25 719
Nieuwe bepalingen inzake De Nederlandsche Bank N.V. in verband met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Bankwet 1998)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 februari 1998

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 10 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 10a

Bepalingen van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die bij toepassing op de Bank strijdigheid opleveren met het Verdrag of de Statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken zijn niet van toepassing op de Bank. Met het oog op de uitvoering van artikel 108 van het Verdrag worden deze bepalingen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen.

B

In artikel 11, derde lid, wordt de zinsnede «uit hun functie worden ontheven» vervangen door: uit hun functie worden geschorst of ontheven.

C

Na artikel 25 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 25a

Na inwerkingtreding van artikel 11 van deze wet berusten de koninklijke besluiten die op grond van artikel 23, leden 1 en 2, van de Bankwet 1948 van kracht zijn, op artikel 11, lid 2, van deze wet.

TOELICHTING

A: artikel 10a

Voorzover mogelijk is het commune Nederlandse vennootschapsrecht van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op de Bank van toepassing. Het is evenwel niet uitgesloten dat bepalingen uit boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waar van toepassing op de Bank, strijdig zijn met het EG-Verdrag of de ESCB-Statuten. Hoewel deze in voorkomend geval door de rechter onverbindend kunnen worden verklaard, vereist artikel 108 EG-Verdrag een specifieke voorziening vooraf. Deze is opgenomen in artikel 10a. Om onzekerheid te voorkomen over de vraag welke bepalingen niet op de Bank van toepassing zijn, is ervoor gekozen deze in een algemene maatregel van bestuur op te nemen.

B: artikel 11 lid 3

De wijziging van artikel 11, lid 3, van voorliggend wetsvoorstel voegt aan de bepaling terzake van de ontheffing van de president en directeuren uit hun functie toe, dat schorsing slechts onder dezelfde voorwaarden als terzake van ontheffing plaats kan vinden. Artikel 108 EG-Verdrag vereist dat de lidstaten hun wetgeving aanpassen voorzover deze in strijd is met het Verdrag. Artikel 2:134, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek brengt met zich mee dat de directie van de Bank te allen tijde kan worden geschorst. Om de autonomie van de Bank, zoals gewaarborgd in artikel 107 EG-Verdrag, niet in gevaar te brengen, dient deze bevoegdheid te worden beperkt. Artikel 11, lid 3, wetsvoorstel Bankwet 1998, bindt deze bevoegdheid daarom aan dezelfde gronden als die voor ontslag zoals die in de ESCB-Statuten zijn opgenomen en in de Memorie van toelichting bij artikel 11 reeds worden besproken.

C: artikel 25a

Deze bepaling regelt het overgangsrecht ten aanzien van de benoemingsbesluiten van de thans zittende president en directeuren.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven