28 089 Gezondheid en milieu

Nr. 148 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2019

Mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) stuur ik u hierbij twee rapporten toe die door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aan mij zijn aangeboden1.

Beide rapporten hebben betrekking op onderzoek dat gedaan is naar de aanwezigheid van GenX-stoffen in het milieu en in afvalstromen. Op een aantal van de aanbevelingen is al actie ondernomen. Op de overige aanbevelingen vindt u in deze brief hoe de Minister en ik hieraan invulling gaan geven.

Verspreiding van GenX-stoffen in het milieu

In januari 2018 bent u door de Minister van I&W geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek naar bronnen van GenX-stoffen (Kamerstuk 28 089, nr. 56). In deze brief is aangegeven dat aan het RIVM gevraagd zou worden om de meet- en monitoringsinspanningen van de diverse betrokken overheden – Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen – te ondersteunen. In dat kader heeft het RIVM ook een overzicht bijgehouden van de resultaten van metingen die door de diverse overheidslagen uitgevoerd zijn. In totaal betreft het ruim 1000 metingen die in de periode 2013–2018 zijn uitgevoerd. Over de resultaten van sommige metingen bent u al afzonderlijk geïnformeerd, bijvoorbeeld over de metingen die gedaan zijn in oppervlaktewater en drinkwater, en in gewassen die in moestuinen geteeld zijn. Het RIVM heeft deze meetresultaten nu gebundeld in een rapportage, waardoor een breder beeld is ontstaan van de verspreiding van de GenX-stoffen in het milieu.

Het RIVM doet in de rapportage ook enkele aanbevelingen voor verdere stappen die gezet kunnen worden. Zo wordt geconstateerd dat de metingen nu gedaan zijn in een klein aantal regio’s en gericht op enkele stoffen uit de groep van poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS), waartoe onder meer perfluoroctaanzuur (PFOA), perfluoroctaansulfonaat (PFOS) en de GenX-stoffen behoren. Een bredere meetcampagne wordt daarom aanbevolen. Ook zou aan de zijde van de vergunningverlener meer aandacht gegeven kunnen worden aan de informatie die van een vergunningaanvrager verlangd wordt bij de beoordeling van een aanvraag voor een lozing en zou het efficiënter kunnen zijn om PFAS niet alleen per stof te beoordelen, maar ook de risico’s van blootstelling aan een mengsel van PFAS te toetsen.

In mijn brief van 8 juli 2019, waarmee ik u het Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie heb aangeboden2, ben ik grotendeels al op deze punten ingegaan. Zo heb ik het RIVM inmiddels opdracht gegeven om achtergrondwaarden van de meest voorkomende PFAS in Nederland te bepalen, zodat een landsdekkend beeld ontstaat, en gevraagd de PFAS-data centraal te verzamelen en te analyseren. Decentrale overheden vraag ik om in hun beheersgebied metingen te doen en die aan te leveren aan het RIVM.

Met betrekking tot het beoordelen van blootstelling aan een mengsel van gelijksoortige stoffen kan ik melden dat het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid (EFSA) op dit moment werkt aan een methode voor de beoordeling van risico’s van blootstelling aan een mengsel van PFAS. Het RIVM volgt deze discussie op de voet en zal, zodra deze beschikbaar zijn, de resultaten hiervan ook betrekken bij haar advisering aan bevoegde gezagen over vergunningaanvragen.

Intussen zijn de bevoegde gezagen (Waterschappen, Rijkswaterstaat en regionaal bevoegd gezag) bezig met het inventariseren van de aanwezigheid van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) in lozingsvergunningen. Rijkswaterstaat heeft een pilot uitgevoerd waarbij circa zeventig vergunning zijn doorgelicht. De inventarisatie van ZZS-stoffen was hier een onderdeel van. Over de uitkomsten van de pilot zal de Minister u in de brief voorafgaand aan het Wetgevingsoverleg Water informeren. Om met de informatie uit de pilot vervolgens een juiste afweging in de vergunning te maken is veel specialistische kennis nodig. Eerder is uw Kamer geïnformeerd over het opzetten van een opleidingstraject voor vergunningverleners. Ook hierover zal u meer informatie ontvangen in de brief die u voor het WGO Water toegestuurd zal worden.

Vervolgonderzoek afvalstromen Chemours

Op 26 juni 2018 heeft u van mij een rapport ontvangen van de ILT waarin de resultaten werden gegeven van het onderzoek dat de ILT had uitgevoerd naar de afvalstromen van het bedrijf Chemours3. In 2018 en 2019 heeft de ILT een vervolgonderzoek uitgevoerd, waarbij met name is gekeken naar wijzigingen in de behandeling van afvalstromen van het bedrijf en naar de mogelijke oorzaken van het aantreffen van GenX-stoffen bij afvalbedrijf Suez in Almelo. Ook geeft de ILT een reflectie op de huidige praktijk rond het delen van informatie over ZZS in de keten van grondstof tot afval.

De ILT heeft geen duidelijke bron of bronnen kunnen aanwijzen voor de aangetroffen verontreiniging bij Suez. Daarvoor heeft de ILT een aantal mogelijke oorzaken in haar rapport opgenomen. De ILT geeft aan dat de huidige wetgeving onvoldoende waarborgen biedt voor het voorkomen van verspreiding van (potentiële) zeer zorgwekkende stoffen ((p)ZZS) en dat de wel beschikbare informatie te versnipperd is, zodat er onvoldoende gezamenlijk gevoelde druk en focus bij de overheden is om de ketenaanpak vorm te geven.

ZZS in afvalstromen

De constatering van de ILT heeft raakvlakken met de motie die het lid Kröger heeft ingediend4 in het 30-ledendebat over Chemours op 16 mei jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 83, item 11). Deze motie vroeg om een kader dat bedrijven verplicht om informatie te geven over ZZS in de afvalstromen die ze afgeven. Deze motie is aangehouden na mijn toezegging van een schriftelijke reactie, die ik hierbij gestand doe.

In de gevraagde informatieplicht wordt in principe voorzien door de Wet milieubeheer (Wm), die in artikel 10.39 ertoe verplicht om bij afgifte van een afvalstroom een omschrijving te leveren van de aard, eigenschappen en samenstelling. Deze informatie is nodig voor voldoende onderkenning en beheersing van de risico’s voor de menselijke gezondheid en het milieu. Vanuit dat idee geredeneerd, strekt het omschrijven van de samenstelling zich uit tot het rapporteren over individuele stoffen die risico’s met zich mee kunnen brengen, waaronder ZZS. Echter bij de uitwerking van de informatieplicht in het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen uit 2004 is een globale omschrijving van de samenstelling voorgeschreven en informatie op het niveau van individuele chemische stoffen is destijds alleen verplicht gesteld voor afval dat naar stortplaatsen gaat.

Met de toegenomen aandacht voor (p)ZZS, waaronder voorheen minder bekende zoals PFAS en chroom-6, is een volgende stap een specifiekere invulling van de informatieplicht en een mogelijke risicoanalyse. In het derde Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3) heb ik de benodigde risicoanalyse voor ZZS in te recyclen materiaal uiteengezet. Tevens bezie ik momenteel in hoeverre voor de borging van de informatieverstrekking en de risicoanalyse ook aanpassing van wetgeving nodig is en op welke termijn die te realiseren is.

Mijn boodschap richting bedrijven en hun bevoegd gezag blijft dat een verantwoordelijk milieuzorgbeleid hoe dan ook aandacht vereist voor (p)ZZS in afgegeven afvalstromen. Op basis van toegepaste grondstoffen en processen zou men tenminste moeten nagaan welke (p)ZZS men kan verwachten, zodat nader onderzoek zich hierop kan focussen. De afvalverwerkers vraag ik om deze informatie bij hun klanten (de «ontdoeners») actief op te vragen.

De ILT constateert dat door Chemours enkele verbeteringen zijn doorgevoerd, waardoor meer zicht ontstaat in herkomst en bestemming van afvalstromen. Deze verbeteringen acht ik ook bij andere bedrijven mogelijk.

Delen van informatie tussen overheden

De ILT geeft in haar rapport ook aan dat er meer informatie gedeeld moet worden tussen de bevoegde gezagen.

Onder meer naar aanleiding van het vorige rapport van de ILT is een ketenoverleg PFAS ingesteld waar (vanuit verschillende regio's) betrokken omgevingsdiensten, provincies, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat, drinkwaterbedrijven, RIVM, ILT en IenW aan tafel zitten. Dit overleg wordt door Rijkswaterstaat gefaciliteerd.

Dit is een overleg waar kennis en informatie wordt gedeeld op het gebied van PFAS zoals monitoringsresultaten en onderzoeken. Ook worden knelpunten en vraagstukken vanuit bevoegde gezagen besproken.

Stand van zaken uitvoer GenX-houdend afval

Met betrekking tot terugwinning van GenX-stoffen uit afval is er sprake van een stand-still. Door het faillissement van het Italiaanse recylingbedrijf Miteni kan terugwinning alleen nog plaatsvinden in de Verenigde Staten. Dit is onder andere op 12 februari jl. in het vragenuur aan de orde geweest (Handelingen II 2018/19, nr. 52, item 4). De uitvoer naar de VS ligt op dit moment stil vanwege nader onderzoek dat aan Amerikaanse zijde uitgevoerd wordt naar de verwerking van deze stroom. Als dit onderzoek afgerond is, zou opnieuw een uitvoervergunning verstrekt kunnen worden. Het materiaal dat na het faillissement van Miteni begin 2019 vanuit Italië terugvervoerd is naar Dordrecht is inmiddels door de ontdoener, Chemours, voor verbranding afgevoerd naar België.

Ik constateer dat onze kennis over de verspreiding van PFAS in het milieu, waaronder GenX, steeds verder toeneemt. Dat leidt ook tot nieuwe vraagstukken, zoals over de mate waarin blootstelling van mens en milieu aan PFAS vanuit producten kan plaatsvinden. Ik heb uw Kamer eerder gemeld dat ik dit jaar een onderzoek zal starten naar de aanwezigheid van PFAS in producten. Dit onderzoek wordt op dit moment aanbesteed. De eerste resultaten verwacht ik in de eerste helft van 2020 met u te kunnen delen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 28 089, nr. 146.

X Noot
3

Kamerstuk 28 089, nr. 90.

X Noot
4

Kamerstuk 28 089, nr. 131.

Naar boven