Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 28165 nr. 250 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 28165 nr. 250 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2016
Met deze brief informeer ik u over het resultaat van mijn oriëntatie op de toekomst van de Koninklijke Nederlandse Munt («KNM») en de vervolgstappen daarop. De staat houdt momenteel alle aandelen in KNM. Staatsdeelnemingen worden periodiek geëvalueerd, zoals in de Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid1 («Nota Deelnemingenbeleid») is vermeld. Deze nota stelt dat niet het aandeelhouderschap, maar wet- en regelgeving de eerst aangewezen instrumenten zijn om publieke belangen te borgen. Publieke middelen zijn schaars en moeten alleen worden ingezet waar dat nodig is voor de borging van de publieke belangen. Overeenkomstig de planning in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2014 heb ik deze periodieke evaluatie (strategische heroriëntatie) ook voor het staatsaandeelhouderschap in KNM uitgevoerd. De financiële problemen bij KNM – waarover ik u het afgelopen jaar geregeld heb geïnformeerd2 – waren voor mij aanleiding om daarnaast versneld diverse toekomstvarianten van KNM te onderzoeken: ongewijzigde continuering van het aandeelhouderschap van de staat in KNM, aanbesteden van de productie bij een ander munthuis en afwikkeling van de onderneming of verkoop van KNM. De conclusies uit de periodieke evaluatie zijn gebruikt om een keuze te maken tussen de verschillende varianten.
Strategische heroriëntatie
De Nota Deelnemingenbeleid stelt dat staatsaandeelhouderschap begint bij publieke belangen. In het geval van een staatsdeelneming dient er sprake te zijn van een publiek belang waar het voor de borging ervan gewenst is om, naast de wet- en regelgeving, ook nog risicodragend te investeren in de bewuste onderneming. In mijn strategische heroriëntatie op het aandeelhouderschap van de staat in KNM, heb ik onderzocht op welke wijze de activiteiten van KNM het beste kunnen worden belegd. Die oriëntatie heeft uitgewezen dat de taken van KNM waarmee publiek belang gemoeid is – onverstoord verloop van het muntgeld betalingsverkeer en bescherming tegen valsemunterij – binnen de huidige beleidskaders in een andere uitvoeringsstructuur geborgd kunnen worden. Daarbij is een centrale rol weggelegd voor De Nederlandsche Bank («DNB»). DNB heeft aan mij bevestigd dat zij deze publieke taken goed zou kunnen vervullen, waarbij DNB dan ten behoeve van de Nederlandse staat optreedt. De productie van muntgeld kan, zonder het publieke belang te schaden, door een partij worden gedaan waarvan de Nederlandse staat geen aandeelhouder is (zoals al het geval is bij de productie van bankbiljetten).
Het deelnemingenbeleid stelt dat staatsdeelnemingen zich zelfstandig moeten kunnen financieren én een rendement moeten kunnen realiseren dat in verhouding staat tot de bedrijfsrisico’s. Daarnaast staat in de Nota Deelnemingenbeleid dat de strategie in lijn moet zijn met het gedefinieerde publieke belang. De exploitatieprognose in het meest recente businessplan van KNM laat een beperkt rendement zien afgezet tegen de risico’s in het bedrijf. KNM heeft een start gemaakt met kostenbesparing; verdere besparingen binnen de huidige structuur zijn slechts beperkt te realiseren door KNM. Daarnaast ligt een steeds groter deel van de activiteiten van KNM buiten de kern van het publiek belang. De werkzaamheden met betrekking tot circulatiemunten voor Nederland maakt minder dan 20% uit van de totale omzet van KNM. KNM zal ook in de toekomst een groot gedeelte van haar omzet uit buitenlandse orders moeten halen om geen verlies te maken. En om weer een structureel gezond renderende onderneming te worden, zal KNM zich juist moeten ontwikkelen op terreinen die verder afliggen van de kern van het publiek belang.
Er ontbreekt mijns inziens een noodzaak om muntproductie in staatshanden te houden. De borging van de publieke belangen kan op een minder ingrijpende wijze dan via het houden van een staatsdeelneming worden gerealiseerd. Continuering van het aandeelhouderschap in KNM past niet binnen de kaders die de Nota Deelnemingenbeleid stelt aan de bedrijven waarin de staat aandeelhouder is. KNM heeft een te beperkt rendement ten opzichte van de risico’s en de strategische belangen van de onderneming lopen niet parallel aan het belang van de staat.
Toekomst van KNM
In mijn onderzoek naar de toekomstvarianten voor KNM heb ik de markt waarin zij zich begeeft nader geanalyseerd. De productiemarkt van muntgeld wordt geconfronteerd met een afnemend gebruik van contant geld en overcapaciteit binnen een door de invoering van de euro grotere en meer uniforme productie- en afzetmarkt. Dat maakt het een zeer concurrerende productiemarkt met dunne marges waarin het voor een munthuis essentieel is om verdere kostenbesparing, schaalvergroting en/of diversificatie van bedrijfsactiviteiten te kunnen realiseren. De bewegingsruimte die KNM onder dergelijke marktomstandigheden nodig heeft, kunnen wij als staatsaandeelhouder niet bieden.
In de huidige markt is het uitbesteden van de productie van de Nederlandse munt goed te realiseren; slechts een klein deel van de productie van KNM betreft Nederlandse munten, vrijwel uitsluitend stuivers. Het levert ook geen grotere afhankelijkheid van Nederland op in de productie van haar muntgeld. KNM is al afhankelijk van andere partijen (in andere landen) voor de productie van de ongeslagen munten («rondellen»). In de jaren zeventig is de eigen productie van rondellen door KNM al gestaakt omdat dit in eigen beheer door de lage volumes alleen tegen een hele hoge kostprijs zou kunnen plaatsvinden.
Indien wordt besloten om op korte termijn over te gaan tot het uitbesteden van de Nederlandse muntproductie aan een andere partij, dan zou dit het definitieve einde voor KNM betekenen. Immers daarmee zou een belangrijke inkomstenbron voor KNM komen te vervallen en het bedrijf zou zich hierop onvoldoende kunnen voorbereiden. De daardoor noodzakelijke afwikkeling van KNM zou verlies van de expertise binnen het bedrijf betekenen alsook verlies van alle banen en kapitaalvernietiging van machines. Dit heeft dus niet mijn voorkeur. Beter is het om KNM te verkopen aan een partij die de activiteiten kan voortzetten en mogelijkheden heeft om synergievoordelen te creëren en andere commerciële activiteiten te ontplooien. De staat kijkt als aandeelhouder, conform het deelnemingenbeleid, nadrukkelijk of de publieke belangen centraal staan in de strategie van de onderneming. Daardoor heeft KNM minder vrijheid gehad om meer commerciële activiteiten te ontplooien dan zij zou hebben gehad bij een private aandeelhouder. Hierbij denk ik aan activiteiten die ver afliggen van het publiek belang, maar die wel kunnen bijdragen aan een mogelijk beter rendement voor de onderneming. Verkoop kan dus ook de overlevingskans van KNM in deze sterk concurrerende markt verhogen.
Derhalve heb ik laten onderzoeken of er partijen zijn die mogelijk een geschikte aandeelhouder zouden kunnen zijn voor KNM en waaraan de productie van het Nederlandse muntgeld kan worden toevertrouwd. Uit deze marktverkenning zijn verschillende geïnteresseerde en potentieel geschikte kopers naar voren gekomen. Diverse marktpartijen hebben op basis van de voorwaarden zoals geformuleerd in de marktverkenning, potentiële interesse in overname van KNM getoond en hebben laten zien synergievoordelen te kunnen bereiken.
Besluitvorming
Het kabinet is van mening dat verkoop van de aandelen in KNM de beste optie is en ik leg met deze brief dan ook het kabinetsbesluit voor om de aandelen in KNM te verkopen. Het kabinet heeft toegezegd om bij dergelijke besluitvorming het door de parlementaire onderzoekscommissie «Privatisering en verzelfstandiging overheidsdiensten» ontwikkelde besliskader3 te gebruiken. Dit besliskader beschrijft de volgende 5 stappen.
Het besliskader onderkent dat de praktijk weerbarstig is en een volledig sequentieel doorlopen van het kader niet altijd te realiseren is. De zorgelijke financiële situatie van KNM vraagt dat de aandeelhouder snel duidelijkheid geeft over haar intenties met het aandeel in de onderneming. Ik heb in mijn onderzoek de eerste drie stappen geïntegreerd en ik presenteer de aandachtspunten en afwegingen waar het besliskader om vraagt in deze brief.
De eerste stap beoogt te borgen dat alle belanghebbenden tijdig op de hoogte worden gesteld van het voornemen en voldoende ruimte krijgen zich uit te spreken en voor te bereiden op een verkoopproces. Ik heb de Kamer in november 2015 geïnformeerd dat ik alle varianten – waaronder dus ook verkoop van aandelen – zou gaan onderzoeken. Ik heb de raad van commissarissen (rvc) van KNM en het management intensief betrokken bij de recente marktverkenning. In de verkenning heb ik het borgen van de publieke belangen en het bestaande deelnemingenbeleid als uitgangspunt genomen.
In deze brief geef ik invulling aan de tweede en derde stap: ontwerp van een nieuwe structuur met verkoop van KNM en het besluit daartoe. Als de Tweede Kamer de verkoop van KNM steunt volgt de uitvoering, de vierde stap uit het besliskader. De laatste stap van het besliskader betreft een evaluatie waarmee wordt beoordeeld of de doelen van het verkoopproces zijn gehaald. Gezien het belang van ordentelijk verloop van de markt voor chartale betaalmiddelen en het belang bij een normale productiemarkt voor muntgeld, vind ik het belangrijk om ontwikkelingen blijvend te monitoren. Het evaluatiemoment zal worden opgenomen in het nieuwe muntcontract met KNM.
Begroting
Door de financiële problemen bij KNM is de vordering van de staat op KNM opgelopen. Het gecombineerde verlies voor KNM over 2014 en 2015 is dermate groot dat er een negatief eigen vermogen is ontstaan. De onderneming heeft verzocht om een deel van de vordering van de staat die nu circa € 18 mln. bedraagt, te converteren naar eigen vermogen om zo weer een werkbare solvabiliteitspositie te verkrijgen. Omdat dit een randvoorwaarde is voor een verdere toekomst voor KNM zal ik dit in overweging nemen.
Tot slot
Hieronder ga ik meer gedetailleerd in op bovenstaande punten en licht ik toe waarom ik heb gekozen voor verkoop van de aandelen in KNM en hoe de borging van de publieke belangen zal worden gecontinueerd. Eerst beschrijf ik de ontwikkelingen binnen de markt voor chartale betaalmiddelen, daarna ga ik in op de rol van KNM daarbinnen en geef ik een nadere toelichting op het bedrijfsmodel. Vervolgens zet ik uiteen hoe de publieke belangen nu zijn geborgd en hoe ik deze borging in de toekomst zou willen vormgeven. Richting het einde van de brief zal ik de uitkomsten van het onderzoek naar de verschillende toekomstvarianten toelichten en zal ik mijn keuze voor verkoop van KNM onderbouwen. Ik sluit de brief af met het beschrijven van de verkoopvoorwaarden, het verkoopproces en de consequenties voor de Rijksbegroting. Op basis van de huidige planning verwacht ik dat de verkoop van aandelen KNM uiterlijk dit najaar zou kunnen plaatsvinden. Indien er geen koper kan worden gevonden die voldoet aan de gestelde eisen zal ik de Kamer informeren over de te nemen vervolgstappen.
Inhoudsopgave |
blz. |
||
1. |
Markt voor chartale betaalmiddelen en ontwikkeling van muntgeld |
5 |
|
1.1. |
Contant geld neemt in belang af |
5 |
|
1.2. |
Invoering euro zorgt voor marktverandering |
6 |
|
2. |
De activiteiten van KNM |
7 |
|
2.1. |
Een munthuis met lang verleden |
7 |
|
2.2. |
Circulatie- en Verzamelaarsmunten en Onderscheidingen |
7 |
|
2.3. |
Financiële problemen KNM |
9 |
|
3. |
Borging publieke belangen in markt voor chartale betaalmiddelen |
9 |
|
3.1. |
Borging publieke belangen: huidige situatie |
10 |
|
3.2. |
Borging publieke belangen: gewenste situatie |
10 |
|
4. |
De toekomst van KNM |
12 |
|
4.1. |
Ongewijzigd continueren: Nederlandse munten beperkt deel omzet |
12 |
|
4.2. |
Afwikkelen: publiek belang geborgd |
13 |
|
4.3. |
Verkoop van KNM: evenwichtige impact op belanghebbenden |
14 |
|
5. |
Nieuwe aandeelhouder voor KNM |
14 |
|
5.1. |
Er is voldoende martktinteresse |
14 |
|
5.2. |
Vervolgproces: besluitvorming en verkoopvoorwaarden |
14 |
|
6. |
Consequenties rijksbegroting |
15 |
|
7. |
Tot slot |
16 |
|
Bijlage: Borging publieke taken inzake muntgeld Nederland |
17 |
Een onverstoord verloop van het betalingsverkeer is essentieel voor een goed functionerende samenleving. Het is een randvoorwaarde voor een soepel verloop van het handelsverkeer en daarmee voor de verkrijging van goederen die voorzien in de levensbehoeften. Het betalingsverkeer wordt vormgegeven door digitale en chartale betaalmiddelen. Binnen de markt voor chartale betaalmiddelen is KNM één van de spelers. Om de ontwikkeling van KNM tot het bedrijf van vandaag in perspectief te plaatsen begin ik derhalve met een schets van de verschuivingen in de markt voor chartale betaalmiddelen.
Muntgeld stond aan de basis van de ontwikkeling van betalingsmiddelen en was lange tijd samen met bankbiljetten de enige geldsoort. In de laatste decennia heeft het digitale betalingsverkeer echter in hoog tempo de rol van contant geld verkleind. Jaar op jaar neemt het gebruik van contant geld in Nederland af, zoals is te zien in onderstaande grafiek uit een studie van DNB en de Betaalvereniging Nederland4.
Het aantal contante transacties in Nederland is aanzienlijk teruggelopen in de afgelopen vier jaar. Waar in 2010 nog 2/3e van de transacties contant werd afgewikkeld, was dat in 2014 afgenomen tot ongeveer de helft. De verwachting is dat deze tendens zich door zal zetten. Zo heeft het convenant betalingsverkeer tussen detailhandel en banken zich ten doel gesteld om pinbetalingen te stimuleren en het aandeel contante betalingen in 2018 te hebben teruggedrongen tot 40%. De teruglopende behoefte aan contant geld wordt versterkt doordat verkoopautomaten en parkeerautomaten – waar traditioneel veel munten in omgingen – geleidelijk worden aangepast voor elektronische betalingen. Bovengenoemde studie van DNB (2014) wijst uit dat nog maar 43% van de betalingen in automaten contant plaatsvindt.
Het Nederlandse speelveld van contant geld is sinds 2002 en de aanloop daar naartoe drastisch veranderd door de invoering van de euro. Hierdoor is een veel groter, uniform marktgebied ontstaan voor de productie en «afzet» van munten en bankbiljetten. Dit heeft een grote impact gehad op de afstemming van vraag en aanbod en de organisatie van de spelers binnen de markt voor chartale betaalmiddelen. Voor bankbiljetten bijvoorbeeld is er een centrale rol gekomen voor de ECB en is door de Europese Commissie een aanzet gegeven tot betere marktwerking op die productiemarkt.5 Inmiddels is meer dan de helft van de Europese bedrijven die bankbiljetten produceren in private handen. De productie van Nederlandse bankbiljetten is door DNB al eeuwen bij een privaat bedrijf ondergebracht (Joh. Enschedé) en in 2012 is al eens het Nederlandse aandeel in de productie van euro bankbiljetten, aan buitenlandse partijen uitbesteed.
De productiemarkt voor muntgeld bestaat zowel op het Europese continent als wereldwijd uit een groot aantal munthuizen waarvan het overgrote deel in staatseigendom is. Kleinere lidstaten(zoals Luxemburg, Malta en de Baltische Staten) hebben nooit een eigen munthuis gehad, maar besteden de productie van euromunten aan bij Europese munthuizen. Deze lidstaten hebben voldoende keuze, want de Europese markt voor munten kent een forse overcapaciteit. Een aantal middelgrote landen (Zweden, Noorwegen, Denemarken, België en Ierland) heroverweegt de relatie met zijn munthuis of heeft dit reeds gedaan. Het totale volume van euro circulatiemunten laat de afgelopen jaren een marginale groei zien, maar de wereldwijde en Europese vraag naar munten blijft structureel lager dan de productiecapaciteit. De eurolanden beschikken over zeer grote muntvoorraden. Achteraf bezien hebben eurolanden voorafgaand aan de introductie van de euro teveel euromunten geproduceerd.
KNM kent een lange historie en is de laatste decennia een steeds breder palet aan producten gaan maken. Ik zal u een schets geven van de geschiedenis en de activiteiten van KNM.
De basis van KNM werd in 1567 gelegd als munthuis van Utrecht. In die tijd werden de munten geslagen door een verscheidenheid van «muntbedrijven», variërend van kleine ambachtelijke bedrijven tot provinciale munthuizen. In 1806 werd besloten één Rijksmunt aan te wijzen. Alle muntgebouwen en inventaris werden eigendom van de overheid, maar de uitvoering van muntwerkzaamheden bleef op particuliere leest geschoeid. De Rijksmuntmeester huurde voor de productie, de ambachtelijke bedrijven als onderaannemer in. Toen begin negentiende eeuw de Tweede Kamer de slechte sociale positie van hen aan de kaak stelde, werd besloten over te gaan tot volledig rijksbeheer. ‘s Rijks Munt in Utrecht werd een staatsbedrijf, dus onderdeel van de overheid, en kwam in 1912 onder toezicht van het Ministerie van Financiën.
Tot de jaren zeventig was de Rijksmunt volledig gericht op de productie van munten voor het Nederlandse betalingsverkeer en produceerde zij zelf ook de rondellen (ongeslagen munten). Die productie werd in de jaren zeventig echter beëindigd omdat dit gelet op de beperkte productieomvang verre van lonend was. Rond dezelfde periode begon de Rijksmunt voor het eerst ook met producties buiten haar kernactiviteiten. Dat begon met bijzondere muntuitgiften om de verzamelaarsmarkt te bedienen. Die activiteiten waren in het begin slechts aanvullend, ter optimalisering van de productiecapaciteit van circulatiemunten. Geleidelijk aan is over de jaren vervolgens ook de productie van buitenlandse circulatiemunten door de Rijksmunt opgepakt.
Eind jaren tachtig luidde een advies van de «werkgroep privatisering ’s Rijks Munt» het einde in van de Rijksmunt als staatsbedrijf. In 1994 besloot de Tweede Kamer om het bedrijf te verzelfstandigen tot staatsdeelneming om na enkele jaren te bezien of verkoop van de aandelen in KNM een goede vervolgstap zou zijn. Ook werd besloten om het geldmuseum onder te brengen in het gebouw van KNM om de huisvestingskosten te drukken. In 1999 kreeg KNM het koninklijke predicaat en vervolgens is een vervolgslag naar verkoop van de aandelen van de staat naar de achtergrond verdwenen.
KNM produceert heden ten dage de voor de Nederlandse markt benodigde euro circulatiemunten alsmede munten die door de staat voor bijzondere gelegenheden worden uitgegeven, zoals bijvoorbeeld bij de abdicatie van Koningin Beatrix. Daartoe reserveert KNM ten behoeve van de staat, permanent, productiecapaciteit voor het slaan van euromunten.
Daarnaast is KNM aangewezen als Nationaal Analyse Centrum voor Munten (NACM). Uit dien hoofde onderzoekt KNM mogelijke falsificaten en controleert zij of de apparatuur van geldverwerkers in overeenstemming is met Verordening 1210/2010 (EU). Voorts vertegenwoordigt KNM ons land in enkele Europese gremia over technische muntzaken. Deze taken zijn in een aparte overeenkomst vastgelegd en daarvoor ontvangt KNM jaarlijks een vergoeding.
Ook produceert KNM de koninklijke onderscheidingen en de onderscheidingen voor de Huisorde van Oranje. Daartoe heeft zij zilversmeden in dienst. In 2013 is de productie hiervan door KNM bestendigd na een Europese aanbestedingsprocedure. Een belangrijke doelgroep van KNM zijn de muntverzamelaars, waarvoor KNM speciale edities van munten verzorgt. Tot slot produceert KNM zogenaamde «custom made» producten zoals zilveren postzegels en penningen. In onderstaande grafiek is de omzetverhouding te zien tussen de verschillende activiteiten. Daaruit komt naar voren dat de productie van Nederlands circulatiemunten een beperkte rol speelt binnen de exploitatie van KNM.
De taken die KNM voor de staat uitvoert en waarvoor zij een vergoeding ontvangt zijn vastgelegd in een muntcontract. Het huidige contract loopt van 1 januari 2014 tot 1 januari 2018. Daarnaast voorziet het muntcontract erin dat de staat betaalt voor de benodigde grondstoffen voor de productie van munten, de bijkomende kosten van de opslag van munten alsmede de kosten voor distributie en reclamecampagnes van bijzondere munten. Tot slot zijn de staat en KNM voor de periode 2013–2016 een ontwaardingovereenkomst aangegaan voor de vernietiging van ongeveer 300 mln. stuks aan overbodige circulatiemunten, met als doel het afbouwen van de voorraad euromunten in de reserveopslag. Dit zou tot een structurele besparing op huur van deze reserveopslag moeten leiden.
In Nederland is er door het afnemende gebruik van contant geld ook een afnemende behoefte aan muntgeld. Dit is terug te zien in de productie aan Nederlandse circulatiemunten door KNM (zie onderstaande grafiek). KNM heeft voor de euro-omschakeling tot en met 2002 nog veel muntgeld moeten produceren om voldoende euromunten beschikbaar te hebben. Daarna is een scherpe daling ingezet. Die daling is in 2004 nog eens versterkt doordat de vraag naar munten van 1 en 2 eurocent wegviel (contante betalingen worden sindsdien op 5 eurocent afgerond). De productie van Nederlandse circulatiemunten bedraagt nu nog maar 5% tot 15% van de totale productiecapaciteit van KNM. Hierbij gaat het in grote meerderheid om 5-cent munten.
Grafiek 3: productie van Nederlandse circulatiemunten door KNM (x mln.€)
Om de teruglopende omzet van circulatiemunten voor de Nederlandse staat op te vangen is KNM in de loop der jaren ook steeds meer orders voor andere landen gaan uitvoeren. In 2013 stopte de subsidie voor het bij KNM gehuisveste Geldmuseum, dat daarop haar deuren sloot. Voor de wegvallende huurinkomsten daarvan moest compensatie gezocht worden. Buitenlandse orders verliepen doorgaans goed, al bleef de winstgevendheid van KNM beperkt door de lage marges die op de orders zijn te behalen.
De uitvoering van een order voor de Chileense nationale bank («Chili-order») heeft er echter toe geleid dat KNM in grote financiële problemen terecht is gekomen. De Chileense order had een aanzienlijk grotere omvang dan KNM gewend was uit te voeren. Het betrof 1,15 miljard munten terwijl KNM sterk is in kleinere gespecialiseerde orders van 100 tot 200 miljoen stuks. Deze opschaling heeft het bedrijf uit balans gebracht. Bovendien zijn er ongebruikelijke en ongelukkige voorwaarden in het contract opgenomen. Om het werkkapitaal en uiteindelijke verlies op te vangen is de vordering van de staat op KNM opgelopen tot circa € 18 mln. Deze vordering bestond uit de verkoopopbrengst van een partij ontwaarde (vernietigde) munten en afdrachten van de nominale waarde van munten die KNM in circulatie had gebracht. Begin dit jaar heb ik verder uitstel van aflossing verleend om rust te creëren voor KNM. Daaraan heb ik de voorwaarde verbonden dat KNM, als de financiële situatie het toelaat, zo spoedig mogelijk na de afhandeling van de Chili-order aan een deel van haar verplichtingen aan de staat zal voldoen. Momenteel is meer dan driekwart van de Chili-order afgerond en is de verwachting dat voor de zomer meer dan 95% van de order uitgevoerd is.
Een onverstoord verloop van het betalingsverkeer is essentieel voor een goed functionerende samenleving. Contant geld vervult daarin een steeds kleinere rol, maar blijft een onmisbaar onderdeel van de markt voor chartale betaalmiddelen. De borging van betrouwbaar en voldoende beschikbaar contant geld is derhalve een belangrijk publiek belang. Ik zal hier schetsen hoe de borging hiervan thans is georganiseerd. Daarna zal ik – overeenkomstig de eisen van het besliskader – aangeven hoe de borging van het publiek belang er in lijn met de huidige beleidskaders uit zou moeten zien en welke wijziging ik derhalve voor ogen heb.
Het is aan de staat om erop toe te zien dat er voldoende munten voor circulatiedoeleinden beschikbaar zijn. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Muntwet 2002 is de staat als enige gerechtigd opdracht te verstrekken tot de vervaardiging en de uitgifte van munten. Dat gebeurt overeenkomstig hetgeen hieromtrent is vastgelegd in verschillende Europese Verordeningen. Tot nu toe is KNM steeds betrokken geweest bij de vervaardiging van nieuwe munten. Die betrokkenheid heeft er tevens voor gezorgd dat zij ook belast is met daarmee samenhangende activiteiten zoals het voorraadbeheer in het staatsmuntdepot, de inname van beschadigde munten en de ontwaarding van beschadigde en overtollige munten.
De staat is tevens gehouden aan een Verordening6 waarin is vastgelegd dat Europese lidstaten die de euro voeren, maatregelen treffen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij. Daartoe is het Nationaal Analyse Centrum Munten (NACM) ingesteld, welke organisatie is ondergebracht bij KNM.7
Wet- en regelgeving zijn de eerstaangewezen instrumenten om publieke belangen te borgen. Voorwaarde is dan wel dat het publieke belang contracteerbaar is, dus goed omschreven en afgebakend kan worden. Als dat niet het geval is, dan kan de borging worden bereikt door bijvoorbeeld risicodragend te investeren in een onderneming (instrument van staatsdeelneming). Een gecontroleerde productie van contant geld (bankbiljetten en muntgeld) is een contracteerbaar publiek belang. De controle op de echtheid en geschiktheid van geproduceerd contant geld en het handhaven tegen valsmunterij kan door wet- en regelgeving en toezicht worden geborgd. Dit toont de bestaande marktordening rondom bankbiljetten ook aan. Daar worden de publieke belangen door wet- en regelgeving geborgd en is de productie door centrale banken aanbesteed.
Eind jaren tachtig werd een «werkgroep privatisering ’s Rijks Munt» in het leven geroepen. Zij stelde toen ook al vast dat het produceren van munten ten principale geen overheidstaak is en verkoop van de aandelen van de staat in KNM een logische vervolgstap zou kunnen zijn.8 De overheid kan haar verantwoordelijkheid borgen door het bepalen en bewaken van de randvoorwaarden rond productie. Dat vereist een invulling die pieken in de vraag naar munten op kan vangen. En het vereist een situatie waarin de overheid niet in een afhankelijkheid geraakt van een te kleine groep leveranciers, waardoor enerzijds leveringszekerheid in gevaar kan komen of anderzijds een efficiënte productie en dus acceptabele kostprijs in het gedrang kan komen. Eind jaren tachtig werd nog getwijfeld over de buitenlandse afhankelijkheid bij verkoop van de aandelen in het muntbedrijf en de bestendigheid van voldoende diversiteit van productiepartijen in de markt. Tegelijkertijd werd toen ook al geconcludeerd dat afhankelijkheid van het buitenland feitelijk al bestond door de afhankelijkheid van rondellenleveranciers (producenten van ongeslagen munten).
Door het ontstaan van een grotere gezamenlijke muntmarkt als gevolg van de invoering van de euro zijn deze risico’s gedempt. Pieken en dalen kunnen gedeeltelijk worden opgevangen door in- en uitstroom van munten tussen de eurolanden en door het aanhouden van een bepaalde voorraad. Dat maakt de situatie minder kwetsbaar.
Rol van DNB
DNB vervult een rol bij de borging van de publieke belangen rondom bankbiljetten, zoals het aanbestedingsproces voor de productie van bankbiljetten. DNB voert reeds enkele munttaken ten behoeve van de staat uit en zou een geschikte organisatie zijn om een aantal toezichthoudende en uitvoerende taken ter borging van de publieke belangen rondom het muntgeld te vervullen. Ik heb derhalve bij DNB geïnformeerd of zij bereid en in staat is deze taken over te nemen van KNM. De mogelijke gevolgen van de ontwikkelingen bij KNM zijn daarbij uitgebreid besproken. Allereerst om na te gaan in hoeverre de aan publieke taken gerelateerde werkzaamheden van KNM zijn onder te brengen bij DNB. Die gesprekken zijn zodanig verlopen dat ik er alle vertrouwen in heb dat de continuïteit van de activiteiten voor zover die primair gericht zijn op de uitvoering van publieke taken op het terrein van de munt, en daarmee ook van het kunnen blijven nakomen van verplichtingen zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de daaruit voortgekomen wet- en regelgeving, in geval van onderbrenging bij DNB niet ter discussie zal komen te staan. DNB heeft mij dit ook bevestigd.
In bijlage 1 treft u een overzicht aan van de wijze waarop de taken en activiteiten onder verschillende toekomstvarianten van KNM worden belegd. Ik zal DNB verzoeken activiteiten over te nemen overeenkomstig dit overzicht. De door DNB te maken kosten zullen door de staat worden vergoed. Voorts heb ik verkend welke wijzigingen in wet- en regelgeving nodig zijn om dit te kunnen organiseren. De Muntwet 2002 staat een overname van KNM niet in de weg. Wel dient deze wet aan de actualiteit te worden aangepast, evenals het daarop gebaseerde «Besluit van 25 november 2013 houdende vaststelling van de bestanddelen van de beeldenaars van de nationale zijde van Nederlandse euromunten met de beeltenis van Koning Willem-Alexander» (vanwege de op de munten voorkomende tekens van de Muntmeester en de Munt). Ook de Instellingsbesluiten NACM en de besluiten op grond van artikel 8, lid 2, en artikel 9, lid 1, van de Muntwet 2002 moeten worden aangepast. Tevens zal op grond van artikel 4 van de Bankwet 1998 een koninklijk besluit worden geslagen ter vastlegging van de nationale taken van DNB op het terrein van de munten. DNB zal vervolgens het «Besluit aanwijzing toezichthouders recirculatie munten» en de gepubliceerde beleidsregel over het recirculeren van munten actualiseren.
De productie van de circulatiemunten kan binnen dit kader aanbesteed worden bij een externe partij waaraan door tussenkomst van DNB kwaliteit- en toezichteisen worden gesteld aan de productie. Door audits te houden kan erop worden toegezien dat betreffende partij zich aan wet- en regelgeving houdt.
Onderbrengen van de muntproductie bij een partij die niet in handen is van de Nederlandse staat, is aan een aantal randvoorwaarden gebonden. Zo zal er voldoende beschikbare productiecapaciteit, die toegerust is op de technische specificaties voor muntproductie, op de markt aanwezig moeten zijn. Er dienen voldoende alternatieve partijen beschikbaar te zijn om zo tot concurrentie en een efficiënte productieprijs voor de staat te kunnen komen. De huidige productiemarkt bestaat vooral uit munthuizen in staatshanden, maar door de overcapaciteit is er wel onderlinge concurrentie bij aanbestedingen. In Luxemburg en Malta wordt bijvoorbeeld al de productie succesvol aanbesteed en zijn de publieke taken (NACM) ondergebracht bij de staat.
Zoals hiervoor aangegeven kan KNM binnenkort waarschijnlijk de problemen afsluiten. Voorts heb ik geconstateerd dat de publieke belangen rondom muntgeld, contracteerbare belangen betreffen die goed via wet- en regelgeving en toezicht kunnen worden geborgd. Het aandeelhouderschap van de staat heeft hierbij geen toegevoegde waarde. Enerzijds betekent dit dat een aantal algemene taken bij DNB worden belegd, anderzijds hoeft de muntproductie niet noodzakelijkerwijs meer onder staatseigendom plaats te vinden. Tegen deze achtergrond zet ik in deze paragraaf de toekomstvarianten van KNM uiteen en onderbouw ik mijn keuze om verkoop van KNM in gang te zetten.
Zoals aangekondigd in mijn brief van 5 november 2015 heb ik gekeken naar de keuze van de kernactiviteiten door de onderneming, de beoogde commerciële marktpositie en de in te zetten activa. De basis hiervoor vormde het door KNM opgestelde businessplan en de second opinion hierop door een extern adviseur.
KNM heeft een herstructureringsplan gemaakt waarbij het bedrijf weer terug zal keren naar de situatie, qua type orders en bedrijfsomvang, zoals die was voordat het bedrijf in problemen kwam als gevolg van de Chili-order. KNM neemt in die strategie geen grote buitenlandse orders meer aan. De onderneming blijft de Nederlandse circulatie-, herdenkings- en bijzondere munten slaan onder het muntcontract. In de custom made markt (penningen en speciale uitgaven) gaat KNM werken met een beperkter assortiment en zich beperken tot haar grootste klanten. In de circulatiemarkt wil KNM zich richten op kleinere, specialistische buitenlandse orders. Ook worden kostenbesparingen gerealiseerd, onder andere doordat het personeelsbestand van 150 fte eind 2015 is teruggebracht tot 80 fte. Aan de inkomstenzijde zit in de verhuur van het pand nog beperkt opwaarts potentieel wat niet in het plan is verwerkt. Dat zit in een bandbreedte tussen de 130.000 euro per jaar (huidige situatie) en 600.000 euro per jaar uitgaande van de externe huur aan het Geldmuseum in het verleden.
Grafiek 5: historische en geprognosticeerde omzet en resultaat KNM1
1 De cijfers over 2014 en 2015 betreffen voorlopige cijfers waarover nog geen (afgeronde) accountantscontrole heeft plaatsgevonden
Ondanks dat het herstructureringsplan kostenreducties realiseert en het risico van haar activiteiten verlaagt, blijft het algehele beeld over van een onderneming die bij haar huidige activiteitenpalet en kostenbasis marginaal winstgevend is. Dit is deels te wijten aan de hoge financieringslasten als uitvloeisel van de verliezen van de afgelopen periode. KNM ziet zelf strategische opties om op termijn extra omzet te genereren door in te zetten op bijzondere producten voor nieuwe klanten. Deze projecten zijn echter nog niet concreet genoeg om nu te kwantificeren; zij liggen bovendien verder van de kern van het publiek belang en gaan gepaard met een ander risicoprofiel.
Continuering vereist ook dat het negatieve eigen vermogen, ontstaan door de verliesjaren, zou moeten worden genormaliseerd tot een solvabiliteit (eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal) van 25%. Dit betekent derhalve het converteren van een aanzienlijk deel van de vordering van de staat op KNM in eigen vermogen.
Ik acht een ongewijzigde voortzetting van KNM in eigendom van de staat niet wenselijk. KNM heeft een te beperkt rendement ten opzichte van de risico’s en de strategische belangen van de onderneming lopen niet parallel aan het belang van de staat. De kerntaak van KNM – het slaan van circulatiemunten voor Nederland – vertegenwoordigt minder dan een kwart van de totale capaciteit. Continuering van KNM past niet binnen het kader Deelnemingenbeleid: een staatsdeelneming moet in staat zijn om een rendement te behalen dat passend is bij de risico’s die met de ondernemingsactiviteiten gepaard gaan en waarbij de (financiële) continuïteit van de onderneming wordt gewaarborgd. Dit wil zeggen dat het rendement dat wordt behaald zodanig is dat de onderneming zijn waarde behoudt, kan blijven investeren en zich zelfstandig kan financieren tegen acceptabele rente en voorwaarden. Bovendien kan het borgen van het publieke belang ook op een minder ingrijpende wijze worden gerealiseerd. Deze belangen kunnen via wet- en regelgeving en toezicht worden geborgd én er ontbreekt een noodzaak om muntproductie in staatshanden te houden.
Ik kies er dus voor om de publieke belangen te borgen door NACM, internationale contacten en het toezicht onder te brengen bij DNB en de productie door een private partij (of op termijn een ander munthuis) te laten geschieden. DNB heeft mij bevestigd dat zij de publieke taken over kan nemen van KNM. De muntproductie kan vervolgens opnieuw worden aanbesteed. Er zijn voldoende andere acceptabele munthuizen. Mogelijk zou op den duur ook een aanbestedingsvoordeel behaald kunnen worden op basis van de huidige productievolumes van circulatiemunten.
Dit zou tot gevolg hebben dat KNM wordt afgewikkeld. Alle publieke taken van KNM zullen dan zorgvuldig overgedragen worden aan DNB. Geprobeerd kan worden om onderdelen of activa van het bedrijf te verkopen. De afwikkeling brengt kosten met zich mee, onder meer voor een sociaal plan voor de werknemers. Na aftrek van deze kosten zullen er naar schatting beperkte middelen overblijven in de onderneming om de vordering van de staat te kunnen aflossen. Tegelijkertijd bestaat het risico dat de afwikkeling door tegenvallers duurder uitpakt. Dat kan gaan om tegenvallers zoals een lager dan begroot ordervolume tot aan de afwikkeling, nieuwe boetes op leveringen, tegenvallende herstructureringskosten en afwaardering van de voorraden.
In het afwikkelscenario zou KNM de rest van 2016 kunnen gebruiken om de behoefte aan Nederlandse circulatiemunten voor 2016 en 2017 te slaan. Immers, als bij de afwikkeling de machines van de onderneming nog in bedrijf zijn en de werknemers in dienst, kan KNM deze activiteiten tot haar afwikkeling blijven uitvoeren. De publieke taken kunnen bij de afwikkeling worden opgevangen door DNB en de muntproductie kan worden uitbesteed. Uiteindelijk zullen banen verloren gaan omdat de activiteiten van KNM ophouden te bestaan.
De meest logische keuze is voor mij dan ook om de aandelen van KNM te verkopen. De vordering van de staat kan uit de verkoopopbrengst (deels) worden afbetaald, de publieke belangen blijven geborgd en publieke taken kunnen worden overgenomen, banen worden (afhankelijk van de koper) behouden en toekomstige exploitatierisico’s rusten niet langer bij de staat. Een andere aandeelhouder die verwant activiteiten ontplooid kan veel meer recht doen aan het bedrijf KNM. Zo kan een andere aandeelhouder kostenbesparingen bereiken door synergie met andere bedrijfsactiviteiten en heeft een andere aandeelhouder bredere bewegingsruimte ten opzichte de staat en haar focus op de kernactiviteiten rondom het publiek belang. Daardoor kan KNM gemakkelijker beter (maar wellicht ook risicovollere) renderende activiteiten ontplooien bij een private aandeelhouder. De Nederlandse staat kan geen synergievoordelen bewerkstelligen voor KNM die andere partijen wel kunnen bieden. Bijvoorbeeld: door het samenvoegen van de productie van KNM in een bestaand productieproces of productieomgeving kan verdere kostenbesparing en dus margeverbetering plaatsvinden. Daarmee kan dan een gezonde risico/rendement verhouding bereikt worden.
Voorwaarde van deze stap is wel dat er sprake moet zijn van voldoende interesse van betrouwbare potentiële kopers voor een acceptabele overnameprijs. Daartoe heb ik door een externe adviseur een marktverkenning uit laten voeren waar indicatieve biedingen uit voort zijn gekomen die mogelijk perspectief bieden op een grotere opbrengst voor de staat dan onder de andere twee varianten. Op basis van deze verkenning is ook gebleken dat continuering van de muntproductie onder een nieuwe eigenaar voor een bepaalde periode een essentiële randvoorwaarde is voor een geslaagde verkoop. In de volgende paragraaf zet ik uiteen onder welke voorwaarden dit zou moeten plaatsvinden, hoe het verdere proces verloopt en welke tijdslijnen daarbij gelden.
Een succesvolle verkoop van KNM is geen zekerheid, maar om het een kans van slagen te geven is het essentieel dat een verkoopproces snel kan worden gestart en binnen enkele maanden kan worden doorlopen. Dit omdat de orderportefeuille van KNM begint op te drogen als gevolg van de onzekerheid over de toekomstige richting van KNM. Ik zal hier nadere toelichting geven op de interesse die er uit de marktverkenning naar voren kwam en hoe ik het vervolgproces voor ogen zie.
KNM is een bijzonder bedrijf in een markt met nog maar weinig volledig private spelers. Het was daarom geen gegeven dat wanneer de staat haar aandeel in KNM zou willen verkopen er ook interesse zou zijn van geschikte partijen. Derhalve heb ik een marktverkenning uitgevoerd waarin een breed aantal partijen is benaderd. Hierbij zijn niet alleen andere munthuizen, maar ook metaalverwerkingsbedrijven, mogelijke strategische partijen en financiële investeerders gepolst. Deze exercitie heeft geresulteerd in diverse indicatieve biedingen en interesse die mogelijk kans bieden tot verkoop van KNM.
Ik heb DNB gevraagd om voorbereidende werkzaamheden te starten voor het beleggen van de met KNM gemoeide publieke belangen. Het is in het belang van de continuïteit van KNM dat zij weer snel actief de markt op kan en nieuwe opdrachten binnen kan halen; daarvoor is een nieuwe aandeelhouder essentieel. Ik zal gegeven die tijdsdruk dan ook starten met voorbereidingen voor een verkoopproces. Naast een zo hoog mogelijke verkoopprijs zal ik de biedingen, gezien de aard van de markt en hogere eisen voor betrouwbaarheid van de productie, ook toetsen aan andere voorwaarden. Zo zullen geïnteresseerde partijen een voorstel in moeten dienen waaruit blijkt welke strategie zij met KNM op het oog hebben en welke achtergrond en ervaring zij hebben om KNM verder te helpen. Er zullen alleen kopers te vinden zijn als de muntproductie ook onder de nieuwe eigenaar voor enkele jaren zal worden voortgezet. Dit zal dan wel exclusief publieke taken zoals NACM, het beheer van het staatsmuntdepot en de vertegenwoordiging van Nederland in internationale overlegorganen zijn. Ik zal DNB verzoeken om deze publieke taken op zich te nemen. Daarnaast kan mogelijk de opdracht voor de productie van koninklijke onderscheidingen ook aan een nieuwe eigenaar worden overgedragen.
Ik zal de partijen en biedingen toetsen aan de hand van in ieder geval de volgende criteria: i) hoogte bod, ii) reputatie en betrouwbaarheid van overnamepartij, iii) financiële capaciteit en continuïteit overnamepartij, iv) mogelijkheid om een snelle overname te kunnen verwezenlijken, v) mate waarin strategie van de overnamepartij past bij continuïteit van KNM, vi) relevante kennis en ervaring van de overnamepartij en vii) mate van personeelsbehoud bij KNM en viii) mogelijkheid om performance bonds (nakomingsgarantie) af te geven.
Als en zodra u instemt met het besluit tot verkoop van KNM, start ik het definitieve verkoopproces. Voor de begeleiding daarin zal ik een externe adviseur aantrekken. Het verkoopproces zal de gebruikelijke procesgang van due diligence etc. doorlopen. Aan het eind van dit traject zal de partijen gevraagd worden een bindend bod te doen. Ik informeer u zodra het verkoopproces een afronding nadert. Als het tot een acceptabele overname van KNM komt, dan zal na enkele jaren – rond 2020 – een uitgebreide evaluatie worden gehouden naar de borging van de publieke belangen in de nieuwe structuur en een analyse van de productiemarkt en toekomstige verwachtingen van de markt. Bij een nieuwe aanbesteding van het muntcontract kunnen de toetscriteria worden bijgesteld.
Het generaal beeld wordt in alle varianten met € 200.000 naar beneden bijgesteld. Bij verkoop vervalt immers het dividendrecht voor de staat.
Het exploitatieverlies over de jaren 2014 en 2015 is groter dan kon worden opgevangen in het eigen vermogen. Doordat nu een negatief eigen vermogen is ontstaan, is het onontkoombaar dat een groot deel van de vordering van de staat op KNM (in bovenstaande tabel onder vordering schuld weergegeven) zal moeten worden geconverteerd naar eigen vermogen.
Het business plan van KNM laat onvoldoende basis zien om de onderneming als staatsdeelneming voort te zetten. Het rendement is marginaal terwijl de risico’s (in verhouding) groot zijn. Bovendien is het grootste deel van de omzet van KNM afkomstig van activiteiten die verder af liggen van de kerntaak voor het publiek belang: de productie van circulatiemunten voor Nederland. Om te komen tot een gezondere exploitatie is verdere kostenbesparing nodig bij KNM én ruimte om meer in te kunnen zetten op de activiteiten die verder afliggen van het publieke belang. Daar is de staat geen geschikte aandeelhouder voor.
Het publieke belang van voldoende beschikbaarheid van muntgeld en bewaking van de kwaliteit en betrouwbaarheid van het muntgeld is niet afhankelijk van het hebben van een staatsdeelneming in de muntproductie. Er zijn voldoende alternatieve munthuizen om de Nederlandse productie van circulatiemunten bij te kunnen aanbesteden. Wet- en regelgeving kunnen de publieke belangen borgen en DNB is, met haar ervaring bij de aanbesteding van bankbiljetten en haar huidige betrokkenheid bij de muntcirculatie, een logische en effectieve partij om de publieke taken daaromtrent over te nemen.
De marktverkenning heeft laten zien dat er potentie is om KNM te verkopen; daarmee is er perspectief op continuïteit van het bedrijf. Bovendien biedt de verkenning perspectief op een verkoopopbrengst die ten goede komt aan de staatskas. Het huidige besluit om de aandelen van de staat in KNM te verkopen is daarmee een logische stap. Ik vraag hierbij uw instemming op korte termijn een nieuwe eigenaar te vinden voor KNM zodat het bedrijf weer een betere toekomst tegemoet kan treden.
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
Publiek belang |
Activiteit |
Mogelijke betrokkenheid DNB |
|
---|---|---|---|
Verkoop aandeel in KNM |
Afwikkeling |
||
Onverstoord verloop van het muntgeld betalingsverkeer |
Productie van circulatiemunten |
Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de verkrijgende partij van KNM gedurende een periode van 3 jaar het alleenrecht verkrijgt op de productie van Nederlandse euromunten. Voor de periode daarna wordt de productie van deze munten door (tussenkomst van) DNB aanbesteed. |
DNB besteedt de productie van munten aan en denkt hiervoor een voorbereidingstijd van 1 à 1½ jaar nodig te hebben. Ter overbrugging van die periode dient de voorraad munten opgehoogd te worden. |
Beheer muntvoorraad |
DNB neemt het beheer van het staatsmuntdepot over van KNM. |
||
Inname van beschadigde munten |
a. Financiën wijst DNB aan als instantie zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, van de Muntwet 2002; b. DNB stelt faciliteiten beschikbaar. |
||
Het ontwaarden en verkopen van overtollige/ beschadigde munten |
Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de verkrijgende partij van KNM gedurende een periode van 3 jaar deze munten ontwaard en vervolgens verkoopt waarbij de netto-verkoopopbrengst bestemd is voor het ministerie. Eventueel neemt DNB deze taak al eerder over. |
DNB neemt deze taak over van KNM. |
|
Vertegenwoordiging in (inter)nationale overlegorganen |
DNB treedt, al dan niet samen met het ministerie, in de plaats van KNM. |
||
Beheer stempels |
In geval de verkrijgende partij tijdelijk het alleenrecht verkrijgt op de productie van Nederlandse euromunten zal het beheer van de stempels die voor de productie benodigd zijn tijdelijk overgaan op die partij. DNB neemt het beheer van alle andere stempels over van KNM |
DNB neemt het beheer over van KNM. |
|
Inname van eerder door de Staat uitgegeven bijzondere munten |
DNB stelt faciliteiten beschikbaar. |
||
Bescherming van de euro tegen valsemunterij |
NACM: anti-vervalsingsactiviteiten en audits van geldverwerkers |
a. Financiën wijst DNB aan als instantie zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van de Muntwet 2002; b. DNB neemt deze taak en de hieromtrent bij KNM aanwezige expertise over van KNM. |
Kamerstuk 34 000 IX, nr. 31 (brief 28 augustus 2015); Kamerstuk 34 300 IX, nr. 10 (brief 5 november 2015) en Kamerstuk 34 300 IX, nr. 16 (brief 29 januari 2016).
Verordening (EG) Nr. 1338/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28165-250.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.