27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 565 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 november 2015

In deze brief informeren wij u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, en met verwijzing naar de artikel 100-brieven van 24 september 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 506) en 19 juni 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 539), over de voortgang van de Nederlandse inzet in de strijd tegen ISIS. Daarnaast wordt in deze brief voldaan aan uw verzoek dd. 15 oktober jl. inzake de hervestiging van gevluchte minderheden op de Ninivévlakte. In overeenstemming met gedane toezeggingen informeren wij u tevens over de coördinatie en effectievere ondersteuning van de Peshmerga in Irak, de versterking van het mandaat van de United Nations Mission in Iraq (UNAMI) en de gevolgen van onze militaire inzet voor de operationele gereedheid van de krijgsmacht.

De luchtaanvallen, trainingen en materiële steun van de internationale coalitie hebben, in combinatie met het grondoptreden van Iraakse en Koerdische strijdkrachten, ISIS verliezen toegebracht. De strijd tegen ISIS vergt evenwel een lange adem. ISIS is een weerbarstige tegenstander. Op sommige plaatsen is ISIS teruggedrongen, op andere, zoals bij al-Ramadi en Tadmur, heeft ISIS haar controle juist uitgebreid. Door de aanvallen van de coalitie heeft de groepering haar strategie moeten aanpassen. ISIS kan niet meer zonder risico openlijk ten strijde trekken en grijpt, zeker in Irak, terug op onrechtmatige strijdmethodes. In plaatsen als Mosul (Irak) en Raqqa (Syrië) blijft ISIS haar gezag op brute wijze uitoefenen. Daarbij worden het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten systematisch geschonden. Publieke executies, seksuele uitbuiting en slavernij zijn aan de orde van de dag. UNICEF rapporteert dat ISIS structureel minderjarigen inzet, waarbij sprake is van gedwongen rekrutering en ontvoering. Een andere zorgelijke ontwikkeling is de recente inzet van zwavelmosterdgas door ISIS in Irak waarvoor Nederland ook in OPCW-verband (Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons) aandacht heeft gevraagd. Eveneens zorgwekkend is de vernietiging door ISIS van eeuwenoud cultureel erfgoed, zoals in Palmyra.

De politieke en militaire situatie in Syrië is al geruime tijd onoverzichtelijk en ook onvoorspelbaar. De recent sterk toegenomen activiteiten van Rusland en Iran, inclusief de aanvallen op de gematigde oppositie, maken de situatie nog gecompliceerder. Een veelheid aan actoren, waaronder regionale mogendheden, strijdt in wisselende allianties langs verschillende frontlinies. Een politieke oplossing lijkt nog steeds ver weg. Het menselijk leed in Syrië neemt ondertussen alleen maar toe. De internationale gemeenschap slaagt er tot dusver niet in burgers effectief te beschermen.

De crisis in Syrië is een van de belangrijkste oorzaken van de grote migratiestromen naar Europa. Nederland en de EU hebben daarom zowel een morele verantwoordelijkheid als een eigen belang om een politieke oplossing voor Syrië dichterbij te helpen brengen. Zoals de EU constateert in de Raadsconclusies van 12 oktober jl. maakt de intensivering van de crisis de noodzaak om tot oplossingen te komen nog urgenter. Ook stelt de Raad dat er geen blijvende vrede kan komen in Syrië onder het huidige leiderschap. De Raad onderstreept dat het regime van Assad de hoofdverantwoordelijkheid draagt voor de 250.000 dodelijke slachtoffers van het conflict en de miljoenen ontheemden.

Een partij die Irak bedreigt en actief is in Syrië, is ISIS. De anti-ISIS coalitie, waarvan Nederland actief deel uitmaakt, opereert daarom in zowel Irak als Syrië. Het kabinet heeft vastgesteld dat er intussen een volkenrechtelijk mandaat is voor militair optreden tegen ISIS in Syrië. Nederland steunt, in politieke zin, het optreden van de coalitie in beide landen ten behoeve van de noodzakelijke verdediging van Irak. Zolang de politieke instabiliteit in Syrië voortduurt en ISIS daar bewegingsvrijheid houdt, gebruikt de groepering het land als uitvalsbasis voor de gewapende strijd in buurland Irak. Om ISIS te kunnen verslaan is het vanuit militair oogpunt dan ook noodzakelijk om ook de thuisbasis en aanvoer- en commandolijnen in Syrië aan te vallen. Irak en Syrië vormen, kortom, één militair theater in de strijd tegen ISIS. Politiek gezien is dit niet zonder meer het geval.

Zoals bekend, heeft het kabinet besloten de inzet van de F-16’s in Irak te continueren maar heeft het nog geen beslissing genomen over een Nederlandse bijdrage aan militaire coalitieacties in Syrië. Om tot een besluit te kunnen komen, acht het kabinet het van belang meer duidelijkheid te verkrijgen over onder meer de implementatie van de afspraken over deconflictie, de doelenselectie, de plaatsen waar zou worden opgetreden en de impact van het optreden op de kans op een oplossing voor Syrië zelf.

Om vrede, stabiliteit en veiligheid in Syrië te bewerkstelligen, is een bredere politieke dynamiek noodzakelijk, alsmede een heldere coördinatie van doelstellingen en middelen van landen die daar actief zijn. De inspanningen om tot een politieke oplossing komen, moeten worden geïntensiveerd, inclusief een grotere rol voor de EU. Een dergelijke oplossing zou dichterbij kunnen komen met een VNVR-resolutie, die onder meer de basis zou bieden voor meer humanitaire hulp en veilige zones in Syrië voor ontheemden. Realiteitszin over de haalbaarheid hiervan is wel geboden.

Ontwikkelingen Irak

Politiek

De afgelopen maanden is het beeld in Irak bepaald door aanhoudende demonstraties met de roep om concrete verbeteringen van infrastructuur en dienstverlening door de overheid, en het tegengaan van corruptie. Begin augustus 2015 presenteerde Minister-President Al-Abadi een stevig hervormingspakket. De vijf posities voor Vice-Presidenten en Vice-Minister-Presidenten worden opgeheven, het aantal ministersposten wordt teruggebracht van 30 naar 22 en de salarissen van Ministers worden aanzienlijk verlaagd. Daarnaast richtte de ministerraad een anti-corruptieraad op die corruptie binnen de overheid onderzoekt. Het pakket aan maatregelen werd binnen een week goedgekeurd door de ministerraad en het parlement, mede door de openlijke steun van groot-ayatollah Al-Sistani, die zich maar zelden uitlaat over politieke onderwerpen.

Binnen de Iraakse overheid, politieke partijen en breder in de samenleving spelen loyaliteiten naar lokale en andere leiders, nepotisme en corruptie een grote rol. Het is onwaarschijnlijk dat politieke tegenstanders van Al-Abadi en andere belanghebbenden de uitvoering van de hervormingen zonder slag of stoot zullen accepteren. Ook blijft de druk op het Iraakse overheidsbudget onveranderd hoog door de lage olieprijs, de strijd tegen ISIS en de kosten voor wederopbouw en steun aan de vele ontheemden. Een succesvol vervolgtraject is derhalve niet vanzelfsprekend. Het kabinet onderschrijft het belang van de hervormingen en roept de Iraakse regering onder meer in EU-verband op tot uitvoering ervan te komen, hetgeen moet leiden tot zichtbare verbeteringen op het gebied van dienstverlening en goed bestuur op zowel het centrale als het lokale niveau. Ook zal de Iraakse overheid serieus werk moeten gaan maken van een pakket aan financiële maatregelen om het hoofd te bieden aan de almaar verslechterende budgettaire situatie.

Voor langere termijn stabiliteit in Irak blijft het kabinet het belang onderstrepen van verzoening en inclusiviteit en hervorming van de veiligheidssector. Dit proces verloopt echter moeizaam. Noodzakelijke wetswijzigingen op het gebied van verzoening, waaronder de debaathificatiewet (justice & accountability wet), de amnestiewet en de wet voor de Nationale Garde blijven – ondanks de inspanningen van onder meer UNAMI – onderwerp van discussie in het Iraakse parlement. Om de Iraakse veiligheidssector te hervormen financiert Nederland samen met het VK en Denemarken vanaf oktober 2015 een project van UNDP gericht op ondersteuning van de Iraakse overheid in het opstellen van een Security Sector Reform implementatieplan en het versterken van democratisch toezicht op de Iraakse veiligheidssector. Op 29 juli jl. verlengde de VN-Veiligheidsraad het mandaat van UNAMI tot 31 juli 2016. In het verlengde mandaat wordt de Secretaris-Generaal van de VN (SGVN) verzocht in goed overleg met de Iraakse autoriteiten binnen drie maanden een advies op te stellen gericht op herziening en prioritering van de taken van UNAMI. De SGVN zal in zijn advies naar verwachting nadruk leggen op onder andere verzoening, transitional justice, veiligheidssectorhervorming en bescherming en veilige terugkeer van de burgerbevolking.

De Iraakse president Massoum gaf begin augustus 2015, onder grote druk van de Iraakse bevolking, zijn goedkeuring voor het voltrekken van de doodstraf voor 23 veroordeelden. President Massoum was zelf voorstander van het vasthouden aan het moratorium. Nederland spreekt Irak aan op de doodstraf, bijvoorbeeld tijdens het bezoek van Minister Mustafa van de Koerdische Autonome Regio in Irak aan Nederland eind september 2015. Naar aanleiding van de recente doorbreking van het moratorium pleitte de EU Vertegenwoordiger in Bagdad bij de Iraakse president namens de EU voor herstel van het moratorium. Voor het merendeel van de ruim 700 overige doodvonnissen blijft het moratorium van kracht.

De Koerdische Autonome Regio (KAR) blijft een belangrijke rol spelen in de strijd tegen ISIS en in de opvang van Syrische vluchtelingen en Iraakse ontheemden. Dit legt in toenemende mate druk op het budget van de regio en op de Koerdische samenleving. De KAR zal een extra inspanning moeten leveren voor de opvang van ontheemden als een offensief wordt gestart voor de bevrijding van nieuw territorium, zoals de stad Mosul. De relatie tussen Bagdad en Erbil blijft onveranderd moeizaam. De oliedeal bestaat nog op papier, maar wordt door beide zijden niet nageleefd. De afgelopen maanden was de aandacht in de KAR echter vooral gericht op de presidentiële verkiezingen, waarbij een belangrijk vraagstuk is of de nieuwe president direct door het volk of door het parlement gekozen moet worden. De spanningen leidden begin oktober 2015 tot rellen waarbij doden en gewonden vielen.

Ontwikkelingen Syrië

Politiek

De situatie in Syrië is desastreus te noemen en wordt voor miljoenen Syriërs gekenmerkt door onveiligheid, schaarste en uitzichtloosheid. Ruim 7,5 miljoen mensen zijn inmiddels ontheemd. Het aantal mensen dat het land is ontvlucht, in grote meerderheid naar buurlanden Turkije, Libanon, Jordanië en Irak, is de grens van vier miljoen gepasseerd. Ook de vervolgmigratie naar Europa heeft de afgelopen maanden een grote vlucht genomen. Volgens cijfers van de VN (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs, OCHA) zijn tussen 5 en 22 oktober nog eens 120.000 personen ontheemd. Zij zijn afkomstig uit de provincies Aleppo, Hama en Idlib, waar sinds de Russische bombardementen en een grondoffensief van het Syrische leger de gewelddadigheden sterk zijn toegenomen.

De bombardementen van het Assad-regime op de eigen bevolking blijven vele burgerslachtoffers maken, met honderden doden als gevolg in bijvoorbeeld Douma, nabij Damascus, en in de provincies Idlib en Hama. Het regime zet veelvuldig, in strijd met het humanitair oorlogsrecht, op niet-onderscheidende wijze vatenbommen in. Deze bommen veroorzaken het grootste aantal slachtoffers in het conflict, waaronder veel burgerslachtoffers. De inzet van vatenbommen is in verschillende VN-fora – mede als gevolg van een Nederlandse oproep hiertoe – krachtig veroordeeld.

In Zabadani, aan de grens met Libanon, is wekenlang langdurig gevochten tussen het door Iran gesteunde Hezbollah en het regime enerzijds en rebellengroepen van Jaish al-Fatah, waaronder Ahrar Al-Sham, anderzijds. Twee pogingen tot een lokaal staakt-het-vuren in Zabadani en enkele overwegend sjiitische plaatsen in de provincie Idlib hebben geen effect gehad. Een derde poging heeft geresulteerd in een staakt-het-vuren dat wel enige tijd stand hield en in een akkoord over de evacuatie van strijders (Zabadani) en burgers (Idlib). Deze inspanningen, die mede met steun van de VN tot stand zijn gekomen, hebben geleid tot meer humanitaire toegang. Het is echter allerminst zeker of en hoe het akkoord verder geïmplementeerd zal worden. In Noord-Syrië blijft ISIS in gevecht met Koerdische strijders, Syrische rebellen en het regime.

Gematigde groepen die tussen het regime enerzijds en ISIS of Jabhat al-Nusra anderzijds in de verdrukking dreigen te raken worden door een aantal landen ondersteund, ook om te voorkomen dat strijders of hun achterban zich bij gebrek aan middelen en alternatieven bij terroristische organisaties aansluiten. De levering van Nederlandse steun aan gematigde gewapende groepen verloopt voorspoedig en wordt positief ontvangen. Een groot deel van de voedselpakketten, medische kits, kleding, dekens en communicatiemiddelen is inmiddels geleverd. Daarnaast steunt Nederland waar mogelijk de bevolking in de gebieden onder controle van de gematigde oppositie, om het burgerdraagvlak voor deze groepen te behouden.

Met een briefing aan de VN-Veiligheidsraad heeft Staffan de Mistura, de VN-Gezant voor Syrië, de eerste fase van zijn eerder dit jaar gestarte consultatieproces afgerond. Dit proces heeft niet geleid tot vredesonderhandelingen, maar tot een kader voor het voortzetten van gesprekken in thematische werkgroepen. De Syrische oppositiecoalitie SOC en tientallen gewapende groepen stelden op 3 oktober jl. echter in een gezamenlijke verklaring dat zij naar aanleiding van de Russische militaire acties in Syrië geen vertrouwen stellen in gesprekken met de Syrische regering. Zij wensen voorlopig niet aan het werkgroepproces deel te nemen. Tegelijkertijd willen zij wel de samenwerking met de VN continueren. Dit betekent dat het werkgroepproces voorlopig is opgeschort. De VN-Gezant richt zich nu op politiek overleg met de meest betrokken landen, dat sinds 23 oktober jl. (overleg in Wenen, zie onder) een impuls heeft gekregen.

Het kabinet heeft het VN-proces de afgelopen maanden gesteund, zowel in gesprekken van Speciaal Gezant Syrië Van Dam met De Mistura en diens team, als door het financieren van een Nederlandse expert in het VN-team. Parallel aan het VN-proces blijft het kabinet steun geven aan enkele informele diplomatieke Track-II initiatieven die er eveneens op zijn gericht een politieke oplossing dichterbij te brengen, door het faciliteren van dialoog tussen verschillende partijen.

Regio

Een belangrijke regionale ontwikkeling in de afgelopen maanden is de nucleaire deal met Iran. Het is nog te vroeg om de impact daarvan op het Syrië-conflict te duiden. Diplomatieke contacten tussen vertegenwoordigers van de belangrijkste internationale stakeholders in het conflict, in het bijzonder de VS, Rusland, Iran, Saoedi-Arabië en Turkije, zijn de afgelopen maanden geïntensiveerd. Van een breed gedragen politieke strategie is echter geen sprake. De Russische aanvallen in Syrië compliceren het politieke spoor bovendien.

De ontmoeting tussen president Poetin en president Assad, op 20 oktober jl. in Moskou, lijkt vooral een symbool te zijn van de verbondenheid van Rusland en het Syrische regime, alsook een poging van Rusland leiding te nemen in het internationale politieke proces. Rusland, de VS, Saudi-Arabië en Turkije hebben op 23 oktober jl. in Wenen politiek overleg gevoerd over Syrië. Het kabinet is van mening dat politiek overleg tussen kernspelers rond het Syrische conflict een belangrijke bijdrage kan leveren richting een politiek transitieproces. Daartoe is van belang dat de kaders van het Genève Communiqué (2012) worden gerespecteerd en dat politiek overleg wordt gestructureerd in een bredere Internationale Contactgroep waarin ook andere kernspelers, zoals de EU en Iran, een rol moeten spelen. Minister Koenders gaf tijdens zijn recente bezoek aan Iran ook aan dat Iran deel zou moeten uitmaken van een dergelijke Contactgroep.

Op 10 oktober jl. vond een zware zelfmoordaanslag plaats in Ankara, Turkije. Hierbij kwamen meer dan honderd mensen om en enkele honderden mensen raakten gewond. De aanslag is (nog) niet opgeëist, doch president Erdogan heeft verklaard dat ISIS mede de hand had in deze aanslag.

Rusland

Rusland verleent reeds jarenlang militaire steun aan het regime van Assad, door levering van zowel materieel als militaire specialisten. Rusland beroept zich hierbij op eerdere contractuele verplichtingen. Ook heeft Rusland zich sinds het begin van de crisis in Syrië een uitgesproken politieke bondgenoot van Assad betoond, en zich onder meer in de VN-Veiligheidsraad verzet tegen initiatieven om de gewelddadigheden in Syrië een halt toe te roepen.

Na een relatief korte opbouwfase in de zomer ontplooide Rusland vanaf begin september op het vliegveld Latakia (West-Syrië) een luchtmachtcontingent bestaande uit grondaanvalstoestellen, bommenwerpers, een beperkt aantal luchtverdedigingsjagers en moderne multi-role vliegtuigen en ondersteunende eenheden. Rusland heeft zijn marine taakgroep in de Oostelijke Middellandse Zee uitgebreid. Op 30 september 2015 werden de eerste luchtaanvallen uitgevoerd. Het Russische leiderschap heeft verklaard hiermee invulling te geven aan een Syrisch militair bijstandverzoek. Op 7 oktober jl. zette Rusland 26 kruisvluchtwapens in op doelen in Syrië, afgevuurd vanaf schepen op de Kaspische Zee. Dit laatste vormde een (tijdelijke) escalatie in het gebruik van middelen. Rusland, Syrië, Iran en Irak hebben daarnaast een gezamenlijke inlichtingencel in Bagdad opgericht.

Een overgrote meerderheid van de Russische aanvallen is gericht op gematigde oppositiegroeperingen, waaronder groepen die steun van de VS en andere coalitiegenoten, waaronder Nederland, ontvangen. Berichten dat bombardementen op locaties als ziekenhuizen, marktpleinen en voedseldistributiecentra tientallen burgerslachtoffers hebben gemaakt, zijn eveneens zeer zorgwekkend. Rusland blijft ondertussen beweren alleen terroristen aan te vallen en geen burgerslachtoffers te maken, ondanks zich opstapelende bewijzen van het tegendeel.

De Russische militaire acties ondermijnen bij een substantieel deel van de gematigde oppositie het draagvlak voor een politiek proces. Ze zorgen voor spanningen met buurlanden, niet in de laatste plaats Turkije, wiens luchtruim werd geschonden. Ook de Golfstaten, met name Saoedi-Arabië en Qatar, hebben zich fel uitgesproken. De uitspraken van Minister Lavrov op 24 oktober jl. dat Rusland bereid zou zijn de Free Syrian Army te steunen, kunnen alleen maar worden beoordeeld op basis van de feitelijke invulling die daaraan al dan niet wordt gegeven. In het algemeen kan worden gesteld dat de Russische acties in ieder geval op korte termijn escalerend werken op het conflict in Syrië en de regio, juist waar de-escalatie zo nodig is.

Het kabinet roept Rusland op om aanvallen op de Syrische gematigde oppositie onmiddellijk te stoppen, burgerslachtoffers te vermijden, en zich te richten op de strijd tegen ISIS en een politieke oplossing voor het Syrische conflict. Het is van groot belang dat Rusland zijn invloed op het Assad-regime aanwendt om het tot deelname aan een politiek proces te bewegen. Verschillende partners in de anti-ISIS coalitie waaronder Duitsland, Frankrijk, Noorwegen, Qatar, Saoedi-Arabië, Turkije, het VK en de VS, alsook de Noord-Atlantische Raad, de Raad Buitenlandse Zaken en de Europese Raad gaven soortgelijke verklaringen af.

De Russische acties moeten op technisch-militair niveau worden gedeconflicteerd met de activiteiten van de anti-ISIS coalitie om ongelukken te voorkomen. Op 20 oktober jl. ondertekenden Rusland en de VS een overeenkomst waarin deze deconflictie-afspraken zijn vastgelegd. Sindsdien zijn vooralsnog geen ongewenste nabijheidsituaties voorgekomen tussen vliegtuigen van de coalitie en Rusland.

Ontwikkelingen in de anti-ISIS coalitie

Een belangrijke ontwikkeling in de afgelopen periode was het Turkse besluit eind juli om in coalitieverband deel te nemen aan de luchtcampagne tegen ISIS. Inmiddels stelt Turkije militaire vliegvelden en het Turkse luchtruim ter beschikking aan de coalitie en op 28 augustus jl. vonden de eerste gezamenlijke Turks-Amerikaanse luchtoperaties tegen ISIS plaats.

Daarnaast voert Australië sinds 9 september jl. luchtacties uit boven oostelijk Syrië. Frankrijk kondigde op 7 september jl. aan verkenningsvluchten te zullen uitvoeren boven Syrië. Op basis van vergaarde informatie vonden op 27 september jl. de eerste Franse bombardementen op doelen van ISIS in Syrië plaats. De Franse operaties worden wel afgestemd met, maar niet geleid door de coalitie. Denemarken heeft zich teruggetrokken uit de luchtcampagne van de coalitie. Deense gevechtsvliegtuigen keren mogelijk terug in 2016, afhankelijk van politieke besluitvorming. Onder voorbehoud van politieke besluitvorming zal België de Nederlandse inzet vanaf juli 2016 overnemen, voor de duur van een jaar. Belgische militairen verzorgen momenteel de force protection van het Nederlandse F-16 detachement. Aan de huidige Belgische F-16 inzet in Irak is eind juni 2015 een einde gekomen. Canada heeft aangekondigd te zullen stoppen met luchtacties, maar zal wel doorgaan met zijn trainingsinspanningen in Noord-Irak.

Op 29 september jl. kwamen, op uitnodiging van de VS, ongeveer honderd landen bijeen voor de Leaders’ Summit on Countering ISIL and Violent Extremism. Tijdens deze bijeenkomst, voorgezeten door president Obama, stond men stil bij de resultaten die het afgelopen jaar zijn geboekt in de strijd tegen gewelddadig extremisme en tegen terroristische organisaties zoals ISIS en Jabhat Al-Nusra. De anti-ISIS coalitie, hier voor het eerst op het niveau van regeringsleiders bijeen, benadrukte het belang van samenwerking, ook met landen die geen deel uitmaken van de coalitie. Ook Minister-President Rutte benadrukte de noodzaak van internationale samenwerking om de dreiging van terroristische organisaties het hoofd te bieden.

Small Group Québec

Op 30 juli jl. kwam de Small Group van de coalitie (bestaande uit de 22 meest actieve partners) bijeen in Québec, Canada. Tijdens deze bijeenkomst lag de nadruk op stabilisatie, communicatie, gender en minderheden, en de politieke ontwikkelingen in Irak. Nederland onderstreepte het belang van een geïntegreerde aanpak, waarbij ook de onderliggende oorzaken van de opkomst van ISIS worden geadresseerd. Ook benadrukte Nederland de noodzaak van duurzame politieke oplossingen, waarbij de coalitie haar inspanningen in Irak moet koppelen aan de verzoeningsagenda van de regering, en in Syrië aan het werk van VN-gezant De Mistura. Nederland maakte zorgen kenbaar over de effectiviteit en de resultaten van de coalitie op de civiele sporen, en wees op de noodzaak van verbeterde samenwerking tussen de verschillende sporen. Nederland onderzoekt de mogelijkheid om de synergie tussen het militaire spoor en de civiele sporen op operationeel niveau te versterken. De volgende Small Group bijeenkomst vindt plaats op 3 en 4 november 2015.

Politiek/militaire coördinatie

Om de politiek-militaire coördinatie van de coalitie verder te verbeteren is het Political Military Consultation (PMC) mechanisme in het leven geroepen. Deze groep kwam op 25 juni jl. voor de eerste keer bijeen en vormt een platform voor de bespreking van specifieke vraagstukken op het militair-politieke snijvlak. Hierbij gaat het om praktische zaken als privileges en immuniteiten voor militair personeel, politiek inhoudelijke onderwerpen als strategische communicatie, politieke verzoening, ontwikkelingen in Syrië en de rol van regionale partners, maar ook om verbeterde coördinatie waar het de levering van wapens en ander materieel betreft.

Civiele werkgroepen coalitie

De voorzitters van de coalitiewerkgroepen, waaronder Nederland als co-voorzitter van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep, wisselen regelmatig informatie uit, onder andere en marge van de Small Group vergaderingen. Tijdens de laatste bijeenkomst in Québec op 29 juli jl. stond synchronisatie van werkzaamheden centraal, evenals voortgang en volgende stappen op civiele sporen. In de volgende paragraaf wordt kort ingegaan op de recente ontwikkelingen ten aanzien van de civiele werkgroepen, alsook op aan werkgroepen gelieerde relevante initiatieven. De opzet en prioriteiten van de verschillende werkgroepen zijn in de voortgangsrapportages van 7 april en de artikel 100-brief van 19 juni 2015 uiteengezet (Kamerstuk 27 925, nrs. 534 en 539).

Tijdens de laatste bijeenkomst van de werkgroep inzake Foreign Terrorist Fighters (FTF) op 9 juni jl. in Den Haag onderschreven coalitieleden de noodzaak tot versterking van grensbewakingsmechanismen en intensivering van informatie-uitwisseling. Als co-voorzitter zal Nederland het voortouw nemen om versterking van grenzen en grenscontroles nader uit te werken en om informatiedeling hierover te bevorderen. Op initiatief van Nederland zijn INTERPOL en EuropOL betrokken bij de werkzaamheden van de FTF-werkgroep met als doel informatiedeling via deze kanalen te bevorderen. Het aantal landen dat profielen van FTF heeft aangeleverd bij INTERPOL is de afgelopen maanden sterk gestegen (nu ongeveer vijftig landen). Tevens heeft VN Veiligheidsraad Resolutie 2178 inzake FTF, die in september 2014 werd aangenomen, effect gesorteerd: sindsdien hebben 22 landen wetgeving aangenomen om vervolging van FTF te bevorderen, 34 landen hebben FTF gearresteerd en 12 landen hebben FTF succesvol vervolgd.

In het kader van counter-financing nam Nederland deel aan een Financial Action Task Force conferentie over terrorismefinanciering op 7–9 september jl. in Mexico en aan de anti-ISIS counter-financing werkgroep op 6–7 oktober jl. in Washington. Hier werd onder meer gesproken over de financiering van FTF die actief zijn binnen terroristische organisaties als ISIS. Financiering van FTF heeft als kenmerk dat er geen grote bedragen mee zijn gemoeid; de financiering is met name bedoeld om de overtocht richting Syrië of Irak te bekostigen. De deelnemers benadrukten de noodzaak van samenwerking binnen overheden, alsook tussen overheden en de private sector. De VS hebben onlangs dertig ISIS-leiders, facilitatoren en sympathisanten op de nationale terrorismelijst geplaatst, waardoor hun tegoeden zijn bevroren. Ook de VN heeft een aantal ISIS-facilitatoren op de sanctielijst geplaatst. Deze lijst, met wereldwijd effect, behelst eveneens een reisrestrictie.

De counter-messaging werkgroep richt zich op het creëren van een gezamenlijk tegengeluid tegen ISIS-propaganda, onder andere door coördinatie van inspanningen gericht op het versterken van de stem van burgers in het ISIS-gebied die ISIS proberen te ontmaskeren. In augustus ging het, door de VAE en VS geleidde, Sawab Centre in Abu Dhabi van start. Dit centrum zal via sociale media en online communicatie tegengeluid verspreiden met als doel de gematigde stemmen tegen het extremistische gedachtengoed in en rond het ISIS-gebied te versterken.

Op 15 september jl. kwam de stabilisatiewerkgroep bijeen. De Iraakse autoriteiten en UNDP meldden goede voortgang in de heroverde gebieden, zoals in Tikrit, waar inmiddels bijna 75% van de bevolking is terug gekeerd. De Nederlandse inzet op het gebied van stabilisatie richt zich vooral op ontmijning. Nederland stelde onlangs een nieuwe bijdrage beschikbaar aan de Mines Advisory Group en Handicap International voor voorlichting, slachtofferhulp en opruimen van explosieve oorlogsresten. Recent is ook de United Nations Mines Actions Service (UNMAS) in Bagdad aangetreden om een coördinerende rol op zich te nemen. Daarnaast zal UNMAS zich richten op het versterken van de Iraakse anti-explosieven capaciteiten. Nederland beziet hoe het, samen met de EU en een aantal andere donoren, UNMAS bij deze activiteiten kan ondersteunen. Italië werkt via de carabinieri aan de versterking van de Iraakse politie, met als doel inzet in heroverde gebieden om daar zo snel mogelijk de rol van de militairen over te kunnen nemen.

Voortgang militaire inspanningen

Militaire ontwikkelingen

De inspanningen van de internationale coalitie hebben, in combinatie met het grondoptreden van Iraakse en Koerdische strijdkrachten, ISIS verliezen toegebracht die niet gemakkelijk zijn te compenseren. ISIS heeft dan ook terrein verloren, maar heeft op andere plaatsen, zoals bij al-Ramadi en Tadmur, haar controle kunnen uitbreiden. Voor ISIS zijn de logistieke routes via Syrië naar Irak en vice versa van grote waarde. Het herstellend vermogen van ISIS wordt vooral gefaciliteerd vanuit het kerngebied van ISIS, dat deels in Oost-Syrië ligt. Zo lang de situatie in Syrië politiek instabiel is en ISIS bewegingsvrijheid houdt in Syrië, houdt de groepering hier een veilige haven. Daarom zet de coalitie het luchtwapen ook in boven Syrië. Met uitzondering van de luchtaanvallen van de coalitie en de inzet van de Syrische Koerden langs de grens met Turkije ondervindt ISIS in Syrië nog weinig militaire weerstand.

Het merendeel van de luchtaanvallen van de coalitie vindt plaats in Irak. De herovering van ISIS-terrein in Irak verloopt nog onvoldoende snel, mede door het irreguliere optreden van ISIS en haar grootschalige gebruik van improvised explosive devices (IED’s) bij het verdedigen van haar posities. Daarnaast spelen coördinatieproblemen tussen de verschillende actoren, de kwaliteit van de Iraakse bevelvoering en de matige gevechtskracht van sommige eenheden een rol. De verliezen bij ISIS, zowel op personeel als materieel vlak, zijn niettemin hoog en niet zelden worden logistieke voorbereidingen of operaties van ISIS vroegtijdig ontdekt en bestreden door de coalitie. De herovering van de stad Baiji, na meer dan een jaar van gevechten, op 20 oktober jl. door het Iraakse leger en de Popular Mobilisation Units is een belangrijke overwinning. Momenteel richten de grondtroepen zich op de herovering van de stad al-Ramadi, waarmee ISIS een gevoelig verlies zou worden toegebracht.

In Noord-Irak staan de meeste leefgebieden van Iraakse Koerden nu onder controle van de Peshmerga. Zij nemen een overwegend defensieve houding aan, maar voeren hier en daar succesvolle offensieve operaties uit. Hierdoor is het front er min of meer statisch sinds ISIS in de eerste helft van dit jaar werd teruggedrongen. Door de actuele focus van de Iraakse regering op de herovering van al-Ramadi (en dit deel van de provincie Anbar), is ook het front in Centraal-Irak de afgelopen tijd weinig in beweging geweest.

Op 25 en 26 oktober jl. nam de Commandant der Strijdkrachten deel aan een conferentie voor de Chiefs of Defence van de landen in de anti-ISIS coalitie. Hier werd geconstateerd dat ISIS inmiddels op veel plaatsen onder druk staat, in het bijzonder in Irak, dat het model van luchtaanvallen in combinatie met lokale grondtroepen wordt gehandhaafd en dat de luchtcampagne zich meer richt op het aanvallen van logistieke aanvoerroutes en command and control faciliteiten van ISIS.

Het Amerikaanse train & equip programma ten behoeve van de gematigde Syrische oppositie verliep zeer moeizaam. Veel van de aanmeldingen voor het Amerikaanse programma vielen af door het selectieproces. Rekruten moesten er schriftelijk mee instemmen dat zij slechts tegen ISIS, en niet tegen Assad zouden vechten. Voor veel van de gematigde groepen was dit onacceptabel, waardoor de aanwas zeer beperkt bleek. De beperkte troepen die wel getraind zijn, zijn door radicale strijders van met name Jabhat al-Nusra vermoord, ontvoerd of verdreven. Deze ontwikkelingen hebben de VS ertoe gebracht het programma op te schorten. De VS richt zich nu op het equiperen van strijdgroepen die bewezen effectief zijn in de strijd tegen ISIS. De VS verwacht dat de nieuwe aanpak meer flexibiliteit geeft; groepen krijgen sneller de steun die ze nodig hebben. Daarnaast hoeven strijders niet langdurig uit het slagveld te worden gehaald voor training.

Op 28 augustus jl. bevestigde het Central Command (CENTCOM) van de VS tijdens de coalitie force generation conferentie dat de militaire campagne zich nu richt op fase twee («het terugdringen van ISIS») van het campagneplan. In deze fase krijgt de Iraakse regering nadrukkelijk een grotere rol toebedeeld, vooral in de planning en inzet van de eigen troepen. De evaluatie van de voortgang, en de advisering over de benodigde bijsturing van de militaire operatie en het campagneplan, is belegd bij de Coalition Strategic Plans Group (CSPG). Nederland levert twee stafofficieren aan deze groep. Zij richten zich specifiek op contingency planning en strategische communicatie. Tijdens deze force generation conferentie heeft Nederland de in de artikel 100-brief van 19 juni jl. beschreven Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS (vier F-16’s, 130 trainers) formeel aan de coalitie aangeboden.

Nederlandse inzet in luchtcampagne

Inmiddels is het aantal Nederlandse F-16’s teruggebracht van zes naar vier. Deze Nederlandse toestellen voeren vrijwel dagelijks missies uit in de rol van Close Air Support (CAS) en Air Interdiction (AI). Bij CAS-missies wordt vanuit de lucht ondersteuning geleverd aan Iraakse en Koerdische troepen die in gevecht zijn geraakt met ISIS-strijders. Mede door de inzet van het luchtwapen zijn de frontlinies in Noord-Irak op dit moment vrij statisch. Nederlandse F16’s voeren AI-missies uit gericht op het breken van het voortzettingsvermogen van ISIS, het verstoren van ISIS command and control en het vernietigen van (wapen)opslagplaatsen (zoals IED-fabrieken). De focus van de luchtcampagne richt zich inmiddels meer op deze AI-missies. Nederland maakt bij de aanvallen gebruik van precisiewapens, waaronder ook de Small Diameter Bomb, een kleine «slimme» bom die de kans op ongewenste nevenschade verder verkleint.

Het samenwerkingsverband tussen België en Nederland heeft sinds juli gestalte gekregen door een Belgische force protection (FP) eenheid die het Belgisch-Nederlandse detachement beveiligt. Onlangs is het Technical Agreement over deze samenwerking tussen beide landen ondertekend en is medio oktober het tweede Belgische FP-detachement in geroteerd, tegelijk met het vijfde Nederlandse F-16 detachement. Het Belgische en Nederlandse personeel is gezamenlijk gehuisvest en de samenwerking tussen de detachementen verloopt uitstekend.

Op initiatief van Nederland zijn begin september twee infrastructurele projecten op de vliegbasis van start gegaan. Het betreft een verbetering van de beveiliging van het kamp en de aanleg van een nieuw F-16 platform, inclusief reparaties aan de aangrenzende taxibaan.

In de inzetbaarheidsrapportage Defensie, die uw Kamer naar aanleiding van de motie-Eijsink/Teeven op 15 september jl. toeging (Kamerstuk 33 763, nr. 84), komt aan de orde hoe de langdurige inzet van de F-16’s doorwerkt in de personele gereedheid, de materiële gereedheid en de geoefendheid. Vanwege de inzet zijn te weinig vlieguren beschikbaar om vliegers volledig te trainen en te oefenen. De training blijft noodgedwongen vooral gericht op de Quick Reaction Alert (QRA) en de inzet in Irak. Om de noodzakelijke geoefendheid voor de QRA en de missie te handhaven, worden in 2016 2.000 extra vlieguren gepland. Om volledig operationeel gereed te zijn voor alle taken is voor de F-16, na afloop van de inzet in Irak, een herstelperiode nodig van minimaal één jaar.

Nederlandse trainingsmissie

Erbil

Naast de Nederlandse trainingsteams zijn in Noord-Irak ook teams actief uit Duitsland, Italië, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en, sinds enkele weken, Finland en Hongarije. Duitsland en Italië vervullen op rotatiebasis een coördinerende rol in Noord-Irak. Sinds begin juni vervult Italië deze rol voor een periode van zes maanden. In december neemt Duitsland de coördinerende rol weer over. De trainingen worden ontwikkeld en geëvalueerd in overleg met het Ministerie van Peshmerga. Dit leidt tot vraaggestuurde trainingen, waarbij bijvoorbeeld specifiek aandacht wordt besteed aan de toenemende inzet van IED’s door ISIS. Het Kurdistan Training Coordination Center (KTCC) coördineert de trainingen. Nederland vervult de functie van chef staf in het KTCC.

In Noord-Irak wordt sinds het begin van de trainingsmissie een basisinfanterietraining gegeven. Sinds mei 2015 worden per cyclus in coalitieverband twee infanteriebataljons getraind. Naast de reguliere infanterietraining, wordt ook training gegeven aan de compagnies- en bataljonsstaven. In deze cursus is aandacht voor onder andere het ontwikkelen van leiderschap en planprocessen. Tevens hebben Nederlandse trainers in de achterliggende periode een train-the-trainer cursus ontwikkeld voor (onder)officieren. Deze cursus wordt per cyclus door een ander coalitieland gegeven. In de trainingscyclus van augustus/september jl. hebben Nederlandse instructeurs de train-the-trainer cursus verzorgd.

Bagdad

Naast Nederlandse SOF-trainers (Special Operation Forces) ten behoeve van de Iraakse SOF zijn in Bagdad ook trainers actief uit Australië, België, Frankrijk, Italië, Noorwegen, Spanje en de VS. Ook in Bagdad overlegt de coalitie regelmatig met de Iraqi Security Forces (ISF) om te komen tot een trainingsaanbod dat aansluit op de behoefte vanuit de praktijk.

In september 2015 is de derde acht-weekse commandocursus voor de Iraakse SOF voltooid. Voorafgaand aan deze cursus hebben de coalitie-instructeurs en hun Iraakse collega’s kennis gemaakt en is de opzet van de commandocursus afgestemd. Tevens is er meer aandacht voor selectie van deelnemers aan de commandocursus, hetgeen leidt tot betere trainingsresultaten. Daarnaast wordt sinds juni jl. een commando instructeurscursus verzorgd. Inmiddels verzorgen Iraakse instructeurs een deel van de commandocursus zelf. Coalitie-instructeurs begeleiden en evalueren de instructeurs in de voorbereiding en uitvoering van hun lessen. Nederland coördineert zowel de commandocursus als de commando instructeurscursus.

De kwaliteit van de cursussen en de evaluaties worden gewaardeerd door zowel de ISF als de Peshmerga. Uit informele contacten met zowel autoriteiten als opgeleide commandanten wordt opgemaakt dat de tijdens de trainingen opgedane skills and drills een groot verschil maken in gevechten tegen ISIS.

In de inzetbaarheidsrapportage Defensie, die uw Kamer naar aanleiding van de motie-Eijsink/Teeven op 15 september jl. toeging (Kamerstuk 33 763, nr. 84), komt aan de orde hoe de operationele gereedheid is van CLAS-eenheden (Commando Landstrijdkrachten). De inzet heeft beperkte invloed op de operationele gereedheid van de SOF-eenheden. Deze missie in combinatie met het grote aantal missies in totaal heeft wel negatieve gevolgen voor de operationele gereedheid van het Operationeel Ondersteuningscommando Land, vooral op het gebied van de personele gereedheid en de geoefendheid.

Additionele steun ISF, inclusief Peshmerga

In nauw overleg tussen de Nederlandse vertegenwoordigers in het missiegebied en de Iraakse partners is een train & equip pakket samengesteld voor de trainingslocaties in Erbil en Bagdad. Het gaat om middelen waarmee snel en eenvoudig resultaten aan het front kunnen worden behaald en die een bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van slachtoffers aan Iraakse zijde. In Bagdad wordt het reeds aanwezige medische trainingscentrum aangepast en uitgebreid. Daarnaast worden voor dit centrum onderwijsmiddelen en een zogenaamd medisch skills lab aangeschaft. Met deze middelen kan de coalitie medische trainingen voor Iraakse medics op een professionele wijze uitvoeren. Tevens wordt een basis medische uitrusting verstrekt aan de opgeleide medics. In Noord-Irak bestaat de Nederlandse bijdrage uit counter-IED middelen en eenvoudige verbindingsmiddelen voor Peshmerga-bataljons. Met deze middelen kunnen de bataljons hun effectiviteit vergroten en het aantal IED-slachtoffers verminderen.

Als uitgangspunt geldt dat de middelen op de korte termijn, gedurende de Nederlandse mandaatperiode, door Nederlandse trainers direct worden verstrekt aan de eenheden die ze trainen. De afgelopen maanden is de behoefte in kaart gebracht en deze wordt de komende maanden verworven.

Dreiging

Eenheden van ISIS beschikken over capaciteit om gerichte en gecompliceerde aanslagen uit te voeren in grote delen van Irak, Syrië en daarbuiten, al dan niet met ondersteuning van lokale netwerken. Voor ISIS vormen de VS en andere landen die deelnemen aan de internationale coalitie een doelwit voor aanslagen, zowel vanuit het oogpunt van intimidatie als propaganda. Ook is ISIS er nog steeds op uit Westerse staatsburgers te ontvoeren en deze in te zetten voor politiek-strategische doelen. In het verlengde hiervan leidt de Nederlandse militaire bijdrage aan de internationale coalitie tot een mogelijke intentie van ISIS om aanslagen te plegen op Nederlandse militairen. Dit betreft zowel het F-16 detachement als de trainingsmissie in Irak.

Hoewel het niet aannemelijk is dat reguliere eenheden van ISIS doordringen tot de Iraakse hoofdstad Bagdad, blijft ISIS in staat regelmatig aanslagen te plegen op voornamelijk sjiitische inwoners en het Iraakse veiligheidsapparaat. Aanwezige westerse civiele en militaire instellingen en functionarissen vormen tevens een aantrekkelijk doelwit voor ISIS, ook al zijn beveiligingsmaatregelen van deze instellingen en functionarissen aanzienlijk scherper.

De westerse aanwezigheid en instellingen van de Koerdische deelstaat in Erbil vormen potentiële doelwitten van ISIS. ISIS slaagt er – in vergelijking met Bagdad – echter veel minder frequent in om hier aanslagen te plegen. De aanhoudende berichten over inzet van chemische middelen door ISIS in Noord-Irak, maar ook elders op het strijdtoneel, zijn zeer zorgwekkend. Onderzoek heeft uitgewezen dat ISIS in Noord-Irak daadwerkelijk zwavelmosterdgas heeft ingezet aan het front. De dreiging voor de Nederlandse militairen, die zich in het achterland bevinden, is vooralsnog laag. Indien nodig worden beschermingsmaatregelen getroffen.

Humanitaire hulp

Syrië regio

Het aantal vluchtelingen dat is ontstaan door de crisis in Syrië heeft een recordhoogte bereikt van 4 miljoen mensen. De recente Russische bombardementen spelen hierbij een belangrijke rol. Gezien het chronische karakter van de crisis, de toenemende druk op de Syrische buurlanden en de gevolgen voor Europa, zal de inzet de komende tijd worden versterkt. Enerzijds wil Nederland zich richten op meer en betere opvang van ontheemden en vluchtelingen in de regio met een focus op zelfredzaamheid, anderzijds wil Nederland investeren in de opvangcapaciteit en het versterken van de economie in buurlanden. Nederland doet dit via bijdragen voor opvang en humanitaire hulp in de Syrië regio. Ook steunt het kabinet de voorstellen van de Europese Commissie voor de aanpak van de migratieproblematiek (Kamerstuk 34 215, «EU-voorstel: Europese Migratieagenda» d.d. 5 oktober 2015).

Irak

De positie van minderheden in de provincie Ninewa in Noord-Irak, en de Ninivévlakte specifiek, is zorgwekkend en heeft dan ook de aandacht van het kabinet. De provincie telt inmiddels 1,5 miljoen ontheemden: met name soennitische arabieren en daarnaast sjiitische Turkmenen, Koerden, Assyrische christenen, christelijke Yezidi’s en sjiitische Shabaks. Deze zijn allemaal doelwit en slachtoffer van ISIS. Martelingen, ontvoeringen en gedwongen bekeringen komen veel voor. Voedselhulp, medische hulp en onderdak zijn de hoogste noden. Deze mensen moeten worden beschermd en voorzien van de nodige hulp. Het kabinet wordt hierin gesteund door de motie Van der Staaij c.s. (Kamerstuk 27 925, nr. 554). Nederland draagt bij via Nederlandse NGO’s. Nederlandse hulporganisaties die samenwerken in de Dutch Relief Alliance zullen op basis van de humanitaire principes waarbij hulp wordt gegeven zonder onderscheid te maken in religie, ras of anderszins, hulp verlenen aan de bewoners van de provincie Ninewa. Zij richten zich hierbij op voedselhulp, onderdak, bescherming, water en sanitatie.

Nederland stelt tegelijkertijd de positie van minderheden en de humanitaire situatie in de regio voortdurend aan de orde in internationale fora. De Nederlandse Speciaal Gezant voor Syrië deed dit op 8 september jl. tijdens een conferentie in Parijs over slachtoffers van etnisch en religieus geweld in het Midden-Oosten. De Minister van Buitenlandse Zaken pleitte in Athene (18 oktober jl.), tijdens de internationale conferentie over etnische en religieuze minderheden in het Midden-Oosten, voor bescherming van religieuze minderheden. Tijdens een bezoek van Lise Grande, de Humanitaire Coördinator van de VN in Irak, op vrijdag 28 oktober jl. aan Genève vroeg Nederland in het bijzonder aandacht voor de positie van minderheden op de Ninivévlakte.

Nationale veiligheid

Het dreigingsniveau in Nederland is op dit moment nog steeds substantieel; het op een na hoogste dreigingsniveau. Dit houdt in dat de kans op een aanslag in Nederland reëel is. Het conflict in Irak en Syrië is een belangrijke bron van de dreiging voor Nederland. Het uitreizen naar Syrië, dat een katalyserend effect heeft op deze dreiging, gaat net als de afgelopen maanden gestaag door. Nederlandse uitreizigers voegen zich bij zowel ISIS als het aan al Qa’ida gelieerde Jabhat al-Nusra. Tot op heden zijn circa 220 Nederlanders uitgereisd, van wie waarschijnlijk 40 zijn overleden en circa 40 teruggekeerd. Foto’s van (vermeende) slachtoffers van de bombardementen worden gebruikt om sympathisanten en nieuwe rekruten te werven. Een meer directe reactie op de luchtaanvallen komt vanuit zowel ISIS als Jabhat al-Nusra gelederen, die hebben gedreigd met vergeldende aanslagen in het Westen.

Sinds het najaar van 2014 zijn in het Westen verschillende aanslagen uitgevoerd uit naam van ISIS. De terroristische organisatie tracht deze aanslagen propagandistisch uit te buiten, door te stellen dat de aanslagplegers in het Westen in actie zijn gekomen omdat zij daartoe heeft opgeroepen. Ook zijn Westerse leden van ISIS actief betrokken bij aanslagplannen tegen het Westen. Vanuit Syrië rekruteren zij sympathisanten via het internet, sturen zij aanslagplanners in het Westen aan en voorzien hen van informatie of potentiële doelwitten. Tegelijkertijd is er tot op heden geen enkel onomstotelijk bewijs dat de centrale leiding van ISIS de reeds gepleegde aanslagen daadwerkelijk heeft geïnitieerd en aangestuurd. De veiligheidsautoriteiten in Nederland en elders zijn extra alert ten aanzien van potentiële terroristische dreigingen.

Financiën

De kosten van de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS in 2015 werden tot het einde van het initiële mandaat (2 oktober 2015) geraamd op 100 miljoen euro. Hiervan was 60 miljoen euro bestemd voor de luchtcampagne en 40 miljoen euro voor de trainingsmissie.

Inmiddels is het mandaat verlengd tot oktober 2016. Het budget voor 2015 is hierdoor opgehoogd naar 122 miljoen euro, waarvan 77,5 miljoen euro is bestemd voor de luchtcampagne en 44,5 miljoen euro voor de trainingsmissie. De totale raming voor de strijd tegen ISIS in 2015 wordt bij de Tweede Suppletoire Begroting 2015 verwerkt.

Op de andere sporen van de geïntegreerde benadering geeft Nederland eveneens steun aan Irak en Syrië. De Nederlandse inzet is onder andere gericht op ondersteuning van het politieke proces in Syrië, non-lethale steun aan gematigde gewapende Syrische groeperingen en steun aan burgerbevolking in door die gematigde oppositie beheerste gebieden, steun aan de Iraakse strijdkrachten en Peshmerga, ontmijning en verzoening in Irak, en noodhulp aan vluchtelingen en gastgemeenschappen in Irak, Syrië en de regio. De totale bilaterale financiële bijdrage sinds het uitbreken van de crisis behelst zo’n 360 miljoen euro.

Dit is inclusief de recent bekendgemaakte bijdragen van 48,5 miljoen euro en 110 miljoen euro voor humanitaire hulp in de regio Syrië (brief inzake humanitaire hulp Syrië regio en Irak van 28 augustus jl., Kamerstuk 33 625/32 623, nr. 178).

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven