28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan

Nr. 275 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 oktober 2017

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over zijn brief van 29 juni 2017 over het besluit van de ACM inzake haar onderzoek naar mogelijke overtreding van de Mededingingswet door NS bij de aanbesteding voor de openbaarvervoerconcessie van de Provincie Limburg in 2014 (Kamerstukken 28 165 en 29 984 nr. 270).

De vragen en opmerkingen zijn op 6 september 2017 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 12 oktober 2017 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen

Bezwaarschrift NS

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister het besluit van NS steunt om bezwaar aan te tekenen tegen het ACM-boetebesluit. Waarom heeft de Minister in de brief van 29 juni 2017 over het ACM-boetebesluit uitgesproken het besluit van NS te steunen teneinde bezwaar aan te tekenen, aangezien het gebruikelijk is dat de politiek zich niet mengt in nog lopende juridische of bezwaarprocedures? De leden van D66 vragen zich daarnaast af waarom de Minister NS steunt in het bezwaar tegen het besluit van de ACM van 29 juni 2017, terwijl de Minister in zijn brief van 5 juni 2015 (Kamerstuk 28 165, nr. 198) heeft laten weten dat NS geen bezwaar zou instellen tegen de toen genomen beslissing.

Ik ben nog steeds van mening dat de overtredingen van de Spoorwegwet door NS bij de bieding op de concessie in Limburg, onacceptabel zijn. NS heeft haar bezwaren tegen het desbetreffende besluit van ACM van 6 maart 2015 ingetrokken.

De vraag die in het bezwaarschrift van 2017 van NS centraal staat, is of hier ook sprake is van een overtreding van de Mededingingswet. Ik vind het van belang dat het besluit van de ACM getoetst wordt nu het hier gaat om een principieel besluit. Dit besluit kan namelijk bepalend zijn bij toekomstige biedingen en ook gevolgen hebben voor andere staatsdeelnemingen.

Biedprijs concessie Limburg

De leden van de D66-fractie merken voorts op dat inherent aan een aanbesteding is, dat de biedprijs bepalend is voor winst of verlies bij de aanbesteding. Of de daadwerkelijke exploitatiekosten naderhand overeenkomen met die biedprijs, is niet relevant voor het resultaat van de aanbesteding: eventuele verliezen of voordelen komen immers voor rekening van de winnende partij. Zou de ACM pas achteraf kunnen toetsen of een aanbieding wel of niet verlieslatend uitpakt, dan doet dat niet meer af aan de uitkomst van de aanbesteding: het gelijke speelveld is dan verstoord, de aanbesteding afgerond en het winnende bod is niet meer terug te draaien. Weliswaar is er een mogelijkheid om een «onwaarschijnlijk lage prijs» te toetsen door de aanbestedende dienst, maar die toetsing houdt niet meer in dan het toetsen op de vraag of hetgeen beloofd wordt in de bieding, inderdaad ook tegen de aangeboden prijs zal worden aangeboden. Die toets heeft dus geen betrekking op de vraag of de bieding wel of niet onder kostprijs is en daarmee wel of niet in lijn is met de mededingingsregels. Dan is het toch juist logisch dat de ACM bij toetsing van het bod bij de aanbesteding uitgegaan is – en ook moest uitgaan van – de door NS ingediende bieding en de daarin opgenomen kostprijs c.q. aanbiedingsprijs. Kan de Minister, nu hij de redenering van NS volgt en lijkt te steunen met zijn brief, ook reflecteren op deze visie, zo vragen deze leden?

Daarnaast wijzen de leden van D66 op de bezwaren die NS heeft aangevoerd over de conclusie van de ACM dat NS een investering tegen een lager rendement dan het normrendement heeft ingediend. In reactie op dit bezwaar heeft de ACM deze argumenten weerlegd. Hoe beoordeelt de Minister de argumenten van de ACM?

De klassieke definitie van een verlieslatend bod die een overtreding van de Mededingingswet vormt is het hanteren van een prijs voor een product dat aangeboden wordt beneden de kostprijs. Dit wordt ex-post bepaald, dus daadwerkelijk gehanteerde prijzen worden vergeleken met de daadwerkelijk gemaakte kosten. ACM heeft in dit besluit voor het eerst een ex-antebeoordeling gedaan op grond van een inschatting van kosten en opbrengsten (businesscase) en dus niet gekeken naar uiteindelijk gerealiseerde opbrengsten. Op dit moment loopt de bezwaarprocedure en kan ik geen verdere inhoudelijke uitspraken over het besluit en de procedure doen. Ik heb aan uw Kamer toegezegd u te informeren over de uitkomst van de beslissing op bezwaar.

Bij NS geldt bij investeringen dat het rendement minstens gelijk moet zijn aan de berekende gemiddelde kosten voor kapitaal (weighted average costs of capital, WACC). De lagere WACC is in dit geval ook met de aandeelhouder gedeeld. De VVD vraagt zich af in hoeverre de aandeelhouder daarmee ingestemd heeft dan wel een oordeel daarover (gegeven)? Waarom wel of niet?

NS berekent de kosten voor kapitaal. Deze kunnen in de loop van de tijd wijzigen en dit heeft in 2014 geleid tot een neerwaartse bijstelling van de WACC. De hoogte van de WACC is geen beslissing van de aandeelhouder. Vanuit mijn aandeelhoudersrol maak ik afspraken met NS over de hoogte van het normrendement.

In de afgelopen jaren is er regelmatig discussie geweest over de zogenaamde Ierse route van NS voor de lease van materieel. De Minister heeft eerder aangegeven de Ierse route voor de lease van materieel om belastingredenen niet wenselijk te vinden voor NS, in ieder geval voor de Nederlandse activiteiten, en dat deze wordt afgebouwd. De leden van de VVD vragen zich af waarom de Minister dan niet voor deze optie is gaan liggen die wel in het bod voor de concessie Limburg is opgenomen? In hoeverre heeft de Minister als aandeelhouder ingestemd met het benutten van de Ierse belastingroute in dit bod?

Op het moment dat NS bezig was met de voorbereidingen voor het indienen van het bod, heb ik mij uitgesproken over het feit dat ik het niet wenselijk vind dat NS het lease-materieel belastingtechnisch via Ierland (NS Financial Services (NSFSC)) laat lopen. Het was echter nog niet duidelijk hoe precies de afbouw van de Ierlandroute vorm zou worden gegeven. Aangezien NS al in een vergevorderd stadium was met de bieding op de concessie in Limburg, ging de lopende bieding nog uit van leaseconstructies via Ierland.

De leden van de VVD-fractie lezen in het Jaarverslag beheer staatsdeelnemingen dat het rendement op eigen vermogen van NS in 2015 slechts 3,6% was, terwijl het normrendement tussen de 6% en 8% moet liggen. In hoeverre vindt de Minister het wenselijk dat er in zo’n situatie blijkbaar biedingen worden gedaan die onder het normrendement liggen?

Het normrendement op eigen vermogen wordt vastgesteld zodat er gestuurd kan worden op financieel waardebehoud van de staatsdeelnemingen. Het normrendement eigen vermogen is een onderdeel van de gemiddeld gewogen vermogenskostenvoet (WACC). NS gebruikt de WACC om investeringen te toetsen. Dit betekent echter niet dat elke individuele investering het normrendement oplevert. Het normrendement is een maatstaf om de prestaties van de desbetreffende deelneming over een aantal jaar te beoordelen.

Op basis van de bieding die NS heeft ingediend, is er sprake van een investering die voldoet aan het normrendement.

De leden van de VVD en D66 verwijzen naar het onderzoek dat de Minister in 2014 heeft laten uitvoeren naar kruissubsidiëring.

De VVD vraagt of de Minister zich de uitspraken in de brief van 9 juli 2014 over kruissubsidiëring in relatie tot NS herinnert: «Evenwel hechten deze leden er aan ook voor de toekomst de mogelijkheid van kruissubsidiëring uit te sluiten. Daarom zullen zij in het belang van een gelijk speelveld en conform de uitkomsten van het onderzoek, de NS Groep en diens (klein)dochters er ook in de toekomst aan blijven houden dat het alle internationale normen en Europese regels naleeft opdat eerlijke concurrentie bij openbare aanbestedingen gewaarborgd is.» Hoe heeft de Minister dit de afgelopen jaren gedaan? Ook bij de aanbesteding van NS in Limburg? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot de aanbesteding van NS in Limburg? In hoeverre is er wel of niet sprake van kruissubsidiëring in dit traject? Het hanteren van een te laag (norm-)rendement zorgt toch feitelijk voor kruissubsidiëring?

D66 stelt dat de praktijk van nog geen jaar later is dat NS (via Abellio) bij zo’n openbare aanbesteding een bod indiende dat verlieslatend was, dat gerekend is met een te laag rendement, dat NS zich garant stelt voor compensatie van de verliezen die Abellio lijdt en dat gecompenseerd wordt met rendementen uit andere onderdelen van de NS Groep, waarbij de inzet van NSFSC zelfs bepalend was voor de vraag of het bod wel of geen positieve netto contante waarde had (randnummer 399 ACM-besluit) en dus voldaan werd aan de in randnummer 233 geformuleerde, interne eisen.

In 2014 heb ik uw Kamer het rapport gestuurd van het onderzoek dat Deloitte heeft uitgevoerd naar mogelijke kruissubsidiëring bij NS. Deloitte concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor kruissubsidiëring. Bij de beoordeling van investeringsvoorstellen blijft het uiteraard van belang om dit aspect in de gaten te houden. Bij de beoordeling en goedkeuring van investeringsvoorstellen is het normrendement daarom ook een belangrijk uitgangspunt.

NS heeft bij de aanbesteding van de concessie in Limburg een bod ingediend waarbij het verwacht rendement hoger was dan de kapitaalkosten en voldeed aan de eis van het normrendement.

Betrokkenheid aandeelhouder

De leden van de VVD-fractie zijn altijd kritisch geweest over de activistische aandeelhoudersrol van deze Minister. Ook in dit proces heeft de Minister zich opgesteld als een uitermate activistische aandeelhouder. Hoe beoordeelt de Minister achteraf gezien zijn rol als aandeelhouder van NS bij het bod voor de aanbesteding van de concessie Limburg? In hoeverre is deze rol, gelet op de gang van zaken bij deze bieding, een normale en wenselijke voor een aandeelhouder? Wat zou de Minister achteraf gezien anders doen dan wel wat gaat de Minister in de toekomst anders doen? In hoeverre heeft de Minister als aandeelhouder ingestemd met het bod voor de aanbesteding van de concessie Limburg, zo ja, waarom wel, zo niet, waarom niet? Wat zijn de exacte regels c.q. afspraken voor het instemmen van de aandeelhouder bij dit type investeringen bij NS? Als volgens de regels niet hoefde te worden ingestemd, waarom was er dan in dit hele traject wel overleg en actieve bemoeienis vanuit het ministerie met deze investering? En waarom heeft de aandeelhouder geen standpunt ingenomen toen bleek dat de uitgangspunten bij de investering anders bleken dan eerder was afgesproken?

Het Ministerie van Financien voert inderdaad actief beleid ten aanzien van de staatsdeelnemingen. Dat is ook noodzakelijk gegeven de grote maatschappelijke belangen en het vermogen dat daartoe in deze is geïnvesteerd. We sturen daarbij op strategie, investeringen, benoemingen en beloningen. Het is te betreuren dat de VVD meent dat dat niet nodig is. De casus Limburg laat het tegendeel zien.

In de statuten van NS staan de zogenoemde investeringsdrempels opgenomen. Afhankelijk van de aard van de investering, dien ik vanaf een bepaald investeringsbedrag goedkeuring te geven. De statuten die destijds golden schreven voor dat dat het geval was bij een investering die hoger was dan 1/3 van het balanstotaal. De investering die gemoeid was met de bieding op de concessie in Limburg viel onder die investeringsdrempel en behoefde dus geen formele goedkeuring van de aandeelhouder. Op dat moment werd echter al wel gewerkt aan de herijking van de statuten en zouden de investeringsdrempels naar beneden worden bijgesteld. Inmiddels zijn de statuten herijkt. In de huidige situatie is het zo dat de zogenaamde Capital at Risk (kapitaalbijdragen en/of garanties)voor concessiebiedingen vanaf EUR 100 mln. door de aandeelhouder goedgekeurd moet worden (de statutaire grens voor investeringen bedraagt EUR 200 mln.). Met het oog op deze aanstaande neerwaartse bijstelling hebben wij een plausibiliteitstoets uitgevoerd op de business case van NS door kritische vragen te stellen. Zoals gemeld in het jaarverslag Staatsdeelnemingen over 2014 heb ik deze investering informeel goedgekeurd.

Los van het feit of de aandeelhouder expliciet goedkeuring moet geven voor een investering, is het gebruikelijk dat NS het ministerie betrekt en informeert over voorgenomen materiële investeringen. Dat is in het geval van deze concessie ook gebeurd.

Gedragingen NS: Governance, Risk en Compliance (GRC)

De leden van de PVV-fractie merken op dat de interne procedures en gedragsregels en de naleving daarvan zijn aangescherpt. Zij willen weten op welke wijze deze interne procedures en gedragsregels zijn aangescherpt. Kan de Minister tevens aangeven welke van de verbetervoorstellen die het adviesbureau Alvarez & Marsal begin 2016 in zijn onderzoeksrapport heeft gedaan om te komen tot een sterke governance, risk en compliance structuur en cultuur, grotendeels zijn uitgevoerd?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de voortgang van de verbetervoorstellen die door Alvarez & Marsal zijn gedaan. De Minister schrijft dat de Kamer daar nog nader over wordt geïnformeerd; deze leden vragen een tijdpad. Nog liever zien deze leden dat de Minister hier inzicht in biedt bij het verslag van dit schriftelijk overleg. Is de Minister hiertoe bereid?

Ik heb toegezegd u te informeren over de voortgang van de implementatie door NS van de verbetermaatregelen van Alvarez & Marsal. Met mijn brieven van 23 januari 2017 respectievelijk 25 augustus 2017 (Kamerstuk 28 165, nr. 263 en Kamerstuk 28 165, nr. 273) heb ik aan deze toezegging invulling gegeven. In mijn laatste brief heb ik u geïnformeerd dat NS inmiddels alle maatregelen van Alvarez & Marsal heeft geïmplementeerd.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister als aandeelhouder van NS op basis van de feiten die in het ACM-boetebesluit naar voren zijn gekomen, reden ziet om zelf procedures met NS rond bieding-procedures, investeringsbeslissingen of anderszins aandeelhoudersaangelegenheid anders aan te pakken, aan te scherpen en/of te verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u hier voorbeelden van geven?

Zoals ik in mijn eerdere brieven heb aangegeven, vind ik de gedragingen van NS ten tijde van de biedingsprocedure onacceptabel en hecht ik eraan dat er maatregelen worden getroffen om herhaling te voorkomen. NS heeft dat zelf ook erkend. Alvarez & Marsal heeft onderzoek uitgevoerd naar de interne procedures bij NS wat heeft geresulteerd in concrete maatregelen op het gebied van governance, risk en compliance. NS heeft al deze verbetermaatregelen geïmplementeerd. In mijn brief van 25 augustus 2017 heb ik uw Kamer daarover geïnformeerd.

De leden van de SP-fractie vragen de Minister toe te lichten wat NS tot dergelijk gedrag heeft gedreven. Kan de Minister daarbij ingaan op de vraag in hoeverre mogelijk verlies van dit deel van het spoornet en de dreiging van verlies van meer lijnen, de NS gedreven kan hebben teneinde dergelijke acties te ondernemen? Deze leden vragen de Minister tevens toe te lichten in hoeverre huidige ontwikkelingen rondom marktverkenningen en spoorordening NS en andere spoorvervoerders in de toekomst tot vergelijkbare gedragingen zal verleiden.

Het risico op onwenselijk gedrag verklein je door de juiste checks and balances aan te brengen in het systeem en binnen een organisatie. De gedragingen bij NS konden plaatsvinden doordat er geen goede GRC-organisatie stond bij NS en er geen goede voorbeeldfunctie was vanuit de top. Zoals ik in mijn kamerbrief van 25 augustus 2017 heb gemeld, is de GRC-organisatie van NS inmiddels op orde en daarmee het risico op herhaling van de gedragingen zoals rondom de Limburg concessie op gepaste wijze beperkt. Zoals ik ook in mijn Kamerbrief heb beschreven blijft dit wel onze continue aandacht als aandeelhouder van NS houden. Daarnaast is het toezicht van ACM aangescherpt. Sinds 2016 heeft ACM de bevoegdheid om voorafgaand aan aanbestedingen van spoorconcessies te toetsen of NS Stations de toegangsvoorwaarden en tarieven voor stationsdiensten non-discriminatoir toepast.

Financiële gevolgen

De leden van de VVD, PVV en CDA willen weten wat de gevolgen zijn van de boete als deze daadwerkelijk en definitief zou worden opgelegd? Wie draait daar uiteindelijk voor op: de reiziger en/of de aandeelhouder en uiteindelijk dus de belastingbetaler? En waar komen de boete-opbrengsten die de ACM int terecht?

Indien de boete definitief wordt opgelegd, heeft dit een neerwaarts effect op het resultaat van NS over het jaar 2017. Op basis van dit resultaat wordt de hoogte van het dividend bepaald. De staat krijgt, conform het dividendbeleid, 35% van het netto resultaat in de vorm van dividend uitgekeerd. Boete opbrengsten komen als inkomsten op de begroting van EZ.

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie een gespecificeerd overzicht van de kosten te geven die tot nu toe in het dossier rondom de fraude en concurrentievervalsing bij de aanbesteding in Limburg zijn gemaakt door NS, haar dochters en door de Minister. Wil de Minister daarbij in ieder geval de kosten voor de volgende zaken benoemen: juridische bijstand, externe adviezen, compensatie of afkoop van schade of andere gevolgen die door het gedrag van NS veroorzaakt zijn, ingehuurde financiële experts en overige kosten?

Aangezien de boete in mindering wordt gebracht op de winstuitkering aan de Staat, en boetes opgelegd door de ACM ook terugvloeien naar de Staat, zijn de leden van de SP-fractie van mening dat er sprake is van een broekzak-vestzak situatie. Deze leden vragen de Minister daarom hoeveel geld er gemoeid is met de uitvoerings-, administratieve en overige kosten van dit rondpompcircus. Tevens vragen zij de Minister toe te lichten of zij dit geld – dat wordt opgebracht door reizigers en belastingbetalers en dat de schijn van marktwerking op het spoor in stand moet houden – juist besteed vindt?

In het jaarverslag van Financiën rapporteer ik over de totale kosten die zijn gemaakt voor externe inhuur. NS rapporteert hier op vergelijkbare wijze over in het eigen jaarverslag. Het is van belang een zorgvuldig proces te doorlopen, ook om de kans op herhaling van dergelijke onregelmatigheden in de toekomst zoveel mogelijk te kunnen voorkomen.

Verder willen de leden van de PVV-fractie weten of er een verband bestaat tussen de significante stijging van de prijs van het treinkaartje voor het hoofdrailnet (HRN) over de afgelopen jaren en de verliezen die NS en haar dochters maken in concurrerende markten, zoals bij de aanbesteding van de HSL-Zuid of de aanbesteding in Limburg. Kan de Minister tevens toelichten waarom er wel of niet een verband bestaat en in welke mate dit is?

De tarieven en de jaarlijkse indexatie voor openbaar vervoer zijn geregeld in concessie afspraken. De tariefstijging is gekoppeld aan de Landelijke Tarievenindex (LTI). Uitgangspunt daarbij is de Landelijke Tarievenindex (LTI), die het Tarievenbureau OV (een instantie van de 14 OV autoriteiten) begin juli berekent op basis van CPB-cijfers. Wijziging van de tarieven vergt volgens de Wet Personenvervoer 2000 een advies van de consumentenorganisaties, verenigd in het Metrocov. Deze index is marktrelevant en kent een onafhankelijke loonvoet. De LTI bestaat uit de componenten «loonvoet» van het CPB (weging 62,35%), energiekosten van het CBS (weging 7,80%), en tot slot de Consumentenprijsindex van het CPB (weging 29,85%) om de gemiddelde prijsontwikkeling in Nederland door te rekenen. Voor 2017 komt uit de berekening een LTI-index van 0,38%.

Strategie en publieke belangen in relatie tot het normrendement

De leden van de CDA-fractie vragen naar de frase in de brief waarin de Minister zegt dat: «het daarnaast ook belangrijk is dat gekeken wordt naar strategische overwegingen of overwegingen die samenhangen met het dienen van een publiek belang. Die overwegingen kunnen een investering rechtvaardigen die lager is dan het normrendement.» Over deze frase vragen deze leden of de Minister in dezen ook doelt op de specifieke casus waarop het ACM-boetebesluit is gebaseerd, namelijk de aanbesteding in Limburg. Voorts vragen deze leden of de Minister met «strategische overwegingen» doelt op strategische overwegingen van NS of op strategische overwegingen van de Nederlandse Staat. Immers, als de Minister doelt op strategische overwegingen van NS, hoe rijmt dit dan met het gegeven dat een aanbestedingsprocedure onafhankelijk van de strategische belangen van één van de bieders zou moeten verlopen?

De leden van D66 vragen of de Minister de mening deelt dat in de onderhavige kwestie er geen sprake lijkt te zijn van een publiek belang dat verlaging van het normrendement rechtvaardigt, omdat sprake was van een openbare aanbesteding waaraan meerdere partijen deelnamen, zodat er geen risico bestond op het uitblijven van een kansrijke bieding? Zo nee, kan de Minister de publieke belangen definiëren die in de onderhavige zaak de verlaging van het rendement door NS en het indienen van een verlieslatende aanbieding rechtvaardigen? Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie zich af of de Minister de mening deelt, dat de door NS toegepaste verlaging van het normrendement – mede in het licht van de bevindingen van de ACM – hoofdzakelijk en herhaaldelijk ingegeven is door de «strategische rationale», gericht op behoud van het HRN in haar huidige vorm en voorkoming van het winnen van de aanbesteding door andere aanbieders, omdat NS bang was dat dit de bijl aan de wortel van het HRN zou zijn? Welke «strategische overwegingen» kunnen naar de mening van de Minister rechtvaardigen, dat een staatsbedrijf met een economische machtspositie haar rendement verlaagt tot onder het normrendement zoals dat tussen staatsdeelneming en aandeelhouder, resp. tussen aandeelhouder en het parlement is afgesproken? Welke strategische overwegingen hebben naar de mening van de Minister in deze zaak een zodanige rol gespeeld, dat zij de verlaging van het normrendement door NS mogelijk hebben gerechtvaardigd?

Bij elke staatsdeelneming kan het voorkomen dat een specifieke investering niet aan het normrendement voldoet, maar dat strategische overwegingen of overwegingen die samenhangen met een publiek belang de investering kunnen rechtvaardigen. In het geval van de bieding op de concessie in Limburg, verwachtte NS op basis van haar business case te kunnen voldoen aan het normrendement.

Hoewel er wellicht redenen kunnen zijn om voor het borgen van een publiek belang een lager rendement dan het afgesproken normrendement te hanteren, kan dat evenzeer leiden tot verstoring van de concurrentie en het gelijke speelveld, zeker wanneer de staatsdeelneming een economische machtspositie heeft. Deelt de Minister de opvatting van de leden van de D66-fractie dat een dergelijke verlaging van het normrendement ten minste vooraf gegaan moet zijn door (i) een heldere definitie van wat het betrokken publieke belang is, (ii) welke overwegingen uit hoofde van dat publieke belang ten grondslag moeten liggen aan een eventuele verlaging en (iii) een dergelijke verlaging in elk geval niet kan plaatsvinden zonder dat daar politieke besluitvorming en instemming van het parlement aan vooraf gegaan is?

Voor het sturen op het waardebehoud van het in staatsdeelnemingen geïnvesteerde maatschappelijke kapitaal is het normrendement een belangrijk instrument. Voor iedere staatsdeelneming heeft de staat een normrendement vastgesteld op het niveau van de gehele onderneming. Het normrendement wordt elke drie jaar voor elke staatsdeelneming herijkt op basis van een rekenmodel. Het is dus niet zo dat het normrendement voor een willekeurige staatsdeelneming zomaar verlaagd kan worden. Voor een specifieke investering kan met een lager normrendement genoegen genomen worden, als duidelijk blijkt dat strategische overwegingen of overwegingen die samenhangen met het publiek belang overheersen. Dat neemt niet weg dat het normrendement het ijkpunt is waartegen wij de prestaties van de deelnemingen toetsen. Het gaat daarbij niet zozeer om het rendement per investering; wel is het normrendement leidend bij de meting van de prestaties van de gehele deelneming over een aantal jaren.

Overig

NS heeft voor de aanbesteding voor de concessie Limburg ingeschreven via de buitenlandse dochter Abellio in plaats van via NS zelf. De VVD-fractie wil graag weten welke gevolgen c.q. voordelen dit heeft gehad, met name ook voor de biedingsprijs? Welke invloed heeft dit op het bod gehad?

De werkzaamheden van NS richten zich met name op activiteiten op het HRN en stationsactiviteiten. Abellio is als dochteronderneming, destijds samen met Qbuzz, actief op de betwistbare markten en heeft daarmee ervaring opgedaan zowel in de Nederlandse als de buitenlandse markt.

De leden van de VVD vragen welke andere (juridische) procedures en onderzoeken er op dit moment nog lopen met betrekking tot deze zaak en wat is daarvan het tijdpad?

Er lopen diverse strafrechtelijke procedures. De inhoudelijke behandeling van deze zaken zal plaatsvinden in november 2017.

De leden van D66 vragen hoe de Minister oordeelt over het tegen de instructies in niet op staande voet ontslaan van de direct betrokkenen en het tegen de instructies in toch betalen van afkoopsommen aan betrokkenen.

In eerdere kamerbrieven ben ik uitgebreid ingegaan op het verloop van de ontslagprocedure van de voormalig president-directeur van NS en op de wijze waarop de arbeidscontracten van betrokken medewerkers van NS zijn afgewikkeld als gevolg van de onregelmatigheden in Limburg. Ik verwijs hiervoor naar de volgende Kamerstukken: Kamerstuk 28 165, nr. 220; Kamerstuk 28 165, nr. 219 en Aanhangsel Handelingen II, nr. 1685.

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat er in randnummer 338 van het ACM-besluit gesproken wordt over dalende subsidies voor stoptreindiensten. Deze leden willen weten welke subsidie momenteel voor stoptreindiensten verstrekt wordt aan NS, gespecificeerd naar de verschillende stoptreindiensten.

NS ontvangt vanuit enkele provincies een subsidie. Het gaat dan om de volgende stoptreindiensten op het HRN:

  • Sprinters Leeuwarden-Meppel

  • Bediening van het nieuwe station Nijmegen Goffert met de stoptreinen Nijmegen-Wychen-Den Bosch

De leden van de CDA-fractie en de D66-fractie vragen naar de opmerking in het ACM-boetebesluit, waarin wordt gesteld dat NS niet haar volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend, hetgeen zelfs heeft geleid tot een hogere boete. Hoe rijmt dit met de eerdere mededeling van NS – en die van de Minister in zijn brief van 5 juni 2015 – dat NS volledige medewerking aan het onderzoek zou verlenen?

NS geeft aan zoveel als mogelijk volledige medewerking aan het onderzoek van de ACM te hebben gegeven. Door vertrek van oud-directieleden is niet alle informatie (direct) voorhanden gebleken. NS heeft mij laten weten dit onderdeel ook in het bezwaarschrift nader te willen verduidelijken.

Voor de dechargeverlening van de jaarstukken 2014 hebben de leden van de CDA-fractie al diverse malen aandacht gevraagd. De Minister stond toen op het standpunt, dat de dechargeverlening van maart 2015 is gedaan met de informatie die destijds voor handen was. De leden van de CDA-fractie lezen in het ACM-boetebesluit verschillende zaken die niet eerder aan het licht zijn gekomen. Hieruit volgend vragen deze leden in hoeverre de Minister van opvatting is dat ten aanzien van de feiten die nu bekend zijn geworden inderdaad nog geen decharge is verleend en dat betrokken bestuurders op geen enkele wijze rechten kunnen ontlenen aan de dechargeverlening?

De in 2014 verleende decharge strekt zich niet uit tot zaken die niet uit de jaarrekening blijken of die niet anderszins bekend zijn aan het bevoegde orgaan dat de decharge heeft verleend. Onder de décharge vallen alleen die zaken die kenbaar zijn uit de jaarstukken of die expliciet aan de vergadering van aandeelhouders zijn meegedeeld.

Hoe beoordeelt de Minister het feit dat hij de bieding voor Limburg voorgelegd kreeg, maar zonder de cruciale notitie van de afdeling Corporate Control (CpC) van NS (randnummer 358), die de business case negatief beoordeelde en die het hoge risicoprofiel herhaaldelijk en indringend als waarschuwing aan de NS-top heeft afgegeven (randnrs. 310 t/m 312, 318, 321 t/m 323 en 331, evenals 367 en verder)?

CpC is een interne afdeling van NS die de raad van bestuur adviseert bij o.a. het nemen van investeringsbeslissingen. De raad van bestuur informeert vervolgens de aandeelhouder over de voorgenomen investeringsbeslissing.

Naar boven