nederlandse deelnemingenbeleid bondig afzetten tegen het deelnemingenbeleid in respectievelijk Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk? Zijn er significante verschillen in hoe de Nederlandse overheid haar rol invult in deelnemingen?

Vraag 2

Kunt u voor Duitsland, België, het Verenigd koninkrijk en Nederland het balanstotaal van staatsdeelnemingen als percentage van het bbp geven?

Antwoord 1 en 2

Het beheer van staatsdeelnemingen kan op verschillende manieren ingevuld worden. In Nederland is het zo geregeld dat het aandeelhouderschap binnen het Ministerie van Financiën valt en dus onder mijn verantwoordelijkheid. In Duitsland en België is het aandeelhouderschap van de staatsdeelnemingen verdeeld tussen verschillende ministeries. In het Verenigd Koninkrijk worden staatsdeelnemingen beheerd door de organisatie UKGI (Government Investments), die onder het Britse Ministerie van Financiën valt.

Ieder half jaar komen alle OESO-landen bijeen om kennis te delen over het beheer van staatsdeelnemingen. Ik verwijs naar de recente OESO publicatie «The Size and Sectoral Distribution of State-Owned Enterprises»1 voor de beschikbare data van staatsdeelnemingen uit verschillende OESO-landen.

Vraag 3

Met welk beleid en welke maatregelen tracht het kabinet marktvervuiling («crowding out») en valse concurrentie op de markt door staatsdeelnemingen te voorkomen?

Antwoord 3

Met een staatsdeelneming kiest de staat ervoor de voortbrenging van goederen of diensten, waarmee een publiek belang gemoeid is, onder te brengen in een private vennootschap. De staat is (deels) de publieke aandeelhouder. De aandeelhoudersrol van de staat wordt, in lijn met die van private aandeelhouders, ingevuld op basis van het vennootschapsrecht. Een belangrijk element van het deelnemingenbeleid is dat elke staatsdeelneming een marktconform rendement moet realiseren dat de levensvatbaarheid van de deelneming aantoont. Is de deelneming niet langer zelfstandig levensvatbaar, dan ligt uitvoering dichter bij de overheid voor de hand. Zoals vermeld in de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 wordt elke staatsdeelneming een keer in de zeven jaar geëvalueerd om te beoordelen of staatsaandeelhouderschap nog steeds het geëigende instrument is voor de borging van de publieke belangen.

Vraag 4

Welke totale waarde vertegenwoordigt de schuld van de één tot anderhalf miljoen mensen die volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau risicovolle en problematische schulden hebben?

Antwoord 4

Voor deze vraag verwijs ik u graag naar het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Vraag 5

Hoe zijn klachtenregelingen voor gebruikers ingericht bij de staatsdeelnemingen, hoeveel klachten zijn ingediend en hoeveel zijn behandeld?

Vraag 7

Wat is het verloop van het personeel van staatsdeelnemingen in de afgelopen vijf jaar en wat zijn de cijfers omtrent het ziekteverzuim?

Vraag 72

Wat is het percentage werknemers met een vast contract en met een flex-contract bij de staatsdeelnemingen?

Vraag 73

Hoeveel externe adviseurs of andere externen zijn ingehuurd bij de staatsdeelnemingen en wat heeft dit gekost?

Antwoord 5, 7, 72 en 73

De zeggenschap die ik heb als aandeelhouder is vastgelegd in het vennootschapsrecht en in de statuten van de staatsdeelnemingen. Als aandeelhouder zie ik erop toe dat de staatsdeelnemingen verantwoord omgaan met het geïnvesteerde maatschappelijke kapitaal. Dit doe ik door zeggenschapsrechten te gebruiken bij belangrijke beslissingen, door ervoor te zorgen dat de staatsdeelnemingen hun financiële waarde behouden en door een bijdrage te leveren aan goed ondernemingsbestuur. De vragen 5, 7, 72 en 73 hebben betrekking op operationele aspecten van de staatsdeelnemingen. De taken en verantwoordelijkheden van deze operationele aspecten zijn bij staatsdeelnemingen grotendeels gedelegeerd naar een raad van bestuur en een raad van commissarissen. Als aandeelhouder stuur ik niet op de uitvoering van die taken en heb daarover ook geen zeggenschap. De grotere afstand tussen de overheid en een staatsdeelneming (ten opzichte van bijvoorbeeld een agentschap), vergroot de zelfstandigheid van de onderneming en ondersteunt een doelmatige, zakelijke uitvoering van de specifieke taken. Bestuurders en commissarissen krijgen daardoor tot op zekere hoogte de ruimte om te ondernemen en in te spelen op de behoeften van de klant.

Vraag 6

Wat zijn de klokkenluidersregelingen voor het personeel van de staatsdeelnemingen?

Antwoord 6

Op basis van de «Wet huis voor klokkenluiders» is een werkgever bij wie in de regel ten minste vijftig personen werkzaam zijn verplicht een procedure vast te stellen voor het omgaan met het melden van een vermoeden van een misstand binnen zijn organisatie. Ook de Corporate Governance Code 2016 schrijft voor dat het bestuur een regeling voor het melden van (vermoedens van) misstanden en onregelmatigheden binnen de vennootschap moet opstellen. Deze regeling dient op de website van de vennootschap geplaatst te worden, de raad van commissarissen houdt hier toezicht op. Als aandeelhouder heb ik alle staatsdeelnemingen gevraagd de Corporate Governance Code toe te passen. Voor de specifieke bepalingen van de regelingen van de afzonderlijke staatsdeelnemingen, verwijzen wij naar de websites van de staatsdeelnemingen.

Vraag 8

Kunt u het belang van de staat in de staatsdeelnemingen in de afgelopen vijf jaar per jaar aangeven?

Antwoord 8

Het belang van de staat in de huidige staatsdeelnemingen is in de periode 2012 tot en met 2016 ongewijzigd gebleven, met als enige uitzondering De Munt, die in november 2016 is verkocht (zie onderstaande tabel).

Tabel: Belang van de staat in staatsdeelnemingen 2012–2016
 

2012

2013

2014

2015

2016

BNG Bank

50,0%

50,0%

50,0%

50,0%

50,0%

COVRA

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

FMO

51,0%

51,0%

51,0%

51,0%

51,0%

Gasunie

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

HbR

29,2%

29,2%

29,2%

29,2%

29,2%

Holland Casino

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

KLM

5,9%

5,9%

5,9%

5,9%

5,9%

De Munt (tot november 2016)

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

Nederlandse Loterij

(tot 2016 Staatsloterij)

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

NIO

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

NS

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

NWB Bank

17,2%

17,2%

17,2%

17,2%

17,2%

Schiphol

69,8%

69,8%

69,8%

69,8%

69,8%

TenneT

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

Thales

1,0%

1,0%

1,0%

1,0%

1,0%

UCN

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

Vraag 9

Wanneer verwacht u dat de activiteiten van de staatsdeelneming Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) volledig worden afgebouwd?

Vraag 10

In welk tempo wordt de deelneming in de NIO afgebouwd en wat is de geraamde budgettaire opbrengst?

Vraag 11

Welke redenen zijn er voor het afbouwen van de activiteiten van de NIO, anders dan het gegeven dat deze al enkele jaren geen nieuwe activiteiten ontplooit?

Antwoord 9, 10 en 11

Nederland verstrekt sinds 2001 geen nieuwe leningen meer aan ontwikkelingslanden in het kader van ontwikkelingssamenwerking. De bestaande leningenportefeuille wordt afgebouwd. NIO heeft tot doel de in het verleden aangegane verplichtingen te beheren of uit te voeren. Daarnaast speelt NIO een rol bij het in 2008 gesloten China Promotional Loan Scheme (PLS) met het Chinese Ministerie van Financiën2.

Conform de huidige planning zullen in november 2039 de laatste aflossingen van kapitaalmarktleningen aan Pakistan plaatsvinden en worden begin 2040 de laatste rentebetalingen op deze leningen verwacht. Tot en met medio 2031 staan er ook nog leningen uit aan andere landen. De afgelopen jaren heeft de leningenportefeuille zich als volgt ontwikkeld:

Tabel: Ontwikkeling leningenportefeuille NIO
 

2016

2015

2014

2013

2012

2011

Leningenportefeuille (€ mln.)

325

386

429

480

533

586

Aantal leningen

64

74

87

101

113

123

Aantal landen met een lening

13

13

15

15

17

18

Het Ministerie van Financiën heeft geen budgettaire opbrengst geraamd voor de afbouw van NIO. Een eventuele opbrengst na afwikkeling van NIO zal naar verwachting niet meer zijn dan het huidige eigen vermogen van NIO. Ultimo 2016 bedroeg het eigen vermogen € 1,1 miljoen.

Vraag 12

Kunt u aangeven hoe de opbrengst van € 3,6 miljoen van de verkoop van de Koninklijke Nederlandse Munt (De Munt) is berekend en klopt het dat de netto opbrengst voor de staat € 2,4 miljoen is?

Antwoord 12

De constatering dat de verkooptransactie heeft geresulteerd in een netto opbrengst van € 2,4 miljoen is correct. Zie onderstaande tabel.

Tabel: Opbrengst verkoop De Munt, impact Rijksbegroting

x € 1.000

2016

2017

2018

2019

2020

Cumulatief

Schuld relevant (niet EMU-schuld relevant

           

Aflossing lening incl. rente

1.203

       

1.203

Aandelen De Munt

668

       

668

Generaal

           

Dividend De Munt

497

0

0

0

0

497

Specifiek begroting IX

           

Besparing muntcontract

393

393

393

   

1.179

Totaal

2.761

393

393

   

3.547

Samenhangend met de verkoop is kort voordat de aandelen van de Koninklijke Nederlandse Munt (De Munt) zijn overgedragen het muntgebouw verkocht. Van die opbrengsten is de lening van de staat aan De Munt afgelost (inclusief rente) voor een totaalbedrag van € 1,2 miljoen. Daarnaast is van de verkoopsom van het gebouw een dividenduitkering voldaan van € 0,5 miljoen. De aandelen zijn vervolgens verkocht voor € 0,7 miljoen. Opgeteld bedraagt de netto opbrengst € 2,4 miljoen.

De in het jaarverslag opgenomen opbrengst van € 3,6 miljoen is inclusief de behaalde besparing op het muntcontract van in totaal € 1,2 miljoen die is behaald doordat de koper heeft ingestemd met een aanpassing van dit contract vanaf het moment van de overname. Dit levert een besparing op van € 0,4 miljoen per jaar en de resterende looptijd van het contract is drie jaar.

Vraag 13

Klopt het dat de staat met de verkoop van De Munt een verlies lijdt van € 13,5 miljoen? Zo nee, om welk bedrag gaat het?

Antwoord 13

Begin 2016 had de staat een vordering op De Munt van € 17,1 miljoen die niet is overgegaan naar de nieuwe eigenaar. Na aftrek van de onder vraag 12 vermelde opbrengsten kan dus inderdaad gesteld worden dat er een verlies voor de staat is geleden van € 13,5 miljoen.

Vraag 14

Wat is het percentage van de omzet van de Nederlandse Loterij dat ten goede komt aan de rijksbegroting?

Antwoord 14

Nederlandse Loterij is in 2016 ontstaan uit een fusie tussen de Staatsloterij en de Lotto. De totale afdracht van Nederlandse Loterij bestaat uit ten minste 15% van de omzet na aftrek van prijzen en kosten van de Staatsloterij en alle omzet minus prijzen en kosten van de Lotto. 63% van de totale afdracht van de Nederlandse Loterij komt toe aan de staat en 37% komt toe aan NOC*NSF en de Stichting Aanwending Loterijgelden Nederland (ALN).

Vraag 15

In paragraaf 3.1 staat een definitie van «staatsdeelneming», maar die wordt niet consequent gebruikt: bedoelt u met die term de betrokken vennootschap, de daaraan verbonden onderneming of de overheidsparticipatie in het aandelenkapitaal?

Antwoord 15

Met staats- en beleidsdeelnemingen worden ondernemingen bedoeld waarin de staat aandelen houdt. Ondernemingen waarbij de rol van de overheid als aandeelhouder en beleidsmaker is gescheiden worden aangeduid als staatsdeelnemingen en ondernemingen waar deze rollen (nog) niet van elkaar kunnen worden ontvlochten worden beleidsdeelnemingen genoemd.

Vraag 16

Kunt u middels een tijdlijn aangeven wanneer verwacht wordt dat de aandelen van ABN AMRO Groep N.V., de Volksholding B.V., a.s.r. Nederland N.V. en RFS Holdings B.V. zullen worden verkocht?

Vraag 17

Blijft de exitstrategie uit ABN AMRO en a.s.r., zoals deze naar de markt is gecommuniceerd, onder dit kabinet dezelfde?

Antwoord 16 en 17

Conform het regeerakkoord wordt ABN AMRO zo snel als verantwoord mogelijk is volledig naar de markt gebracht. Ik doe geen uitspraak over de timing van een vervolgplaatsing en de beweegredenen die daar aan ten grondslag liggen. Dit is koersgevoelige informatie die een effect kan hebben op de ontwikkeling van de prijs van het aandeel.

NLFI schat in dat het implementeren van het strategieplan van de Volksbank nog minimaal twee jaar in beslag zal nemen. Dit is nodig om tot optimale lange-termijn-waardecreatie te komen. In het regeerakkoord is over de toekomst van de Volksbank opgenomen dat, opties buiten de overheid onderzocht worden. Nadat deze opties in kaart zijn gebracht neemt het kabinet een besluit over de toekomst van de Volksbank, rekening houdend met de gewenste diversiteit van het bankenlandschap.

Op 14 september 2017 heeft de staat zijn laatste aandelen in a.s.r. verkocht.

In RFS Holdings B.V. (RFS) zitten de resterende zogenaamde shared assets van het voormalige consortium dat werd gevormd door RBS, Fortis en Santander om in 2007 ABN AMRO over te nemen en op te splitsen. De enige materiële activiteiten van RFS bestaan uit het beheren van een 40% belang in Alawwal Bank (was Saudi Hollandi Bank). De staat houdt ongeveer een derde van dit belang van 40%. Een verkoop van deze shared assets is lastig gebleken. Het is nog niet te zeggen wanneer de aandelen verkocht worden.

Vraag 18

Kan van elk van de permanente staatsdeelnemingen in tabel 3.2 aangegeven worden waarom het kabinet deze deelneming als permanent beschouwt?

Antwoord 18

De categorie «permanent» omvat deelnemingen waarvan het kabinet het van publiek belang

acht dat de staat hierop invloed houdt. De staat gebruikt twee criteria om de noodzaak van het staatsaandeelhouderschap te bepalen. Dit zijn de marktordening en het strategisch belang. De marktordening kan, bijvoorbeeld als er sprake is van een natuurlijk monopolie, een reden zijn om te kiezen voor een staatsdeelneming. Voorbeelden hiervan zijn Gasunie en TenneT. Daarnaast dienen met de deelneming grote, nationale en/of strategische belangen gemoeid te zijn (bijvoorbeeld voor de economie of belangrijke infrastructuur). Schiphol en NS zijn hier voorbeelden van. Als deze publieke belangen niet of zeer lastig toekomstbestendig vast te leggen zijn in contracten of wet- en regelgeving, dan kan aandeelhouderschap door de staat een middel zijn om deze belangen te borgen. Elke zeven jaar wordt geëvalueerd of dit nog steeds het geval is.

Vraag 19

Van Holland Casino, de Nederlandse Loterij en UCN ziet de overheid niet langer een toegevoegde waarde van staatsaandeelhouderschap: op welke termijn worden Holland Casino en de Nederlandse Loterij afgestoten?

Vraag 22

Op welke termijn kan de Staat het belang in de Nederlandse Loterij verkopen en wat is de nieuwe beleidsvisie hierop?

Antwoord 19 en 22

Voordat Nederlandse Loterij geprivatiseerd kan worden is een heldere beleidsvisie op de loterijmarkt noodzakelijk. Om tot een dergelijke visie te komen heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie dit jaar de financiële en economische effecten van een breed aantal beleidsopties onderzocht voor herinrichting van vijf monopolies (staatsloterij, lottospel, sporttotalisator, instantloterij en totalisator). Dit onderzoek is op 28 augustus 2017 aan de Tweede Kamer gezonden.3 De uitkomsten van dit onderzoek vormen input voor beleidsvisie van het kabinet op de loterijmarkt. Momenteel ligt de prioriteit van het kabinet bij het reguleren van kansspelen op afstand (Wet kansspelen op afstand) en het privatiseren van Holland Casino. Hierna zal het kabinet een beleidsvisie op de loterijmarkt opstellen. Afhankelijk van deze visie kunnen daarna stappen gezet worden in de privatisering van Nederlandse Loterij.

Voordat Holland Casino geprivatiseerd kan worden dient het wetsvoorstel modernisering speelcasinoregime te worden aangenomen.4 Het wetsvoorstel borgt de publieke belangen, behelst een behoedzame marktopening en maakt privatisering mogelijk. Het wetsvoorstel is begin 2017 aangenomen door de Tweede Kamer en is nu aanhangig bij de Eerste Kamer.

Vraag 20

Hoeveel mensen raken jaarlijks in de problemen door gokschulden opgelopen in Holland Casino?

Antwoord 20

De Kansspelautoriteit rapporteert in marktscans van de kansspelmarkten over de diverse aspecten en de publieke belangen die met kansspelen zijn gemoeid. Daarbij wordt aandacht besteed aan het risicoprofiel van diverse kansspelen vanuit het perspectief van kansspelverslaving. Het beleid is erop gericht om dat zoveel mogelijk tegen te gaan. De maatregelen bestaan onder meer uit een verplichte registratie, getraind personeel op signalen van problematisch spelgedrag, monitoring op basis van verslavingsindicatoren en door middel van interventie indien er risico op kansspelverslaving is. Holland Casino voert – wanneer daar signalen toe zijn – bewustwordingsgesprekken met gasten. In overleg met de gast kunnen, indien wenselijk, bezoekbeperkende maatregelen, of een entreeverbod, opgelegd. Holland Casino betrekt de verslavingszorg periodiek bij het preventiebeleid en bij het aansluiten daarvan op de laatste bevindingen uit de verslavingszorg. Het preventiebeleid van Holland Casino staat internationaal hoog aangeschreven, zo werd Holland Casino in 2017 nog bekroond met een Europees certificaat preventiebeleid. Het registreren en monitoren van problematische schulden die het gevolg zijn van deelname aan kansspelen en in het bijzonder aan casinospelen vindt echter niet plaats. De ervaring bij schuldenproblematiek van consumenten is overigens dat een problematische schuldsituatie niet slechts één oorzaak kent, maar dat daarbij sprake is van een combinatie van sociale en economische omstandigheden.

Vraag 21

Hoe kunnen private spelers in een op winst concurrerende markt het publieke belang van verantwoorde kansspelen voorop stellen, zonder hun eigen voortbestaan als hoofddoel te beschouwen?

Antwoord 21

De staat is aandeelhouder van Nederlandse Loterij en Holland Casino vanwege het publieke belang verbonden aan deze ondernemingen. Dit publieke belang is het voorkomen van kansspelverslaving, het voorkomen van fraude en andere vormen van criminaliteit en het beschermen van de consument. Nederlandse Loterij en Holland Casino zorgen er met hun aanbod van kansspelen voor dat de Nederlandse consument niet zijn toevlucht in illegaal aanbod hoeft te zoeken. Hoewel beide ondernemingen commerciële doelstellingen nastreven, heeft zowel Nederlandse Loterij als Holland Casino nadrukkelijk oog voor de publieke belangen. Zo heeft Holland Casino zeer veel aandacht voor het voorkomen van kansspelverslaving. Het beleid van de onderneming op dit vlak is van hoog niveau. Bij Nederlandse Loterij is het verantwoord aanbieden van kansspelen onderdeel van de missie en is bescherming van de consument expliciet opgenomen in de strategie. Op die manier is het op verantwoorde wijze aanbieden van loterijspelen in de gehele onderneming verankerd. In het wetsvoorstel Kansspelen op afstand5 en het wetsvoorstel Modernisering speelcasinoregime6 worden de eisen ten aanzien van het preventiebeleid kansspelen gemoderniseerd en verder aangescherpt. De kansspelautoriteit houdt toezicht op de uitvoering van dit beleid en handhaaft dit. Dit zal ook gelden na privatisering.

Vraag 23

Zijn er schattingen bekend van hoeveel mensen in Nederland illegaal gokken?

Antwoord 23

De Kansspelautoriteit heeft onlangs de marktscan landgebonden kansspelen 2016 gepubliceerd.7 Hierin wordt aangegeven dat naar schatting 4% van de Nederlandse bevolking ouder dan 16 jaar deelneemt aan illegale kansspelen, waarvan 87,5% (dus 3,5% van de Nederlandse bevolking) kansspelen via internet betreft. Dit illustreert het belang van kanalisatie van de vraag door middel van het bieden van legaal aanbod en van het tot stand komen van een wettelijke regeling voor kansspelen op afstand.8

Vraag 24

Draagt het beleid van de Nederlandse Loterij bij aan het tegengaan van illegaal gokken? Zo ja, hoe?

Antwoord 24

Nederlandse Loterij wil op verantwoorde wijze aantrekkelijke kansspelen aanbieden. Door het creëren van een aantrekkelijk aanbod van kansspelen heeft de consument geen noodzaak om zijn toevlucht te zoeken tot illegaal aanbod. Op illegaal aangeboden kansspelen vindt geen toezicht plaatst en hierbij speelt consumentenbescherming geen prominente rol. Bij het spelaanbod van Nederlandse Loterij speelt consumentenbescherming wel een belangrijke rol. De Kansspelautoriteit houdt toezicht op de door Nederlandse Loterij aangeboden kansspelen.

Vraag 25

Wat betekent het dat de innovatiemogelijkheden voor aanbieders worden vergroot, zodat ondernemerschap wordt ontwikkeld en beter op de wensen van het publiek kan worden ingespeeld, als de zorg voor (potentiële) gokverslaafden juist bestaat uit het niet bedienen van hun wensen maar van hun noden?

Antwoord 25

Het wetsvoorstel modernisering speelcasinoregime geeft in beperkte mate meer ruimte voor het aanbieden van casinospelen.9 Dat past in het kanalisatiebeleid, dat erop is gericht om via passend legaal aanbod de wind uit de zeilen te nemen van illegaal aanbod. Het legale aanbod moet voldoen aan strenge eisen in verband met de doelstellingen van het kansspelbeleid; die zijn het voorkomen van kansspelverslaving, het beschermen van de consument en het voorkomen van fraude en andere vormen van criminaliteit. Modernisering betekent hierbij ook dat de eisen aan het verslavingspreventiebeleid van vergunninghouders worden geactualiseerd en aangescherpt. Dit zal binnenkort verder worden toegelicht in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer bij het wetsvoorstel modernisering speelcasinoregime.10

Vraag 26

Welke taken die gemoeid zijn met de borging van publiek belang heeft De Nederlandsche Bank (DNB) van De Munt overgenomen?

Antwoord 26

DNB heeft twee taken overgenomen van De Munt. Ten eerste het fungeren als «Nationaal Analyse Centrum voor Munten» ten behoeve van het voorkomen van valsmunterij. Ten tweede het verzorgen van de geldomloop voor zover deze uit munten bestaat, waarbij de werkzaamheden bestaan uit:

  • a. het in omloop brengen en de recirculatie van euromunten;

  • b. de inname van bijzondere munten alsmede van euromunten en bijzondere munten die ongeschikt zijn voor circulatie;

  • c. het op verzoek van de Minister ontwaarden en vervolgens verkopen van euromunten en bijzondere munten; en

  • d. het beheer van het staatsmuntdepot en de benodigde stempels en modellen voor wettige betaalmiddelen die niet voor productie worden gebruikt.

Vraag 27

Uit welke feitelijke activiteiten bestaat het huidige overheidsaandeelhouderschap in Thales?

Antwoord 27

De staat heeft 1% van de aandelen in Thales. Moederbedrijf Thales Group heeft de overige aandelen in Thales. De Nederlandse staat heeft de gebruikelijke aandeelhoudersbevoegdheden, maar doordat het aandelenbelang slechts 1% is, kent de zeggenschap van de staat bij Thales beperkingen. Hierdoor kan de staat de bevoegdheden van de aandeelhouders niet volledig conform het staatsdeelnemingenbeleid inrichten. De staat kan bijvoorbeeld niet alle wensen met betrekking tot de beloning van het bestuur realiseren of aandeelhoudersgoedkeuring van bepaalde investeringen afdwingen.

In de praktijk leidt de beperkte zeggenschap ertoe dat de staat als aandeelhouder geïnformeerd wordt over enkele zaken en een beperkt aantal zaken middels aandeelhoudersbesluiten goedkeurt. Het gaat dan bijvoorbeeld om het vaststellen van de jaarrekening en de benoeming van commissarissen. Thales Group kan feitelijk onafhankelijk van het standpunt van de staat opereren aangezien de staat minderheidsaandeelhouder is.

Het feit dat de Nederlandse staat een aandeel in Thales Nederland heeft, vergroot het vertrouwen in Thales Nederland bij sommige buitenlandse overheden. Hierdoor kan Thales Nederland blijven beschikken over bepaalde gevoelige informatie die nodig is voor de ontwikkeling en productie van systemen die ook door de Nederlandse krijgsmacht worden gebruikt.

Vraag 28

Hoe moet de score op de transparantiebenchmark worden gelezen? Welke score geldt als voldoende en wat is het maximum?

Antwoord 28

De Transparantiebenchmark is een jaarlijks onderzoek naar de inhoud en kwaliteit van maatschappelijke verslaggeving bij Nederlandse ondernemingen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De jaarverslagen worden beoordeeld op criteria die aansluiten bij de International Integrative Reporting Council en de richtlijnen van het Global Reporting Initiative. Naast concrete indicatoren bevatten deze standaarden ook kwalitatieve principes. Hoe meer er gerapporteerd wordt volgens deze richtlijnen, hoe hoger de score. Ondernemingen kunnen punten scoren voor de onderdelen onderneming en bedrijfsmodel (33 punten), beleid en resultaten (34 punten), managementaanpak (33 punten), relevantie (20 punten), duidelijkheid (20 punten), betrouwbaarheid (20 punten), responsiviteit (20 punten) en samenhang (20 punten). De maximale score die ondernemingen kunnen halen bedraagt 200. In de Transparantiebenchmark van 2016 zijn de bedrijven die deel uitmaken van de Transparantiebenchmark gerangschikt in verschillende groepen, te weten de kopgroep (186 t/m 199 punten), de achtervolgers (156 t/m 185 punten), het peloton (30 t/m 154 punten), de achterblijvers (1 t/m 29 punten) en de bezemwagen (0 punten).

Vraag 29

Kan u per staatsdeelneming aangeven hoe deze scoort op de transparantiebenchmark?

Antwoord 29

Onderstaand overzicht geeft weer hoe de staatsdeelnemingen in 2016 scoorden op de Transparantiebenchmark en welke positie de staatsdeelnemingen hebben ten opzichte van de 505 bedrijven die deelnamen aan de Transparantiebenchmark. Deze informatie is ook terug te vinden op pagina 15 van het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2016. In het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2016 staat per abuis dat NWB Bank een score van 35 had. NWB Bank heeft echter een score van 178 en een positie van 35.

Tabel: Score en positie staatsdeelnemingen Transparantiebenchmark 2016

Staatsdeelneming

Score

Ranking

BNG Bank

186

18

COVRA

178

35

FMO

187

13

Gasunie

192

5

HbR

186

17

Holland Casino

120

110

KLM

184

23

De Munt

n.v.t.

n.v.t.

Nederlandse Loterij

114

117

NIO

n.v.t.

n.v.t.

NS

197

3

NWB Bank

178

35

Schiphol

198

2

TenneT

183

26

Thales

n.v.t.

n.v.t.

UCN

28

221

Vraag 30

Wat zijn de criteria om te bepalen of de accountant zich uitspreekt of de verslaggeving van een staatsdeelneming in lijn is met de G4 Global Reporting Initiative (GRI) richtlijn en daarmee of de maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) gerelateerde informatie betrouwbaar is?

Antwoord 30

De richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving van het GRI (Global Reporting Initiative) zijn een internationaal erkende standaard voor het opstellen van een duurzaamheidsverslag. De richtlijnen bieden de keuze tussen twee afzonderlijke opties waarmee een organisatie kan aantonen dat haar duurzaamheidsverslag aan de richtlijnen voldoet. Het gaat om de core option en de comprehensive option.

De core option bevat de wezenlijke elementen van een duurzaamheidsverslag en biedt de achtergrond waartegen een organisatie rapporteert over haar bedrijfseconomische, milieu-, maatschappelijke en governanceprestaties. Voor ieder vastgesteld materieel aspect dient ten minste één indicator te worden gerapporteerd.

De comprehensive option vraagt naast de elementen van de core option een aantal extra toelichtingen over de strategie, analyse, governance, ethiek en integriteit van de organisatie. Voor ieder vastgesteld materieel aspect dienen alle indicatoren te worden gerapporteerd.

Alleen wanneer een organisatie aan alle eisen voor een van beide opties heeft voldaan en een GRI-inhoudsopgave in het voorgeschreven format in haar verslag heeft opgenomen, mag zij claimen dat haar duurzaamheidsverslag in overeenstemming met de richtlijnen is opgesteld. Het GRI beveelt verslaggevende organisaties aan om opdracht te geven tot het verstrekken van externe assurance ten aanzien van hun verslag. Dat is echter niet vereist om te kunnen claimen dat een duurzaamheidsverslag in overeenstemming met de richtlijnen is opgesteld. Het +-teken, dat op externe assurance ten aanzien van een duurzaamheidsverslag wees, is in de nieuwe richtlijnen komen te vervallen, aangezien het diverse soorten externe verificatie of assuranceniveaus suggereerde. Organisaties kunnen nu in de GRI-inhoudsopgave aangeven bij welke toelichtingen externe assurance is verkregen en een verwijzing (paginanummer of link) naar de in het duurzaamheidsverslag opgenomen assuranceverklaring opnemen.

Vraag 31

Hoe vaak heeft de staat als aandeelhouder gebruikt gemaakt van zijn bevoegdheid om bestuurders te schorsen dan wel te ontslaan?

Antwoord 31

In principe is het aan de raad van commissarissen om de bevoegdheid om te schorsen in te zetten. De aandeelhouder is bij een gemitigeerd regime bevoegd te ontslaan en bij een structuurregime is dat de raad van commissarissen. De raad van commissarissen neemt het voortouw bij benoemingen en ook bij schorsing en ontslag van bestuurders. In dergelijke situaties vindt nauw overleg plaats met de aandeelhouder. In geval van ontslag geldt het beleid om de Kamer hierover rechtstreeks te informeren. Dit komt echter zeer zelden voor (voor het laatst bij de toenmalige president-directeur van de NS in 2015). Sinds 2015 zijn er geen andere gevallen geweest.

Vraag 32

Waarom wordt er bij het aanstellen van bestuurders en commissarissen gekeken naar diversiteit van geslacht en hoe vaak heeft dit de doorslag gegeven?

Antwoord 32

De staat als aandeelhouder vindt diversiteit binnen de raad van commissarissen en raad van bestuur belangrijk. Daarbij gaat het in eerste instantie om leeftijd en geslacht. De algemene profielschets, die wordt afgestemd met de aandeelhouder, bevat de uitgangspunten die de raad van commissarissen daarover hanteert. Bij het opstellen van de long- en shortlist wordt verwacht dat hier rekening mee wordt gehouden. Indien vanwege het diversiteitsvereiste gezocht dient te worden naar een vrouw (of een man), bevat de shortlist tenminste één persoon van het gezochte geslacht. Daarbij is in ieder geval relevant dat de wet een inspanningsverplichting legt op de raad van commissarissen (en de aandeelhouder) dat de raad voor ten minste 30% uit vrouwen en ten minste 30% uit mannen bestaat. Indien dit niet wordt gehaald, dient het jaarverslag uitleg te geven waarom dit het geval is.

Bij elke benoemingsproces waar ik als aandeelhouder bij betrokken ben, komt aan de orde of vanwege het wettelijk streven van ten minste 30% mannen en vrouwen een benoeming van een bepaald geslacht gewenst is. Alleen als daarvoor een goede reden is en er geen geschikte kandidaat beschikbaar is van een bepaald geslacht, wordt van het wettelijk streven afgeweken. Dit zijn echter uitzonderingsgevallen.

Vraag 33

Wordt er gestuurd op de beloningsverhouding bij staatsdeelnemingen? Zo ja, hoe?

Antwoord 33

Als aandeelhouder heb ik de staatsdeelnemingen verzocht de beloningsverhouding vanaf 2016 op te nemen in hun jaarverslag. De beloningsverhouding biedt inzicht in de verhouding tussen de daadwerkelijke beloning van de CEO van het bedrijf en de mediaan van de beloning van de overige medewerkers. De verschillen tussen de beloningsverhoudingen van de staatsdeelnemingen zijn onder andere te verklaren door de aard van de werkzaamheden. Als aandeelhouder stuur ik hier niet op. Als aandeelhouder stel ik de maximale beloning van de raad van bestuur en de vergoedingen van de raad van commissarissen van de staatsdeelnemingen vast. Het bepalen van de beloningen van de overige medewerkers is een verantwoordelijkheid van de deelneming zelf.

Vraag 34

Hoe wordt voorkomen dat bedrijven zowel met de aandeelhouder (in de vorm van het Ministerie van Financiën) als met de regelgever, concessieverlener of contractpartij (in de vorm van een ander departement) moeten overleggen over dezelfde publieke belangen en de verwezenlijking daarvan? Waarom concentreert de aandeelhouder zich niet op de zaken die des aandeelhouders zijn, zolang die niet strijdig zijn met regels of overeenkomsten?

Antwoord 34

Sinds 2001 is het uitgangspunt dat het beheer van de staatsdeelnemingen zoveel mogelijk wordt gecentraliseerd bij het Ministerie van Financiën, via het zogenoemde «centrale model». Hiermee wordt zo goed als mogelijk gerealiseerd dat de rol van beleidsmaker en aandeelhouder gescheiden worden. Dit neemt niet weg dat er altijd situaties denkbaar zijn waarover de aandeelhouder en beleidsmaker met elkaar in overleg moeten treden om de verschillende belangen te kunnen beoordelen en meewegen.

Vraag 35

Hoe verhoudt het financieel strategisch criterium dat de deelneming zichzelf op de markt zou moeten kunnen financieren en een normrendement moet halen, zich met de subsidies en belastingvoordelen voor de luchthaven Schiphol en de KLM?

Antwoord 35

Een staatsdeelneming moet, net als andere private bedrijven, in staat zijn de strategie uit te voeren en daarbij een zeker normrendement te behalen. Eventuele subsidies en belastingvoordelen die in een bepaalde sector gangbaar zijn staan hier los van aangezien deze voor alle marktpartijen gelden en niet alleen voor staatsdeelnemingen.

Vraag 36

Hoe draagt de Nederlandse Loterij bij aan een «gelukkig Nederland»?

Antwoord 36

De missie van Nederlandse Loterij luidt «Nederlandse Loterij draagt bij aan een gelukkig, gezond en sportief Nederland door het ontwikkelen en op verantwoorde wijze aanbieden van aantrekkelijke kansspelen.» Als prijzenloterij keert Nederlandse Loterij dagelijks prijzen uit aan haar spelers. Hiernaast investeert Nederlandse Loterij haar opbrengst in de Nederlandse samenleving door middel van haar afdrachten. Nederlandse Loterij draagt een substantieel deel van het resultaat af aan topsport, breedtesport en goede doelen in Nederland. Op deze manier levert het bedrijf een positieve bijdrage aan de versterking van de Nederlandse maatschappij.

Vraag 37

In hoeverre heeft NS afscheid genomen van de exploitaties van zijn winkels en vastgoed en hoe gaat NS ervoor zorgen dat dit gebeurt?

Vraag 38

Kunt u een tijdsindicatie geven wanneer NS zich heeft ontdaan van de exploitatie van winkels en vastgoed?

Vraag 68

Bouwt NS haar activiteiten op gebied van exploitatie van horeca en winkels op stations af? Zo ja, in welk tempo wordt dit afgebouwd?

Antwoord 37, 38 en 68

In 2016 heeft NS de strategie «Spoorslags beter, de reiziger op 1, 2 en 3» gepresenteerd. In deze strategie heeft NS aangegeven grotendeels afscheid te nemen van de retail exploitatie en aan de markt te laten wat de markt ook kan. Tevens is hierin opgenomen dat het vastgoed dat niet dienstbaar is aan de transfer-, keten-, verblijf- en commerciële voorzieningen de komende jaren wordt afgestoten.

Ten aanzien van het vastgoed geldt dat NS de vastgoedportefeuille, die gezamenlijk met andere investeerders werd gehouden in een vastgoedfonds, in 2016 heeft verkocht.

Ten aanzien van het retailbeleid geldt dat NS bepaalde retailformules uitzet in concessie, zolang het belang van de reiziger niet in het geding komt en de financiële resultaten er niet onder lijden. Gedurende de strategieperiode 2016–2019 zal NS de retailformules blijven evalueren om zo tot onderbouwde keuzes te komen of zij al dan niet in aanmerking komen voor het uitgeven in concessie. Dit verloopt via een zorgvuldig proces om de financiële belangen niet te schaden en met behoud van regie over de stationsomgeving. Zo zijn de retailformules Burger King, La Place en Ola reeds op de markt gezet en loopt een marktconsultatie voor de formules Broodzaak, Hema, Smullers en Starbucks. Bij voldoende marktinteresse zullen deze formules vanaf volgend jaar stapsgewijs en beheerst in concessie worden uitgegeven.

Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurders van NS in welk tempo zij vorm geven aan de uitvoering van de strategie. Op reguliere basis bespreken wij de voortgang van de uitvoering van de strategie.

Vraag 39

Schiphol wordt een belangrijke economische motor genoemd, maar hoeveel euro's draagt zij jaarlijks bij aan de economie en hoeveel banen vertegenwoordigt dit?

Antwoord 39

De bijdrage van de mainport Schiphol aan de Nederlandse economie en maatschappelijke welvaart is groot. Luchtvaart- en luchthavengerelateerde bedrijven (waaronder ook toeleveranciers) leveren Nederland veel banen op. In een onderzoek dat in opdracht van het Rijk is uitgevoerd, wordt de toegevoegde waarde van Schiphol geschat op € 9 miljard en het aantal banen op ruim honderdduizend.11 Daarnaast is er een breder economisch belang verbonden aan Schiphol. De nabijheid van de luchthaven is bijvoorbeeld een belangrijke vestigingsplaatsfactor voor veel bedrijven en ook het toerisme en de congressector in Nederland hebben profijt van de goede internationale bereikbaarheid. Voor de kwantificering van dit bredere economische belang bestaat echter geen eenduidige methodiek en daarom zijn er geen cijfers beschikbaar.

Vraag 40

Bemoeit de aandeelhouder zich met de criteria voor de plaatsing van de nieuwbouw van Holland Casino? Zo ja, wat zijn deze criteria?

Antwoord 40

De staat wil als aandeelhouder een goedkeuringsrecht hebben bij grote investeringen en voor investeringen die nieuw of bepalend zijn voor de koers van een staatsdeelneming. Voor Holland Casino is in de statuten bepaald dat binnenlandse investeringen van meer dan € 10 miljoen worden voorgelegd aan de aandeelhouder. Dat betekent dat recente investeringen in de vestigingen Venlo, Utrecht en Amsterdam West zijn goedgekeurd door de staat (zie Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2015 en 2016). De staat heeft geen rol bij de keuze voor de plaatsing van de nieuwbouw, zo lang deze keuze een positieve business case oplevert.

Vraag 41

Zitten er financiële risico’s aan de buitenlandse biedingen van NS? Zo ja, hoe groot zijn die risico’s?

Antwoord 41

NS is via dochtermaatschappij Abellio actief in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Buitenlandse concessies brengen net als Nederlandse activiteiten (financiële) risico’s met zich mee. De staat als aandeelhouder heeft met NS regels afgesproken om de risico’s bij buitenlandse activiteiten te beperken. Dit heeft geresulteerd in een risicokader waarover uw Kamer op 17 januari 2017 is geïnformeerd12. De kern van de afspraak is dat er een bovengrens is ingesteld voor het risicokapitaal dat vanuit NS, als moeder van Abellio, met de buitenlandse activiteiten van Abellio gemoeid mag zijn. Dit bestaat uit € 500 miljoen voor geïnvesteerd vermogen en reguliere garanties. Tevens geldt voor de biedingen in het Verenigd Koninkrijk een aanvullende limiet van € 500 miljoen voor specifieke moedermaatschappijgaranties die de concessieverlener daar vereist. Op deze manier kunnen NS en Abellio tegen aanvaardbare risico’s en kosten buitenlandse activiteiten ontplooien die een bijdrage leveren aan de dienstverlening in Nederland.

Vraag 42

Kunt u aangeven hoe de buitenlandse investeringen van NS bijdragen aan haar strategie?

Vraag 67

Welke kennis doet NS concreet op met haar buitenlandse activiteiten en hoe profiteert de Nederlandse treinreiziger van deze buitenlandse activiteiten?

Antwoord 42 en 67

NS is via dochtermaatschappij Abellio actief in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk op basis van de pijlers «learn» (ervaring opdoen in concurrerende omgeving), «prepare» (voorbereiding op mogelijke liberalisering spoormarkt) en «earn» (Abellio droeg in 2016 positief bij aan resultaat NS). Met de kennis en ervaring die NS in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk opdoet, kan de dienstverlening op het Nederlandse spoor verbeterd worden (zo worden bijvoorbeeld maandelijks «best practices» uitgewisseld tussen NS en Abellio). Ook bereidt het bedrijf zich voor op een mogelijke liberalisering van de (Europese) spoormarkt door ervaring op te doen met het bieden op en exploiteren van buitenlandse concessies.

Vraag 43

Kunt u bij de investeringsprojecten van TenneT per project aangeven waardoor de overschrijdingen van eerder goedgekeurde budgetten zijn veroorzaakt en waarom gekozen is om extra budget toe te kennen?

Antwoord 43

Projecten waarvan het budget boven de statutaire goedkeuringsdrempels ligt, moeten door de aandeelhouder goedgekeurd worden. Zodra de aandeelhouder akkoord is, kan TenneT starten met het realiseren van het project. Van de twaalf projecten die de aandeelhouder in 2016 heeft beoordeeld gaat het in vijf gevallen om projecten waarbij TenneT overschrijding van het eerder goedgekeurde budget verwacht. Het gaat om de projecten Gandersee–Wehrendorf, Doetinchem–Wesel, Wahle–Mecklar, Hamburg Nord–Kassø en Westküstenleitung. Een budgetoverschrijding houdt in dat TenneT verwacht dat het project niet binnen het reeds door de aandeelhouder geaccordeerde budget gerealiseerd kan worden. TenneT draagt zelf zorg voor de financiering van de projecten; de staat verplicht zich door het goedkeuren van projecten niet tot het financieren van deze projecten. Ook bij een verhoging van het budget zorgt TenneT zelf voor de additionele financiering. Hieronder lichten we per project de oorzaken van aanpassing van het budget toe.

Het project Gandersee–Wehrendorf is in vroegtijdig stadium aan de aandeelhouder voorgelegd. Op dat moment bestond nog onduidelijkheid over een aantal kostenposten. Inmiddels heeft TenneT verder uitgewerkte inzichten in de kosten. De kostenstijging valt uiteen in hogere kosten in de planningsfase (hogere compensatiebetalingen voor grondeigenaren, een langere aanloopperiode en hogere projectkosten) en extra kosten voor de feitelijke constructie (hogere eisen voor masten vanwege de bodemgesteldheid en meer kosten voor ondergrondse kabels vanwege wettelijke/politieke vereisten).

De kostenstijging bij het project Doetinchem–Wesel kent een aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan is de impact van de vaststelling van het tracé, die later plaatsvond dan de initiële project goedkeuring. In verband met een nieuwe berekening van de stralingsvelden rond de hoogspanningslijnen heeft TenneT 44 van de 55 masten op een andere positie moeten plaatsen. Verder vallen de materiaalkosten bij dit project hoger uit dan eerder ingeschat.

Bij het project Wahle–Mecklar zijn de kosten van de voorbereidende fase hoger dan geraamd. Dit komt onder andere door een duurder vergunningentraject en hogere compensatiebetalingen voor grondeigenaren. Doordat de voorbereidingsfase langer duurt, nemen ook de kosten van het projectmanagement toe. De constructiefase is ook duurder dan begroot. De belangrijkste oorzaak ligt in de eis van de Duitse overheid om een groot deel van de verbinding ondergronds aan te leggen. Een laatste oorzaak van de kostenstijging is de ophoging van het gereserveerde budget voor risico’s. Deze hogere risico’s hangen onder meer samen met de aanleg van ondergrondse kabels.

Het hogere budget voor het project Hamburg Nord–Kassø komt door drie factoren. Allereerst zijn de kosten van de constructiefase hoger ingeschat. Dit komt door het hoger uitvallen van een aanbesteding (met name in verband met de kruising van het Kiel kanaal), enkele noodzakelijke aanpassingen in het traject van de hoogspanningsverbinding en de vereiste aanpassing van het 110kV netwerk. Daarnaast blijken op basis van de huidige inzichten in de projectvereisten de initieel gehanteerde standaardkosten onvoldoende te zijn voor projectrealisatie. De kosten in de voorbereiding zijn ook hoger uitgevallen dan geraamd, met name door hogere kosten voor compensatie voor grondeigenaren en omwonenden. Ten slotte heeft TenneT een nieuwe risico-inschatting gemaakt, die heeft geleid tot een hoger risicobudget.

De kosten bij het project Westküstenleitung vallen zowel in de voorbereidingsfase als in de constructiefase hoger uit dan eerder ingeschat. In de voorbereidingsfase moet TenneT meer compensatie aan grondeigenaren betalen. Ook waren de complexiteit en veelheid aan vereiste onderzoeken reden voor toename van de kosten van het projectmanagement. De kosten in de constructiefase zijn bijgesteld naar aanleiding van een aantal duurder uitgevallen aanbestedingen voor het eerste deel van het project. Verder hebben enkele technische aanpassingen de kosten verhoogd, waarvan de grootste zijn de aanpassingen van het 110kV netwerk en de vereiste tijdelijke voorzieningen. Naast de kosten in de voorbereiding en tijdens de bouw heeft TenneT ook bij dit project de risicoanalyse geactualiseerd, wat tot hogere bedragen heeft geleid.

Vraag 44

Wat zijn de precieze oorzaken van de verslechtering van de vermogenspositie van de Nederlandse Loterij, TenneT en KLM ten opzichte van 2011?

Antwoord 44

De oorzaak hiervan verschilt per deelneming.

Op 31 maart 2016 zijn Nederlandse Staatsloterij en De Lotto gefuseerd. Met de fusie van deze twee bedrijven is Nederlandse Loterij ontstaan. Over 2016 zijn gegevens over de fusieorganisatie opgenomen in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen, en tot en met 2015 betreft het gegevens over alleen Nederlandse Staatsloterij. Hierdoor zijn de cijfers niet met elkaar te vergelijken.

Bij TenneT is het vreemd vermogen sinds 2011 sterk toegenomen. Dit komt doordat TenneT een uitgebreide investeringsagenda heeft en dit grotendeels financiert met vreemd vermogen. De solvabiliteit neemt hierdoor af in de loop der tijd. Dit gaat redelijk geleidelijk; elk jaar neemt het vreemd vermogen wat toe doordat TenneT elk jaar investeringen financiert.

Bij KLM wordt de solvabiliteit sterk beïnvloed door het pensioenstelsel. De netto waarde van het beheerd pensioen vermogen is gedaald, wat een negatief effect heeft op het eigen vermogen. Hierdoor is de solvabiliteit afgenomen. Sinds 2015 zit er weer een stijgende lijn in de solvabiliteit van KLM.

Vraag 45

Kunt u een overzicht geven van de solvabiliteit van de financiële instellingen in 2016 ten opzichte van 2011 (figuur 6.2)?

Antwoord 45

Bij financiële instellingen wordt de solvabiliteit gemeten aan de hand van specifieke ratio’s. De solvabiliteitsratio’s van de financiële deelnemingen werden tot en met 2013 conform de geldende Basel II-regelgeving berekend. Met ingang van 1 januari 2014 wordt de CRDIV/CRR regelgeving ingefaseerd en rapporteren de meeste financiële instellingen sindsdien alleen nog de solvabiliteitsratio’s die op basis van deze nieuwe regelgeving berekend zijn. De solvabiliteitsratio’s van 2016 kunnen dan ook niet vergeleken worden met die van 2011. Onderstaande tabel geeft de belangrijkste solvabiliteitsratio’s weer voor de financiële instellingen over 2014, 2015 en 2016.

Tabel: Belangrijkste solvabiliteitsratio’s financiële instellingen

Deelneming

Leverage ratio

Common Equity Tier 1-ratio

Tier 1-ratio

2016

2015

2014

2016

2015

2014

2016

2015

2014

ABN AMRO

3,9%

3,8%

3,7%

17%

16%

14%

18%

17%

15%

BNG Bank

3,0%

2,6%

2,0%

26%

23%

24%

32%

27%

24%

FMO

25,4%

22,6%

22,8%

23%

23%

21%

NWB Bank

2,3%

2,1%

1,8%

51%

70%

73%

61%

80%

73%

de Volksbank

5,2%

4,7%

3,8%

29%

25%

18%

29%

25%

18%

Vraag 46

Wordt de solvabiliteitspositie gemeten naar marktwaarde, zoals gebruikelijk in financiële analyses? Wat is de benchmark waartegen de solvabiliteit wordt afgezet om haar te beoordelen?

Vraag 48

Tegen de kredietbeoordelingen van welke bedrijven worden de staatsdeelnemingen afgezet?

Antwoord 46 en 48

De solvabiliteit kan ofwel worden bepaald door de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen te beoordelen, ofwel aan de hand van de verhouding tussen de balanswaarde van het eigen vermogen en de totale activa. Tabel 6.2 uit het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen geeft de solvabiliteit weer op basis van de tweede definitie. De solvabiliteit wordt beoordeeld door een vergelijking te maken met ondernemingen uit dezelfde sector en/of op basis van ratio’s die worden gebruikt door credit rating agencies. Dit verschilt per staatsdeelneming.

Vraag 47

Hoe komt het dat Urenco een BBB+ en Baa beoordeling heeft gekregen van respectievelijk de kredietbeoordelaars Standard & Poor’s en Moody’s?

Antwoord 47

Urenco heeft al enkele jaren een rating die op dit niveau ligt. In vergelijking met andere bedrijven uit de nucleaire sector wijkt de rating van Urenco niet af en zit het bedrijf aan de bovenkant van de rating bandbreedte in die sector. De rating van Urenco is daarom in lijn met het beleid van de staat dat staatsdeelnemingen minimaal een credit rating moeten hebben die overeenkomt met wat gebruikelijk is in de markt of sector waarin de onderneming actief is. De staat als aandeelhouder waakt er voor dat het bedrijf financieel gezond blijft. Urenco heeft voldoende liquide middelen en een solide vermogenspositie.

Vraag 49

Welke stappen onderneemt NS om haar rendement te verhogen tot het normrendement?

Antwoord 49

Bij elke investering die NS voornemens is te doen, is het uitgangspunt dat deze voldoet aan het normrendement. Bij mijn beoordeling om al dan niet goedkeuring te geven voor het aangaan van een investering is het voldoen aan het normrendement een belangrijk onderdeel. De belangrijkste redenen dat NS de afgelopen jaren het normrendement niet heeft gehaald, zijn de hogere vergoedingen die NS heeft betaald voor de HSL- en HRN-concessies, de afwaardering van het V250-materieel en een aantal (minder rendabele) investeringen in bijvoorbeeld sociale veiligheid.

Vraag 50

In de casus aanbesteding Zuid-Limburg bood NS onder het vastgestelde normrendement: welk beleidskader binnen het deelnemingenbeleid biedt hiervoor de ruimte?

Vraag 51

Heeft het achterblijven van NS op het normrendement ook te maken met het inschrijven op (en evt. winnen van) aanbestedingen onder het normrendement?

Antwoord 50 en 51

Op 12 oktober 2017 zijn eerdere vragen van uw Kamer naar aanleiding van het boetebesluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) schriftelijk beantwoord, onder meer over het gehanteerde normrendement bij de bieding in Limburg.13 Daarbij is ingegaan op het feit dat er, op basis van de bieding die NS heeft ingediend, sprake was van een investering die voldeed aan het normrendement. Omdat de bezwaarprocedure hierover tussen de ACM en NS nog loopt, kan ik hier geen verdere inhoudelijke uitspraken over doen.

Vraag 52

Op welke wijze toont Holland Casino haar publieke belang in het licht van haar gemiddelde rendement van 24,4% op het eigen vermogen over de periode 2012–2016? Hoe verhoudt dit zich tot de G4 GRI richtlijn?

Antwoord 52

Voor Holland Casino is het, net als voor elk ander bedrijf, van belang een gezond rendement op het eigen vermogen te realiseren. Dat draagt bij aan een solide financiële basis. Die basis is nodig om de continuïteit van de onderneming te waarborgen, zowel op korte als middellange termijn, om zodoende haar publieke taak naar behoren te kunnen uitoefenen.

De publieke taak (waaronder voorkoming van gokverslaving, een betrouwbaar spelaanbod en voorkoming witwassen en financiering terrorisme) is stevig verankerd in het beleid van Holland Casino. De genoemde taak ziet op de in de GRI genoemde prestatie indicator «maatschappij». Hierover wordt in het jaarverslag van Holland Casino uitgebreid gerapporteerd.

Vraag 53

Welke stappen onderneemt UCN om volgend jaar weer een positief rendement te halen?

Antwoord 53

UCN is de houdstermaatschappij van het aandeel van de Nederlandse staat in Urenco. Het verlies dat Urenco in 2016 maakte komt met name door een bijzondere (eenmalige) waardevermindering van de verrijkingsfaciliteit in de VS. Het operationeel resultaat van Urenco over 2016 was goed. De verwachtingen zijn dat het rendement over 2017 weer positief zal zijn.

Vraag 54

Welke staatsdeelnemingen hebben de meest bewegelijke pay-out ratio’s?

Antwoord 54

Over het algemeen zijn de pay-out ratio’s van de deelnemingen vrij stabiel, omdat deze voortkomen uit meerjarig dividendbeleid. Onderstaande tabellen geven voor iedere staatsdeelneming de pay-out ratio en dividendontvangst van de laatste vijf jaar weer.

Specifiek over de bewegelijkheid van de pay-out ratio is het volgende op te merken. Voor UCN geldt dat Urenco in 2016 verlies leed door een eenmalige waardevermindering. Omdat de operationele resultaten positief waren, keerde Urenco wel dividend uit. Omdat de pay-out ratio is gedefinieerd als uitgekeerd dividend aan de staat gedeeld door de netto winst, levert dit voor UCN een negatief percentage op.

Bij Nederlandse Loterij ligt de pay-out ratio hoog, meestal rond 100%. Dit komt door de afdrachtsystematiek bij Nederlandse Loterij die voortkomt uit vergunningsbepalingen. Nederlandse Loterij draagt tenminste 15% van de totale inleg uit de Staatsloterij vergunning (Staatsloterij en Miljoenenspel) af. Bij de Lottospellen (Lotto, Toto, Krasloten, Lucky Day en Eurojackpot) wordt het volledige resultaat (inleg minus prijzengeld minus kosten) afgedragen. De aldus berekende totale afdracht van Nederlandse Loterij bedroeg in 2016 € 149 miljoen. Normaliter is dit bedrag ongeveer gelijk aan de winst van Nederlandse Loterij, waardoor de pay-out ratio bijna 100% is. In 2017 heeft Nederlandse Loterij echter een bijzondere trekking georganiseerd als gebaar naar oud-spelers in de periode van de misleidend reclame-uitingen. De kosten hiervan zijn in 2016 in een voorziening opgenomen, waardoor de winst lager uitvalt (€ 122 miljoen). Omdat de winst lager is dan de berekende, verplichte afdrachten is de pay-out ratio (verplichte afdrachten / winst) hoger dan 100%.

Tabel: pay-out ratio’s staatsdeelnemingen 2012–2016

Staatsdeelneming

2016

2015

2014

2013

2012

BNG Bank

25%

25%

25%

25%

25%

COVRA

0%

0%

0%

0%

0%

FMO

4%

4%

4%

4%

5%

Gasunie

60%

60%

60%

70%

60%

HbR

42%

43%

41%

39%

38%

Holland Casino

47%

39%

0%

0%

0%

KLM

3%

5%

0%

5%

0%

NS

35%

35%

27%

0%

35%

Nederlandse Loterij

122%

90%

100%

92%

96%

NWB Bank

0%

0%

0%

0%

0%

Schiphol

48%

50%

51%

59%

55%

TenneT

35%

35%

35%

40%

41%

Thales

0%

0%

0%

0%

0%

UCN

-66%

78%

84%

101%

68%

Tabel: dividendontvangsten staatsdeelnemingen 2012–2016

Staatsdeelneming

2016

2015

2014

2013

2012

BNG Bank

46

29

16

35

41

COVRA

0

0

0

0

0

FMO

3

3

2

3

3

Gasunie

110

332

362

325

215

HbR

27

27

26

26

25

Holland Casino

35

27

0

0

0

KLM

0

1

0

0

0

NS

74

41

48

0

92

Nederlandse Loterij

91

75

83

95

94

NWB Bank

0

0

0

0

0

Schiphol

104

131

97

94

76

TenneT

146

196

117

98

59

Thales

0

0

0

0

0

UCN

99

117

113

112

90

Totale dividendontvangsten

736

979

863

788

695

Vraag 55

Wat verklaart de dip in dividendontvangsten in 2011? Bij welke staatsdeelneming was het dividend het meest teruggelopen en bij welke het minst?

Antwoord 55

Deze dip in 2011 wordt met name verklaard door de aanzienlijk lagere dividendopbrengsten van Gasunie in dat jaar. Gasunie keerde in 2011 geen dividend uit (in 2010: € 181,5 miljoen), omdat Gasunie in dat jaar verlies leed door een afwaardering van het netwerk. Van de portefeuille staatsdeelnemingen nam het dividend van TenneT in 2011 (absoluut gezien) het meeste toe, namelijk van € 20 miljoen naar € 60 miljoen.

Vraag 56

Waarom worden de door NL Financial Financial Investments (NLFI) beheerde deelnemingen niet opgenomen in dit overzicht?

Antwoord 56

NLFI is namens de staat de aandeelhouder van de financiële instellingen die als gevolg van de financiële crisis in handen van de overheid zijn gekomen. De staat vervult het aandeelhouderschap in deze deelnemingen niet. Daarom worden deze niet opgenomen in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen. NLFI legt jaarlijks verantwoording af over het beheer van deze deelnemingen in haar jaarverslag. NLFI publiceert die jaarverslagen op haar website (www.nlfi.nl/publicaties).

Vraag 57

Wat zijn de financiële gevolgen voor de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) als er Europees een leverage ratio van 4% wordt afgesproken?

Antwoord 57

Op 1 juli 2017 ligt de leverage ratio van BNG Bank op 3,3%. Dit percentage bestaat ook uit een interne marge die BNG Bank bij haar kapitaalplanning bovenop het minimum toepast. Als BNG Bank aan een leverage ratio eis van 4% zou moeten voldoen, zal zij onder gelijkblijvende omstandigheden het kapitaal moeten verhogen met € 1,4 miljard. Mogelijkheden om het kapitaal te verhogen zijn de uitgifte van hybride kapitaal, het inhouden van winst of het verhogen van het aandelenkapitaal. Een dergelijke kapitaalverhoging zou in beginsel kunnen leiden tot hogere (rente)lasten en tot een verlaging van het rendement op vermogen.

Daarentegen wordt momenteel onderhandeld over de introductie van een geharmoniseerde Europese leverage ratio eis in het kader van de herziening van het kapitaaleisenraamwerk (CRR) in Europees verband. Hier ligt momenteel een eis van 3% voor alle banken op tafel. Een aandachtspunt hierbij is de vormgeving van de leverage ratio eis voor de Nederlandse sectorbanken. Zoals in reactie op de voorstellen van de Europese Commissie (EC) is aangegeven, zet Nederland zich in voor passende leverage ratio afspraken voor de Nederlandse sectorbanken. Dit zou op verschillende manieren vormgegeven kunnen worden, bijvoorbeeld door een langere transitieperiode, een afwijkende hoogte van de leverage ratio eis en/of een aanpassing in de definitie van de leverage ratio voor deze banken. Hier wordt momenteel in de raadswerkgroep nader naar gekeken.

Vraag 58

Welke stappen onderneemt de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) om het rendement op haar gereserveerde middelen te verhogen en welke risico’s gaan hiermee gepaard?

Antwoord 58

Rendement is een belangrijke pijler voor de financiële positie van COVRA. De middelen die COVRA ontvangt van aanbieders van radioactief afval moeten renderen om de bovengrondse opslag en de eindberging (voorzien rond het jaar 2130) te bekostigen. De laatste jaren heeft COVRA het doelrendement niet behaald. Onder andere gelet op de specifieke verplichtingenstructuur van COVRA – waarbij een groot deel van de verplichtingen pas op zeer lange termijn tot uitgaven leidt – heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd over het voornemen COVRA meer ruimte te geven bij het beheer van de liquide middelen.14 COVRA zoekt naar een verantwoorde beleggingsmix. Voor mij als aandeelhouder is een juiste balans tussen rendement en risico’s een belangrijk criterium, aan de hand waarvan ik het nieuwe beleggingsmandaat van COVRA zal beoordelen.

Vraag 59

Is het voor bestuurders van universiteiten (zoals een lid van de Raad van Commissarissen op deze pagina) toegestaan om bij een bedrijf dat voor 100% in staatshanden is extra inkomsten te verwerven als commissaris, ook als met de optelsom van beloningen per persoon de Balkenendenorm wordt overschreden?

Vraag 60

Zijn er in het algemeen bijverdienregels bij staatsdeelnemingen volledig in overheidshanden, voor personen die zelf ook al werken bij een publieke instelling?

Antwoord 59 en 60

De aandeelhouder stelt de maximale beloning van de raad van bestuur en de vergoeding van de raad van commissarissen van de staatsdeelnemingen vast. Die maximale beloning geldt specifiek voor het uitoefenen van een bestuursfunctie voor de betreffende staatsdeelneming en is geen maximale beloning op persoonlijke titel. Voor organisaties waarop de Wet Normering Topinkomens (WNT) van toepassing is, geldt eveneens dat de WNT alleen een norm stelt voor het uitoefenen van een bestuursfunctie voor die specifieke organisatie.

Vraag 61

Wat houden de vijf pijlers van de strategie van Holland Casino precies in?

Antwoord 61

De strategie van Holland Casino bestaat uit de volgende vijf pijlers:

  • 1. De gast centraal; Holland Casino zorgt ervoor dat elk bezoek van de gast een bijzondere ervaring is door in te spelen op de persoonlijke wensen en door oprecht betrokken te zijn bij de gast.

  • 2. Innoveren van de kansspelmarkt; Holland Casino anticipeert op nieuwe trends en ontwikkelingen binnen en buiten de industrie, waarbij er continue wordt gewerkt aan vernieuwing van producten, processen, systemen en werkwijzen.

  • 3. De kracht van ondernemerschap; Holland Casino creëert en herkent kansen en weet deze in het belang van zowel de onderneming als de gast succesvol neer te zetten. De medewerkers van Holland Casino worden gestimuleerd om eigenaarschap te nemen en voortdurend te werken aan het verder ontplooien van hun kennis en talenten.

  • 4. Partnerships; Holland Casino creëert lange-termijn-waarde door duurzame en betekenisvolle partnerships aan te gaan. Holland Casino gelooft dat in een dynamische complexe wereld alleen een goede positie kan worden opgebouwd en behouden door te werken aan een netwerk van partijen die elkaar sterker maken.

  • 5. Bijdragen aan een betere samenleving; Holland Casino bouwt aan een duurzame relatie met haar gasten en daarin past dat zowel Holland Casino als haar gasten wet- en regelgeving respecteren en op een verantwoorde manier omgaan met de risico's van het spel. Holland Casino biedt een veilige speelomgeving waarin het spel eerlijk verloopt. Holland Casino spant zich door middel van het preventiebeleid kansspelen in om te voorkomen dat gasten meer inzetten en/of vaker spelen dan zij kunnen dragen.

Vraag 62

Welke maatregelen neemt Holland Casino om gokverslaving tegen te gaan en hoe verhoudt dit zich met zijn focus op vaste gasten?

Antwoord 62

Holland Casino heeft een actief preventiebeleid als het gaat om het voorkomen van kansspelverslaving, welke van toepassing is op alle gasten. De maatregelen bestaan onder meer uit een verplichte registratie, getraind personeel op signalen van problematisch spelgedrag, monitoring op basis van verslavingsindicatoren en door middel van interventie indien er risico op kansspelverslaving is. Holland Casino voert – wanneer daar signalen toe zijn – bewustwordingsgesprekken met gasten. In overleg met de gast kunnen, indien wenselijk, bezoekbeperkende maatregelen of een entreeverbod opgelegd worden. Holland Casino betrekt de verslavingszorg periodiek bij het preventiebeleid en bij het aansluiten daarvan op de laatste bevindingen uit de verslavingszorg. Het preventiebeleid van Holland Casino staat internationaal hoog aangeschreven, zo werd Holland Casino dit jaar nog bekroond met een Europees certificaat preventiebeleid.

Vraag 63

Moet uit de omschrijving van het publiek belang rond KLM worden opgemaakt dat het overheidsaandeelhouderschap daar geen bijdrage aan levert?

Antwoord 63

Het publiek belang van KLM is vooral verbonden met netwerkkwaliteit, markttoegang en luchtvaartpolitiek. KLM vliegt vanaf Schiphol naar een groot aantal bestemmingen in de wereld. Dit doet KLM onder Nederlandse en Europese luchtvaartverdragen die gesloten zijn met andere landen. Het aandeelhouderschap van de staat is nog noodzakelijk om onder deze luchtvaartverdragen te kunnen opereren, vanwege het nationaliteitsvereiste («Nationality clause») van bepaalde landen bij internationale verdragen over landingsrechten.

Vraag 64

Hoe kan de praktische invulling van het aandeelhouderschap in NS bijdragen aan zaken als sociale veiligheid en betrouwbaarheid en ligt het niet meer voor de hand dit via de concessie(-vergoeding) te regelen?

Antwoord 64

Investeringen van staatsdeelnemingen boven de investeringsdrempel dienen formeel te worden goedgekeurd door de aandeelhouder. Naast een beoordeling op financiële merites beoordeel ik de mate waarin de investering bijdraagt aan het publiek belang. Sociale veiligheid en betrouwbaarheid zijn voorbeelden van publieke belangen die aan bod kunnen komen bij de investeringsbeoordeling.

Vraag 65

Hebben de activiteiten van NS op het gebied van fietsverhuur negatieve gevolgen voor het ontplooien van deze activiteiten door marktpartijen?

Antwoord 65

Eén van de drie kernactiviteiten zoals aangekondigd in de strategie «Spoorslags beter, de reiziger op 1, 2 en 3» is dat NS gaat bijdragen aan een betere deur-tot-deur reis. De OV-fiets is een belangrijk onderdeel van het realiseren van deze bijdrage en wordt door reizigers gewaardeerd. Mij is geen informatie bekend dat het aanbod van OV-fietsen leidt tot negatieve gevolgen voor het ontplooien van dergelijke activiteiten door marktpartijen.

Vraag 66

Wat zijn de kerndoelen van NS met betrekking tot het in eigen beheer hebben van winkels op het station en hoe verhoudt zich dit met de drie kerndoelen van NS?

Antwoord 66

NS heeft in de strategie «Spoorslags beter, de reiziger op 1, 2 en 3» aangegeven dat zij formules die van direct belang zijn voor de reizigers zelf blijft uitvoeren. Hieronder vallen onder andere de Kiosk en de stationshuiskamers waar informatie en service wordt geboden aan reizigers, ook op onrendabele locaties en tijdstippen. Het voor een deel behouden van essentiële retailformules hangt samen met één van de drie kernactiviteiten, die betrekking heeft op de stations («Zorgen voor stations»). De stations dragen voor 25% bij aan de reizigersbeleving en om die reden blijft NS verantwoordelijk voor de formules die direct van belang zijn voor de reizigers. Voor meer informatie over de retailstrategie van NS verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 37, 38 en 68.

Vraag 69

Waarom heeft TenneT indertijd grootschalig geïnvesteerd in Duitsland?

Antwoord 69

De belangrijkste argumenten voor de overname van Transpower door TenneT zijn in de brief van 10 november 200915 aan de Tweede Kamer gemeld. Hierin staat de volgende passage:

«De overname van Transpower draagt bij aan de versterking en de doelmatigheid van de elektriciteitsmarkt in Nederland. Koppeling van de markt komt door de overname versneld tot stand en leidt tot een versnelling van prijsconvergentie. Dit heeft, gelet op het gemiddelde hogere niveau van stroomprijzen in Nederland, een positief effect voor afnemers. Door de overname is TenneT in staat om de twee verschillende netten optimaal op elkaar aan te laten sluiten en investeringen op elkaar af te stemmen. Hierdoor zal bijvoorbeeld de fluctuatie van het aanbod van windenergie beter kunnen worden opgevangen. Een groter netwerk leidt bovendien tot een efficiëntere balanshandhaving in Nederland, hetgeen een belangrijke taak is van TenneT als netbeheerder. Hoewel synergievoordelen niet de voornaamste voorwaarden zijn geweest van het positieve besluit, zal de overname leiden tot kostenverlagingen, met name aan de inkoopkant voor investeringen. De maatschappelijke baten van deze strategische voordelen zijn berekend op € 0,9 tot € 1,5 miljard. De maatschappelijke baten hebben een belangrijke rol gespeeld in de besluitvorming.»

Verder is voorafgaand aan de overname de financiële propositie beoordeeld. Geconcludeerd is dat de Duitse regulering een beperkt, maar stabiel rendement biedt. Daarnaast is geoordeeld dat de risico’s vergelijkbaar zijn met de risico’s die TenneT in Nederland loopt. Tot slot geldt dat destijds door een externe adviseur is gevalideerd dat de overnameprijs van € 885 miljoen gunstig is en een duurzaam rendement waarborgt.

Vraag 70

Hoe lopen de kasstromen tussen Thales Nederland en de Franse moedermaatschappij en hoe wordt voorkomen dat het financieel belang van de staat daarbij wordt uitgehold?

Antwoord 70

Eén van de bevoegdheden van de aandeelhouder is het besluiten over de resultaatbestemming. Elk jaar doet het bestuur van Thales Nederland een voorstel voor de bestemming van het resultaat. De Algemene vergadering van Aandeelhouders (AvA) neemt hierover vervolgens een besluit. Over het algemeen wordt het resultaat volledig toegevoegd aan de algemene reserve. In 2011 heeft een incidentele dividenduitkering plaatsgevonden. Omdat de potentiële dividendbijdrage door het beperkte belang van 1% op jaarbasis marginaal is (ter indicatie: voor 2016 was dat maximaal € 260.000), monitoren wij jaarlijks in hoeverre de reservepositie van het bedrijf vanuit langjarig perspectief redelijk van omvang is. Deze reserve van Thales Nederland wordt uitgeleend aan de Franse moedermaatschappij via een kortlopende deposito tegen een rentevergoeding. Op het moment dat de reservepositie te ruim wordt, gaan we het gesprek aan met de Thales Group.

Vraag 71

Wat is de laatste stand van zaken wat betreft de pogingen van het kabinet tot het borgen van de publieke belangen van Urenco?

Antwoord 71

De publieke belangen van Urenco zijn op dit moment geborgd via het Verdrag van Almelo. Via de Gemengde Commissie nemen de verdragsstaten bij consensus beslissingen die door Urenco worden uitgevoerd. Daarnaast is Urenco onderworpen aan nationale wet- en regelgeving in de verdragsstaten. Tot slot is de meerderheid van de aandelen van Urenco thans in publieke handen, wat een belangrijk borgingsinstrument is voor de publieke belangen. Een eventuele verkoop door het Verenigd Koninkrijk van zijn aandeel verandert niets aan de verdragsrechtelijke regeling of aan de nationale wet- en regelgeving die op Urenco van toepassing is, maar zorgt er wel voor dat het publieke meerderheidsaandeel verdwijnt. Het onlangs openbaar gemaakte, maar niet ingediende wetsvoorstel voor een Wet tot uitvoering van het Verdrag van Almelo en daarmee samenhangende verdragen, was bedoeld als alternatief instrumentarium ter borging van de publieke belangen van non-proliferatie en veiligheid.16 Die wet is niet ingediend, omdat de Duitse (private) aandeelhouders in Urenco niet akkoord waren met het wetsvoorstel en de bijbehorende aanpassing van de vennootschapsrechtelijke structuur van de Urenco-groep. Daarom verkent het kabinet de alternatieve mogelijkheden om de publieke belangen te borgen. Hierbij worden alle oplossingsrichtingen in ogenschouw genomen. Deze verkenning vergt een nauwkeurige analyse van het Nederlandse handelingsperspectief.

Vraag 74

Zijn er de afgelopen vijf jaar onregelmatigheden aangetroffen in het benoemingsproces van bestuurders en commissarissen van staatsdeelnemingen?

Antwoord 74

De wettelijke en statutaire regels voor benoeming bepalen wie bevoegd is te benoemen en voor te dragen. Deze regels worden altijd nagevolgd. De raad van commissarissen heeft het voortouw bij benoemingen. De raad van commissarissen overlegt nauw met de staat als aandeelhouder over benoemingen aan de hand van het benoemingenbeleid, zoals dat beschreven is in de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2013 en in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen.

Vraag 75

Hoeveel rechtszaken zijn de afgelopen vijf jaar gevoerd tegen leden van het bestuur of de Raad van Commissarissen bij de staatsdeelnemingen?

Vraag 76

Hoeveel rechtszaken zijn in de afgelopen vijf jaar gevoerd en hoeveel lopen er momenteel tegen staatsdeelnemingen en met welke reden?

Vraag 77

Hoeveel rechtszaken zijn in de afgelopen vijf jaar gevoerd en welke lopen er momenteel door staatsdeelnemingen tegen een andere partij?

Antwoord vraag 75, 76 en 77

De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur en de operationele aangelegenheden van de deelneming. Het aangaan van rechtszaken behoort hier toe, net als het opstellen van een verdedigingsstrategie voor de rechtszaken die tegen een deelneming aangespannen worden. Als aandeelhouder stuurt de staat hier dan ook niet op. Wel wil de staat door de deelneming geïnformeerd worden over mogelijke risico’s die uit een rechtszaak volgen.

Een enkele keer is de staat ook zelf partij bij een rechtszaak die betrekking heeft op een deelneming. In dat geval is de staat uiteraard wel direct betrokken. Hierbij gaat het met name om aangelegenheden die volgen uit een aan- en/of verkoop door de staat.

Vraag 78

Waarom is DNB een naamloze vennootschap? Ligt het, gezien de Bankwet 1998, niet meer voor de hand DNB te beschouwen als een rechtspersoon sui generis?

Antwoord 78

De Nederlandsche Bank (DNB) is geen lichaam waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen en dat slechts rechtspersoonlijkheid bezit indien dat uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt. DNB is een naamloze vennootschap en bezit rechtspersoonlijkheid op grond van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtsvorm van DNB houdt onder andere verband met de totstandkomingsgeschiedenis van DNB. DNB bestaat ruim tweehonderd jaar en is sinds de negentiende eeuw een naamloze vennootschap. Als naamloze vennootschap is dus ook het vennootschapsrecht (Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; Boek 2 BW) van toepassing op DNB. Hierbij is echter wel rekening gehouden met de bijzondere aard van deze naamloze vennootschap; DNB is centrale bank, prudentieel toezichthouder, uitvoerder van het depositogarantiestelsel en nationale resolutieautoriteit.17 Zo is in de Bankwet 1998 op een aantal punten afgeweken van Boek 2 BW om deze bijzondere aard tot uitdrukking te brengen. Omdat het niet is uitgesloten dat bepaalde bepalingen uit Boek 2 BW strijdig zijn met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken, is in de Bankwet 1998 ook een bepaling opgenomen waaruit volgt dat bepalingen uit Boek 2 BW die bij toepassing op DNB strijdigheid opleveren met genoemde verdrag of genoemde statuten niet van toepassing zijn.18

Vraag 79

Innovation Quarter heeft in 2016 voor € 4 miljoen geïnvesteerd. Is het nodig om daar 49 man voor in dienst te nemen?

Vraag 80

Staat het salaris van de directeur (€ 157.000) in verhouding tot de omvang van de activiteiten van Innovation Quarter, dat in 2016 slechts vier investeringen en een omzet ca. € 5 miljoen betreft?

Antwoord 79 en 80

De activiteiten en resultaten van Innovation Quarter omvatten meer dan investeringen alleen. De organisatie heeft vier onderdelen: Business Development, Foreign Investments, Capital en Strategie & Staf. De afdeling Capital is verantwoordelijk voor de investeringen en had in 2016 gemiddeld 9,6 FTE in dienst.

De beloning van de directeur van Innovation Quarter is conform het besluit dat het Ministerie van EZK samen met haar medeaandeelhouders heeft vastgesteld ten aanzien van alle ROM directeuren.

Vraag 81

Waarom staat hier dat Oost NV geen buitenlandse activiteiten heeft, terwijl het grootaandeelhouder is van het Dutch Venture Initiative dat belegt in buitenlandse initiatieven?

Antwoord 81

De opmerking dat Oost NV geen buitenlandse activiteiten had in 2016 refereert aan de investeringen vanuit het participatiefonds van Participatiemaatschappij (PPM) Oost. Dutch Venture Initiative (DVI) is een separaat fonds waarin de staat via PPM Oost investeert. Dit fonds wordt niet meegeconsolideerd in de jaarverslagen van Oost NV en PPM Oost. Ook wordt er in deze jaarverslagen niet over de activiteiten van DVI gerapporteerd. Het jaarverslag van DVI over 2016–2017 is wel separaat aan de Tweede Kamer gestuurd (d.d. 13 oktober 2017).

Overigens zijn Oost NV en PPM Oost in 2017 gefuseerd tot Oost NL. Oost NL heeft naast een participatietaak ook een (gesubsidieerde) ontwikkeltaak. Enkele van de ontwikkelactiviteiten zijn internationaal van aard, zoals strategische acquisitie en exportbevordering. In de beknopte toelichting over Oost NV in het jaarverslag beheer Staatsdeelnemingen 2016 is deze informatie niet opgenomen. In de toekomst zal meer informatie over de ontwikkelactiviteiten worden opgenomen in dit jaarverslag.


X Noot
2

Dit PLS houdt in dat commerciële banken exporttransacties via NIO zouden kunnen financieren tot maximaal € 300 miljoen ten gunste van exporteurs van (materiaal voor) baggerschepen.

X Noot
3

Kamerstuk 24 557, nr. 146.

X Noot
4

Kamerstuk 34 471, nr. 1.

X Noot
5

Kamerstuk 33 669, nrs. 1–3.

X Noot
6

Kamerstuk 34 471, nr. 1.

X Noot
8

Kamerstuk 33 669, nrs. 1–3.

X Noot
9

Kamerstuk 34 471, nr. 1.

X Noot
10

Kamerstuk 34 471, nr. 1.

X Noot
11

Decisio, Economisch belang van de mainport Schiphol, Analyse van directe en indirecte economische relaties, 1 september 2015.

X Noot
12

Kamerstuk 28 165, nr. 261.

X Noot
13

Kamerstuk 28 165, nr. 275.

X Noot
14

Kamerstuk 25 422, nrs. 142 en 153.

X Noot
15

Kamerstuk 28 165, nr. 104.

X Noot
16

Kamerstuk 28 165, nr. 267.

X Noot
17

Haar taken in het kader van prudentieel toezicht, het depositogarantiestelsel en resolutie voert DNB uit als zelfstandig bestuursorgaan. Als centrale bank maakt DNB onderdeel uit van het Europees Stelsel van Centrale Banken en is zij volledig onafhankelijk van de staat.

X Noot
18

Artikel 11 Bankwet 1998. Kamerstuk 25 719, nr. 7, p. 2.

Naar boven