Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2019
De NRC berichtte op 2 juni 2019 dat er in de afgelopen 4,5 jaar 1.600 asielkinderen
zijn verdwenen uit opvanglocaties in Nederland. Middels deze brief reageer ik graag
op dit bericht (Handelingen II 2018/19, nr. 88, item 18).
De NRC baseert zich op cijfers verkregen van het COA en Stichting Nidos. Volgens het
nieuwe opvangmodel voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s), dat in 2016
in werking is getreden, zijn COA en Nidos ieder verantwoordelijk voor een deel van
de opvang van amv’s. COA is verantwoordelijk voor de opvang van jongeren die in afwachting
zijn van een beslissing op hun verblijfsaanvraag en jongeren van wie de verblijfsaanvraag
is afgewezen. Nidos is verantwoordelijk voor de opvang in opvanggezinnen van jongeren
onder de 15 jaar en voor de opvang van amv’s met een verblijfsvergunning.
Het vertrek met onbekende bestemming van amv’s uit de opvang is een reeds bekend,
maar daardoor niet minder zorgelijk fenomeen. Voormalig Staatssecretaris Harbers heeft
recent nog met uw Kamer over dit onderwerp gesproken tijdens het mondelinge vragenuur
op dinsdag 2 april 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 69, item 3). Hij heeft toen aangegeven dat vertrek van amv’s met onbekende bestemming uit de
opvang nooit helemaal kan worden tegengaan. Reguliere opvang van amv’s vindt plaats
in een open setting. In de beschermde opvang – waar (potentiële) slachtoffers van
mensenhandel worden opgevangen – worden extra beschermingsmaatregelen getroffen, maar
ook deze vorm van opvang heeft een open setting. Over de maatregelen die in de reguliere
en beschermde opvang worden genomen om vertrek met onbekende bestemming van amv’s
tegen te gaan, heeft voormalig Staatssecretaris Harbers u eerder geïnformeerd (bijvoorbeeld
in de beantwoording van Kamervragen van de leden Bouali en Groothuizen van 12 november
2018 (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 611)). De bestaande maatregelen kunnen echter niet wegnemen dat als amv’s dit echt willen,
zij de opvang kunnen verlaten.
Ik herken het door de NRC genoemde aantal als het aantal amv’s dat volgens cijfers
van het COA en van Nidos met onbekende bestemming is vertrokken uit amv-opvanglocaties
tussen 2015 en april 2019. De cijfers van het COA en Nidos
heb ik echter nog niet kunnen verifiëren en bevatten wellicht nog onderlinge dubbeltellingen
of andere onzuiverheden.
Voormalig Staatssecretaris Harbers heeft uw Kamer bij brief van 24 april 2019 (Kamerstukken
27 062 en 28 638, nr. 108) geïnformeerd dat de komende maanden een analyse wordt uitgevoerd van de gegevens
die bij de samenwerkingspartners binnen de migratieketen beschikbaar zijn over het
vertrek met onbekende bestemming van amv’s uit de opvang. Deze analyse zal een beter
beeld bieden van de problematiek en de daarbij horende aantallen. De resultaten van
deze analyse zullen dit najaar gereed zijn en met uw Kamer worden gedeeld. Op basis
van de resultaten zal verder bezien worden of en welke nadere maatregelen genomen
kunnen worden om het vertrek met onbekende bestemming van amv’s terug te dringen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol