27 926 Huurbeleid

Nr. 150 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 september 2010

De algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie naar aanleiding van de brief van 18 augustus 2010 houdende de antwoorden op de vragen over het Ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Kamerstuk 27 926, nr. 149).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 september 2010.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Van Gent

De griffier van de commissie,

Van der Leeden

I VRAGEN EN OPMERKINGEN VAN UIT DE FRACTIES

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote zorg kennis genomen van het Ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de Huurtoeslag. Jaarlijks maken ruim 1,1 miljoen huurders gebruik van de huurtoeslag. Ruim één miljoen mensen met de laagste inkomens. Ruim 40% van deze huurders zijn ouderen. Ouderen die in onzekerheid zijn over bijvoorbeeld hun pensioen. De leden van de PvdA-fractie vinden dat dit ontwerpbesluit de koopkracht van juist de mensen met de laagste inkomens aantast. De huurtoeslag is volgens deze leden juist bedoeld om de koopkracht van mensen met de laagste inkomens te beschermen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat huurders procentueel meer uitgeven aan woonlasten dan kopers. De netto huurquote bedraagt in Nederland 23,2% en de netto koopquote 15,9%. De huurquote voor huurtoeslagontvangers bedraagt 21,5%. Genoemde leden constateren dat door deze maatregel het verschil tussen huurders en kopers alleen maar groter wordt. Deze leden vragen of de minister heeft overwogen bij zoeken van dekkingen voor de overschrijdingen van de huurtoeslag de brede woningmarkt te betrekken of dat de minister ervoor heeft gekozen dekkingen van tekorten in de huurtoeslag alleen te zoeken in beperking cq. versobering van de huurtoeslag zelf. Kan de minister uiteenzetten waarom hij deze keuze heeft gemaakt?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het voorliggende besluit niet in lijn is met de aangenomen motie Depla/Bochhove (Kamerstuk 32 123 XVIII-18) waarin de regering wordt verzocht met voorstellen te komen om de overgebleven bezuinigingstaakstelling voor de huurtoeslag in 2011 en 2012 ongedaan te maken. Deze leden vragen hoe de minister dit ziet.

Genoemde leden lezen in de beantwoording van de vragen dat de minister dekking vanuit andere begrotingen niet heeft overwogen. Kan de minister uiteenzetten waarom deze overweging niet is gemaakt?

Tenslotte vragen de leden van de PvdA-fractie of de minister alsnog bereid is de motie Depla/Bochhove (Kamerstuk 32 123 XVIII-18) uit te voeren en af te zien van bezuinigen op de huurtoeslag.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met bijzonder veel verbazing kennisgenomen van het Ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag. De minister stelt met het ontwerpbesluit een versobering van de huurtoeslag voor door een verhoging van het bedrag waarmee de normhuur wordt verhoogd tot de basishuur. Dit is volgens de minister nodig, omdat er meer gebruik wordt gemaakt van de huurtoeslag dan aanvankelijk is geraamd. In de praktijk betekent de door de minister voorgestelde versobering dat huurders die afhankelijk zijn van de huurtoeslag minder steun zullen ontvangen in het dragen van de woonlasten.

De leden van de SP-fractie zijn ontstemd en verbaasd over dit bezuinigingsvoorstel, omdat de Tweede Kamer in ruime meerderheid, tot tweemaal toe een motie heeft aangenomen die deze bezuiniging van de hand wijst. De eerste motie van de leden Tang en De Néree tot Babberich (31 965-16), die op 2 juli 2009 in stemming is gebracht, verzoekt het kabinet bij de Miljoenennota met alternatieven te komen om de beperking van de huurtoeslag te voorkomen. De tweede motie van de leden Depla en Van Bochove (32 123 XVIII-18), die op 3 september 2009 in stemming is gebracht, verzoekt de regering in het voorjaar van 2010 te komen met voorstellen die de overgebleven bezuinigingstaakstelling voor de huurtoeslag in 2011 en 2012 ongedaan maakt, en verzoekt de regering tevens met voorstellen te komen die de armoedeval ten gevolge van de huurtoeslag vermindert. Is de minister het met de leden van de SP-fractie eens dat hij met het Ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag beide, door een ruime meerderheid van de Kamer aangenomen, moties naast zich neerlegt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

De Wet op de huurtoeslag is een open-einde regeling waarbij van te voren niet geheel te overzien is in welke mate van de regeling gebruik zal worden gemaakt. Er is in de Wet op de huurtoeslag terecht geen plafond opgenomen. Huurtoeslag is immers geen stimuleringsmaatregel, maar voor gezinnen pure noodzaak om de maandelijkse woonlasten te kunnen financieren. Bovenmatig gebruik van de huurtoeslag is momenteel logischerwijs te herleiden tot het feit dat als gevolg van de economische crisis veel huishoudens in hun inkomen zijn getroffen. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat ten tijde van magere jaren solidariteit juist in stand moet worden gehouden, en niet als gevolg van economische neergang mag worden afgebouwd. Deelt de minister deze mening?

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de hoger uitvallende lasten van de huurtoeslag niet op het bordje van de huurders met de laagste inkomens neergelegd mogen worden. Zij stellen voor om conform eerdere Kameruitspraken, elders dekking te vinden voor de gestegen en stijgende huurtoeslaglasten.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van beantwoording van de vragen over het ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag. De leden hebben een aantal aanvullende vragen en opmerkingen.

Uit de beantwoording van de vragen blijkt dat slechts gekeken is naar alternatieve dekkingen binnen de WWI-begroting en dat dekking vanuit andere begrotingen niet is overwogen. Wat is hiervoor de reden? Waarom wordt er bezuinigd op de huurtoeslag, ondanks de aangenomen motie Depla/Bochove (32 123 XVIII-18)?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de woningmarkt een geheel is en dat daarom de hele markt – zowel huur als koop – integraal moet worden bekeken. De huidige verspreiding over de verschillende ministeries belemmert deze integrale aanpak. Dat blijkt nu ook bij deze bezuiniging, waar de huurtoeslag als geïsoleerde maatregel wordt behandeld. Kan de minister uiteenzetten hoe het kabinet daar tegenaan kijkt? Hoe kan dit in de toekomst worden verbeterd?

Tenslotte hebben de leden van de D66-fractie nog een aantal vragen over de vormgeving van de bezuiniging. Vanuit het oogpunt van eenvoud en snelheid wordt gekozen voor een generieke maatregel binnen de huurtoeslag. Kan de minister uiteenzetten welke andere maatregelen door het kabinet zijn overwogen? Kan de minister door het kabinet gedragen voorstellen doen voor bezuinigingen die de laagste inkomens meer ontzien? Is het mogelijk om de huurtoeslag zodanig vorm te geven dat het scheefwonen wordt tegengegaan?

II REACTIE VAN DE MINISTER

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen die de leden van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie hebben gesteld naar aanleiding van mijn beantwoording van de eerdere vragen van deze commissie over het Ontwerpbesluit tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag.

Zoals bekend strekt het Ontwerpbesluit tot een verhoging van de opslag op de normhuur per 1 januari 2011 en een verdere verhoging van deze opslag per 1 januari 2012. Volledigheidshalve attendeer ik u erop dat de hoogte van de opslag per 1 januari 2011, tezamen met de overige huurtoeslagparameters, uiterlijk 15 oktober aanstaande definitief vast moet staan. Dit om te waarborgen dat deze bedragen tijdig door de Belastingdienst/Toeslagen in het geautomatiseerde behandelingssysteem kunnen worden geïmplementeerd ten behoeve van de toekenning van de voorschotten huurtoeslag over 2011. Deze toekenning start in november aanstaande.

De leden van de PvdA-fractie vragen of is overwogen om bij het zoeken van dekkingen voor de overschrijdingen van de huurtoeslag de brede woningmarkt te betrekken of dat ervoor is gekozen dekking van tekorten in de huurtoeslag alleen te zoeken in beperking cq. versobering van de huurtoeslag zelf. Daarbij vragen deze leden waarom de minister dekking vanuit andere begrotingen niet heeft overwogen. De leden van de D66-fractie lezen in de beantwoording van de vragen dat dekking vanuit andere begrotingen niet is overwogen en vragen uiteen te zetten waarom deze overweging niet is gemaakt. Ook geven de leden van de D66-fractie aan dat zij van mening zijn dat de woningmarkt een geheel is en dat daarom de hele markt – zowel huur als koop – integraal moet worden bekeken, en dat de huidige verspreiding over de verschillende ministeries deze integrale aanpak belemmert. Dat blijkt, zo stellen de leden van de D66-fractie, nu ook bij deze bezuiniging, waar de huurtoeslag als geïsoleerde maatregel wordt behandeld. Zij vragen of de minister kan uiteenzetten hoe het kabinet daar tegenaan kijkt, en hoe dit in de toekomst kan worden verbeterd.

Allereerst hecht ik er aan te memoreren dat een deel van de overschrijdingen op de huurtoeslag wel degelijk elders zijn gevonden. In mijn antwoorden op eerdere schriftelijke vragen (TK 27 926, nr. 149) heb ik aangegeven dat van de totale problematiek van € 32 miljoen een deel (€ 18,9 miljoen) binnen de huurtoeslag wordt opgelost. Voor dit deel geldt dat binnen het kabinet afspraken zijn gemaakt hoe dient te worden omgegaan met overschrijdingen die zich voordoen in de loop van het begrotingsjaar. Als basis geldt dat tegenvallers binnen de betrokken regeling danwel binnen de eigen begroting dienen te worden gecompenseerd. Bij uitzondering is het mogelijk dat dekking op andere begrotingen wordt gerealiseerd. Het was echter duidelijk dat ook al mijn collega’s op hun begroting geen budgettaire ruimte hadden, om de tegenvallers op de huurtoeslag te dekken. Daarom heb ik deze weg niet verder bewandeld. Gezien de hoogte van het tekort op de huurtoeslag en vooral ook het structurele karakter hiervan was dekking binnen andere instrumenten op mijn begroting verder niet aan de orde.

Inzake de gestelde vragen over de integrale benadering van de woningmarkt, de verspreiding over de verschillende ministeries en de mogelijke verbetering hiervan in de toekomst wijs ik op de demissionaire status van het huidige kabinet. Ik verwijs de leden voor het antwoord op deze vragen dan ook naar mijn opvolger.

De leden van de PvdA-fractie en van de SP-fractie vragen of ik met het voorliggende besluit de aangenomen moties van resp. de leden Tang en De Néree tot Babberich (Kamerstuk 31 965, nr. 16) en van de leden Depla/Bochhove (Kamerstuk 32 123 XVIII-18) naast mij neerleg en zo ja, waarom. Ook de leden van de D66-fractie vragen hiernaar. De leden van de PvdA-fractie vragen tevens of ik bereid ben de motie Depla c.s. alsnog uit te voeren en af te zien van bezuinigen op de huurtoeslag.

Naar aanleiding van de motie Tang c.s. heeft het kabinet bij de begrotingsvoorbereiding 2010 besloten de eerste tranche (2010) van de oorspronkelijk beoogde bezuinigingen op de huurtoeslag voor de jaren 2010, 2011 en 2012 achterwege te laten. Tevens heeft het kabinet in de begroting 2010 toegezegd dat in het voorjaar van 2010 zou worden bezien of de extra tranches 2011 en 2012 ook achterwege kunnen blijven, overeenkomstig de oproep daartoe in de door Depla/Bochove ingediende motie, die daartoe een meevaller op de uitgaven huurtoeslag van € 86,8 mln. structureel wilde aanwenden.

Het kabinet heeft echter in het voorjaar 2010 bij de begrotingsvoorbereiding 2011 moeten constateren dat het budgettaire beeld niet de mogelijkheid bood de bezuinigingen 2011 en 2012 terug te draaien. Zo blijkt de in de motie Depla/Bochove veronderstelde meevaller niet in de in de motie veronderstelde mate op te treden. Deze meevaller werd verondersteld op basis van de analyse van de huurtoeslaguitgaven voor het jaar 2007 in de brief van mijn voorganger d.d. 30 september 2009 (TK 27 926, nr. 141). In deze brief is tevens aangegeven dat het jaar 2009 weer een tegenvallende ontwikkeling liet zien, en dat nog niet bekend was hoe deze posten (meevaller 2007 en tegenvaller 2009) per saldo het meerjarenbeeld van de huurtoeslagraming zouden beïnvloeden, en dat dat onder andere af hing van het tempo waarin de belastingdienst de invorderingen van de te veel uitgekeerde huurtoeslagbedragen kan realiseren. Op dit punt blijkt de tegenvaller groter dan verwacht. Derhalve is het enkel mogelijk gebleken de motie Tang c.s. voor het jaar 2010 uit te voeren, en is het mij niet mogelijk om de motie Tang c.s. en de motie Depla/Bochove voor wat betreft de jaren 2011 en 2012 te honoreren.

De leden van de SP vragen of ik de mening deel dat, gegeven het open einde karakter van de Wet op de huurtoeslag enerzijds en het feit dat als gevolg van de economische crisis veel huishoudens in hun inkomen zijn getroffen anderzijds, in magere jaren solidariteit juist in stand moet worden gehouden.

Ik merk hierover op dat juist om rekening te houden met de kwetsbare situatie van de lagere inkomens een aanzienlijk deel van de totale financiële problematiek die aanleiding is tot deze bezuiniging, uit de algemene middelen is gedekt. Het is echter niet mogelijk gebleken bij de dekking van genoemde problematiek de huurtoeslagontvangers volledig buiten schot te houden.

De leden van de D66-fractie vragen welke andere maatregelen door het kabinet zijn overwogen om de beoogde bezuiniging vorm te geven en of er door het kabinet gedragen voorstellen kunnen worden gedaan voor bezuinigingen die de laagste inkomens meer ontzien.

Zoals ook al aangegeven bij de beantwoording van de eerdere vragen van de commissie WWI (Kamerstuk 27 926, 149, vragen 2 en 3) is onder meer gekozen voor de voorliggende maatregel van verhoging van de opslag op de normhuur, omdat deze geen wetswijziging vergt. Alternatieve maatregelen vergen in elk geval een wetswijziging en vaak ook een aanpassing van het systeem van Belastingdienst/Toeslagen. Deze alternatieven zijn daarom geen passende vormgeving van een bezuiniging die al per 2011 moet ingaan.

Nog afgezien van deze argumenten, zijn bezuinigingsmaatregelen die de laagste inkomens ontzien moeilijk te realiseren omdat ruim 70% van de huurtoeslagontvangers een inkomen heeft op of onder de minimuminkomensgrenzen van de huurtoeslag. Een inkomensafhankelijke bijdrage zou daarmee slechts een beperkte groep treffen, met als gevolg dat de van individuele huishoudens benodigde bijdrage navenant hoger zou worden. Ook zou een inkomensafhankelijke invulling van de taakstelling leiden tot een toename van de marginale druk binnen de huurtoeslag, wat het kabinet in het licht van de armoedevalproblematiek onwenselijk acht.

Tenslotte vragen de leden van de D66-fractie of het mogelijk is om de huurtoeslag zodanig vorm te geven dat het scheefwonen wordt tegengegaan.

Indien deze leden doelen op zogeheten goedkope scheefheid (het huishouden woont in een woning die gezien het inkomen eigenlijk te goedkoop is), merk ik op dat deze vorm van scheefheid zich binnen de huidige huurtoeslag, die zich immers bij uitstek richt op de lagere inkomens (tot maximaal € 29 125) niet voordoet.

Indien gedoeld wordt op de «dure» scheefheid (het huishouden woont in een woning die gezien het inkomen eigenlijk te duur is) zou het bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn om door middel van de een verhoging van de kwaliteitskorting een prikkel in te bouwen om een zo goedkoop mogelijke woning te betrekken. De kwaliteitskorting in de huurtoeslag houdt in dat huishoudens boven bepaalde huurniveaus (de kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrenzen) nog maar een deel van de huur door huurtoeslag vergoed krijgen. Door een verdere korting op dit te vergoeden deel kan dure scheefheid worden tegengegaan. Een aanpassing van de kwaliteitskorting vergt echter zowel een wetswijziging als een systeemaanpassing bij de Belastingdienst/Toeslagen en is daarom niet als per 1 januari 2011 te realiseren mogelijkheid overwogen.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Atsma, J.J. (CDA), Gent, W. van (GL), fng voorzitter, Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Sterk, W.R.C. (CDA), Krom, P. de (VVD), Teeven, F. (VVD), Jansen, P.F.C. (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Thieme, M.L. (PvdD), Fritsma, S.R. (PVV), Karabulut, S. (SP), Dibi, T. (GL), Wolbert, A.G. (PvdA), Marcouch, A. (PvdA), Boer, B.G. de (VVD), Lucassen, E. (PVV), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Klaveren, J.J. van (PVV) en Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD).

Plv. leden: Haersma Buma, S. van (CDA), El Fassed, A. (GL), Dijkgraaf, E. (SGP), Dekken, T.R. van (PvdA), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Hijum, Y.J. van (CDA), Knops, R.W. (CDA), Lodders, W.J.H. (VVD), Lucas-Smeerdijk, A.W. (VVD), Gerven, H.P.J. van (SP), Voordewind, J.S. (CU), Vacature (PvdD), Driessen, J.H.A. (PVV), Bashir, F. (SP), Voortman, L.G.J. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Monasch, J.S. (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Brinkman, H. (PVV), Pechtold, A. (D66), Veldhoven, S. van (D66), Hernandez, M.M. (PVV) en Zijlstra, H. (VVD).

Naar boven