27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 722 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2020

In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet, en onder verwijzing naar de artikel-100 brief van 18 oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 662) en naar de Kamerbrief over de evaluatie van missies die u parallel aan deze brief toekomt, sturen wij u hierbij, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, de voortgangsrapportage over de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak. De voortgangsrapportage gaat ook in op een aantal toezeggingen gedaan tijdens het Algemeen Overleg over de Nederlandse inzet op 19 december 2019 en op de motie van het lid Sjoerdsma over geweld tegen demonstranten (Kamerstuk 27 925, nr. 684).

Essentie

Niet eerder sinds de aanvang van de huidige Nederlandse missiebijdrage in Irak werd het missiegebied geconfronteerd met een dermate ingrijpende opeenstapeling van spanningen en uitdagingen als de afgelopen maanden. De voortdurende geopolitieke ontwikkelingen in de regio hebben een evidente invloed op de missie.

In de periode rond de jaarwisseling escaleerde de situatie in Irak, hetgeen onder andere tot uiting kwam in geweldgebruik over en weer door de Verenigde Staten en Iran op Iraaks grondgebied. Aan Iran gelieerde milities speelden hierin een negatieve hoofdrol, onder meer doordat zij in verband werden gebracht met aanvallen op Amerikaanse en Coalitie-doelwitten. De gespannen situatie die volgde heeft onder meer geleid tot een tijdelijke onderbreking van (onderdelen van) de inzet van de anti-ISIS coalitie en de NAVO-missie (zie o.a. Kamerbrief over de ontwikkelingen in Irak d.d. 6 januari jl., Kamerstuk 27 925, nr. 692 en het verslag van een schriftelijk overleg met de Eerste Kamer d.d. 31 maart jl., Kamerstuk 27 925, AA). Ook werd – zoals hieronder nader aan de orde komt – een niet-bindende motie door het Iraakse parlement aangenomen, waarin de regering wordt gevraagd «buitenlandse troepen» te gelasten het land te verlaten.

Het kabinet heeft begrip getoond voor het feit dat de VS reageerde op recente daden van agressie van Iran, dan wel agressie met Iraanse betrokkenheid. Tegelijkertijd betekende de Amerikaanse actie escalatie in een al erg gespannen situatie, en heeft het kabinet opgeroepen tot kalmte en terughoudendheid. Dat zal het kabinet blijven doen, want vermindering van spanningen is in eenieders belang. Niet in het minst om de geboekte resultaten in de strijd tegen ISIS te waarborgen.

Tegen de bovenstaande achtergrond deed dit voorjaar COVID-19 wereldwijd zijn intrede. Zoals gemeld in de Kamerbrief Actualisering gevolgen COVID-19 op uitzendingen en inzet in het buitenland (d.d. 24 maart 2020, Kamerstuk 29 521, nr. 404) zijn de trainingsactiviteiten van de anti-ISIS coalitie in de omgeving van Erbil en in Bagdad sindsdien stilgelegd en is (militair) personeel dat niet essentieel is voor de voortzetting van de missie tijdelijk teruggetrokken.

Ondanks het grillige verloop van de afgelopen maanden zijn de leden van de anti-ISIS coalitie doordrongen van de noodzaak om de druk op ISIS hoog te houden. Dit werd o.a. bevestigd tijdens hoog-ambtelijke bijeenkomsten van de anti-ISIS coalitie. Er is dan ook geenszins sprake van een definitieve of volledige terugtrekking of beëindiging van alle activiteiten van de coalitie. Het doel is om de trainingen zo snel als mogelijk te hervatten. Voorts voert het Iraakse leger nog steeds succesvol acties uit tegen ISIS, zowel met steun van achtergebleven troepen van de anti-ISIS coalitie als zelfstandig. Dat laatste getuigt ook van de vruchten die de inzet van de afgelopen jaren afwerpt.

Gaandeweg ontwikkelen de Iraakse en Koerdische strijdkrachten zich met steun van de coalitie, de NAVO en Nederland tot een effectievere strijdmacht. Dat betekent dat de focus van de Nederlandse bijdragen aan de anti-ISIS coalitie, de NAVO-missie, de EU Adviesmissie en hervormingen in de Koerdistan Autonome Regio, stapsgewijs verder kan verschuiven naar meer institutionele en structurele capaciteitsopbouw. In dat kader zal de NAVO-missie uitgebreid worden en een aantal taken van de anti-ISIS coalitie over gaan nemen. Maar er is geen reden om achterover te leunen, want dit is een proces van lange adem. ISIS is weliswaar territoriaal verslagen, maar is nog geenszins verdwenen en opereert nu ondergronds. Bovendien is altijd duidelijk geweest dat alleen militaire inspanningen onvoldoende zijn om ISIS duurzaam te verslaan en de voedingsbodem voor extremisme te verkleinen. Het kabinet blijft daarom met inachtneming van geleerde lessen inzetten op een geïntegreerde benadering in Irak, waarbij militaire, diplomatieke en OS-middelen gezamenlijk worden ingezet om veiligheid en stabiliteit in Irak in de breedte te bevorderen.

Politieke ontwikkelingen

Irak ziet zich geconfronteerd met een veelheid aan uitdagingen. Hoewel ISIS territoriaal verslagen is, blijft de veiligheidssituatie fragiel. Regionale spanningen hebben een grote impact op de situatie in Irak en interne onrust in het land blijft voortduren. De begin mei jl. aangetreden Iraakse regering wordt daarnaast geconfronteerd met de uitdagingen van de COVID-19-crisis. De effecten van de COVID-19-maatregelen hebben grote gevolgen voor de economische situatie van de bevolking, met name voor kwetsbare groepen, waaronder ontheemden. De dalende olieprijs heeft bovendien een aanzienlijke weerslag op de begroting van Irak, die voor meer dan 90 procent afhankelijk is van inkomsten uit olie.

Sinds oktober 2019 demonstreren Irakezen in met name Bagdad en de overwegend sjiitische zuidelijke provincies van Irak tegen de aanhoudend slechte sociaaleconomische omstandigheden en corruptie. De demonstraties groeiden al snel uit tot een grootschalig protest tegen de gevestigde orde. Bij confrontaties tussen demonstranten enerzijds en ordetroepen en gewapende groeperingen anderzijds zijn duizenden gewonden en doden gevallen. In lijn met de motie van het lid Sjoerdsma (Kamerstuk 27 925, nr. 684) heeft Nederland herhaaldelijk aangegeven het gebruik van geweld tegen demonstranten ten zeerste af te keuren en heeft Irak opgeroepen het geweld te staken, onderzoek te doen naar wie het geweld gepleegd heeft en de daders te vervolgen. Dit gebeurt in bilaterale gesprekken met de autoriteiten, in EU-verband en op lokaal niveau. Zo heeft de ambassadeur in Bagdad in januari 2020 met een groep van 16 gelijkgezinde landen een lokaal statement uitgebracht waarin het gebruik van geweld wordt veroordeeld en wordt gepleit voor onderzoek en accountability. Desalniettemin blijft tot op heden onduidelijk wie precies het geweld tegen demonstranten inzet. Er zijn daarbij geen aanwijzingen dat door Nederland getrainde troepen een rol hebben gespeeld in het geweld. De demonstraties zijn in de afgelopen periode enigszins afgezwakt vanwege de maatregelen die zijn genomen om COVID-19 te bestrijden.

Gezien de aanhoudende demonstraties zag premier Adel Abdul Mahdi zich eind november 2019 genoodzaakt op te stappen. In de maanden daarna is de Iraakse regering geruime tijd demissionair geweest. Na meerdere pogingen is de derde opeenvolgende door President Saleh aangewezen kandidaat-premier, dhr. Mustafa al-Kadhimi, er op 7 mei jl. in geslaagd om goedkeuring van het parlement te krijgen voor zijn regering. Daarmee is de politieke crisis vooralsnog afgewend. De hierboven genoemde uitdagingen en de druk op het doorvoeren van hervormingen blijven evenwel onverminderd groot.

Positief is dat de relatie tussen Bagdad en Erbil sinds halverwege 2019 aanmerkelijk beter is dan enige jaren geleden. Demonstraties in de KAR blijven vooralsnog uit. Wel zijn de Koerden bezorgd om de huidige onrust en demonstraties in Centraal en Zuid-Irak, aangezien dit de eigen economische stabiliteit zou kunnen schaden en de dialoog met de federale regering over lopende kwesties (verdeling van de olie-inkomsten, het bredere budget en het bestuur en de veiligheid in de betwiste gebieden) tot stilstand heeft gebracht.

De hierboven al beschreven regionale spanningen hebben een grote weerslag op Irak. Kort na de uitschakeling van de Iraanse Generaal-Majoor Qassam Suleimani door de VS op Iraaks grondgebied werd in het Iraakse parlement een niet-bindende motie aangenomen waarin de Iraakse regering wordt gevraagd «buitenlandse troepen» te gelasten het land te verlaten. Het is nog onduidelijk welke positie de nieuwe regering zal innemen v.w.b. de uitvoering van de niet-bindende motie. De KAR heeft reeds te kennen gegeven dat ze het vertrek van de internationale troepen niet steunt, en blijft benadrukken dat de anti-ISIS coalitie essentieel is in de strijd tegen ISIS.

Veiligheid

Een snelle en volledige hervatting van de inzet van de anti-ISIS coalitie is wenselijk, gezien het voortdurende risico van een heropleving van ISIS, dat zou kunnen worden vergroot door de effecten van de COVID-19-crisis. In algemene zin heeft ISIS nog steeds de intentie om op termijn opnieuw een Kalifaat te stichten, bij voorkeur in Irak (en Syrië). ISIS kan in Irak nog steeds beschikken over duizenden strijders, die deels zijn opgegaan in de bevolking of zich schuil houden in onherbergzame gebieden. De organisatie zet sinds 2017 haar strijd voort in de vorm van een insurgency (guerrilla). Vanuit ondergrondse netwerken is ISIS nog altijd in staat aanslagen te plegen. Deze modus operandi is sinds de uitbraak van de COVID-19-crisis niet fundamenteel gewijzigd. Hoewel er berichten zijn over toegenomen activiteit van ISIS in delen van Irak sinds COVID-19, en experts erop wijzen dat ISIS zou kunnen profiteren van afgenomen aandacht of druk als gevolg van de COVID-19-crisis, lijkt er vooralsnog geen sprake te zijn van een significante opleving.

In Noordoost-Syrië plegen ondergrondse ISIS-netwerken geregeld aanslagen en trachten zij hun invloed uit te breiden. De SDF slagen er met steun van de na de gedeeltelijke terugtrekking achtergebleven Amerikaanse troepen vooralsnog in ISIS hierbij te dwarsbomen. Meer zorg bestaat over ISIS-activiteit in gebieden ten westen van de Eufraat, die formeel onder controle van het Syrische regime staan. Het voert ook hier te ver om te spreken over een heropleving, maar ISIS lijkt wel te kunnen profiteren van het gegeven dat het regime zijn aandacht vooral op Idlib heeft gericht. Daar was tot het bereiken van een Turks-Russisch akkoord op 5 maart jl. een regime-offensief gaande, dat culmineerde in een directe confrontatie tussen het Syrische regime en het Turkse leger. Sinds het akkoord is het relatief rustig in het gebied. Dat het regime zijn offensief op den duur zal hervatten ligt echter in de lijn der verwachting. In de Peace Spring-zone langs de Turkse grens is het relatief rustig, maar het is evident dat de operatie de stabiliteit in het gebied heeft geschaad en dat er een risico op escalatie blijft bestaan.

Voorts kan ISIS nog altijd gebruik maken van de lange, poreuze grens tussen Irak en Syrië, om zich als de druk aan de ene kant van de grens te hoog wordt terug te trekken aan de andere kant.

Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en brede veiligheidsinzet in Irak

De Nederlandse bijdrage bestaat uit de volgende elementen:

  • Militaire bijdrage aan Operation Inherent Resolve van de anti-ISIS coalitie:

    • I. Trainingsmissie CBMI

    • II. Special Operations Forces Bagdad

    • III. Target Support Cell en Processing Exploitation and Dissemination-capaciteit

  • Bijdrage aan de civiele sporen van de anti-ISIS coalitie

  • Militaire en civiele bijdrage aan de NAVO-missie Irak (NMI)

  • Militaire en civiele bijdrage aan (hervormingen in) de Koerdistan Autonome Regio

  • Civiele bijdrage aan de EU Adviesmissie Irak (EUAM)

Mandaat Irak

De rechtsgrond voor optreden van Nederlandse militairen in Irak is ongewijzigd het verzoek tot militaire steun van Irak per brief aan de VNVR op 25 juni 2014, dat nadien meermaals mondeling is bekrachtigd. Het mandaat voor de NAVO-missie wordt gevormd door het schriftelijke verzoek van de Iraakse regering aan de NAVO van 4 mei 2016 om steun bij het versterken van de Iraakse veiligheidssector. Dit verzoek is op 12 februari 2020 per brief aan Secretaris-Generaal van de NAVO Stoltenberg herbevestigd. In deze brief wordt ook een uitbreiding van activiteiten van de NAVO verwelkomd.

Bijdrage aan Operation Inherent Resolve van de anti-ISIS coalitie

I. Trainingsmissie CBMI

In samenwerking met partnerlanden van de Coalitie verzorgden Nederlandse trainers in het afgelopen half jaar vanuit Erbil trainingen aan Koerdische strijdkrachten in Noord-Irak, als onderdeel van de Capacity Building Mission Iraq (CBMI). De trainingen werden uitgevoerd op verzoek van het Ministry of Peshmerga (MOP) en gecoördineerd vanuit het Kurdish Training Coordination Center (KTCC).

Gelet op de ontwikkelingen in Irak, de voortgang van de strijd tegen ISIS en de veranderde behoefte van de Coalitie op de grond, wordt de Nederlandse trainersinzet voortdurend geoptimaliseerd. Hoewel op verzoek van de Peshmerga er nog op ad-hoc basis Wide Area Security (WAS) trainingen (op tactisch niveau) worden verzorgd is het accent van de Nederlandse inspanning komen te liggen op het gebied van capaciteitsopbouw. Nederland verzorgde hiervoor, samen met coalitiepartners, cursussen aan bataljonsstaven, leiderschapstrainingen en instructeurscursussen (train-the-trainer), waarbij nadrukkelijk aandacht is besteed aan mensenrechten en humanitair oorlogsrecht. Met deze verschuiving naar capaciteitsopbouw wordt het effect van de Nederlandse bijdrage duurzamer, daar het bijdraagt aan een Koerdische veiligheidssector waarin de Koerdische strijdkrachten uiteindelijk zelf in staat zullen zijn om trainingen aan het eigen personeel te verzorgen. De Nederlandse trainersbijdrage bestaat uit maximaal 50 militairen. Op dit moment liggen de trainingen stil als gevolg van COVID-19, waarschijnlijk ten minste tot juli 2020.

II. Special Operations Forces Bagdad

In Bagdad verzorgt een detachement Special Operations Forces (SOF) trainingen aan Iraakse SOF. Het detachement bestaat uit drie tot twaalf personen en wisselt in samenstelling, waarbij de Iraakse behoefte en de beschikbare expertise leidend zijn. In de afgelopen rapportageperiode is verder toegewerkt naar de beoogde overdracht van alle trainingen aan de Irakezen. De Irakezen krijgen een steeds prominentere rol in hun opleidings- en trainingscentrum maar zijn nog niet gereed voor autonome besturing van het opleidings- en trainingscentrum. In samenspraak met de Irakese leiding en de Coalitie draagt het Nederlandse SOF-detachement bij aan de afstemming, invulling en uitvoering van het opleidings- en trainingsprogramma. Op verzoek van coalitiepartners heeft het SOF-detachement eind 2019 en begin 2020 deelgenomen aan de base defence van het Bagdad Diplomatic Support Center, met een focus op zelfverdediging n.a.v. de verslechterde veiligheidssituatie in Bagdad rond de jaarwisseling. Deze activiteit viel binnen het bestaande mandaat van de Nederlandse inzet. Om impact van COVID-19 op het personeel te voorkomen zijn de opleidingen en trainingen aan de Irakese SOF tot ten minste 1 juli 2020 opgeschort. Het personeel is daarom tijdelijk teruggehaald naar Nederland.

III. Target Support Cell en Processing Exploitation and Dissemination-capaciteit

Nederland blijft de luchtcampagne van de coalitie in Irak ondersteunen met de inzet van een Target Support Cell (TSC) en Processing Exploitation and Dissemination (PED-) capaciteit, waarmee wordt voorzien in een essentieel onderdeel van het zorgvuldige targeting proces dat voorafgaat aan luchtaanvallen van de coalitie. De TSC bestaat uit ongeveer tien militairen en opereert vanaf vliegbasis Volkel, de PED-capaciteit wordt verzorgd door ongeveer 45 militairen in ploegendienst vanaf vliegbasis Leeuwarden.

Gevolgen voor gereedheid en geoefendheid

In de artikel 100-brief van oktober 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 662) bent u geïnformeerd over de gevolgen voor de gereedheid en de geoefendheid van deze missie. Daarnaast gaat de tegelijk met deze brief aan uw Kamer toegezonden inzetbaarheidsrapportage over 2019 uitvoerig in op de gevolgen van inzet voor de gereedheid.

De druk binnen de Krijgsmacht, vooral op schaarse ondersteuningscapaciteiten, blijft hoog door het aantal lopende opdrachten en significante personele tekorten. Additionele bijdragen in het kader van één van de hoofdtaken kunnen niet zonder directe impact op de huidige verplichtingen en/of het herstel van de gereedheid van de krijgsmacht worden gerealiseerd. Dit onderwerp zal ook worden meegenomen in de herijking van de Defensienota. Er is immers een single set of forces die wordt ingezet voor alle drie de hoofdtaken van de Krijgsmacht.

Mocht de Nederlandse militaire inzet gedurende 2020 wijzigen is het streven om de gevolgen voor de gereedheid en geoefendheid zo klein als mogelijk te houden, en de inzet uit te voeren met organieke eenheden. Ook zal er in het bijzonder gekeken worden of eventuele wijzigingen invloed hebben op bestaande en reeds toegezegde stand-by verplichtingen in 2020 en 2021.

Ontwikkelingen militair campagneplan anti-ISIS coalitie

Zoals beschreven in de artikel 100 brief van 18 oktober jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 662) bevindt de strijd tegen ISIS zich sinds augustus 2017 in fase 3 van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie (na fase 1 degrade, fase 2 dismantle nu fase 3 defeat). Hierin staat het stabiliseren van de veroverde gebieden en het voorkomen van een terugkeer van ISIS in Syrië en Irak centraal. Na de voltooiing van deze fase volgt de laatste fase van het militaire campagneplan, gericht op normalisering van de situatie.

Fase 4 is echter nog niet afgekondigd. De verwachting blijft dat afkondiging van fase 4 zal leiden tot verdere verschuiving van de Coalitie-inzet richting Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw (bestaande uit een civiele en militaire component). Mogelijk zullen elementen van deze verschuiving al in fase 3 worden geïmplementeerd. De huidige Nederlandse personele bijdrage is al vrijwel volledig hierop gericht.

Of en zo ja hoe COVID-19 gevolgen heeft voor (het tempo van) de ontwikkeling van de militaire campagne van de anti-ISIS coalitie is op dit moment nog niet geheel duidelijk. Ook is het op dit moment te vroeg om uitspraken te doen over hoe de ontstane politieke situatie in Irak zich zal ontwikkelen en welke weerslag dit zal hebben op de activiteiten van de anti-ISIS coalitie in Irak. Ook dit kan gevolgen hebben voor (het tempo van) de ontwikkeling van de militaire campagne.

Daarnaast zal, zodra de veiligheids- en gezondheidssituatie in Irak dat toestaat, NMI een aantal taken overnemen van de anti-ISIS coalitie. Zoals gemeld in de verslagen van de afgelopen bijeenkomsten van NAVO-Ministers van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 28 676, nr. 338) stemden de Ministers van Buitenlandse zaken op 2 april jl. in met een uitbreiding van de NAVO-missie in Irak (NMI), binnen het bestaande mandaat. Het principebesluit hiertoe was al tijdens de bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie in februari 2020 genomen (Kamerstuk 28 676, nr. 334).

Op dit moment wordt door de anti-ISIS coalitie en de NAVO nagedacht over hoe de uitbreiding van NMI zich verhoudt tot/past in de hierboven beschreven ontwikkeling van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie. Op de bijeenkomst van NAVO-Ministers van Defensie werd eveneens besproken dat een grotere rol voor de NAVO in Irak verder onderzocht zal worden, onder voorbehoud dat NMI geen gevechtsmissie zal worden. Dat onderzoek loopt nog.

Een nieuwe behoeftestelling van de anti-ISIS coalitie alsmede de uitbreiding van de NAVO-missie in Irak kan gevolgen hebben voor de huidige Nederlandse militaire inzet voor 2020 en 2021 zoals beschreven in de artikel-100 brief van 18 oktober jl. Het is daarbij voor het kabinet in ieder geval van belang een goede balans te houden in de inzet in Irak op federaal niveau en in de Koerdistan Autonome Regio (KAR). Op dit moment is er nog onvoldoende inzicht in de mogelijke gevolgen voor de Nederlandse inzet. De Eerste en Tweede Kamer zullen in geval van fundamentele wijzigingen in de inzet nader worden geïnformeerd.

VS-verzoek Noordoost-Syrië

Op 21 juni 2019 is de Kamer ervan op de hoogte gesteld dat het kabinet de wenselijkheid en mogelijkheid van een aanvullende Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS in Syrië onderzoekt, n.a.v. een Amerikaans verzoek daartoe. In de artikel 100-brief van oktober 2019 is vervolgens gemeld dat dit onderzoek als gevolg van de ontwikkelingen en volatiele situatie in Syrië in oktober 2019 in een ander daglicht kwam te staan. Gezien de zich snel opvolgende ontwikkelingen in de strijd tegen ISIS is het onderzoek naar wenselijkheid en mogelijkheid van een aanvullende Nederlandse bijdrage nog niet afgerond, en acht het kabinet het niet opportuun om op dit moment een besluit te nemen over dit verzoek tot een aanvullende Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS.

Bijdrage aan civiele sporen anti-ISIS coalitie

De vier civiele werkgroepen van de coalitie (stabilisatie, Foreign Terrorist Fighters (FTF), communicatie en counter finance) blijven inzetten op het bestendigen van de behaalde resultaten en het tegengaan van de aanhoudende dreigingen van ISIS. Nederland neemt deel aan alle werkgroepen, maar de inzet concentreert zich voornamelijk op de werkgroep FTF, waar Nederland het co-voorzitterschap van bekleedt, samen met Koeweit en Turkije. Dankzij de FTF-werkgroep hebben ongeveer 70 landen nieuwe wetten aangenomen om FTF-activiteiten te kunnen bestraffen conform internationale standaarden, zijn er meer dan 25.000 profielen van FTF overgedragen aan Interpol en is de informatie-uitwisseling onderling sterk verbeterd.

De werkgroep kwam op 19 december jl. in beperkte samenstelling bijeen in Ankara. De kleinere samenstelling maakte het mogelijk om dieper in te gaan op onder andere de detentiecondities van FTF in Syrië, de opties voor de berechting van ISIS-strijders, en de mogelijkheid tot het leveren van steun aan derde landen bij problematiek omtrent detentie, berechting, rehabilitatie en re-integratie van teruggekeerde FTF. In de komende FTF-werkgroepen wordt verder onderzocht wat de anti-ISIS coalitie kan betekenen op dit gebied. Hierbij zullen het United Nations Office of Counterterrorism (UNOCT) en het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) zoveel mogelijk aansluiten om tot een gecoördineerde inzet te komen.

Nederland heeft in Ankara wederom het staande kabinetsbeleid omtrent uitreizigers onderstreept en benadrukt dat vervolging en berechting bij voorkeur in de regio moet gebeuren. Voorts heeft Nederland opgeroepen om geld beschikbaar te stellen om landen in de regio te steunen bij de problematiek rondom teruggekeerde FTFs. De FTF-werkgroep houdt een belangrijke rol bij het mede voorkomen van een nieuwe opkomst van ISIS. Bijvoorbeeld door de vervolging en berechting van ISIS-strijders en het tegengaan van reisbewegingen van terroristen te blijven agenderen. De voor begin maart 2020 geplande brede FTF-werkgroep is vanwege de COVID-19-crisis uitgesteld. Er wordt op dit moment gezocht naar een digitaal alternatief.

Niet alleen via deelname aan de werkgroep communicatie van de anti-ISIS coalitie, maar ook bilateraal maakt het kabinet zich hard voor de bestrijding van terroristische content op sociale media. Conform de toezegging tijdens het Algemeen Overleg over de Nederlandse inzet op 19 december 2019 heeft de Minister-President zijn zorgen hierover in januari 2020 tijdens het World Economic Forum in Davos overgebracht aan Facebook. Daarbij heeft de Minister-President aangeboden dat Nederland de bestaande samenwerking met Facebook ook aanwendt om aan oplossingen hiervoor te werken.

Bijdrage aan NAVO-missie Irak (NMI)

De NAVO-missie in Irak (NMI) heeft als doel door middel van training en advies de Iraakse veiligheidssector te versterken. De Nederlandse bijdrage bestaat op dit moment uit een diplomaat, twee civiele adviseurs en twee militaire adviseurs. Zoals beschreven in de Voortgangsrapportage van 18 april 2019 (Kamerstuk 27 925, nr. 651) kan de Nederlandse bijdrage afhankelijk van behoefte en omstandigheden worden op- of afgeschaald, tot in totaal ongeveer twintig militaire en civiele adviseurs. Echter, in januari 2020 heeft de NAVO-missie als gevolg van de hierboven beschreven verslechterende veiligheidssituatie de activiteiten van de missie tijdelijk opgeschort en zijn maatregelen genomen voor de veiligheid van het NAVO-personeel, waarvan een gedeelte tijdelijk is verplaatst naar Koeweit en elders. Dit heeft ertoe geleid dat de missie sinds het begin van dit jaar haar trainings- en adviestaken niet op volle sterkte heeft kunnen uitvoeren. Voorts heeft de COVID-19-crisis impact op de missie.

Zodra de veiligheids- en gezondheidssituatie in Irak dat toelaten, zal de NAVO-missie in Irak worden hervat en een aantal taken van de anti-ISIS coalitie overnemen, in nauwe afstemming met de coalitie en de Iraakse overheid. Zoals hierboven vermeld is dat besloten op de meeste recente bijeenkomst van NAVO-Ministers van Buitenlandse Zaken en hebben de Iraakse autoriteiten een uitgebreide rol van de NAVO op 12 februari 2012 per brief verwelkomd.

De Nederlandse Senior Civilian (de hoogste civiel vertegenwoordiger van de missie) heeft in november 2019 het stokje overgedragen aan haar Britse opvolger, die in principe in november 2020 conform afspraak weer door een Nederlandse diplomaat zal worden opgevolgd.

De bij de NAVO-missie gedetacheerde diplomaat vervult de rol van Civilian Specialist Advisor to the Commander, een politiek- en beleidsadviseur van de (Canadese) commandant van de missie. De twee civiele adviseurs die op dit moment actief zijn binnen de missie adviseren respectievelijk over hervorming van de veiligheidssector (SSR) en integriteitsvraagstukken (Building Integrity). De militaire adviseurs houden zich bezig met training voor het Iraakse Ministerie van Defensie en met trainingscoördinatie in de staf van de missie.

Het kabinet is voornemens het aantal civiele uitzendingen te blijven uitbreiden, onder andere met een additionele SSR-adviseur, alsmede een mensenrechtenadviseur. In de artikel 100-brief van oktober 2019 is ook aangegeven dat de mogelijkheden om de militaire bijdrage te vergroten binnen het bestaande mandaat zouden worden onderzocht. Dit heeft vooralsnog niet geleid tot resultaat, aangezien er geen posities beschikbaar zijn gekomen die passend zijn bij de militaire expertise die Nederland op dit moment kan leveren. Naast aanvullende stafcapaciteit zijn de mogelijkheden verkend van de inzet van mobiele trainingsteams. Het is echter gebleken dat de door NMI gevraagde expertise ligt op gebieden waar Nederland zelf tekorten kent.

Als de genoemde uitbreiding van de activiteiten van NMI in Irak daar aanleiding toe geeft kan eventueel ook gekeken worden naar aanvullende Nederlandse civiele en militaire bijdragen. NMI is voornemens om in juni 2020 een uitgebreider plan te hebben met daarin een overzicht van de geplande activiteiten.

Bijdrage aan (hervormingen in de) Koerdistan Autonome Regio (KAR)

De inzet van het kabinet blijft er op gericht een goede balans te houden tussen de ondersteuning van de Iraakse en Koerdische veiligheidssector.

Zoals aangegeven in de artikel 100-brief van 14 September 2018 (Kamerstuk 27 925, nr. 637), is de inzet van het kabinet om het Ministry of Peshmerga Affairs (MoPA) – parallel aan de Nederlandse trainingsinspanningen in Noord-Irak – te ondersteunen bij de implementatie van hun hervormingsplan, waartoe respectievelijk in september en november 2019 een militaire en een civiele expert zijn uitgezonden. Het hervormingsplan heeft als doel het MoPA te hervormen naar een moderne en goed georganiseerde veiligheidsorganisatie die in staat is om zelf de regionale stabiliteit en veiligheid te garanderen. Dit is een proces van lange adem en de Nederlandse experts leveren daaraan hun bijdrage. Vanwege COVID-19 ligt dit advieswerk stil. Beide adviseurs zijn op dit moment terug in Nederland

In maart 2019 was al een stafofficier bij het Ministerial Liaison Team-Erbil (MLT-E) van de Coalitie geplaatst. Deze officier speelt een rol bij de coördinatie van de inspanningen van de Coalitie ten behoeve van de hervorming van de veiligheidssector van de KAR.

Bijdrage aan EU-Adviesmissie Irak (EUAM)

Waar de bijdrage aan de NAVO-missie en aan hervormingen in de KAR zich richten op de militaire aspecten van de Iraakse veiligheidssector, focust EUAM zich op de civiele aspecten van de veiligheidssector door middel van advies aan het Iraakse Ministerie van Binnenlandse Zaken. Als onderdeel van het Nederlandse mandaat om tot drie personen bij te dragen aan EUAM leverde Nederland vanaf november 2019 voor drie maanden een visiting expert op het gebied van gender aan de missie. Daarnaast is begin 2020 een Nederlandse mensenrechtenadviseur naar de missie uitgezonden.

De EU-lidstaten hebben medio april 2020 ingestemd met een mandaatverlenging van twee jaar voor EUAM. Onderdeel van dat mandaat is ook een verkenning van de mogelijkheid om uit te breiden naar het noorden van Irak. De missie is op dit moment overigens vanwege de COVID-19-crisis alleen met essentiële staf in Irak aanwezig.

Ontwikkelingssamenwerking

Humanitaire Hulp Irak

Nederland heeft in 2019 5,7 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire hulp in Irak, waarvan 5 miljoen euro via het door de VN beheerde Iraq Humanitarian Pooled Fund (IHF) waar zowel de VN organisaties als (I)NGOs aanspraak op kunnen maken. Daarnaast is in 2019 0,7 miljoen euro gegeven aan de Dutch Relief Alliance (DRA) om de activiteiten in Irak af te ronden. In 2020 wordt de Nederlandse humanitaire hulp in Irak alleen nog via de ongeoormerkte wereldwijde kanalen gegeven, waaronder nu ook voor de COVID-19 response. Zo heeft het Central Emergency Reponse Fund (CERF), waar Nederland één van de grootste donoren van is, in maart 2020 nog een bijdrage van bijna één miljoen dollar gedaan in Irak.

Stabilisatie en ontwikkeling Irak

VN-organisaties als UNDP en IOM verschuiven een deel van hun activiteiten naar de bestrijding van COVID-19. De Funding Facility for Stabilization (FFS) van UNDP, waar Nederland in 2019 en 2020 een meerjarige bijdrage van vijftien miljoen euro aan leverde, werkt op verzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) mee aan de COVID-19-respons in Irak. Twee miljoen euro van de Nederlandse bijdrage aan FFS wordt nu voor de bestrijding van COVID-19 ingezet.

Naast de steun aan de FFS heeft Nederland in 2019 ook twee miljoen euro bijgedragen aan humanitaire ontmijningsactiviteiten via de United Nations Mines Action Services om veilige terugkeer van ontheemden mogelijk te maken. Deze bijdrage is bovenop lopende ontmijningsactiviteiten door partnerorganisatie Mines Advisory Group. Irak is wederom focusland in de nieuwe ontmijningstender die in september 2020 van start gaat.

Nederland zet zich ook in voor accountability, transitional justice, en traumaverwerking en ondersteunt meerdere activiteiten op deze terreinen. Nederland steunt bijvoorbeeld de International Commission on International Missing Persons (ICMP) die in Irak werkt aan forensische capaciteitsopbouw van medische, onderzoeks-, juridische en gerechtelijke sectoren. Op het gebied van traumaverwerking wordt de steun aan de humanitaire organisatie Norwegian People’s Aid (NPA) doorgezet.

Migratie-inzet

Nederland blijft zich inzetten voor hulpverlening aan 1,4 miljoen intern ontheemden, ongeveer 250.000 Syrische vluchtelingen in (Noord-)Irak en hun gastgemeenschappen. Nederland steunt onder andere via het grootschalig, meerjarig partnerschap Prospects met UNHCR, UNICEF, ILO, de Wereldbank en IFC. Dit partnerschap richt zich op toegang tot onderwijs, werk en (sociale) bescherming, inclusief geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun (MHPSS). Het doel is om ontwikkelingsperspectief te bieden aan langdurig ontheemden. Ook via ngo’s wordt in Irak bijgedragen aan deze doelstelling. Gezien de hoge noden en bijkomende kwetsbaarheid van jezidi-ontheemden worden additionele bijdragen geleverd aan projecten voor jezidi’s in ontheemdenkampen in het noorden van Irak. Deze inzet ziet veelal op documentatie van oorlogsmisdaden en MHPSS.

Formeel gezien hebben hulporganisaties nog steeds toegang tot kampen en ontheemden, maar gezien de bewegingsbeperkingen moeten een deel van de activiteiten worden uitgevoerd met beperkte capaciteit. Dit brengt veel kwetsbare mensen in een nog moeilijkere positie. Toch zijn er ook positieve verhalen. SPARK geeft aan dat online onderwijs in Irak snel groeit en VNG werkt online gestaag door met de lokale overheid om vluchtelingenkampen infrastructureel te verbinden aan lokale steden en voorzieningen.

Positie jezidi-vrouwen en kinderen in Irak

Conform de toezegging van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het AO Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021 d.d. 19 december 2019, is navraag gedaan bij de Speciaal Rapporteur van de Verenigde Naties voor seksueel geweld in conflict (SRGR) naar de positie van jezidi-vrouwen en kinderen alsook van achtergelaten kinderen.

De SRGR ziet inspanningen aan de kant van de Iraakse en Koerdische autoriteiten om de positie van jezidi’s in Irak te verbeteren. De Iraakse autoriteiten werken onder andere aan een wet die de misdaden gepleegd tegen jezidi’s door ISIS als genocide kwalificeert en ziet op de vervolging van daders. De Koerdische autoriteiten hebben in meer dan duizend zaken bewijs verzameld van conflict-gerelateerd seksueel geweld tegen jezidi’s. De SRGR wijst ook op het belang van het besluit in april 2019 van de hoogste religieuze raad binnen de jezidi gemeenschap dat jezidi-vrouwen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld door ISIS welkom zijn in de gemeenschap. De SRGR stelt dat de betrokkenheid van religieuze leiders cruciaal is om schadelijke sociale normen en genderongelijkheid als oorzaken van seksueel geweld aan te pakken. Echter maakte de raad later bekend dat het besluit tot sociale re-integratie niet gold voor kinderen van jezidi-vrouwen geboren als gevolg van seksueel geweld, omdat zij niet gelden als jezidi. De SRGR geeft aan dat deze kwestie een van de bestaande uitdagingen blootlegt in de realisatie van sociale inclusie van jezidi-vrouwen en hun kinderen binnen de jezidi-gemeenschap.

Volgens bij de SRGR bekende data zijn ongeveer honderd jezidi-vrouwen en kinderen teruggekeerd naar Irak vanuit kampen voor ontheemden in Noordoost Syrië. Veel kinderen die in gevangenschap en als gevolg van seksueel geweld zijn geboren, zijn achtergelaten in weeshuizen of kampen voor ontheemden in Syrië. Jezidi-vrouwen die weigeren hun kinderen achter te laten verblijven vaak nog samen met hun kinderen in de kampen. Het exacte aantal vrouwen en achtergelaten kinderen is op dit moment niet bekend. Achtergelaten kinderen lopen het risico geen juridische status en/of documentatie te verkrijgen in Irak en zijn extra kwetsbaar voor radicalisering. De SRGR noemt de acceptatie van kinderen geboren als gevolg van seksueel geweld binnen de jezidi-gemeenschap een kritieke factor voor de re-integratie van zowel jezidi-vrouwen als hun kinderen. Religieuze en traditionele leiders hebben hierin een invloedrijke stem en ook nieuwe wetgeving zou volgens de SRGR bijdragen aan een de acceptatie van jezidi-vrouwen en kinderen in de lokale gemeenschap.

De SRGR lanceerde in 2018 samen met de Iraakse autoriteiten een implementatieplan ten behoeve van het voorkomen en aanpakken van conflict-gerelateerd seksueel geweld. Het plan ondersteunt juridische en beleidshervormingen. Het ziet ook expliciet op steun aan slachtoffers van seksueel geweld en kinderen geboren als gevolg van seksueel geweld, en het betrekken van tribale en religieuze leiders in het faciliteren van de terugkeer en re-integratie van deze slachtoffers en kinderen in de gemeenschap. In 2019 steunde de SRGR drie projecten in Irak ter ondersteuning van het implementatieplan in samenwerking met diverse VN-organisaties. Met steun van de SRGR leidt UNAMI consultaties met jezidi-vrouwen, bij het opstellen van de bovengenoemde wet die de misdaden gepleegd tegen jezidi’s aanmerkt als genocide. De SRGR spant zich daarnaast in om jezidi-vrouwen wereldwijd een stem te geven. Op uitnodiging van de SRGR sprak een jezidi-overleefster van seksueel geweld door ISIS op een bijeenkomst in New York ter gelegenheid van het tienjarige bestaan van het SRGR-mandaat in oktober 2019.

Risico’s en aandachtspunten

Veiligheid en acceptatie aanwezigheid buitenlandse militairen

De in de artikel 100-brief benoemde risico’s voor Nederlandse militairen zijn onverminderd van kracht. Naast de dreiging van ISIS gaat in Irak dreiging uit van geregelde raket- en mortieraanvallen op bases waar de anti-ISIS coalitie is gevestigd. Hoewel het overgrote deel niet is opgeëist worden de aanvallen in verband gebracht met aan Iran gelieerde Iraakse milities. De aanvallen hebben onder andere geleid tot twee Amerikaanse en een Britse dode, en een aantal gewonden. Zoals hierboven beschreven is de mate van acceptatie van buitenlandse militaire presentie in Irak sinds de escalatie rond de jaarwisseling afgenomen. Ondanks pogingen daartoe is de Iraakse regering er vooralsnog niet in geslaagd om de verschillende Popular Mobilisation Forces (PMF) effectief onder het gezag van de centrale autoriteiten te brengen.

Politieke instabiliteit

Voor het functioneren van de anti-ISIS coalitie, de NAVO en EUAM is de aanwezigheid van een effectieve politieke counterpart van belang, om een volwaardige en brede dialoog met de Iraakse autoriteiten mogelijk te maken. Ook in het licht van de veiligheidscrisis, de economische crisis en de gezondheidscrisis waar Irak mee kampt. In dit licht is het positief dat er na ruim vijf maanden een nieuwe regering is gevormd, waarmee de basis voor een volwaardige en effectieve dialoog aanwezig is.

COVID-19

Naast de hierboven beschreven gevolgen voor de militaire inzet brengt COVID-19 ook risico’s met zich mee voor de algehele Nederlandse inzet in Irak op de middellange termijn, en voor het land zelf, dat naast een fragiele politieke situatie en een veiligheidscrisis, nu ook kampt met een gezondheidscrisis en een economische crisis. De korte en middellange gevolgen hiervan zijn nog met veel onzekerheid omgeven en zullen sterk afhangen van het verdere verloop van de pandemie en hoe de verspreiding in Irak zich voortzet. Er moet rekening gehouden worden met langdurige beperkingen.

De COVID-19-crisis heeft ook impact op humanitaire, stabilisatie- en ontwikkelingsactiviteiten in Irak. De lock-down en bijkomende bewegingsrestricties bemoeilijken het werk van alle hulporganisaties. Hoewel de meest levensreddende humanitaire en COVID-19-gerelateerde activiteiten in theorie uitgesloten zouden worden van bewegingsbesprekingen, is de praktijk dat al bestaande toegangsproblematiek voor humanitaire organisaties enkel versterkt wordt. Door uitblijven van toegangsgoedkeuringen van Iraakse autoriteiten zijn veel humanitaire actoren gedwongen activiteiten te staken of uit te stellen. Het afschalen van ambassades en een verminderde aanwezigheid van de internationale gemeenschap doen de mogelijkheid tot directe monitoring, of monitoring door derden, van projecten en programma’s afnemen.

Financiën

De Nederlandse inzet in Irak, inclusief de strijd tegen ISIS, en de redeployment van de Air Taskforce Middle East (ATFME) heeft in 2019 totaal 18,6 miljoen euro gekost. De additionele uitgaven voor de Nederlandse veiligheidsinzet in Irak in 2020, inclusief de strijd tegen ISIS, zijn geraamd op 15,8 miljoen euro. Dit omvat onder meer de verlenging van de trainingsmissie in zijn huidige vorm van ongeveer 14 miljoen euro, de bijdrage aan de NAVO-missie in zijn huidige vorm van ongeveer 1 miljoen euro en de militaire bijdrage aan de hervormingen in de KAR van ongeveer 800.000 euro. Daarnaast is 3 miljoen euro gereserveerd voor herstel en onderhoud van het tijdens de deelname aan ATFME in Jordanië ingezette materieel. In de eerste drie maanden van 2020 is in totaal ongeveer 2,3 miljoen euro gerealiseerd. De additionele uitgaven worden gefinancierd uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) voor crisisbeheersingsoperaties.

Het is nog onduidelijk welke impact COVID-19 zal hebben op het totale kostenplaatje van de gehele Nederlandse inzet in 2020.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Naar boven