27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

AA VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 31 maart 2020

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 hebben kennisgenomen van de artikel 100-brief inzake de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021 die op 18 oktober 2019 naar de Kamer is gestuurd. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de SP-fractie op 11 februari 2020 vragen gesteld aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

De Minister heeft op 30 maart 2020 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Den Haag, 11 februari 2020

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) hebben kennisgenomen van de artikel 100-brief inzake de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021 die op 18 oktober 2019 naar de Kamer is gestuurd. Deze artikel 100-brief geeft de leden van de SP-fractie aanleiding tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het besluit van de regering om de Nederlandse militaire missie in Irak te continueren. De voornoemde leden waren en zijn er niet van overtuigd dat deze missie zal bijdragen aan vrede en stabiliteit in Irak en in de bredere regio en steunen deze missie daarom niet. Mede in het licht van de recente ontwikkelingen in Irak en in het Midden-Oosten, met name de liquidatie van de Iraanse generaal-majoor Soleimani en de gevolgen daarvan, hebben de leden van de SP-fractie nog een aantal vragen omtrent deze missie.

De leden van de SP-fractie beschouwen de liquidatie van Soleimani als een grove schending van het volkenrecht, waaronder een schending van de soevereiniteit van Irak, en van het internationale humanitaire recht, en als zodanig als scherp te veroordelen. Daarenboven beschouwen voornoemde leden deze liquidatie als een sterk escalerende stap met buitengewone risico’s voor de regionale en internationale veiligheid. Bovendien gaat van het doden van een hoge functionaris van een ander land internationaal een zeer gevaarlijke precedentwerking uit. Het feit dat Soleimani vele wandaden op zijn naam had staan doet daar niets aan af. De leden van de SP-fractie begrijpen daarom niet hoe er is gekomen tot begrip voor deze daad (waarbij ook nog negen anderen werden gedood), die geen precedent heeft in de internationale geschiedenis sinds de Tweede wereldoorlog.

U heeft eerder, in de beantwoording van vragen vanuit de Tweede Kamer2, aangegeven dat u wegens gebrek aan informatie niet kunt beoordelen of de VS uit zelfverdediging heeft gehandeld maar hiermee wel gesuggereerd dat dit heel goed mogelijk zou kunnen zijn. De leden van de SP-fractie vragen op welke grond u het in dit opzicht opportuun en gepast vond de regering Trump het voordeel van de twijfel te geven? Er was immers in de dagen na de aanslag geen enkele aanwijzing dat het hier om zelfverdediging ging en veel internationale volkenrechtsgeleerden (waaronder de Speciale VN-Rapporteur inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies) trokken dit juist ook vrijwel meteen in twijfel. U heeft op de ingelaste NAVO-raad op 6 januari jl. de VS om een nadere toelichting gevraagd maar na afloop richting de Tweede Kamer3 te kennen gegeven dat u tot op heden geen aanvullende informatie heeft ontvangen. De leden van de SP-fractie vragen of dat thans nog steeds het geval is en zo ja, of en zo ja wanneer u alsnog een nadere toelichting van de VS verwacht.

Indien u nog steeds geen nadere toelichting heeft ontvangen vragen de leden van de SP-fractie wat dat betekent voor uw politieke oordeel over de Amerikaanse liquidatie en aanval op Iraaks grondgebied en wat het betekent voor de (militaire) samenwerking met de VS, juist ook in Irak, en met het oog op de verlenging van de Nederlandse missie aldaar. Heeft u nog steeds dezelfde mate van begrip? Indien u wel nadere inlichtingen van de kant van de VS omtrent de aanleiding voor, en (juridische) rechtvaardiging van, de moord op Soleimani heeft ontvangen, vragen de leden van de SP-fractie te vernemen wat de aard van deze informatie is en of deze enig bewijs bevat voor de stelling dat het zelfverdediging betrof.

De leden van de SP-fractie vragen u in dit verband voorts zo nauwkeurig mogelijk aan te geven in hoeverre zowel het feit dat de Amerikaanse regering Nederland noch andere NAVO-bondgenoten van te voren heeft ingelicht over de aanval, als het feit dat in de dagen en voor zover de voornoemde leden weten weken daarna ook geen aanvullende toelichting in de hierboven beschreven betekenis is gegeven, gevolgen heeft voor de samenwerking met de VS en wat daar eventueel de implicaties van zijn voor de Nederlandse missie in Irak. Heeft één en ander de relatie met de VS geschaad en het vertrouwen in de Amerikaanse regering ondermijnd en zo niet, waarom niet? Heeft u er ook begrip voor dat de Amerikanen hun bondgenoten, inclusief die bondgenoten die ook militair actief zijn in Irak, niet van te voren inlichten en voor het feit dat er ook geen afdoende toelichting, met name wat betreft de volkenrechtelijke basis, achteraf is gegeven?

U heeft eerder in beantwoording van vragen vanuit de Tweede Kamer4 aangeven dat het feit dat Nederland niet van te voren was ingelicht niet tot extra risico’s voor onze militairen ter plekke heeft geleid. De leden van de SP-fractie vragen u in hoeverre u dergelijke risico’s ook voor de toekomst, gedurende de Nederlandse missie in Irak, uitsluit? Hoe schat u – ook in het licht van andere unilaterale acties van de regering Trump – de risico’s in van een nieuwe unilaterale Amerikaanse aanval gericht tegen Iran, al dan niet op Iraaks grondgebied? Heeft u vertrouwen dat mocht de VS in de nabije toekomst van plan zijn opnieuw tot een militaire aanval over te gaan zonder zelf aangevallen te zijn, de regering van de VS Nederland wel van te voren zal inlichten en zo ja, waar is dit vertrouwen op gebaseerd? Is dit vertrouwen toegenomen of afgenomen sinds de liquidatie van Soleimani heeft plaatsgevonden?

De leden van de SP-fractie vragen eveneens wat de implicaties zijn van de door het Iraakse parlement aangenomen resolutie waarin gevraagd wordt om opschorting van alle aanwezige buitenlandse troepen in Irak. De voornoemde leden vragen u de precieze stand van zaken hieromtrent weer te geven. Is er enig zicht op in hoeverre de Iraakse regering op enig moment deze niet-bindende resoluties al dan niet zal overnemen? Welke informatie heeft u hierover? Zal bij het overnemen van de resolutie overgegaan worden tot onmiddellijk beëindiging van de Nederlandse missie?

Voorts vragen de leden van de SP-fractie om een nadere specificatie van de verwachtingen omtrent het verloop van de strijd tegen ISIS en de rol van de Nederlandse missie daarin. U schrijft dat de strijd zich nu bevindt in fase 3 («defeat»), gericht op de stabilisatie van de veroverde gebieden.5

Kunt u stabilisatie nader definiëren en aangeven in hoeverre dit al bereikt is? Wanneer verwacht u dat fase 3 afgerond zal zijn en dat fase 4, die van normalisatie, zal worden aangekondigd? Wat zou het betekenen voor de Nederlandse missie als fase 3 nog lang gaat duren, of althans langer dan verwacht? Wat wordt verstaan onder normalisatie? Is normalisatie realistisch in de context van de toegenomen spanningen tussen de VS en Iran, die ook een grote rol spelen in de Iraakse politiek? Moet fase 4 voltooid zijn alvorens de NAVO-missie tot een succes verklaard kan worden? Ziet u dat als einddoel en dus als basis voor een exit-strategie? Zo nee, wat is dan wel het einddoel; wat moet naar uw oordeel bereikt zijn voordat de NAVO-missie tot een succes verklaard kan worden en daarmee beëindigd?

Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen over de rol van de Iraakse veiligheidsdiensten in het bloedig neerslaan van de recente opstanden in Irak. Hoe verhoudt het besluit van de Nederlandse regering om de Iraakse veiligheidsdiensten ook de aankomende twee jaar te blijven trainen zich tot het feit dat de keiharde repressie van de Iraakse staat, met honderden doden en vele duizenden gewonden tot gevolg, wordt uitgevoerd door dezelfde veiligheidsdiensten?

Waarom hebben deze recente gebeurtenissen niet geleid tot een heroverweging van de missie? Kunt u aangeven of en zo ja onder welke omstandigheden het in de toekomst alsnog tot een dergelijke heroverweging zou kunnen komen? Wat zouden de consequenties zijn voor de Nederlandse missie als het door de veiligheidstroepen gepleegde geweld blijft aanhouden of verergert? De leden van de SP-fractie constateren dat eind vorige maand het geweld in Irak nog verder is opgelaaid en vragen u of u desondanks de Iraakse regering blijft steunen. En wat betekent dit toenemende geweld van de kant van de Iraakse staat voor het verklaarde doel van de missie, de versterking van de veiligheid en stabiliteit in Irak?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Apeldoorn

Het kabinet dankt de leden van de SP-fractie voor de inbreng n.a.v. de artikel 100-brief inzake de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021. Met belangstelling heeft het kabinet kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie. Bij de beantwoording van de vragen wordt de indeling en de volgorde gevolgd van de schriftelijke inbreng van de leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het besluit van de regering om de Nederlandse militaire missie in Irak te continueren. De voornoemde leden waren en zijn er niet van overtuigd dat deze missie zal bijdragen aan vrede en stabiliteit in Irak en in de bredere regio en steunen deze missie daarom niet. Mede in het licht van de recente ontwikkelingen in Irak en in het Midden-Oosten, met name de liquidatie van de Iraanse generaal-majoor Soleimani en de gevolgen daarvan, hebben de leden van de SP-fractie nog een aantal vragen omtrent deze missie.

De leden van de SP-fractie beschouwen de liquidatie van Soleimani als een grove schending van het volkenrecht, waaronder een schending van de soevereiniteit van Irak, en van het internationale humanitaire recht, en als zodanig als scherp te veroordelen. Daarenboven beschouwen voornoemde leden deze liquidatie als een sterk escalerende stap met buitengewone risico’s voor de regionale en internationale veiligheid. Bovendien gaat van het doden van een hoge functionaris van een ander land internationaal een zeer gevaarlijke precedentwerking uit. Het feit dat Soleimani vele wandaden op zijn naam had staan doet daar niets aan af. De leden van de SP-fractie begrijpen daarom niet hoe er is gekomen tot begrip voor deze daad (waarbij ook nog negen anderen werden gedood), die geen precedent heeft in de internationale geschiedenis sinds de Tweede wereldoorlog.

U heeft eerder, in de beantwoording van vragen vanuit de Tweede Kamer1, aangegeven dat u wegens gebrek aan informatie niet kunt beoordelen of de VS uit zelfverdediging heeft gehandeld maar hiermee wel gesuggereerd dat dit heel goed mogelijk zou kunnen zijn. De leden van de SP-fractie vragen op welke grond u het in dit opzicht opportuun en gepast vond de regering Trump het voordeel van de twijfel te geven? Er was immers in de dagen na de aanslag geen enkele aanwijzing dat het hier om zelfverdediging ging en veel internationale volkenrechtsgeleerden (waaronder de Speciale VN-Rapporteur inzake buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies) trokken dit juist ook vrijwel meteen in twijfel. U heeft op de ingelaste NAVO-raad op 6 januari jl. de VS om een nadere toelichting gevraagd maar na afloop richting de Tweede Kamer te kennen gegeven dat u tot op heden geen aanvullende informatie heeft ontvangen. De leden van de SP-fractie vragen of dat thans nog steeds het geval is en zo ja, of en zo ja wanneer u alsnog een nadere toelichting van de VS verwacht.

Indien u nog steeds geen nadere toelichting heeft ontvangen vragen de leden van de SP-fractie wat dat betekent voor uw politieke oordeel over de Amerikaanse liquidatie en aanval op Iraaks grondgebied en wat het betekent voor de (militaire) samenwerking met de VS, juist ook in Irak, en met het oog op de verlenging van de Nederlandse missie aldaar. Heeft u nog steeds dezelfde mate van begrip? Indien u wel nadere inlichtingen van de kant van de VS omtrent de aanleiding voor, en (juridische) rechtvaardiging van, de moord op Soleimani heeft ontvangen, vragen de leden van de SP-fractie te vernemen wat de aard van deze informatie is en of deze enig bewijs bevat voor de stelling dat het zelfverdediging betrof.

Het kabinet heeft begrip getoond voor het feit dat de VS reageerde op recente daden van agressie van Iran, dan wel agressie met Iraanse betrokkenheid.

De VS heeft op 8 januari jongstleden een brief aan de VN Veiligheidsraad gestuurd waarin werd gesteld dat enkele acties van de VS, waaronder de aanval op Soleimani, een uitoefening vormden van het recht op zelfverdediging zoals neergelegd in artikel 51 van het VN Handvest. In de brief gaat de VS in op het doel van deze acties en wordt een overzicht gegeven van een reeks van bedreigingen en aanvallen die door de VS worden toegeschreven aan Iran en door Iran gesteunde milities. De toelichting van de VS in deze brief geeft geen aanleiding voor het kabinet een ander standpunt in te nemen.

De leden van de SP-fractie vragen u in dit verband voorts zo nauwkeurig mogelijk aan te geven in hoeverre zowel het feit dat de Amerikaanse regering Nederland noch andere NAVO-bondgenoten van te voren heeft ingelicht over de aanval, als het feit dat in de dagen en voor zover de voornoemde leden weten weken daarna ook geen aanvullende toelichting in de hierboven beschreven betekenis is gegeven, gevolgen heeft voor de samenwerking met de VS en wat daar eventueel de implicaties van zijn voor de Nederlandse missie in Irak. Heeft één en ander de relatie met de VS geschaad en het vertrouwen in de Amerikaanse regering ondermijnd en zo niet, waarom niet? Heeft u er ook begrip voor dat de Amerikanen hun bondgenoten, inclusief die bondgenoten die ook militair actief zijn in Irak, niet van te voren inlichten en voor het feit dat er ook geen afdoende toelichting, met name wat betreft de volkenrechtelijke basis, achteraf is gegeven?

Het kabinet treedt niet in de afweging van de VS om voorafgaand aan deze specifieke aanval geen informatie te delen. Het is geen vaste praktijk dat landen hun bondgenoten vooraf informeren als zij gevoelige militaire operaties plannen. Zoals hierboven gemeld heeft de VS de VN Veiligheidsraad op 8 januari jl. per brief een toelichting op zijn optreden gegeven. Deze toelichting geeft geen aanleiding voor het kabinet een ander standpunt in te nemen. Het niet vooraf informeren van bondgenoten door de VS en de toelichting die de VN Veiligheidsraad van de VS heeft ontvangen hebben geen gevolgen voor de samenwerking met de VS. Het kabinet heeft begrip getoond voor het feit dat de VS reageerde op recente daden van agressie van Iran, dan wel agressie met Iraanse betrokkenheid. Nederland en de VS werken op het gebied van veiligheid nauw samen. Er is in het algemeen sprake van goede deling van inlichtingen en informatie, zowel bilateraal als in NAVO-verband.

U heeft eerder in beantwoording van vragen vanuit de Tweede Kamer aangeven dat het feit dat Nederland niet van te voren was ingelicht niet tot extra risico’s voor onze militairen ter plekke heeft geleid. De leden van de SP-fractie vragen u in hoeverre u dergelijke risico’s ook voor de toekomst, gedurende de Nederlandse missie in Irak, uitsluit? Hoe schat u – ook in het licht van andere unilaterale acties van de regering Trump – de risico’s in van een nieuwe unilaterale Amerikaanse aanval gericht tegen Iran, al dan niet op Iraaks grondgebied? Heeft u vertrouwen dat mocht de VS in de nabije toekomst van plan zijn opnieuw tot een militaire aanval over te gaan zonder zelf aangevallen te zijn, de regering van de VS Nederland wel van te voren zal inlichten en zo ja, waar is dit vertrouwen op gebaseerd? Is dit vertrouwen toegenomen of afgenomen sinds de liquidatie van Soleimani heeft plaatsgevonden?

Risico’s voor de Nederlandse militairen in Irak zijn nooit volledig uit te sluiten. Het kabinet houdt de veiligheidssituatie zoals altijd nauwgezet in de gaten. Hierbij is de inschatting van de commandant van de anti-ISIS coalitie in Bagdad leidend. Het kabinet treedt niet in speculaties over mogelijk toekomstig optreden van bondgenoten dan wel de eventuele risico’s daarvan.

De leden van de SP-fractie vragen eveneens wat de implicaties zijn van de door het Iraakse parlement aangenomen resolutie waarin gevraagd wordt om opschorting van alle aanwezige buitenlandse troepen in Irak. De voornoemde leden vragen u de precieze stand van zaken hieromtrent weer te geven. Is er enig zicht op in hoeverre de Iraakse regering op enig moment deze niet-bindende resoluties al dan niet zal overnemen? Welke informatie heeft u hierover? Zal bij het overnemen van de resolutie overgegaan worden tot onmiddellijk beëindiging van de Nederlandse missie?

Op dit moment is de Iraakse regering demissionair. Er is nog geen uitzicht op de totstandkoming dan wel samenstelling van een nieuwe regering. Over de intenties van een nieuwe regering v.w.b. uitvoering van de niet-bindende motie kan het kabinet niet speculeren. Nederland heeft op 29 januari jl. tijdens een bijeenkomst van de anti-ISIS-coalitie, waar Irak bij aanwezig was, aangegeven dat Nederland grote waarde hecht aan het voortzetten van de strijd tegen ISIS, maar dat NL op verzoek van Irak in dat land aanwezig is. Dit staande verzoek blijft de basis vormen voor de Nederlandse militaire aanwezigheid.

Voorts vragen de leden van de SP-fractie om een nadere specificatie van de verwachtingen omtrent het verloop van de strijd tegen ISIS en de rol van de Nederlandse missie daarin. U schrijft dat de strijd zich nu bevindt in fase 3 («defeat»), gericht op de stabilisatie van de veroverde gebieden. Kunt u stabilisatie nader definiëren en aangeven in hoeverre dit al bereikt is? Wanneer verwacht u dat fase 3 afgerond zal zijn en dat fase 4, die van normalisatie, zal worden aangekondigd? Wat zou het betekenen voor de Nederlandse missie als fase 3 nog lang gaat duren, of althans langer dan verwacht? Wat wordt verstaan onder normalisatie? Is normalisatie realistisch in de context van de toegenomen spanningen tussen de VS en Iran, die ook een grote rol spelen in de Iraakse politiek? Moet fase 4 voltooid zijn alvorens de NAVO-missie tot een succes verklaard kan worden? Ziet u dat als einddoel en dus als basis voor een exit-strategie? Zo nee, wat is dan wel het einddoel; wat moet naar uw oordeel bereikt zijn voordat de NAVO-missie tot een succes verklaard kan worden en daarmee beëindigd?

In fase 3 van het militaire campagneplan van de anti-ISIS-coalitie staat het stabiliseren van de veroverde gebieden en het voorkomen van een terugkeer van ISIS in Syrië en Irak centraal. De Nederlandse inzet vindt op dit moment in Irak plaats. In militaire zin wordt onder stabilisatie verstaan het zorgdragen voor een zekere mate van orde zodat er stabilisatieactiviteiten plaats kunnen vinden, zoals het herstellen van essentiële infrastructuur.

De ontstane situatie aan het begin van dit jaar heeft geleid tot een tijdelijke verschuiving van de focus van de anti-ISIS coalitie naar force protection. Eerder is aangegeven dat, naar inschatting van het kabinet, ISIS op korte termijn mogelijk tijdelijk en plaatselijk van deze situatie kon profiteren vanwege de verminderde aandacht van de verschillende spelers in Irak op het gezamenlijke doel van het bestrijden van ISIS. Na deze tijdelijke onderbreking werden de trainingsactiviteiten weer hervat.

Zoals in de Kamerbrief Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak in 2020 en 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 662) is aangegeven, is fase 4 de laatste fase van het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie (Operation Inherent Resolve). In de brief wordt de verwachting uitgesproken dat afkondiging van fase 4 – de overgang naar normalisatie – zal leiden tot verdere verschuiving van de Coalitie-inzet richting Security Sector Reform (SSR) en capaciteitsopbouw (bestaande uit een civiele en militaire component), en dat er mogelijk elementen van fase 4 al in fase 3 worden geïmplementeerd.

De Eerste en Tweede Kamer zijn op 13 maart jl. (referentie 2020Z05114) en 24 maart jl. geïnformeerd (referentie 2020Z05564) dat in verband met de COVID-19 uitbraak de trainingsactiviteiten van de anti-ISIS coalitie in de omgeving van Erbil en in Bagdad wederom tijdelijk zijn stilgelegd. Het is thans de verwachting dat de trainingsactiviteiten op 24 mei, na het einde van de ramadan, weer worden voortgezet.

Of en zo ja hoe COVID-19 gevolgen heeft voor (het tempo van) de ontwikkeling van de militaire campagne van de anti-ISIS coalitie is op dit moment nog niet duidelijk. Ook is het op dit moment te vroeg om uitspraken te doen over hoe de huidige politieke situatie in Irak zich zal ontwikkelen en welke weerslag dit zal hebben op de activiteiten van de anti-ISIS coalitie in Irak. Daarmee is er op dit moment ook nog geen inzicht in het mogelijke effect daarvan op de huidige Nederlandse inzet. Dit laat onverlet dat de Eerste en Tweede Kamer in geval van fundamentele wijzigingen in de inzet nader worden geïnformeerd.

De NAVO-missie in Irak (NMI) is een andere missie en heeft als doel door middel van training en advies de Iraakse veiligheidssector te versterken. De NAVO-missie is weliswaar afhankelijk van de anti-ISIS coalitie voor met name logistieke ondersteuning, maar is niet gebonden aan het militaire campagneplan van de anti-ISIS coalitie. Het einddoel van de missie is de capaciteit van de Iraakse strijdkrachten zodanig te versterken dat op termijn geen hulp meer gewenst is.

De Iraakse autoriteiten hebben recentelijk de uitnodiging aan de NAVO om in Irak actief te zijn herbevestigd en een uitbreiding van activiteiten van de NAVO verwelkomd (zie ook het verslag van de bijeenkomst van NAVO-ministers van Defensie op 12 en 13 februari 2020 te Brussel, Kamerstuk 28 676, nr. 334). De ministers kwamen overeen (principebesluit) dat de NAVO bereid is om op korte termijn de NAVO-missie in Irak uit te breiden, mits dit binnen het huidige mandaat van de missie valt en is afgestemd op de wensen van de Iraakse autoriteiten. De NAVO opereert in Irak immers op uitnodiging van de Iraakse regering. Het ziet ernaar uit dat het hierbij gaat om het overnemen van trainingsactiviteiten in de directe omgeving van Bagdad die binnen het bestaande mandaat vallen en die op dit moment worden uitgevoerd door de anti-ISIS coalitie. Ook dit kan invloed hebben op de activiteiten van de anti-ISIS coalitie in Irak.

Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen over de rol van de Iraakse veiligheidsdiensten in het bloedig neerslaan van de recente opstanden in Irak. Hoe verhoudt het besluit van de Nederlandse regering om de Iraakse veiligheidsdiensten ook de aankomende twee jaar te blijven trainen zich tot het feit dat de keiharde repressie van de Iraakse staat, met honderden doden en vele duizenden gewonden tot gevolg, wordt uitgevoerd door dezelfde veiligheidsdiensten? Waarom hebben deze recente gebeurtenissen niet geleid tot een heroverweging van de missie? Kunt u aangeven of en zo ja onder welke omstandigheden het in de toekomst alsnog tot een dergelijke heroverweging zou kunnen komen? Wat zouden de consequenties zijn voor de Nederlandse missie als het door de veiligheidstroepen gepleegde geweld blijft aanhouden of verergert? De leden van de SP-fractie constateren dat eind vorige maand het geweld in Irak nog verder is opgelaaid en vragen u of u desondanks de Iraakse regering blijft steunen. En wat betekent dit toenemende geweld van de kant van de Iraakse staat voor het verklaarde doel van de missie, de versterking van de veiligheid en stabiliteit in Irak?

Nederland heeft bilateraal en in EU-verband herhaaldelijk aangegeven het gebruik van geweld tegen demonstranten ten zeerste af te keuren en heeft Irak opgeroepen het geweld te staken, onderzoek te doen naar wie het geweld gepleegd heeft en de daders te vervolgen. Tot op heden blijft onduidelijk wie precies het geweld tegen demonstranten inzet. Er zijn geen aanwijzingen dat door Nederland getrainde veiligheidsdiensten een rol hebben gespeeld in het geweld.

Iraakse eenheden die door Nederland in Bagdad worden getraind hebben al een volwaardige basistraining doorlopen. De Special Operations Forces (SOF)-trainingen betreft specialistische trainingen, waarbij er op basis van de inschatting van de Nederlandse trainers aandacht wordt gegeven aan deze onderwerpen. Het zwaartepunt van de Nederlandse trainingen ligt overigens in de Koerdische Autonome Regio, waar geen grootschalige demonstraties plaatsvinden. In deze trainingen wordt eveneens aandacht besteed aan mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht.

Op dit moment is de regering in Irak demissionair. Er is nog geen uitzicht op de totstandkoming dan wel samenstelling van een nieuwe regering. Nederland zal ook de toekomstige regering blijven aanspreken op het gebruik van geweld tegen demonstranten en blijven aandringen op onderzoek naar het geweld en het vervolgen van de daders.

De Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS coalitie en de brede veiligheidsinzet in Irak zijn gericht op het duurzaam verslaan van ISIS en daarmee aan het versterken van de veiligheid en stabiliteit in Irak. De inzet in Irak richt zich echter op meer dan alleen de strijd tegen ISIS. Het kabinet zet in op een geïntegreerde inzet in Irak, waarbij militaire, diplomatieke en OS-middelen gezamenlijk worden ingezet om veiligheid en stabiliteit in Irak in de breedte te bevorderen. Onderdeel van deze aanpak is ook aandacht voor de demonstraties in Irak, inclusief het gebruik van geweld.

Nederland steunt bovendien het maatschappelijk middenveld in Irak, waaronder organisaties die zich bezighouden met monitoring van, en rapportage over, schendingen tijdens de demonstraties. Nederland steunt verschillende mechanismen waarmee Iraakse journalisten en mensenrechtenverdedigers hulp kunnen krijgen als zij problemen ondervinden in de uitoefening van hun werkzaamheden. Zo ging de Mensenrechtentulp van de Nederlandse ambassade in Irak dit jaar naar een mensenrechtenverdedigster die ook een belangrijke rol speelt in de protesten in haar stad.

Daarnaast zet Nederland via de beschikbare OS-middelen in op het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit en onveiligheid, die vaak ook ten grondslag liggen aan de onvrede die geuit wordt door de bevolking in de demonstraties. Zo roepen de demonstranten op tot het creëren van voldoende banen voor de jonge Iraakse bevolking. Met private sector-ontwikkelingsprogramma’s, zoals Orange Corners, ondersteunt Nederland het creëren van banen in de private sector.


X Noot
1

Samenstelling: Faber-van de Klashorst (PVV), Ganzevoort (GL), Van Apeldoorn (SP), (voorzitter), Van Dijk (SGP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Knapen (CDA), Oomen-Ruijten (CDA), Koole (PvdA), Teunissen (PvdD), Van Rooijen (50PLUS), Arbouw (VVD), Van Ballekom (VVD), (1e ondervoorzitter), Beukering (FvD), Bezaan (PVV), Dittrich (D66), Gerbrandy (OSF), Huizinga-Heringa (CU), (2e ondervoorzitter), Karimi (GL), Kluit (GL), Moonen (D66), Otten (Fractie-Otten), Van Pareren (FVD), Vos (PvdA) en Van Wely (FVD).

X Noot
2

Kamerstukken II, 2019–2020, 27 925, nr. 694

X Noot
3

idem

X Noot
4

idem

X Noot
5

Kamerstukken I, 2019–2020, 27 925, Y

Naar boven