33 625 Hulp, handel en investeringen

32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

Nr. 178 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 augustus 2015

Met deze brief stel ik uw Kamer op de hoogte van mijn besluit om 48,5 miljoen euro uit het Relief Fund beschikbaar te stellen voor de humanitaire crises in de Syrië regio en Irak. De bijdrage bestaat uit verschillende onderdelen die ik in deze brief nader uiteen zet. Van het totale bedrag is 29,5 miljoen euro voor reguliere humanitaire hulp en wordt uitbetaald in 2015. De overige 19 miljoen euro is voor een pakket aan activiteiten die zijn afgestemd op het langdurige karakter van de crisis en die door een vernieuwende aanpak een katalyserend effect beogen voor de hulpverlening in brede zin, waarbij uitbetaling voor een deel na 2015 zal plaats vinden. Naast deze financiële bijdragen ziet het kabinet met betrekking tot de gevolgen van de crisis de noodzaak om op internationaal niveau aan te dringen op een verandering in de werkwijze van financiële instellingen als de Wereldbank om ervoor te zorgen dat de capaciteit en kwaliteit van de opvang van vluchtelingen in de regio kan worden verbeterd en ook in de komende jaren kan worden volgehouden.

Actuele ontwikkelingen

Na ruim vier jaar oorlog in Syrië is het land veranderd in een chaotisch slagveld waar een regering haar eigen burgers bombardeert en extremistische groeperingen met geweld en terreur tekeergaan tegen de regering, tegen de bevolking en tegen elkaar. Meer dan 4 miljoen Syriërs zijn het land inmiddels ontvlucht en binnen de landsgrenzen zijn 7,6 miljoen mensen ontheemd. Volgens de VN zijn 12,2 miljoen Syriërs hulpbehoevend, waarvan 5,6 miljoen kinderen. Ook in Irak zijn de problemen onverminderd groot. Naast de vluchtelingen uit Syrië zijn 3,2 miljoen Irakezen op de vlucht voor het geweld van ISIS. In Irak zijn 8,6 miljoen mensen hulpafhankelijk. Dit zijn de kille cijfers van de grootste humanitaire crisis van deze tijd. Die cijfers zijn op zich al schrikbarend, maar krijgen pas echt betekenis wanneer je luistert naar wat de vluchtelingen en ontheemden hebben meegemaakt en voor welke problemen ze nog elke dag worden gesteld.

Tijdens mijn bezoeken aan Libanon, Jordanië en Irak, maar ook in Nederland heb ik met mensen die getroffen zijn door de crises kunnen spreken en hun leed gevoeld. Ik heb ook kunnen zien en horen hoe vluchtelingen blijven hopen op een betere toekomst voor hun kinderen in hun eigen land. Dat is ook de reden dat de meeste vluchtelingen er nog steeds voor kiezen om een kans op terugkeer af te wachten in een van de buurlanden. Uit onderzoek van UNHCR blijkt dat van alle Syrische vluchtelingen tot dusverre tussen de 6 en 9% heeft besloten de regio te verlaten en te migreren naar Europa. Hoewel de hoop op terugkeer waarschijnlijk nog lang zal blijven, beseffen deze mensen dat de kans op terugkeer op afzienbare termijn klein is. Al ruim vier jaar hebben discussies in internationale politieke fora zoals de VN Veiligheidsraad niet tot zicht op een oplossing geleid. Een alleenstaande moeder met vijf kinderen die al drie jaar bivakkeert in een informeel tentenkamp in de Beka'a vallei in Libanon vertelde dat ze gelooft dat de wereld hen heeft opgegeven. Ik begrijp dat gevoel. Er zit voor vele gezinnen niets anders op dan, ondanks alle beperkingen waarmee ze worden geconfronteerd, te proberen een nieuwe toekomst op te bouwen in een nieuwe omgeving. Maar waar kan dat nog? Met 1,2 miljoen Syrische vluchtelingen in Libanon; 1,8 miljoen in Turkije; 630.000 in Jordanië en 250.000 in Irak is het voor een Syrisch gezin overal buitengewoon moeilijk om te voorzien in de voorwaarden voor zo'n nieuwe toekomst: veiligheid, een eigen inkomen uit betaald werk, fatsoenlijk onderwijs en basisgezondheidszorg. Daar komt nog bij dat de buurlanden hun gastvrijheid van de afgelopen jaren inmiddels moeten bekopen met economische krimp, enorme kosten voor opvang en voor voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg, drinkwater en afvalverwerking, die bezwijken onder de druk van de massale toestroom. Het is dan ook geen verrassing dat de bereidheid van de landen in de regio om nog meer vluchtelingen op te nemen afneemt.

De gevolgen van de ontwikkelingen in het Midden Oosten zijn voor ons niet meer beperkt tot de beelden op televisie en de acties van hulporganisaties. Mensen komen inmiddels in grote aantallen aan op de stranden van Griekenland en Italië, vanwaar ze veelal door proberen te reizen naar het noorden van Europa. Ze staan in de rij om zich te registreren in Ter Apel en staan bovenaan de politieke agenda's in bijna alle Europese landen.

Meer dan humanitair alleen

Dit mag dan de grootste humanitaire crisis van deze tijd zijn, de gevolgen ervan kunnen niet meer worden bestreden met humanitaire middelen alleen. Voor de opvang van slachtoffers in de regio heeft de VN in dit jaar 8 miljard USD nodig. Op dit moment is daarvan minder dan 40% beschikbaar. Dat heeft er onder meer toe geleid dat de bedragen die vluchtelingen in Libanon voor voedsel krijgen met ingang van deze maand zijn gereduceerd van USD 19 naar USD 13,50 per maand. Ook wordt het aantal ontvangers steeds verder beperkt, bijvoorbeeld door alleen nog hulp te geven aan gezinnen en het maximale aantal gezinsleden vast te stellen op vijf, terwijl in werkelijkheid de gemiddelde gezinsgrootte 5,4 personen bedraagt.

Aangezien er op korte termijn geen oplossing is voorzien voor het conflict, is er meer geld nodig om de capaciteit en kwaliteit van opvang in de regio structureel te verbeteren. En dat betekent dat de landen waar de vluchtelingen zich bevinden ook moeten worden geholpen om de negatieve gevolgen van de instroom te kunnen opvangen. Dit voorkomt grotere instabiliteit in de regio. De hulp dient daarbij niet alleen gericht te zijn op de vluchtelingen maar ook de gastgemeenschappen. Daarom is de hulp nodig om scholen en ziekenhuizen te bouwen, drinkwatervoorzieningen te verbeteren en leraren en medisch personeel op te leiden en in te zetten. Samen met de VN zijn hiervoor plannen uitgewerkt. De kosten voor deze investeringen zijn hoog, maar noodzakelijk om de grootschalige opvang van vluchtelingen ook op termijn te kunnen volhouden en om het gevoel van uitzichtloosheid bij vluchtelingen en gastgemeenschappen te bestrijden. Wanneer de internationale gemeenschap bereid is serieus te kijken naar de gevolgen voor gastlanden zullen deze beter in staat zijn om samen met hulporganisaties de capaciteit en kwaliteit van opvang te verbeteren en de huidige belemmeringen voor zelfredzaamheid voor vluchtelingen weg te nemen. Een van de belangrijkste belemmeringen is het verbod op betaald werk. Bij mijn bezoeken aan de regio kwam het keer op keer aan de orde. Vluchtelingen willen liever helemaal geen hulp, maar voor zichzelf kunnen zorgen. Vele doorgaans goed opgeleide mensen zijn nu gedwongen inactief, terwijl ze een belangrijke bijdrage zouden kunnen leveren aan de economie van hun gastland. Ervaringen in landen als Uganda en Zambia tonen aan dat dit werkt. Wanneer vluchtelingen in staat worden gesteld om voor zichzelf te zorgen neemt de behoefte aan hulp af. Dit creëert een win-win situatie. Daarnaast kunnen uitwassen zoals kinderarbeid, uitbuiting, gedwongen prostitutie en criminaliteit beter worden bestreden.

Het ondersteunen van gastlanden is geen zaak van donorlanden alleen. Internationale financiële instellingen als de Wereldbank en het IMF spelen hierbij een cruciale rol. Door landen als Libanon en Jordanië voor de kosten van investeringen in publieke diensten en infrastructurele programma’s concessionele leningen te verstrekken zou een groot deel van de benodigde investeringen kunnen worden gefinancierd. Omdat het hier gaat om middeninkomenslanden bestaat deze mogelijkheid op dit moment niet. Het kabinet neemt het initiatief om in internationaal verband hierover tot concrete afspraken te komen.

Een passend hulppakket

Op korte termijn wordt een bedrag van 48,5 miljoen euro vrijgemaakt uit het Relief Fund waarmee Nederland de hierboven omschreven bredere aanpak ook financieel steunt. Dit bedrag bevat vier onderdelen die zouden kunnen worden omschreven als reguliere humanitaire hulp. Deze hulp zal op korte termijn worden uitbetaald:

  • Een bijdrage van 15 miljoen euro aan het Regional Refugee and Resilience Plan (3RP) van de VN, gericht op de opvang van Syrische vluchtelingen in de regio. Van dit bedrag gaat 5 miljoen naar WFP en 10 miljoen naar UNHCR.

  • Een bijdrage van 5 miljoen aan het Iraq Humanitarian Pooled Fund van de VN voor de hulpverlening aan ontheemden.

  • Verlenging van het in 2014 gestarte gezamenlijke programma van Nederlandse hulporganisaties in Noord-Irak met een jaar voor een bedrag van 8 miljoen euro. De hulporganisaties werken samen onder de in april 2015 opgerichte Dutch Relief Alliance (DRA).

  • Een bijdrage van 1 miljoen voor de hulpverlening aan vluchtelingen in Jordanië via het Nederlandse Rode Kruis.

Verder omvat het pakket een aantal activiteiten die zijn afgestemd op het langdurige karakter van de crisis en door een vernieuwende aanpak een katalyserend effect beogen voor de hulpverlening in brede zin, waarbij uitbetaling later dan 2015 kan zijn:

  • Steun aan het informele onderwijs in Jordanië via UNICEF voor een bedrag van 3 miljoen euro in 2015.

  • Steun aan onderwijs en gastgemeenschappen in Libanon via UNICEF en UNDP voor een bedrag van 5 miljoen euro voor 2015 en 2016. De steun via UNDP richt zich op het creëren van meer stabiliteit en ontwikkeling onder meer door het creëren van werkgelegenheid en verbetering van toegang tot basisvoorzieningen voor zowel gastgemeenschappen als vluchtelingen.

  • Steun aan een samenwerkingsverband van UNICEF, War Child, Right to Play en de KNVB die in Libanon de komende twee jaar via sport en spel voor kinderen gaan werken aan verbetering van de relaties tussen vluchtelingen en gastgemeenschappen en een adequate aanpak van psychosociale problemen van vooral Syrische kinderen. Voor dit programma is voor 2015 en 2016 2 miljoen euro beschikbaar.

  • Voortzetting en uitbreiding van het programma van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat door het inzetten van experts van de gemeente Amsterdam in Jordanië mooie resultaten heeft bereikt bij het opzetten van gemeentelijke diensten ten bate van vluchtelingen en gastgemeenschappen. Het programma in Jordanië met de gemeente Amsterdam wordt voortgezet en een nieuw programma wordt gestart in Libanon in samenwerking met de gemeente Almere. Voor deze innovatieve programma's is voor de komende drie jaar 9 miljoen euro beschikbaar.

Ten slotte wil ik aandacht besteden aan de opvang van vluchtelingen en migranten in Griekenland. Zoals we vrijwel dagelijks kunnen zien is door de sterk gestegen instroom de situatie op Lesbos, Kos en andere Griekse eilanden de afgelopen tijd ernstig verslechterd en zijn de omstandigheden waarin de grotendeels uit Syrië afkomstige vluchtelingen terecht komen op sommige eilanden verschrikkelijk. Deze situatie is onacceptabel en ondanks mijn overtuiging dat geld uit het Relief Fund in principe niet zou moeten worden besteed aan situaties binnen de Europese Unie, heb ik toch besloten om een bedrag van 500.000 euro beschikbaar te stellen aan UNHCR om samen met de Griekse autoriteiten met spoed de opvang van vluchtelingen op een menswaardiger niveau te brengen.

Met de omvang van het hier omschreven pakket van bijdragen van 48,5 miljoen euro komt de Nederlandse humanitaire hulp voor de slachtoffers van de Syrië crisis in 2015 op 70,5 miljoen euro. Het totale bedrag sinds 2012 komt daarmee op 185,15 miljoen euro. Voor de crisis in Irak worden thans extra bijdragen van 13 miljoen euro beschikbaar gesteld. De Nederlandse bijdrage in 2015 komt daarmee op 21 miljoen euro. Sinds 2014 is de totale bijdrage voor de crisis in Irak 41,3 miljoen euro.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven