26 991 Voedselveiligheid

Nr. 537 HERDRUK1 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 december 2018

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers voor Medische Zorg en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 25 juni 2018 inzake de reactie Advies Commissie Sorgdrager «Onderzoek naar fipronil» (Kamerstuk 26 991, nr. 529).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 21 december 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, De Leau

1

Welke documenten of rapporten van voor 22 juli 2017 waren op de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het voormalig Ministerie van Economische Zaken (EZ), of bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aanwezig waarin wordt ingegaan op de stof fipronil en/of bloedluisbestrijding bij kippen?

Antwoord vraag 1

Voor 2017 waren artikelen en publicaties over fipronil bekend bij de NVWA en LNV (destijds EZ). Zo heeft Bureau Risicobeoordeling en onderzoek (BuRO) van de NVWA in 2009 en 2012 adviezen uitgebracht over fipronil en gewasbeschermingsmiddelen op gewassen (over de gezondheidsrisico’s voor mens en milieu van respectievelijk fipronil en dodemorph op snijbloemen en fipronil in Nocturn, een gewasbeschermingsmiddel).

Wageningen University & Research (WUR) onderzoekt de oorzaken, gevolgen en mogelijkheden voor het bestrijden van bloedluis/vogelmijt bij kippen. Informatie en onderzoeksresultaten zijn te vinden op de website van de WUR en deze worden ook geraadpleegd door LNV en NVWA (https://www.wur.nl/web/show/search?id=88776&langid=43&from=&to=&webid=26098&searchid=400230&tab=publications&mediacontenttype=project&keyword=bloedluis).

Over het gebruik van fipronil bij de bloedluisbestrijding bij kippen waren tot 22 juli 2017 geen documenten of rapporten aanwezig bij de NVWA of bij de Ministeries van LNV en VWS.

2

Heeft iemand bij de NVWA in 2016 kennisgenomen van het artikel «Determination of residual fipronil in chicken egg and muscle by LC-MS/MS» in the Journal of Chromatography B (uitgave van Elsevier) van een aantal Chinese wetenschappers waarin wordt geconstateerd dat er een groeiend crimineel gebruik van fipronil was bij pluimvee? Zo nee, hoe verklaart u dat?

3

Welke artikelen van voor 2017 zijn er naast het artikel «Determination of residual fipronil in chicken egg and muscle by LC-MS/MS» nog meer over fipronil en/of pluimvee?

Antwoord vragen 2 en 3

Over fipronil en/of pluimvee zijn respectievelijk 1.600 en tienduizenden wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. De NVWA heeft in 2016 geen kennisgenomen van het genoemde artikel.

4

Kunt u verklaren waarom gerenommeerde onderzoekerscentra als De Schothorst en Wageningen UR op dezelfde wijze gedupeerd zijn als pluimveehouders?

Antwoord vraag 4

Net als een aantal pluimveehouders hebben De Schothorst en Wageningen UR gebruik gemaakt van de diensten van Chickfriend en hebben zij zich niet vergewist van de aard en toelating van de middelen die door Chickfriend werden gebruikt bij de bestrijding van bloedluis.

5

Kunt u de onderbouwing geven van de Maximum Residu Levels (MRL) voor mest, die er eerst niet was en waarbij later gekozen is voor eenzelfde waarde als bij eieren?

6

Waarom is bij mest dezelfde waarde voor fipronil gekozen als voor eieren?

Antwoord vragen 5 en 6

In tegenstelling tot fipronil in eieren en in vlees was voor fipronil in pluimveemest geen specifiek maximumniveau vastgesteld in communautaire of nationale wetgeving. Het toenmalig Ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft begin september 2017 het RIVM gevraagd onderzoek te doen naar de milieurisico’s van fipronil in mest. In het rapport (https://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2017/oktober/Milieurisico_s_van_fipronil_in_mest_Risicobeoordeling_voor_het_toepassen_van_mest_op_bodem) concludeert het RIVM dat fipronil schadelijk is voor waterdieren en insecten. Om tegen te gaan dat fipronil via verontreinigde kippenmest in het milieu terechtkomt, is het maximumniveau voor fipronil in pluimveemest vastgesteld op hetzelfde niveau als voor fipronil in vlees en eieren: 5 microgram fipronil per kilogram mest.

Dit niveau ligt op de detectiegrens, de laagste waarde van een stof die in producten kan worden gemeten. Deze norm wordt tevens in België gehanteerd.

7

Kunt u aangegeven welke taken de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE) heeft en welke taken daarvan specifiek namens de overheid worden uitgevoerd?

Antwoord vraag 7

De NCAE voert uitsluitend taken uit hoofde van publieke wetgeving uit. De NCAE voert geen private taken uit. De taken zijn:

  • het toezicht op het Hygiënepakket (de verordeningen (EG) nr. 178/2002, 882/2004, 852/2004, 853/2004 en 854/2004) in de eiersector (legpluimveehouderijen, pakstations, verzamelaars, eiproductenfabrieken en -handelaren) (opdrachtgever: VWS, via NVWA).

  • het toezicht op de overige Warenwetregelgeving voor zover het betrekking heeft op de eiersector, in het bijzonder de regels inzake de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (Warenwet informatie van levensmiddelen) (VWS, via NVWA)

  • toezicht op dierlijke bijproducten in de eierketen (verordeningen (EG) nr. 169/2009 en (EG) nr.142/2011), met uitzondering van de detailhandel (LNV, via NVWA).

  • het opstellen van voorcertificaten voor exporterende bedrijven en de betreffende partij(en) die eieren en eierproducten exporteren. De NVWA geeft de veterinaire certificaten af die gebaseerd zijn op deze voorcertificaten (NVWA).

  • toezicht op de kanalisatie van eieren indien er een Salmonella infectie (Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium) wordt vastgesteld in de primaire sector (Verordening (EG) nr. 2160/2003, bijlage 2, sub D lid 2, tweede alinea onder c) en het toezicht op het correct uitvoeren van het hygiëneprotocol voor bedrijven die eieren ontvangen uit een beschermings- en toezichtgebied bij vogelgriep uitbraken op basis van regelingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) (LNV, via NVWA).

  • cross-compliance controles bij legpluimveebedrijven (controles op hygiëne-eisen), ten behoeve van onderzoek op de naleving van wettelijke eisen die gesteld zijn voor steunmaatregelen (verordening (EG) nr. 1782/2003) (LNV, NVWA coördineert).

  • toezicht op de handelsnormen voor eieren (verordening (EG) nr. 589/2008) en de handelsnormen voor pluimveevlees (verordening (EG) nr. 543/2008) (LNV). Dit toezicht vormt circa 70% van de NCAE-controles.

8

Verwacht u dat de NCAE de keuring- en toezichtstaken kan uitvoeren als het ondergebracht wordt bij de NVWA, gezien de langzame voortgang van de verbeteringstrajecten bij de NVWA?

Antwoord vraag 8

De NVWA kan in principe deze taken uitvoeren. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de opvolging van de aanbeveling over de NCAE.

9

Welke argumenten heeft de Commissie Sorgdrager om de NCAE onder te brengen bij de NVWA?

Antwoord vraag 9

De Commissie Sorgdrager concludeert dat de verdeling van het publieke toezicht over de NCAE en de NVWA het waarborgen van de voedselveiligheid door de overheid onnodig complex, minder doeltreffend en minder efficiënt maakt. Daarbij constateert de Commissie dat door de verdeling van de taken over de twee organisaties extra aansturings-, verantwoordings-, en afstemmingsmomenten nodig zijn, dat de kennis over de sector verdeeld is en dat er gebrek aan uniformiteit in het optreden van de publieke toezichthouders is. Deze opsplitsing heeft gevolgen voor een slagvaardige handhaving, vooral op momenten dat de voedselveiligheid in gevaar komt.

10

Kunt u een inschatting geven van de kosten die gemoeid zijn met het onderbrengen van de NCAE bij de NVWA voor overheid en bedrijfsleven?

Antwoord vraag 10

Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de opvolging van de aanbeveling over de NCAE. De te maken kosten zijn afhankelijk van de te maken keuzes. Dit zal onderdeel worden van de nadere uitwerking van de betreffende aanbeveling.

11

Kunt u toelichten of een overheveling van de NCAE naar de NVWA past bij de vastgestelde beleidsvisie op keuring en toezicht in de plantaardige en dierlijke sectoren? Zo ja, op basis waarvan komt u tot deze conclusie?

Antwoord vraag 11

De toenmalige Staatssecretaris van EZ en de Minister van VWS hebben bij brief van 16 oktober 2015 (Kamerstuk 33 835, nr. 16) aangegeven dat de taken van COKZ publiekrechtelijk zullen worden vormgegeven. Tegelijkertijd heeft uw Kamer via de motie Geurts (Kamerstuk 33 835, nr. 67), verzocht de huidige wijze van toezicht van COKZ in stand te laten. Wij zullen uw Kamer op korte termijn informeren over de opvolging van de aanbeveling van de Commissie Sorgdrager over de NCAE.

12

Welke keuring- en toezichtstaken zullen beter vervuld gaan worden na overheveling van de NCAE-taken van Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ)/NCEA naar de NVWA?

Antwoord vragen 12 en 62

De Commissie Sorgdrager constateert dat veel partijen een rol vervullen bij het waarborgen van de voedselveiligheid. Ze doen dat vanuit verschillende verantwoordelijkheden, voor verschillende opdrachtgevers, met uiteenlopende middelen en uiteenlopende belangen. Van een sluitend systeem van waarborgen is op dit moment naar de mening van de Commissie geen sprake. De Commissie concludeert dat de verdeling van het publieke toezicht op de eierketen over twee organisaties het waarborgen van de voedselveiligheid door de overheid onnodig complex, minder doeltreffend en minder efficiënt maakt.

Wij zullen uw Kamer op korte termijn informeren over de opvolging van de aanbeveling van de Commissie Sorgdrager over de NCAE.

13

In hoeverre is het functioneren van de NVWA ICT-systemen debet aan het verlies van productieve toezicht-uren?

Antwoord vraag 13

Zoals in de tweede voortgangsrapportage NVWA 2020 (Kamerstuk 33 835, nr. 78) is aangegeven, vergt de investering in de het risicogerichter en uniform werken en de vernieuwing van de ICT-systemen ook een tijdelijke andere inzet van medewerkers. De geldende wet- en regelgeving en het interventiebeleid moet worden ingevoerd in het nieuwe systeem Inspect. Daarnaast moeten de inspecteurs en medewerkers juridische zaken werken volgens de nieuwe werkwijze en het nieuwe ICT-systeem. De NVWA heeft met de ministeries afspraken over de benodigde capaciteit voor deze inzet en daarmee de verlaging van de reguliere inzet. Hiermee worden de risico’s voor adequaat toezicht zo laag mogelijk gehouden. In de voortgangsrapportages is hierover gerapporteerd.

14

Kunt u ophelderen hoe het precies zit met de meetonzekerheid en verschillen tussen publiek en private bemonstering?

Antwoord vraag 14

De NVWA hanteert bij het blokkeren en vrijgeven van stallen een meetonzekerheid van 50%. Deze waarde is gebaseerd op het richtsnoer van de Europese Commissie, dat gaat over de wijze waarop bevoegde autoriteiten moeten toezien op de naleving van de maximale residulimieten van stoffen. Een meetonzekerheid van 50% betekent dat het werkelijke gehalte van de stof ligt in de range van 50% onder en 50% boven het gemeten analyseresultaat.

Als de NVWA maatregelen oplegt (sancties, blokkeren van bedrijven), moet zij zeker weten (juridisch onbetwistbaar) dat het betreffende monster niet voldoet aan de wettelijke eisen. Daarom moet de NVWA rekening houden met de meetonzekerheid van 50% om zeker te weten dat de wettelijke residulimiet is overschreden. Dat betekent dat, uitgaande van de MRL van 0,005 mg/kg, maatregelen worden genomen (sancties, blokkeren bedrijven) bij een gemeten waarde van groter of gelijk aan 0,010 mg/kg.

De bedrijven moeten het gemeten gehalte van de stof vergelijken met de wettelijke limiet, zonder rekening te houden met de meetonzekerheid. Dit houdt in dat zij de meetonzekerheid niet hoeven toe te passen in hun nadeel (= het meetresultaat plus 50% als afkeurgrens hanteren) maar zij mogen de meetonzekerheid ook niet toepassen in hun voordeel (het meetresultaat min 50% daarvan als afkeurgrens hanteren). Zodra het gemeten gehalte hoger is dan de maximale residulimiet moet het bedrijf maatregelen nemen. Betreffende partijen levensmiddelen mogen niet in de handel worden gebracht.

15

Gaat de NVWA met betrekking tot de toepassing van marges in verband met meetonzekerheden bij het nemen van maatregelen en bij de handhaving in de toekomst meer kijken naar de daadwerkelijke risico's voor de volksgezondheid in plaats van naar de exacte normstelling?

Antwoord vraag 15

In Europese wetgeving (verordening (EG) 1881/2006) is vastgelegd dat bij overschrijding van de wettelijke (residu)limiet, het levensmiddel niet verhandeld mag worden. Deze normen zijn vastgesteld op basis van risicobeoordelingen van EFSA, waarin de risico’s voor de volksgezondheid van betreffende stoffen zijn ingeschat. De NVWA kan het in de beantwoording van vraag 14 toegelichte interventiebeleid rondom het toepassen van de meetonzekerheid bij het beoordelen van analyseresultaten van monsters van levensmiddelen niet aanpassen.

16

Hoe beoordeelt u het signaal dat laboratoria regelmatig met onderling afwijkende meetuitslagen kwamen dan wel geen eenduidig beeld gaven?

Antwoord vraag 16

Het bedrijfsleven heeft monsters laten meten bij private laboratoria. Hiervoor was het nodig dat deze laboratoria de analyse «fipronil» adequaat en gevalideerd konden uitvoeren. In samenwerking met het Nationaal Referentie Laboratorium heeft de NVWA een toelatingstoets (kwaliteitstoets) op de uitvoering van deze testen door de laboratoria gedaan. De NVWA heeft op haar website de laboratoria gepubliceerd die voldeden aan deze toelatingstoets.

Het signaal van afwijkende meetuitslagen is voor de NVWA aanleiding geweest om de kwaliteit van de genoemde private laboratoria nogmaals te toetsen. Met een ringtest is getoetst of de laboratoria de testen adequaat uitvoeren. In de uitslagen van deze test, waarbij verschillende laboratoria eenzelfde monster of reeks monsters ontvingen en hierover de uitslagen rapporteerden, werden geen afwijkende uitslagen gezien.

Een mogelijke oorzaak van de onderling afwijkende uitslagen kan de wijze van monstername door de ondernemers zijn. De NVWA heeft geen betrokkenheid gehad bij de private monsternames. Het is door de NVWA dus niet te beoordelen of deze monsternames correct zijn uitgevoerd.

17

Kunt u aangeven hoe signalen en meldingen van NVWA-medewerkers, experts en erfbetreders een passende, snelle risicoanalyse krijgen?

Antwoord vraag 17

Iedereen, dus ook erfbetreders en experts, kan signalen/meldingen doorgeven aan het Klantcontactcentrum van de NVWA (https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/contact). De signalen/meldingen die bij de NVWA binnenkomen, worden doorgezet naar een multidisciplinair team dat een analyse doet op de ernst en urgentie van de betreffende signalen. Aan de hand van deze analyse wordt een afweging gemaakt of het signaal al dan niet en met welke prioriteit wordt opgevolgd. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager.

In deze uitwerking zullen wij nader ingaan op de werkwijze bij het binnenkomen en het afhandelen van meldingen en signalen door de NVWA.

18

Kunt u aangeven hoe ervoor gezorgd wordt dat Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering, vanaf 1 juli 2017 het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (BuRO), binnen een redelijke termijn komt met een deskundig advies?

Antwoord vraag 18

Bureau Risicobeoordeling en onderzoek (BuRO) is op het gebied van voedingsmiddelen en andere consumentenproducten gehouden aan de eisen van de Wet Onafhankelijke Risicobeoordeling Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (WOR). Deze Wet regelt de onafhankelijkheid, kwaliteit en transparantie van de risicobeoordelingen. Hierin staat ook een procedure voor kwaliteitscontrole van de adviezen door externe reviewers. Voor veel adviezen moet BuRO, op grond van de verplichtingen vanuit de Algemene Levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG) nr. 178/2002) nagaan of in andere Europese landen geen conflicterende opinies bestaan. Deze procedure kost tijd, maar is een verplicht onderdeel in het kader van Europese samenwerking. Tenslotte zijn er voor de adviezen op basis van de WOR wettelijke termijnen ingebouwd voor voorinzage en verdere toetsing: maximaal vier weken na het uitkomen van een conceptadvies wordt het definitieve advies door de Inspecteur-Generaal van de NVWA openbaar gemaakt.

Bij urgente situaties kan van deze procedures worden afgeweken en een snelle risicobeoordeling worden afgegeven zodat in die gevallen ook snel gehandeld kan worden.

Daarnaast geeft BuRO ook wetenschappelijke adviezen over andere domeinen, zoals dierenwelzijn, plantgezondheid, invasieve exoten, etc. Hoewel zij op deze domeinen niet gehouden is aan de WOR, volgt BuRO ook hier zorgvuldige procedures en handelt zij daarbij in lijn met de eisen vanuit de WOR.

De meeste wetenschappelijke adviezen hebben een doorlooptijd van enkele weken tot maanden. Adviezen waarvoor eerst nog verkennend experimenteel onderzoek verricht moet worden, hebben meestal een doorlooptijd van een jaar of langer. Naast de officiële adviezen ondersteunt BuRO ook de directies handhaven en keuren met collegiale ondersteuning, vaak ad hoc en in incidentsituaties.

De snelste van dit soort ad hoc adviezen worden binnen enkele uren gegeven, mits de benodigde informatie beschikbaar is.

19

Hoeveel met fipronil besmette bedrijven hebben gekozen voor ruimen?

Antwoord vraag 19

Tot op heden (peildatum 29 oktober 2018) hebben 105 met fipronil besmette bedrijven er voor gekozen om dieren op hun bedrijf te laten doden.

20

Hoeveel kippen zijn er in totaal geruimd vanwege fipronil?

Antwoord vraag 20

Tot op heden (peildatum 29 oktober 2018) zijn in totaal 3.649.739 kippen gedood op bedrijven vanwege fipronil.

21

Hoeveel eieren bevatten uiteindelijk fipronil?

Antwoord vraag 21

De NVWA kan alleen iets zeggen over de resultaten van de eigen monsternames in 2017 en 2018. Van de 1.366 ei-monsters die in 2017 zijn genomen bij geblokkeerde bedrijven is er 923 keer, dus in 67,5% van de gevallen, fipronil boven de maximale residulimiet (MRL) in eieren aangetroffen. Van de 2.284 ei-monsters die zijn genomen in de supermarkten is er 338 keer, dus in 14,8% van de gevallen, fipronil boven de MRL in eieren aangetroffen.

Van de 70 ei-monsters die in 2018 (tot 29 oktober 2018) zijn genomen bij geblokkeerde bedrijven is er 21 keer, dus in 30% van de gevallen, fipronil boven de maximale residulimiet (MRL) in eieren aangetroffen. Van de 2.357 ei-monsters die zijn genomen in de supermarkten is er 91 keer, dus in 3,9% van de gevallen, fipronil boven de MRL in eieren aangetroffen. De NVWA kan geen uitspraken doen over het aantal eieren dat uiteindelijk fipronil bevatte, omdat niet alle eieren bemonsterd en geanalyseerd zijn.

22

Hoeveel eieren zijn er in totaal vernietigd vanwege fipronil?

Antwoord vraag 22

Er is in totaal 10.793.782 kg ei ter destructie aangeboden en vernietigd bij Rendac (peildatum 21 oktober 2018). Uitgaande van een ei met een gemiddeld gewicht van 61 gram zou dat uitkomen op ongeveer 177 miljoen eieren.

23

Hoeveel mensen zijn er uiteindelijk ziek geworden door de fipronil?

Antwoord vraag 23

Het is bij de NVWA en het RIVM niet bekend of en hoeveel mensen ziek zijn geworden door het consumeren van eieren met fipronil en producten waarin eieren met fipronil zijn verwerkt. De overschrijding van de MRL voor fipronil hoeft niet onmiddellijk tot ziekte te leiden, maar kan bij herhaaldelijke inname op de lange termijn wel tot schadelijke effecten bij de mens leiden. De normstelling voor fipronil is er op gericht dat de volksgezondheid ook met het oog op deze lange termijneffecten beschermd wordt.

24

Hoe beoordeelt u de uitspraak van Vytenis Andriukaitis, eurocommissaris voor gezondheid en voedselveiligheid, dat Nederland als belangrijke exporteur van voedsel zeer kwetsbaar is voor voedselschandalen en dat hier meer aandacht voor moet zijn, en welke conclusies verbindt u hieraan met betrekking tot de handhavingscapaciteit bij de NVWA? (https://www.nieuweoogst.nu/nieuws/2018/09/10/voedselveiligheid-moet-meer-prioriteit-krijgen)

Antwoord vraag 24

Nederland is zich bewust van het belang van haar grote exportpositie en daarbij behorende verantwoordelijkheid voor adequaat toezicht. Met de beschikbare handhavingscapaciteit wordt door de NVWA het toezicht risicogericht ingericht. Daarmee zet de NVWA haar capaciteit op alle terreinen zo efficiënt en effectief mogelijk in. Er is evenredige aandacht voor controles op de voedselproductie voor de Nederlandse markt en voor de exportmarkten.

De in het regeerakkoord afgesproken intensiveringen voor de NVWA zullen onder andere ingezet worden op toezicht op de voedselveiligheid.

25

Kunt u bevestigen dat volgens EU-regelgeving lidstaten verplicht zijn effectief op te treden bij overtredingen, wat is de reikwijdte van deze bepaling, heeft Nederland hier volgens u aan voldaan bij het optreden tegen de fipronil-crisis en kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 25

De lidstaten zijn inderdaad verplicht toe te zien op de naleving van de geldende EU-regelgeving. Bij constatering van tekortkomingen moet worden ingegrepen zodat deze kunnen worden verholpen. De lidstaten zien toe op de naleving van de wetgeving op hun eigen grondgebied.

De Commissie Sorgdrager heeft in haar rapport geconcludeerd dat het interventiebeleid van de NVWA tijdens het incident, gezien alle onzekerheden waarmee men te maken had, passend en functioneel was (p. 120).

26

Kunt u bevestigen dat de NVWA op het hoogtepunt van het fipronilcrisis heeft gesteld dat het aan de pluimveebedrijven zelf is om te besluiten wat bedrijfseconomisch de beste oplossing is: afwachten, ruien of ruimen en hoe beoordeelt u dit? (https://www.boerderij.nl/Pluimveehouderij/Achtergrond/2017/7/Afwachten-ruien-of-ruimen-bij-fipronil-165419E/)

Antwoord vraag 26

Zoals aangegeven in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Ouwehand van 7 augustus 20171 heeft de NVWA inderdaad laten weten dat een pluimveehouder zelfstandig kan beslissen zijn kippen voortijdig te laten doden, zonder dat de overheid daartoe verplicht. In de beantwoording van bovengenoemde vragen is aangegeven dat deze uitspraak van de NVWA overeenkomt met de vigerende wetgeving ten aanzien van het doden van dieren. De dieren moeten wel met een methode die daarvoor gebruikt mag worden en op een juiste manier worden gedood, zoals is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden.

27

Op welke wijze is dierenwelzijn meegewogen in de beslissing of er wordt gekozen voor afwachten, ruien of ruimen, deelt u de mening dat dierenwelzijn hierin centraal had moeten staan en kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 27

De pluimveehouders hebben gezamenlijk met hun adviseurs zoals de Gezondheidsdienst en LTO bekeken hoe het fipronilgehalte in de hennen op een verantwoorde en zo diervriendelijk mogelijke manier teruggebracht kon worden. Zo levert bijvoorbeeld het vangen van dieren om ze tijdelijk in kratten te houden als de stal wordt schoongemaakt stress op. Hetzelfde geldt voor het ruien van dieren, ook al gebeurt dit op een zo welzijnsvriendelijk mogelijke manier. Ook de leeftijd van het koppel in relatie tot de termijn waarop de fipronil waarschijnlijk uit het lichaam is verdwenen speelt hierbij een rol. Een pluimveehouder zal dit meenemen in zijn afweging.

Het was aan de pluimveehouder zelf om te beslissen wat het meest passend was, gezien zijn bedrijfssituatie. Voor een nadere duiding hiervan verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen van de PvdD in het Schriftelijk Overleg inzake fipronil in eieren2.

28

Bij hoeveel bedrijven is er in 2018 nog fipronil aangetroffen en wat was hiervoor de oorzaak?

Antwoord vraag 28

Naar aanleiding van de NVWA-monitoring van ei-monsters uit de supermarkten (https://www.nvwa.nl/onderwerpen/biociden/fipronil-in-eieren/resultaten-wekelijkse-monitoring-eieren-op-fipronil-in-de-retail) is in 2018 bij 43 pluimveebedrijven fipronil in eieren aangetroffen boven de MRL. Alle bedrijven zijn hierop gewaarschuwd door de NVWA. Op één bedrijf na ging het in alle gevallen om bedrijven die geblokkeerd zijn geweest en inmiddels waren vrijgegeven door de NVWA. Dit ene bedrijf bleek een bedrijf/onderzoeksinstelling die niet eerder gemeld had dat er stallen behandeld waren door Chickfriend. Omdat de gevonden waarde in het gebied van de meetonzekerheid viel, is het bedrijf niet geblokkeerd (zie antwoord op vraag 14).

De NVWA heeft onderzoek gedaan naar mogelijke oorzaken voor het aantreffen van fipronil in eieren van vrijgegeven bedrijven. Twee betrokken pluimveehouders hebben onderzocht wat de reden kan zijn geweest van deze overschrijding. Bij beide vrije uitloopbedrijven is fipronil aangetroffen in de grondmonsters. De NVWA heeft op deze twee bedrijven ook zelf ei- en mestmonsters genomen. Alle door de NVWA genomen monsters hadden een uitslag onder MRL. De NVWA heeft een extra monitoring uitgevoerd bij uitloopbedrijven en daarnaast ook binnen de bovengenoemde reguliere monitoring van eieren uit de supermarkten gekeken of er bij uitloopbedrijven relatief meer overschrijdingen voorkomen. Beiden laten zien dat dit niet relatief vaker bij de uitloopbedrijven voorkomt.

Op basis van de uitslagen is niet goed te verklaren wat bij de bovengenoemde tweebedrijven de overschrijding van fipronil in de eieren heeft veroorzaakt.Doordat bemonstering steekproefsgewijs plaatsvindt, fipronil onregelmatig verspreid kan zijn in stallen en hardnekkig/resistent is, is er geen garantie dat fipronil op geen enkele plek meer in de stal wordt aangetroffen nadat deze is vrijgegeven. Dit kan de reden zijn dat er alsnog fipronil wordt aangetroffen in eieren afkomstig uit vrijgegeven stallen. De uitslagen van de analyses laten wel zien dat de frequentie waarin fipronil in eieren wordt aangetroffen in de loop van de tijd steeds verder afneemt.

Op peildatum 29 oktober 2018 zijn nog negen bedrijven geheel geblokkeerd (waarvan acht momenteel geen kippen houden en één bedrijf een onderzoeksinstelling is); 39 bedrijven zijn nog gedeeltelijk geblokkeerd voor mest en/of dieren.

29

Heeft u het voornemen om maatregelen eerder te baseren op monstername- en analyse door private, geaccrediteerde laboratoria?

Antwoord vraag 29

Nee, monstername en laboratoriumanalyses die gebruikt worden in de context van officiële controles moeten voldoen aan de Europese regelgeving (art. 11 van de verordening (EG) 882/2004). Dat wil zeggen dat de monsters door de bevoegde autoriteit of door een gemachtigde (publieke of private) instantie moeten worden genomen en bij officiële laboratoria onderzocht moeten worden. Officiële laboratoria zijn door de bevoegde autoriteit aangewezen en voldoen aan een aantal criteria, zoals accreditatie.

30

Kunt u bevestigen dat de huidige opzet en omvang van de veehouderij in Nederland een van de hoofdveroorzakers is van risico's op situaties als de fipronilcrisis, zoals ook de NVWA op basis van de Integrale Risicoanalyse pluimveevleesketen concludeerde dat de aanleiding, oorzaak of gelegenheid om de grenzen van de wet op te zoeken, of daar overheen te gaan, nadrukkelijk ook gezocht moet worden in de huidige opzet van het productiesysteem van pluimveevlees? Kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 30

Wij zijn niet van mening dat de fipronilcrisis in de legpluimveehouderij primair veroorzaakt is door de omvang van de veehouderij. De conclusies van de Integrale Risicoanalyse pluimveevleesketen zijn niet één-op-één van toepassing te verklaren op de eiersector.

31

Wat heeft de fipronilcrisis de overheid in totaal gekost (inclusief zaken als onderzoek, inzet NVWA, inzet medewerkers bij de Ministeries van LNV en VWS)?

Antwoord vraag 31

De kosten van de fipronilcrisis voor de NVWA bedragen ca. € 6,1 mln. Dit bedrag bestaat uit € 5,1 mln. voor de NVWA-inzet en uit € 1,0 mln. voor onder andere de inhuur van RIKILT en externe leveranciers.

Door de Ministeries van LNV en VWS is circa € 1.080.000 aan kosten gemaakt. Dit is exclusief de kosten van de inzet door medewerkers, want die wordt niet per deeltaak geregistreerd.

32

Wat zijn de verschillen in risico's op ongedierte, uitgesplitst per houderijsysteem, voor kippen?

Antwoord vraag 32

Het risico op ongedierte op pluimveebedrijven hangt samen met het soort ongedierte, het type pluimveebedrijf, de hygiëne op het bedrijf en de wijze van plaagdierbeheersing door de individuele pluimveehouder.

33

Hoeveel kilo bestrijdingsmiddelen wordt er jaarlijks gebruikt tegen parasieten bij pluimvee, welke soorten zijn dit en in welke risicoklassen staan deze?

Antwoord vraag 33

Het jaarlijks gebruik van biociden (een stof die organismen doodt) wordt niet door een ministerie of door het CBS bijgehouden. Biociden worden niet in risicoklassen ingedeeld; wel bestaan er laag-risicobiociden, reguliere biociden en biociden die binnen een bepaalde tijd vervangen moeten worden. De meeste biociden zijn reguliere biociden.

In 2017 waren negen middelen tegen parasieten toegestaan. Met ingang van 1 maart 2018 zijn de toelatingen van drie biociden vervallen maar de voorraden van deze middelen mogen nog tot 1 maart 2019 worden opgebruikt. Van de zes overgebleven middelen heeft slechts één middel een toelating van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) (https://toelatingen.ctgb.nl). Daarnaast zijn er op dit moment nog vijf middelen toegestaan op basis van silicapoeder en diatomeeënaarde die werken op basis van uitdroging van de bloedluizen en geen residuen geven in vlees of eieren. Deze middelen vallen onder de per 15 februari 2018 opgeheven Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen, de zogenoemde RUB-middelen (https://www.ctgb.nl/onderwerpen/rub-middelen-onder-eu-wetgeving). Deze middelen zijn niet bij het CTGB aangemeld voor officiële toelating (https://www.ctgb.nl/actueel/nieuws/2018/06/22/definitieve-lijst-aangemelde-rub-toepassingen-gepubliceerd) en mochten nog tot 1 oktober 2018 worden verkocht en mogen nog tot 1 oktober 2019 worden gebruikt https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-34031.html.

34

Wat is de taakverdeling tussen NCAE en de NVWA als het gaat om de controle op eieren?

Antwoord vraag 34

De controle op eieren in de eierketen is met uitzondering van de controles in de detailhandel, grotendeels belegd bij de NCAE. In de detailhandel ziet de NVWA toe op de veiligheid van de eieren. De NVWA voert daarnaast enkele monitoringsprogramma’s uit om de naleving van de regelgeving te monitoren of te bevorderen: het «Nationaal Controle Programma Salmonella» en het «Nationaal Plan Residuen». Zowel de NVWA als de NCAE houden toezicht op de naleving van traceerverplichtingen van de producten (eieren) door de ondernemers in de hele eierketen. De NCAE voert haar werkzaamheden, met uitzondering van de handelsnormen voor eieren en vlees van pluimvee, uit onder regie van de NVWA (zie antwoord vraag 7). De NVWA heeft hierbij een verantwoordelijkheid als tweedelijns toezichthouder. De NCAE en de NVWA hebben werkafspraken over de uitwisseling van informatie over het toezicht op de naleving van de regelgeving.

De NCAE maakt sinds 2016 gebruik van het NVWA-interventiebeleid. De NCAE kan zelfstandig schriftelijke waarschuwingen geven, maar kan geen bestuursrechtelijke sancties op het gebied van voedselveiligheid opleggen.

Zodra de NCAE een overtreding constateert waarvoor een bestuurlijke boete moet worden opgelegd, stelt de NCAE een rapport van bevindingen op en stuurt dit door naar de NVWA, die vervolgens het besluit neemt over een op te leggen boete. De NVWA heeft ondermandaat verleend aan de NCAE om in kader van de hygiënewetgeving erkenningen te verlenen aan inrichtingen die eieren of eiproducten produceren, bereiden, verpakken of etiketteren.

Indien nodig, trekt de NVWA deze erkenningen in, op basis van informatie van de NCAE. De NCAE heeft geen bevoegdheden in het kader van strafrecht.

Voor overtredingen in het kader van de Wet Dieren (handelsnormen) kunnen maatregelen, waaronder boetes, via het tuchtgerecht van het COKZ worden opgelegd.

35

Wat is de scope van de kwaliteitssystemen in de eiersector, hoe verhouden controles op dierenwelzijn in de legkippensector zich met controles op voedselveiligheid en welke organisatie doet wat?

36

Hoe zijn de private kwaliteitssystemen in de legkippenhouderij afgestemd op de publieke borging qua scope en controles?

Antwoord vragen 35 en 36

De reikwijdte (scope) van een privaat kwaliteitssysteem betreft de inhoudelijke aspecten (bijv. dierenwelzijn en/of voedselveiligheid) en richt zich op een beoogde doelgroep (welke ketenschakels, bedrijven, processen, producten). De eigenaar van het kwaliteitssysteem, een private organisatie, bepaalt zelf de reikwijdte. De kwaliteitssystemen die in de eiersector worden gebruikt inclusief de scope van die systemen, staan op de website van de branchevereniging ANEVEI: http://www.anevei.nl/page/556/kwaliteitssystemen.html.

De NVWA en de NCAE zijn verantwoordelijk voor het publieke toezicht en de daaraan verbonden controles in de pluimvee- en eiersector. Daarnaast is de privaatrechtelijke stichting Skal3 Biocontrole belast met de controle en het toezicht op publiekrechtelijke voorschriften inzake biologische landbouw. In dat kader geeft Skal ook (biologische) certificaten aan bedrijven af.

Kwaliteitssystemen kunnen zich aanmelden voor toetsing aan de criteria van de Taskforce Voedselvertrouwen en, wanneer daaraan wordt voldaan, acceptatie door de NVWA. Een deelnemer aan een door de NVWA «geaccepteerd» kwaliteitssysteem kan in aanmerking komen voor aangepast toezicht. Door de NVWA «geaccepteerde» private kwaliteitssystemen worden gemeld aan de Stichting Ketenborging.nl (een door het bedrijfsleven beheerde stichting) die de kwaliteitssystemen dan vermeldt op www.ketenborging.nl.

37

Hoe borgt u dat problemen ten aanzien van voedselveiligheid die geconstateerd worden bij private controles (bijvoorbeeld salmonella) ook worden gemeld?

Antwoord vraag 37

Op grond van artikel 19 van de Algemene Levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG) nr. 178/2002) geldt nu voor private laboratoria geen meldplicht, maar zijn ondernemers verplicht zich bij de NVWA te melden zodra zij producten hebben die niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoen. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer niet aan de normen voor wat betreft Salmonella wordt voldaan.

Op grond van artikel 5.15 van de Wet dieren, geldt dat een ieder die diervoeders, diergeneesmiddelen of samenstellingen daarvan of dierlijke producten op enigerlei wijze behandelt, verplicht is onregelmatigheden te melden.

Er is een meldplicht voor de ondernemer. De NVWA en de NCAE zien erop toe dat bedrijven de melding doen en dat bedrijven bij overschrijdingen (zoals Salmonella besmettingen) de juiste maatregelen nemen. Dit doen zij tijdens regulier toezicht. Zodra geconstateerd wordt dat de ondernemer de verplichtingen niet naleeft, kan volgens het NVWA-interventiebeleid een maatregel worden opgelegd.

Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de mogelijkheden om de borging van de voedselveiligheid door private laboratoria via een meldplicht te versterken.

38

Onderschrijft u dat de NVWA moet reflecteren op de wijze waarop zij controleert en de daaraan verbonden kosten deze mate waarin een sector zelf verantwoordelijkheid neemt, en is dit dan al dan niet omdat er twee belangrijke factoren zijn die de effectiviteit van private schema’s bepalen, in de eerste plaats de scope ervan (bijvoorbeeld niet alleen voedselveiligheid, maar ook milieu en dierenwelzijn) en in de tweede plaats de mate waarin verschillende schakels in de keten op elkaar zijn aangesloten (bijvoorbeeld die van veevoer naar het primaire bedrijf)?

39

Bent u bereid om – uitgaande van kostenneutraliteit voor de sector als geheel – de wijze van toerekenen van controlekosten aan gecontroleerden te relateren aan de mate waarin ketens zelf verantwoordelijkheid nemen in de hierboven omschreven zin (vraag 38) (zowel aansluiting tussen de schakels als de scope)? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vragen 38 en 39

De NVWA heeft de publieke verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de geldende (Europese en nationale) wetgeving op de terreinen voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid. De sectoren/bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de naleving van deze wetgeving. Hierbij ziet de NVWA erop toe hoe deze regels in alle schakels van de voedselketen worden nageleefd. Zodra overtredingen worden vastgesteld, treedt de NVWA op conform haar interventiebeleid. Goed werkende kwaliteitssystemen en het vroegtijdig opvangen en uitwisselen van signalen is essentieel om grote incidenten (met bijbehorende kosten voor de sector en de NVWA) in een vroegtijdig stadium te kunnen aanpakken en grotere schade te voorkomen. De kosten voor initiële controles komen niet voor rekening van bedrijven. De NVWA berekent wel de kosten voor hercontroles door aan bedrijven. Dit gebeurt op basis van Europese wetgeving.

Sectoren kunnen zelfregulering regelen via private kwaliteitssystemen. Deze kwaliteitssystemen kunnen zich aanmelden voor «acceptatie» door de NVWA en daarna kan publicatie op ketenborging.nl volgen. Zie ook het antwoord op vraag 35 en 36.

De NVWA richt haar toezicht risicogebaseerd in. Dat houdt in dat bedrijven waar geringere risico's worden verwacht, te maken kunnen krijgen met een lagere toezichtlast. Deelname aan een «geaccepteerd» kwaliteitssysteem is één van de factoren, op basis waarvan de NVWA kan bepalen of een bedrijf in een lagere risicocategorie kan vallen en daarmee een lagere controle-intensiteit van de NVWA (minder of andere controles) kan krijgen. Hierbij weegt de NVWA mee: de reikwijdte van het «geaccepteerde» kwaliteitssysteem» (welke wetgeving wordt meegenomen en welke schakels in de keten), het naleefbeeld dat de NVWA heeft van betreffende te controleren bedrijven én de betrouwbaarheid waarmee het private kwaliteitssysteem functioneert in de praktijk.

40

Gaat u met stichting SecureFeed in gesprek over de vraag op welke wijze niet alleen in de zuivelsector, maar ook in de varkenshouderij en de kippenhouderij er een sluitend systeem komt tussen de veevoerleverancier en de primaire producent (lerend uit diverse crisis is immers deze schakel de zwakste)? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 40

Het gesloten systeem van de zuivelsector is een goed voorbeeld, dat navolging verdient. De grotere complexiteit van de andere sectoren, onder andere doordat sommige ketens veel schakels omvatten en minder geïntegreerd zijn, maakt dat dit minder eenvoudig en snel te bewerkstelligen is. Het is uiteindelijk aan de ondernemers zelf om te besluiten deel te nemen aan kwaliteitssystemen, en bij de kwaliteitssystemen aan te dringen op aansluiting tussen de systemen. IKB Ei en IKB Kip hebben in hun voorwaarden reeds opgenomen dat deelnemers alleen afnemen van GMP+ gecertificeerde diervoederleveranciers; IKB Ei vereist daarnaast ook SecureFeed.

Wij vinden het belangrijk dat ook andere ketens hun zelfregulering onder de loep nemen. Wij hebben ook de andere sectoren uitgenodigd om hun zelfregulering te toetsen aan de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager, de aanbevelingen van de Werkgroep Versterking Zelfregulering Eierketen (WVZE) en aan de criteria van de Taskforce Voedselvertrouwen die vermeld staan op www.ketenborging.nl.

41

Welke afspraken worden er met de sector gemaakt om te bevorderen dat zij de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager opvolgen en dat de aandachtspunten worden uitgewerkt en met welke sectorpartijen worden deze afspraken gemaakt?

Antwoord vragen 41 en 43

Wij zijn met de sector (Ovoned, Anevei, CBL en FNLI) in overleg over de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. Deze afspraken hebben onder andere betrekking op de versterking van de zelfregulering, de wijze waarop de NVWA omgaat met de zelfregulering, informatie-uitwisseling van signalen van overschrijdingen en voedselfraude en incident- en crisismanagement.

Daarnaast heeft de NVWA per keten een overleg met brancheorganisaties en NGO’s waarin gesproken wordt over de benodigde inzet ter verbetering van de voedselveiligheid. Bij het ketenoverleg voor de eiersector zitten naast de Ministeries van VWS en LNV, ook de toezichthouders SKAL en NCAE aan. In dit ketenoverleg wordt gesproken over de invulling van de afspraken die naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager worden gemaakt. Uw Kamer zal op korte termijn worden geïnformeerd over de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager en de monitoring daarvan.

42

Wat betekent het versterken van de aandacht voor voedselveiligheid door de NVWA concreet voor de inzet op andere beleidsvelden?

Antwoord vraag 42

Het beschikbare budget voor toezicht wordt zo goed mogelijk ingezet op de verschillende prioriteiten vanuit de ministeries. Daarbij dienen altijd afwegingen gemaakt te worden tussen verschillende doelen. Dat is een afweging die in onderling overleg tussen de opdrachtgevende ministeries en de NVWA jaarlijks wordt gemaakt. Daarnaast is er een intensivering voor de NVWA afgesproken in het regeerakkoord. Deze middelen worden onder andere ingezet voor voedselveiligheid en dierenwelzijn.

43

Welke afspraken zijn er gemaakt met de sector en de betrokken brancheorganisaties naar aanleiding van de aandachtspunten van het rapport van de Commissie Sorgdrager?

Antwoord vraag 43

Zie het antwoord op vraag 41.

44

Welke doelen of eisen stelt u met betrekking tot de voortgang van de afspraken met de sector en brancheorganisaties, wanneer beoordeelt u de voortgang of de naleving als voldoende of onvoldoende, op welke wijze zult u ingrijpen indien de voortgang of naleving onvoldoende is, welke acties zult u hier op inzetten en op welke termijn?

45

Op welke wijze zal de Kamer worden betrokken bij of worden geïnformeerd over de voortgang van de afspraken met de sector en brancheorganisaties en de naleving hiervan?

Antwoord vragen 44 en 45

We hebben in onze brief van 25 juni 2018 toegezegd een overkoepelend plan op te stellen waarin alle acties worden beschreven inclusief het tijdpad, de monitoring en de wijze waarop uw Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang en de resultaten (Kamerstuk 26 991, nr. 537). Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager.

In die uitwerking is ook de opvolging van de 22 aanbevelingen van de Werkgroep Versterking Zelfregulering Eierketen (WVZE) opgenomen. In het eindrapport van de WVZE staan ook de doelen of eisen en termijnen waarop aanbevelingen moeten zijn geïmplementeerd. We volgen nauwgezet de voortgang van de implementatie van deze aanbevelingen door de eiersector en het tijdpad dat de sector hiervoor heeft opgesteld. Zodra aanbevelingen onvoldoende of vertraagd worden uitgevoerd, spreken wij de betrokken partijen daarop aan.

46

Op welke wijze zal de NVWA voedselveiligheid nadrukkelijker binnen haar organisatie positioneren en zal dit effect hebben op de beschikbare handhavingscapaciteit voor dit takenpakket en/of voor andere takenpakketten?

Antwoord vraag 46

Voedselveiligheid is een belangrijke taak van de NVWA. Om de positie van voedselveiligheid te versterken zet de NVWA in op versterking van haar werkwijze bij het toezicht op de voedselveiligheid. Ook de aanstelling van de Chief Food Safety Officer (CFSO), zoals aangekondigd in onze Kamerbrief van 25 juni jongstleden, past binnen de verbeteracties. In het regeerakkoord zijn structurele middelen ter beschikking gesteld voor het versterken van toezicht op dierenwelzijn en voedselveiligheid. Hiermee wordt de inzet op deze deelgebieden geïntensiveerd. Het is altijd nodig om afwegingen te maken tussen verschillende doelen. Dit gebeurt in onderling overleg tussen de opdrachtgevende ministeries en de NVWA.

Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de versterking van het toezicht op de voedselveiligheid.

47

Wat is uw definitie van een incident of crisis en hoe vaak is hier sprake van?

Antwoord vraag 47

LNV en VWS hanteren geen vaste definitie voor een crisis of een incident, maar kunnen een crisisorganisatie inrichten voor situaties of gebeurtenissen die binnen kort tijdsbestek (vitale) belangen in Nederland kunnen schaden (volksgezondheid, sociale veiligheid, economische veiligheid en dergelijke) en gepaard gaan met korte beslistijden en veel onzekerheden. Daarmee sluiten we aan bij de beschrijving van het begrip crisisbeheersing in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (p.13). In dergelijke situaties kunnen de ministeries en de NVWA een gezamenlijke en afzonderlijke crisisorganisatie inrichten. Verschillende factoren zoals ernst, omvang en maatschappelijke onrust worden benut om de afweging te maken hoe we de crisisorganisatie inrichten.

In de afgelopen jaren hebben NVWA, LNV en VWS voor meerdere situaties op het terrein van voedselveiligheid een crisisorganisatie ingericht, zoals: Salmonella in zalm, de paardenvleesaffaire, Salmonella in Poolse eieren, TTX in mosselen en Listeria in diepvriesgroenten.

48

Op welke manier wordt de kennis (vroegtijdig) gedeeld, zodat de ondernemer de voedselveiligheid adequaat kan beheersen?

Antwoord vraag 48

Uitgangspunt van de Algemene Levensmiddelenverordening (Verordening (EG) nr. 178/2002) is dat de verantwoordelijkheid voor adequate beheersing van de voedselveiligheid bij de ondernemer ligt. Een ondernemer waar in het kader van toezicht een overtreding wordt geconstateerd, wordt hierover door de NVWA bericht.

Uit toezicht verkregen gegevens vallen onder het regime van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Hieruit vloeit voort dat die gegevens alleen mogen worden verstrekt aan derden indien dat kan worden gebaseerd op een van in de AVG genoemde verwerkingsgronden. Verstrekking aan derden waaronder sectorpartijen is dan slechts zeer beperkt mogelijk. Echter in het geval dat er sprake is van een risico voor de volksgezondheid maar er (nog) onvoldoende reden is een algemene publiekswaarschuwing uit te vaardigen, kan de NVWA op grond van de Algemene levensmiddelenverordening, de Warenwet en de Wet dieren snel een beperkte hoeveelheid gegevens verstrekken aan derden, zoals sectorpartijen. Door verstrekking van gegevens aan sectorpartijen kunnen zij de bij hen aangesloten ondernemers op hun eigen verantwoordelijkheid wijzen. Dit wordt de procedure snelle gegevensverstrekking genoemd.

Naast de hierboven genoemde verstrekking kan de NVWA binnen de kaders van de AVG-informatie verstrekken aan organisaties in een keten voor zover die informatie niet te herleiden is tot een bepaalde onderneming of een bepaalde ondernemer. Het gaat dan bijvoorbeeld om meta-data ten behoeve van monitoringprogramma’s, geaggregeerde cijfermatige overzichten en signalen.

49

Kunt u een reflectie geven over het delen van kennis voorafgaand aan de fipronilaffaire?

Antwoord vraag 49

De ketenoverleggen die de NVWA twee maal per jaar heeft met de partijen in de pluimvee- en eierketen, zijn bedoeld om informatie met elkaar te delen. Ook voorafgaand aan de fipronil-crisis deelde de NVWA tijdens structurele en ad hoc overleggen met de sector kennis en informatie over toezicht. Voorbeelden zijn het delen van resultaten uit de evaluatie publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO)-taken over onder andere Salmonella, toezichtresultaten over diergeneesmiddelen/antibiotica, diergezondheid en dierenwelzijn op het primaire bedrijf en tijdens het vervoer, en in 2018 met NCAE en Skal over de risicobeoordeling van de eierketen door BuRO van de NVWA. Tijdens deze ketenoverleggen is er ook ruimte voor de sectororganisaties om informatie en signalen te delen met de NVWA. Informatie die de NVWA tijdens deze overleggen deelt, mag niet herleidbaar zijn naar een bedrijf, zie ook het antwoord op vraag 48. Voor zover bekend is tijdens deze overleggen voorafgaand aan de fipronilcrisis het onderwerp fipronil door sectororganisaties en de NVWA niet aan de orde gesteld. Het benadrukt de wenselijkheid om signalen over en weer tijdig uit te wisselen om zo mogelijke risico’s snel op te kunnen sporen.

50

Kunt u een overzicht en tijdpad geven van de implementatie van de adviezen die de Commissie Sorgdrager gedaan heeft?

Antwoord vraag 50

Zie antwoord bij vraag 45.

51

Welke verduidelijkingen in het kader van voedselveiligheid worden binnen de organisatie van de NVWA gepositioneerd en welk tijdpad hoort hierbij?

Antwoord vraag 51

Zie het antwoord bij vraag 46.

52

Op welke wijze zal worden geborgd dat de taken op andere gebieden, zoals de controles op dierenwelzijn, voldoende kunnen worden uitgevoerd op het moment dat alle noodzakelijke capaciteit voor de uit te voeren werkzaamheden vrijgemaakt moet worden ten tijde van een incident of crisis?

Antwoord vraag 52

De ervaring leert dat het gedurende het kalender jaar soms noodzakelijk is om tot herprioritering te komen in het toezicht als gevolg van een incident of crisis. Als de NVWA-inzet geherprioriteerd moet worden, dan gebeurt dat in eerste instantie binnen het betreffende toezichtsgebied. In het uitzonderlijke geval dat een crisis meer capaciteit vraagt dan binnen dat toezichtsgebied beschikbaar is, dan wordt er geherprioriteerd over de grenzen van het toezichtsgebied heen. Deze herprioriteringen worden in onderling overleg tussen de opdrachtgevende ministeries en de NVWA besproken en vastgesteld. Daarbij worden alle betrokken publieke belangen gewogen en geborgd.

53

Kunt u de Chief Food Safety Officer (CFSO) in een organigram plaatsen?

Antwoord vraag 53

De CFSO krijgt een gezaghebbende status binnen de NVWA. Een herkenbare en zichtbare positionering binnen de NVWA is ook voor de internationale samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten en de contacten met de ministeries van belang. De rol van CFSO zal directie- en afdelingsoverstijgend zijn, zowel in inhoudelijke advisering als in de regierol die deze heeft bij incidenten en crises. De CFSO heeft rechtstreeks toegang tot de Inspecteur-Generaal. De CFSO zal dichtbij de uitvoering staan om als onafhankelijk strategisch adviseur zijn of haar rol waar te kunnen maken.

54

Wat is de langste, gemiddelde en snelste doorlooptijd voor een advies van BuRO?

Antwoord vraag 54

Zie antwoord bij vraag 18.

55

Hoeveel adviezen geeft BuRO per jaar de afgelopen 5 jaar? Het verzoek is om niet te verwijzen naar sites maar een integraal antwoord te geven in de reactienota.

Antwoord vraag 55

BuRO brengt gevraagd en ongevraagd adviezen op het gebied van voedingsmiddelen en andere consumentenproducten uit in het kader van de Wet Onafhankelijke Risicobeoordeling Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (WOR). Per jaar zijn onder de WOR tussen de 10 en 18 adviezen uitgebracht in de periode 2013–2017 (zie de tabel hieronder). Adviezen op andere domeinen worden niet op basis van de WOR uitgebracht. In 2017 was dat bijvoorbeeld een advies over de risico’s van de introductie en verspreiding van (invasieve) exoten in de oestersector.

Buiten de formele adviezen zijn er vele tientallen situaties per jaar waarbij BuRO collegiale ondersteuning verleent aan de directies Handhaving en Keuren van de NVWA.

Aantal BuRO adviezen per jaar

Jaar

Totaal aantal

WOR-gerelateerd

2013

19

18

2014

22

18

2015

14

10

2016

12

11

2017

18

15

56

Van welke externe informatiebronnen maakt BuRO gebruik en hoe vaak maakt BuRO gebruik van externe informatie?

Antwoord vraag 56

BuRO heeft toegang tot en maakt gebruik van een breed scala aan wetenschappelijke bronnen. Voor veel bekende gevaren met betrekking tot voedselveiligheid gebruikt BuRO standaard de rapportages die EFSA beschikbaar heeft. Ook wordt regelmatig EFSA geconsulteerd. Via EFSA is BuRO ook verbonden aan tien Europese netwerken waarlangs zusterorganisaties in dertig Europese landen kunnen worden geconsulteerd. Ook via het EFSA Focal Point en via het EFSA Advisory Forum worden EFSA en zusterorganisaties geconsulteerd als dat nodig is.

Binnen Nederland werkt BuRO standaard samen met het RIVM, RIKILT en Wageningen Bioveterinary Research. Voor veel adviezen wordt onderzoek gedaan bij deze instituten of wordt via het RIVM/RIKILT Frontoffice Voedsel- en Productveiligheid een advies gegeven. Incidenteel heeft BuRO ook samenwerking met of geeft opdracht aan universiteiten en andere dan hierboven genoemde instituten op specifieke onderwerpen.

57

Wanneer moet het overleg tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de NVWA afgerond zijn?

Antwoord vraag 57

Mede naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager is het contact tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de NVWA geïntensiveerd, zowel op operationeel als op tactisch niveau. De NVWA en het OM werken nu onder andere aan de totstandkoming van een overkoepelende visie op hun samenwerking over de grenzen van de strafrechtelijke opsporing en het bestuursrechtelijke toezicht heen. Het contact hierover vindt structureel plaats en leidt nu al tot verbeterde samenwerking. Meer concreet betekent dit in de huidige situatie dat namens de NVWA zowel opsporing als toezicht deelnemen aan het overleg met het OM over potentiële strafzaken. Dit overleg vindt periodiek plaats en maakt onderdeel uit van een doorlopend proces van afstemming over potentiële opsporingsonderzoeken.

58

Op welke manier wordt de gewenste versnelling naar risicogericht toezicht opgepakt en welk tijdpad hoort hierbij?

Antwoord vraag 58

Via het veranderprogramma NVWA 2020 worden werkprocessen en ICT gemoderniseerd en geüniformeerd, nieuwe informatieproducten zoals ketenanalyses en «Staten van...» ontwikkeld, nieuwe handhavingsmethoden toegepast, gaan NVWA-ers anders werken en wordt het contact met de buitenwereld uitgebouwd.

Doordat er zo veel vernieuwingen tegelijkertijd lopen, was het noodzakelijk voor enkele resultaten meer tijd te nemen en het tijdpad voor NVWA 2020 bij te stellen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de Tweede Voortgangsrapportage NVWA (Kamerstuk 33 838, nr. 78)4 en via Kamerstuk 33 835, nr. 80 waarin een nieuwe planning voor de (informatie)producten van NVWA 2020 in relatie tot het risicogericht toezicht is gecommuniceerd.

59

Welke actiepunten zijn er geformuleerd en welke stappen zijn er inmiddels gezet in het verbeteren van de crisiscommunicatie? Het verzoek is om niet te verwijzen naar andere rapportages, maar een integraal antwoord te geven in de reactienota.

Antwoord vraag 59

Het is belangrijk dat bij een crisis of incident de betrokken organisaties en personen elkaar snel weten te vinden. Er is daarom gestart met een overleg om alle betrokkenen (beleid, crisismanagers en communicatie) van de drie organisaties NVWA, VWS en LNV bijeen te brengen en afspraken te maken over het versterken van de crisisorganisatie voedselveiligheid. LNV, VWS en NVWA maken nadere werkafspraken om te komen tot eenduidige en goed afgestemde communicatie bij crisis en incidenten.

Binnen de NVWA wordt een nieuwe handleiding voor communicatie bij incident/crisis ontwikkeld. Deze sluit aan bij de protocollen van LNV en VWS en de European Food Safety Authority (EFSA). Tevens worden bij de NVWA-deskundigen getraind voor woordvoering op basis van de risicocommunicatiestrategie.

Ook de eiersector stelt een crisisdraaiboek op zodat alle betrokken partijen in de keten bij een volgend incident adequaat kunnen handelen en het voor iedereen duidelijk is wie conform de Algemene Levensmiddelenwetgeving verantwoordelijk is en welke rol hij/zij heeft bij het traceren en terughalen van producten zodra voedselveiligheidsnorm(en) zijn overschreden. De eierketen heeft aangegeven dat het draaiboek eind 2018 gereed is.

In de loop van 2019 zijn de crisisdraaiboeken voedselveiligheid geactualiseerd en op elkaar afgestemd en zal een crisisoefening worden gedaan. Hieraan nemen de eierketen, de NVWA en de Ministeries van LNV en VWS deel. Eenduidige communicatie is daarbij één van de aandachtspunten.

60

Hoeveel budget krijgt de NVWA er de komende jaren netto bij en hoeveel is (daarvan) nodig voor inzet in het kader van de Brexit?

Antwoord vraag 60

Door het vorige kabinet is voor 2018 voor de NVWA € 25 mln. beschikbaar gesteld. De in het regeerakkoord afgesproken intensivering voor de NVWA is als volgt opgebouwd: € 5 mln. in 2019, € 10 mln. in 2020, € 15 mln. in 2021 en vanaf 2022 € 20 mln. structureel. Na het afronden van de lopende onderzoeken naar kosteneffectiviteit en efficiëntie van de NVWA zal een integrale financiële afweging worden gemaakt. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Vooruitlopend hierop is in de begroting voor 2019, uit de in het regeerakkoord afgesproken intensivering, het bedrag van € 5 mln. met € 4 mln. opgehoogd naar € 9 mln. Deze intensiveringen zullen onder andere ingezet worden op meer toezicht op de voedselveiligheid.

Het Ministerie van LNV, inclusief de NVWA en overige keuringsdiensten, is gestart met de voorbereidingen op de Brexit. In 2019 heeft het kabinet hier ten behoeve van het gehele Ministerie van LNV € 22,2 mln. voor vrijgemaakt. Van deze € 22,2 mln. wordt € 4,3 mln. ingezet voor de aanloopkosten (waarvan specifiek € 3,4 mln. voor NVWA, bovenop de eerdergenoemde intensiveringen, zie hiervoor het antwoord op vraag 42). Onder de aanloopkosten vallen kosten voor werving van extra medewerkers, taal- en opleidingskosten, inwerkkosten van nieuwe medewerkers en tegemoetkomingen in verhuiskosten voor geworven buitenlandse dierenartsen. De resterende € 17,9 mln. betreft structurele kosten (specifiek € 14,8 mln. voor NVWA).

De voorbereiding bij de NVWA loopt langs drie sporen: het werven van extra medewerkers, in het bijzonder dierenartsen; het in kaart brengen van mogelijkheden om de export- en importcontroles zo efficiënt mogelijk te laten verlopen; een goede afstemming met ministeries, andere overheidsdiensten en het bedrijfsleven.

61

Wanneer zal de Kamer de aanpak, gericht op de versteviging van de rol van de twee beleidsverantwoordelijke ministeries, ontvangen?

Antwoord vraag 61

Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de versteviging van de rol van de twee beleidsverantwoordelijke ministeries.

62

Deelt u de constatering van mevrouw Sorgdrager tijdens een gesprek met de commissie LNV op 5 september 2018 dat de afstemmingsproblemen tussen de NCAE en de NVWA niet te wijten zijn aan sec de opsplitsing van het toezicht maar aan het feit dat systemen niet op elkaar aangesloten waren?

Antwoord vraag 62

Zie het antwoord bij vraag 12.

63

Zijn er Europese regels die de NVWA verplichten om zelf monsters te nemen en te laten analyseren in plaats van het baseren van maatregelen op bedrijfsniveau op monstername- en analyse door private, geaccrediteerde laboratoria?

Antwoord vraag 63

Zie het antwoord bij vraag 29.

64

Met welke schakel(s) in de keten heeft een pluimveehouder te maken?

65

Welke rollen plus verantwoordelijkheden hebben de verschillende schakels in de voedselveiligheid?

Antwoord vragen 64 en 65

Elke schakel in de keten is verantwoordelijk voor het borgen van de voedselveiligheid. Nauwe samenwerking tussen de verschillende schakels in de productieketen moeten ertoe leiden dat de producten die in de markt worden gezet gegarandeerd veilig zijn, en dat in geval van overschrijding van een norm, deze producten worden teruggehaald. In het rapport van de Commissie Sorgdrager wordt het stelsel van voedselveiligheid beschreven, inclusief de bijbehorende verantwoordelijkheden. Zo worden de eierketen en het stelsel van voedselveiligheid beschreven (hoofdstuk 2 en 3 van het rapport «Onderzoek fipronil in eieren» van de Commissie Sorgdrager) en is een schematische weergave te vinden van de eierketen en de eierbranche (p.12 en p.16 respectievelijk van het rapport).

66

Welke kosten zijn er gemoeid met de adviezen van de Commissie Sorgdrager die u gaat opvolgen, en welke specifieke organisaties/instellingen/sector betalen dit?

Antwoord vraag 66

Op dit moment wordt gewerkt aan de uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager.

67

Op welke manier heeft de NVWA haar kennis over fipronil eigen gemaakt?

68

Wanneer heeft de NVWA de kennis plus risicobeoordeling van fipronil opgepakt en wanneer heeft de NVWA dit afgerond?

Antwoord vragen 67 en 68

Voor de NVWA was fipronil geen onbekende stof. In 2009 en 2012 zijn BuRO-adviezen verschenen in relatie tot fipronil (over respectievelijk fipronil en dodemorph op snijbloemen en fipronil in Nocturn en de gezondheidsrisico’s voor mens en milieu). Voor fipronil in de leghensector was de gevaaridentificatie en gevaarkarakterisering bekend: fipronil kan in eieren en mensen worden opgenomen en er zijn gezondheidskundige grenswaarden bekend waarboven effecten op zouden kunnen treden. Wetenschappelijk gezien was dus bekend dat fipronil in eieren kon zitten. Dat dit ook daadwerkelijk op grote schaal in de praktijk gebeurde werd pas in juli 2017 bekend.

Tussen 22 en 24 juli 2017 zijn eieren bemonsterd om de blootstellingsinformatie te verkrijgen. Op 25 juli 2017 bracht BuRO het eerste voorlopige advies uit op basis van analyses van een klein aantal bemonsterde eieren. Na 25 juli zijn er meer meetgegevens beschikbaar gekomen van eieren, maar niet van dieren. De nadere informatie leidde tot een tweede voorlopig advies op 27 juli en na het verder beschikbaar komen van meetgegevens tot het advies van 11 augustus. Hierin is ook de uitkomst van de discussie over het risicobeoordelingsmodel tussen NVWA, RIVM/RIKILT en de Belgische en Duitse overheidsinstellingen opgenomen.

In de periode na 12 augustus heeft BuRO risicobeoordelingsadviezen aan de Inspecteur-Generaal uitgebracht over de mogelijke aanwezigheid van fipronil in leghennen; deze adviezen zijn met de sector gedeeld in het incidentenoverleg dat plaatsvindt tussen de NVWA, de ministeries en de sector. De sector heeft de adviezen overgenomen.

69

Welke kosten zijn incidenteel en/of structureel gemoeid met het onderbrengen van de NCEA bij de NVWA?

Antwoord vraag 69

Zie het antwoord bij vraag 66.

70

Welke kosten worden doorbelast aan de ondernemers?

Antwoord vraag 70

In het algemeen worden kosten doorbelast voor retribueerbare activiteiten zoals keuringen bij import en export en op slachthuizen. De doorberekening van de kosten vindt plaats op basis van de kaders gegeven door Europese Wetgeving en het rijksbreed vastgestelde kader Maat houden 2014. Het uitgangspunt van het kabinet is in principe dat de kosten die de NVWA maakt, zijn verdisconteerd in het tarief en dat daarmee het tarief kostendekkend is.

71

Loopt de implementatie van de op te volgen adviezen op schema? Zo ja, hoe ziet dat schema eruit? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 71

Zie het antwoord bij vraag 45.

72

Wat is de huidige stand van zaken omtrent Chickfriend?

Antwoord vraag 72

In het lopend strafrechtelijk onderzoek zijn meerdere verdachten, waaronder ChickFriend, voorwerp van onderzoek. Een vervolgingsbeslissing zal worden genomen nadat het onderzoek is afgerond.

73

Zijn er, naast de pluimveehouderij, nog andere sectoren waar de NVWA een tekort aan inzicht heeft in de voedselveiligheid en de verschillende schakels in de keten? Zo, ja welke sectoren zijn dit?

Antwoord vraag 73

De NVWA werkt binnen toezicht en opsporing doorlopend aan haar informatiepositie, door onder andere informatie op te halen uit de inspecties, uit de opsporing, uit risicobeoordelingen van BuRO en door allerlei andere signalen en informatie over risico’s voor de voedselveiligheid. Daarbij volgt de NVWA actief (inter)nationale trends en ontwikkelingen op allerlei domeinen. Dit betekent overigens niet dat er geen nieuwe incidenten kunnen optreden.

Gezien de enorme reikwijdte en diversiteit van de voedselproductie moeten binnen de beschikbare toezichtcapaciteit risicogerichte keuzes gemaakt worden. Om haar toezicht te richten stelt de NVWA daarom onder andere ketenanalyses op waarin zij haar inzichten vanuit wetenschappelijke risicobeoordeling en de fraude- en toezichtinformatie combineert. Deze analyses maken inzichtelijk waar in de keten welke risico’s voor de voedselveiligheid het grootst zijn en hoe die het effectiefst kunnen worden verminderd. Deze analyses helpen ook om eventuele kennislacunes in beeld te brengen.

Voor de in totaal twaalf benoemde ketens heeft de NVWA inmiddels vier van dergelijke analyses opgesteld. Het gaat om de roodvleesketen (2015), de zuivelketen (2017) en de pluimveevleesketen (2018). Voor de eierketen (2018) is een risicobeoordeling en een fraudebeeld beschikbaar. De planning van de overige analyses is met uw Kamer gedeeld via de Tweede Voortgangsrapportage NVWA 2020 en via Kamerstuk 33 835, nr. 80 waarin een nieuwe planning voor de (informatie)producten van NVWA 2020 is gecommuniceerd.

74

Kunt u instemmen met alle elementen van de reconstructie van feitelijke gebeurtenissen zoals die door de Commissie Sorgdrager zijn weergegeven?

Antwoord vraag 74

De Commissie Sorgdrager heeft langdurig en gedegen onderzoek gedaan naar de fipronilcrisis. Hierbij heeft zij van veel partijen informatie ontvangen. Wij onderschrijven de daarvan afgeleide onderzoeksresultaten en gaan ervan uit dat de reconstructie van de feitelijke gebeurtenissen op basis van deze gesprekken een juiste weergave zijn.

75

Ontbreken er in de reconstructie van feitelijke gebeurtenissen door de Commissie Sorgdrager nog relevante gebeurtenissen die de gang van zaken beïnvloed hebben?

Antwoord vraag 75

Voor zover wij dat kunnen vaststellen, niet.

76

In hoeverre heeft de NVWA in de periode tot 1 juni 2017 contact gehad met sectororganisaties en de NCAE over de ontvangen signalen met betrekking tot het gebruik van fipronil?

Antwoord vraag 76

De NVWA, de sectororganisaties en de NCAE hebben in de periode tot 1 juni 2017 geen specifiek contact gehad over de tot dan toe ontvangen signalen met betrekking tot het gebruik van fipronil voor de bestrijding van bloedluis.

77

Hoe kwam de NVWA in januari 2017 tot de constatering dat het BuRO de conclusie had getrokken dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek?

Antwoord vraag 77

BuRO heeft beoordeeld dat er geen acuut gevaar dreigde voor de volksgezondheid, omdat fipronil een door de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als matig toxische stof voor mensen is gekarakteriseerd en er geen aanwijzingen waren dat fipronil op een schaal gebruikt werd die een bedreiging voor mensen kon vormen. Dit was de basis waarop de NVWA destijds heeft besloten om enkel strafrechtelijk en

(vooralsnog) niet bestuursrechtelijk op te treden. De NVWA heeft niet geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor nader onderzoek.

78

Kunt u aangeven op welke wijze er verbeteringen zijn getroffen ten aanzien van het systeem voor de opvolging van meldingen en signalen, onder meer ten aanzien van risicobeoordeling en het beleggen van verantwoordelijkheid? Kunt u dit toelichten met een voorbeeld?

Antwoord vraag 78

In het najaar van 2017 is de vernieuwing van het meldingenproces gestart. Alle meldingen worden bij het Klantcontactcentrum van de NVWA geregistreerd en gemonitord tot aan de afmelding. Per februari 2018 is een multidisciplinair team ingesteld voor de afhandeling hiervan. In dit team werken deskundige medewerkers vanuit de toezichtgebieden van de NVWA samen aan de beoordeling van de meldingen.

Zij doen een eerste inhoudelijke beoordeling van de melding en bepalen of de melding moet worden uitgezet voor nader onderzoek, zoals bijvoorbeeld een inspectie of een risicobeoordeling.

Voor een snelle en deskundige afhandeling van meldingen is naast inhoudelijke borging ook een goed zicht op het proces van de afhandeling van belang.

Meldingen worden daarom op hun procesgang door de organisatie gevolgd via het meldingenvolgsysteem. De melding wordt afgehandeld nadat een terugkoppeling is ontvangen van de ondernomen actie. De melder krijgt bericht over de afhandeling.

79

Kunt u toelichten of een sectororganisatie of koepelorganisatie de bevoegdheid heeft om recalls af te kondigen? Zo ja, welke juridische bevoegdheid hebben zij?

Antwoord vraag 79

Op basis van artikel 19 van de Algemene Levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG) nr. 178/2002) is het de verantwoordelijkheid van een exploitant van een levensmiddelenbedrijf om procedures in te leiden als zij een vermoeden hebben dat een levensmiddel niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet. Hiertoe behoort ook het terugroepen en uit de handel halen van levensmiddelen die niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoen. Iedere schakel in de keten dient deze verantwoordelijkheid na te leven. Voor de sectororganisaties of koepelorganisatiesbestaat er geen juridische verplichting om levensmiddelen terug te roepen als deze niet voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften.

Het is aan een sectororganisatie zelf om te beslissen of ze vanuit de organisatie exploitanten van levensmiddelenbedrijven willen oproepen tot het terughalen van bepaalde levensmiddelen die niet voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften. Echter, zij kunnen dit de exploitanten niet dwingend opleggen of afdwingen. Ingeval een levensmiddelenbedrijf deel uit maakt van een privaat kwaliteitssysteem kan de eigenaar van het systeem zelf maatregelen (bijvoorbeeld schorsen of intrekken van het certificaat) nemen die er toe kunnen leiden dat de exploitant zijn eigen verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van het terugroepen van levensmiddelen die niet voldoen aan de voedselveiligheidsvoorschriften.

80

Kunt u aangeven hoe de General Food Law in Nederland doorwerkt ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de sector of een individueel bedrijf indien er een ondeugdelijk product op de markt is gebracht? In hoeverre kan van individuele bedrijven, en in het bijzonder primaire producenten, verwacht worden dat zij producten terugroepen in de keten en de kosten daarvoor dragen en zijn de kosten van een recall draagbaar voor een primaire producent, in welke landbouwsector dan ook?

Antwoord vraag 80

In de General Food Law (EG) 178/2002) is vastgelegd dat de voedingsmiddelenproducenten zelf primair verantwoordelijk zijn voor de naleving van voedselveiligheidsvoorschriften. In deze verordening worden daarbij eisen gesteld aan de ondernemers ten aanzien van de traceerbaarheid en de te nemen maatregelen zodra een levensmiddel niet aan de gestelde wettelijke normen voldoet. Zo moet de ondernemer bij overschrijdingen de bevoegde autoriteit informeren over het door hem in de markt gezette levensmiddel dat schadelijk kan zijn voor de menselijke gezondheid. De ondernemer moet zelf onverwijld maatregelen nemen, zoals het terughalen van de betreffende partijen levensmiddelen en zo nodig ook een publiekswaarschuwing in het geval het betreffende levensmiddel aan consumenten is verkocht.

De kosten van terughaalactie zijn voor de betrokken ondernemer. De omvang van deze kosten is afhankelijk van de grootte van de partij die teruggehaald moet worden. Het is niet mogelijk om ten algemene een oordeel te geven of deze kosten draagbaar zijn voor de individuele ondernemer. Dit is van verschillende factoren afhankelijk, onder andere de draagkracht van de ondernemer en de omvang van de terughaalactie.

81

Zijn er keurings- en/of toezichtstaken die door het NCAE niet goed zijn of worden uitgevoerd? Zo ja, heeft de NVWA dat als toezichthouder van COKZ)/NCAE vastgesteld en kenbaar gemaakt aan de NCAE in de afgelopen jaren?

Antwoord 81

De NVWA is uitsluitend tweedelijnstoezichthouder van COKZ/NCAE voor de publieke voedselveiligheidstaken. Voor de voedselveiligheidstaken voert de NVWA jaarlijks een audit uit op de controles Hygiëneverordeningen, Warenwetregelgeving, dierlijke bijproducten en voorbereidende werkzaamheden voor de veterinaire exportcertificering. Over het algemeen heeft COKZ/NCAE een adequate invulling gegeven aan de uitvoering van de werkplannen.

In de auditrapportages van de NVWA over 2016 en 2017 staan diverse aanbevelingen en aanwijzingen die de NCAE betreffen. De aanwijzingen hebben betrekking op verschillende zaken in de uitvoering van het toezicht zoals een verouderde werkinstructie voor inspecteurs en onvoldoende borging van de voortgangsbewaking van General Food Law meldingen. De NCAE heeft de aanwijzingen opgepakt na herhaald aandringen bij brief door de NVWA. De uitvoering en effectiviteit van de opvolging van de aanbevelingen en drie van de vier aanwijzingen is momenteel onderwerp van toetsing door de NVWA. De aanwijzing betreffende de borging van de voortgangsbewaking van de General Food Law meldingen wordt in januari 2019 getoetst.

De NVWA rapporteert de resultaten van deze audit en aanbevelingen en meer dwingende aanwijzingen naar aanleiding daarvan jaarlijks aan het COKZ/NCAE. Het COKZ/NCAE moet de aanbevelingen via een plan van aanpak opvolgen; voor de aanwijzingen (betreft een deel van de aanbevelingen) geldt een bepaalde termijn. Aanwijzingen zijn niet-vrijblijvende verbeteropdrachten die van groot belang zijn voor de kwaliteit van het toezicht en de taakuitoefening van het COKZ/NCAE en de NVWA. De NVWA doet een toets op de uitvoering en effectiviteit van de opvolging van de aanbevelingen en aanwijzingen die aan COKZ/NCAE zijn gedaan.

82

Waarom was niet meer ruimte geboden voor deblokkeren op basis van monsteranalyses van private laboratoria?

Antwoord vraag 82

Zie het antwoord bij vraag 29.

83

Heeft de NCAE volgens u aantoonbaar gefaald? Zo ja, in welke opzichten, en in hoeverre biedt het onderbrengen van de NCAE bij de NVWA een oplossing daarvoor?

Antwoord vraag 83

Over het functioneren van de NCAE verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 81. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking wordt u tevens geïnformeerd over de opvolging van de aanbeveling over de NCAE.

84

Op welk moment hadden de pluimveebedrijven zelf het idee dat er inderdaad sprake was van problemen voor de voedselveiligheid?

Antwoord vraag 84

Dit is ons onbekend. De pluimveebedrijven hebben er kennis van kunnen nemen vanaf het eerste persbericht dat de NVWA heeft uitgebracht op 22 juli 2017. Bedrijven waren aanvankelijk verrast door de eis van de NVWA dat zij op grond van de verplichtingen vanuit de Algemene Levensmiddelenwetgeving (Verordening (EG) nr. 178/2002) onverwijld verontreinigde eieren uit het handelskanaal moesten halen. Dit is ook in het rapport Sorgdrager beschreven (pagina 104).

85

Hoe moet goed en gedegen kennismanagement worden geïmplementeerd in de keten?

Antwoord vraag 85

Ondernemers dienen zelf over de kennis te beschikken om de wetgeving op het vlak van de voedselveiligheid na te leven. Voor individuele pluimveehouders blijkt het moeilijk om zelf alle kennis en wetgeving op dit terrein bij te houden. De brancheorganisaties kunnen hierin helpen. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager. In deze uitwerking zullen wij ook ingaan op de wijze waarop de kennis van de individuele ondernemer wordt versterkt.

86

Hoeveel pakstations zijn er in Nederland en hoeveel van deze pakstations konden niet verzekeren dat de eieren voldeden aan de wettelijke eisen?

Antwoord vraag 86

In Nederland zijn er 122 pakstations van eieren (jaarverslag COKZ/NCAE, 2017). Sinds aan het licht kwam dat eieren op een deel van de pluimveehouderijen in Nederland het verboden middel fipronil bevatten, onderzoekt de NVWA regelmatig eieren in supermarkten en andere winkels op fipronil. Dit gebeurt door middel van het nemen van een steekproef van eieren. De niet-conforme resultaten (boven de MRL) uit de steekproef waren afkomstig van achttien pakstations. Pakstations zijn er verantwoordelijk voor dat eieren die zij in de handel brengen aan de wettelijke normen voldoen. Het NCAE ziet daarop toe.

87

Hoeveel verschillende systemen hanteert de NVWA momenteel bij de registratie van de meldingen en naar hoeveel systemen wil de NVWA uiteindelijk toe?

Antwoord vraag 87

De NVWA heeft op dit moment zes systemen voor verschillende meldingen, inclusief het in ontwikkeling zijnde nieuwe systeem INSPECT. Naar verwachting gaan de meldingen na afronding van het Programma NVWA 2020 via twee systemen verlopen. Voor het overgrote deel zal dit gebeuren via het eerdergenoemde INSPECT; voor meldingen voor de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) wordt het systeem SUMMIT gebruikt. SUMMIT is een systeem van de politie en het OM waar de IOD gebruik van maakt.

88

Wist de NVWA dat er fipronil in de eieren terecht kon komen?

Antwoord vraag 88

De NVWA wist, vanuit de wetenschappelijke kennis, dat fipronil in eieren terecht kon komen, dat dit ook daadwerkelijk op grote schaal gebeurde bleek in juli 2017.

89

Beschikt de NVWA op dit moment over een handboek voor voedselveiligheidsincidenten of -crises?

90

Welke voorbereidingen zijn gestart om te komen tot een handboek of protocol en crisisorganisatie voor bij een voedselcrisis?

Antwoord vragen 89 en 90

De Ministeries van LNV en VWS hebben de crisisdraaiboeken voedselveiligheid geactualiseerd en op elkaar afgestemd. In juni 2018 is het NVWA-Uitvoeringsdraaiboek afhandelen incidenten voedselveiligheid vastgesteld.

De eierketen ontwikkelt een eigen draaiboek om in geval van een overschrijding van een norm zelf onverwijld en adequaat de eieren die niet voldoen aan de gestelde eisen en de daarvan gemaakte producten te kunnen traceren en uit de handel te kunnen nemen.

91

Heeft België de normen voor de gevarenanalyse, de publiekswaarschuwing en de toepassingen van de meetonzekerheid al aangepast?

Antwoord vraag 91

In alle lidstaten wordt de voedselveiligheidswetgeving geïmplementeerd op basis van de Europese wetgeving en eventuele uitleg die de Europese Commissie hieraan geeft. Ook in België is uitgegaan van de Europese wetgeving en de uitleg die Europese Commissie hieraan geeft.

Wij zijn er niet mee bekend dat België de normen voor de gevarenanalyse, de publiekswaarschuwing en de toepassing van de meetonzekerheid heeft aangepast, maar gaan ervan uit dat ook België uitgaat van de richtsnoeren die de Europese Commissie hierover heeft gegeven.

92

Kunt u een overzicht geven van het totale budget voor de NVWA (vanuit EZ/LNV en VWS), verdeeld over de afgelopen 10 jaar?

Antwoord vraag 92

In onderstaande tabel vindt u het gevraagde overzicht. Naast deze bijdragen heeft de NVWA ook inkomsten van derden (retributies).

Tabel Realisatie opbrengsten NVWA (x € 1.000)

Jaar

bijdrage Moeder-departement

bijdrage VWS

2008

130.618

77.046

2009

139.542

81.564

2010

132.195

83.367

2011

132.073

73.424

2012

121.439

72.141

2013

129.522

73.614

2014

119.113

76.194

2015

128.9351

80.520

2016

141.1461

79.586

2017

137.0591

81.586

Bron: Jaarverslagen EZ/LNV

X Noot
1

Excl. het deel dat sinds 2014 als bijzondere baten in de exploitatierekening van de NVWA is verantwoord (gem. € 11 mln p.j.).

Naast bovenstaande bijdragen heeft de NVWA ook inkomsten van derden (retributies).

93

Kunt u een overzicht geven van het budget dat de NVWA ter beschikking heeft gehad voor controles op het gebied van dierenwelzijn, verdeeld over de afgelopen 10 jaar?

Antwoord vraag 93

In onderstaande tabel staat het gerealiseerde budget en het aantal fte op het domein Dierenwelzijn bij de NVWA tot en met 2017. De detailgegevens over de jaren vóór 2010 zijn, vanwege de fusie van Voedsel- en Warenautoriteit (VWA), Algemene Inspectiedienst (AID) en Plantenziektenkundige Dienst (PD) in 2012 niet meer (of niet zonder grote inspanningen) te achterhalen.

Dierenwelzijn: gerealiseerde inzet 2010–2017 (rechtsvoorgangers van de) NVWA
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

budget (x Euro 1.000)

12.419

12.023

13.843

13.615

12.849

13.813

13.422

12.563

aantal (productieve) fte

102

100

116

113

100

107

100

93

94

Kunt u een overzicht geven van het budget dat de NVWA ter beschikking heeft gehad voor controles op het gebied van voedselveiligheid, verdeeld over de afgelopen 10 jaar?

Antwoord vraag 94

In onderstaande tabel staat het gerealiseerde budget en het aantal fte op het domein voedselveiligheid bij de NVWA tot en met 2017. Tot voedselveiligheid zijn gerekend de domeinen «Bijzondere eet- en drinkwaren», «dierlijke bijproducten», «diervoeder», «horeca en ambachtelijke productie», «industriële productie», «microbiologie», «visketen» en «vleesketen en voedselveiligheid». De budgetten in de tabel hieronder zijn inclusief de retributies die het bedrijfsleven betaalt voor de vleeskeuring en andere voedselveiligheidszaken. De detailgegevens over de jaren vóór 2010 zijn, vanwege de fusie van VWA, AID en PD in 2012 niet meer (of niet zonder grote inspanningen) te achterhalen.

Voedselveiligheid: gerealiseerde inzet 2010–2017 (rechtsvoorgangers van de) NVWA
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

budget (x Euro 1.000)

103.517

103.984

98.153

93.195

106.882

109.877

104.916

105.633

aantal (productieve) fte

853

857

811

768

828

846

779

773

Met ingang van 2013 wordt de inzet van het wetenschappelijk BuRO en de inzet op het terrein van opsporing niet meer naar een specifiek beleidsterrein verbijzonderd (en dus sinds 2013 niet meer meegenomen in dit overzicht). Hetzelfde is van toepassing op de inzet in verband met klantcontacten met ingang van 2016. Daarnaast wordt ook in andere domeinen en algemene overkoepelende terreinen soms inzet gepleegd in het kader van voedselveiligheid, die niet in dit overzicht zijn opgenomen.

95

Kunt u een overzicht geven van het aantal fte dat de NVWA ter beschikking heeft gehad voor controles op het gebied van dierenwelzijn, uitgesplitst over de afgelopen 10 jaar?

Antwoord vraag 95

Zie het antwoord op vraag 93.

96

Is het budget dat de NVWA er de komende jaren bij krijgt voldoende om de door de Commissie Sorgdrager genoemde problemen als gevolg van de beperkte capaciteit het hoofd te bieden?

Antwoord vraag 96

In het antwoord op vraag 60 wordt ingegaan op het budget van de NVWA. Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de nadere uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Sorgdrager.

97

Worden alle aanbevelingen van de Werkgroep geïmplementeerd? Zo ja, hoelang denkt u dat dit gaat duren? Zo nee, welke aanbevelingen niet? Waarom niet?

Antwoord vraag 97

De verwachting is dat alle aanbevelingen van de Werkgroep Versterking Zelfregulering Eierketen door de eierketen worden geïmplementeerd. In het overkoepelend plan zal worden opgenomen welke aanbevelingen al geëffectueerd zijn en op welke termijn de verwachting is dat de andere aanbevelingen afgerond zullen zijn.

98

Hoeveel gevallen van voedselfraude zijn er in de afgelopen twee jaar gemeld door bedrijven bij de toezichthouder?

Antwoord vraag 98

De afgelopen twee jaar zijn er 36 meldingen van bedrijven over vermoedens van voedselfraude binnengekomen bij de NVWA.

99

In hoeveel en in welke gevallen hebben de NVWA en het OM sinds januari 2017 informatie uitgewisseld over fraude in de voedselketens?

Antwoord vraag 99

Signalen van concrete misstanden worden in het informatie-overleg periodiek besproken tussen het Functioneel Parket van het OM en de NVWA. Dat kunnen ook signalen zijn over fraude in de voedselketen. Een aantal van die signalen wordt direct gedeeld met NVWA-toezicht, anderen worden verrijkt voor een eventuele strafrechtelijke reactie. In verband met het afbreukrisico voor een te volgen toezichtactie of een bestuurs- of strafrechtelijk traject, kan ik geen concrete informatie verstrekken over hetgeen tussen NVWA en OM is uitgewisseld.

100

Wat is de huidige handhavingscapaciteit in fte die zich bij de NVWA bezighouden met voedselveiligheid?

Antwoord vraag 100

Op basis van het huidige jaarplan (2018) en de indeling zoals in antwoord 94 weergegeven, betreft dat circa 750 fte in verschillende functies zoals inspecteurs, specialisten, laboratoriummedewerkers en auditors.

101

Op welke manier wordt de voedselveiligheid binnen de NVWA nadrukkelijker gepositioneerd?

Antwoord vraag 101

Zie het antwoord bij vraag 46.

102

Hoeveel signalen krijgt de NVWA uit de samenleving omtrent voedselveiligheid?

Antwoord vraag 102

De NVWA heeft in 2017 ongeveer 11.500 meldingen van consumenten en bedrijven gekregen op het gebied van voedselveiligheid.

103

Hoe wordt het publieke toezicht binnen en tussen de verschillende toezichthouders in de eiersector gestroomlijnd?

Antwoord vraag 103

De NVWA heeft werkafspraken met de NCAE en met Skal over het uitwisselen van informatie ter versterking van het publieke toezicht op ieders domein, binnen de bestaande bevoegdheidsverdeling. Het publieke toezicht binnen en tussen de verschillende toezichthouders wordt in het overleg van de NVWA met deze toezichthouders gestroomlijnd.

De NVWA heeft daarnaast met de NCAE een formele aansturingsrelatie, inclusief een jaarlijkse kaderbrief met toezichtprioriteiten en vaste verantwoordingsmomenten. De prioriteiten en de handhavingsmethodiek wordt door de NVWA met de NCAE afgestemd, zodat de aanpak van de NCAE in overeenstemming is met de aanpak door de NVWA.


X Noot
1

I.v.m. enkele tekstuele correcties.

X Noot
1

Aanhangsel Handelingen 2016/17, nr. 2463.

X Noot
2

Kamerstuk 26 991, nr. 488.

X Noot
3

Skal is de aangewezen als controlerende autoriteit als bedoeld in art. 27 lid 4 van verordening(EG) nr. 834/2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten. Het gaat hier ook om publiek toezicht te weten: controle en toezicht op de kwaliteitsregelgeving inzake biologische productie, waaronder de biologische eiersector.

X Noot
4

Kamerstuk 33 835, nr. 78 en bijlage.

Naar boven