26 991 Voedselveiligheid

Nr. 529 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR MEDISCHE ZORG EN VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2018

De fipronil-crisis heeft vorig jaar tot veel onrust in de samenleving geleid en heeft grote gevolgen gehad voor alle betrokken pluimveehouders en andere ketenpartijen. Het was voor alle betrokkenen een zeer aangrijpende en onzekere periode. Enerzijds was er verwarring over de veiligheid van eieren en anderzijds waren er ernstige gevolgen voor de pluimveehouders en de afzet van Nederlandse eieren. Wij voelen mee met en hebben begrip voor alle emoties die dit teweeg heeft gebracht.

Naar aanleiding van de crisis is door de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken aan de Commissie Sorgdrager gevraagd de fipronil-crisis te onderzoeken. Vandaag is het rapport «Onderzoek fipronil in eieren» door mevrouw Sorgdrager aan ons overhandigd. Bijgaand sturen wij u het rapport, waarin de Commissie Sorgdrager (hierna: Commissie) haar bevindingen doet over het verloop en de afhandeling van de fipronil-crisis1. In deze brief geven wij onze reactie op de aanbevelingen van de Commissie, gericht aan het bedrijfsleven in de eiersector, de NVWA en aan politiek en bestuur.

Wij zijn de Commissie zeer erkentelijk voor het grondige onderzoek dat zij heeft verricht. Onze indruk is dat de Commissie een gedegen reconstructie heeft opgesteld van de gebeurtenissen voorafgaand, tijdens en gedurende de afhandeling van de fipronil-crisis. Er is een analyse gemaakt van de rollen en verantwoordelijkheden van alle betrokken actoren (bedrijfsleven, toezichthouders en de verantwoordelijke departementen) en de wijze waarop de fipronil-crisis door hen is afgehandeld.

De conclusies van de Commissie zijn stevig. Zij is van mening dat het systeem van waarborgen voor voedselveiligheid ontoereikend is en dat verbeteringen dringend noodzakelijk zijn. De Commissie spreekt alle relevante actoren – het bedrijfsleven, de toezichthouders en verantwoordelijke departementen – aan op hun functioneren tijdens deze crisis. Wij onderschrijven de conclusie dat het systeem van waarborgen voor de voedselveiligheid- waar bedrijfsleven, toezichthouders en departementen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid deel van uitmaken zoals is gebleken in de fipronil-crisis ontoereikend is. Wij voelen vanuit de verantwoordelijkheid voor het systeem als geheel urgentie om de aanbevelingen ter hand te nemen. Uiteraard doen wij dat samen met alle relevante actoren.

Voedsel in Nederland is in het algemeen veilig, iedereen moet daar ook van uit kunnen gaan. In de Staat van Voedselveiligheid 2 is dit vastgesteld. Een goed functionerend systeem van wetgeving en toezicht op de voedselveiligheid is daarbij van essentieel belang. Alle onderdelen in dit systeem dienen goed te functioneren, zowel privaat als publiek. Voedselfraude en voedselveiligheids- incidenten kunnen echter, ook met meer en betere controles, nooit voor 100% worden voorkomen. Het bedrijfsleven is verantwoordelijk voor de naleving van de wetgeving, de overheid ziet hier op toe. Deze crisis heeft zwakheden in dit systeem zichtbaar gemaakt. Wij danken de Commissie voor de analyse en conclusies en gaan met de aanbevelingen voortvarend aan de slag; doel van het onderzoek was immers dat alle partijen hier zoveel mogelijk lering uit zouden trekken.

1. Aanbevelingen voor de bedrijven, brancheorganisaties en belangenvertegenwoordigers in de eiersector

De Commissie constateert dat voor de bedrijven die betrokken zijn bij de productie, de handel en het verwerken van eieren de verbetering begint bij het besef van het grote belang van het eigen handelen voor de voedselveiligheid. Verder concludeert de Commissie dat de voedselveiligheid door private partijen onvoldoende is gewaarborgd en dat de private kwaliteitssystemen IKB Ei en IKB PSB onvoldoende waarborg bieden voor de voedselveiligheid.

De Commissie doet aanbevelingen om de waarborgen voor voedselveiligheid binnen het IKB Ei ketenkwaliteitssysteem uit te breiden. Voorts vindt de Commissie dat gezorgd moet worden dat individuele pluimveehouders over de kennis kunnen beschikken die nodig is om de risico’s in hun bedrijfsprocessen maximaal te beheersen en nieuwe risico’s te kunnen onderkennen.

Op 15 mei 2018 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de rapportage van de Werkgroep Versterking Zelfregulering Eierketen (WVZE)3. De Commissie ziet de adviezen van de werkgroep als een goede stap vooruit en spoort het bedrijfsleven aan om deze adviezen snel te implementeren, aansluiting te zoeken bij kwaliteitssystemen in de rest van de keten, eieren vaker te laten onderzoeken en toe te werken naar een inhoudelijk sterk systeem dat voldoet aan de criteria van ketenborging.nl. Ook adviseert de Commissie dat de eiersector meer aandacht besteedt aan voedselfraude, door inzet van meer gerichte controle hierop en een meldplicht voor vermoedens van fraude of misleiding. Uit deze crisis is gebleken dat de huidige kwaliteitsregeling IKB PSB niet bijdraagt aan de borging van de voedselveiligheid en dat dit systeem voor dienstverlenende bedrijven opnieuw moet worden ingericht.

Wij onderschrijven deze adviezen van de Commissie. Pluimveehouders en dienstverleners moeten zich bewust zijn van de risico′s die inherent zijn aan hun activiteiten. We maken in de komende periode afspraken met de sector om te bevorderen dat zij, naast de opvolging van de aanbevelingen van de WVZE, bovengenoemde aandachtspunten van de Commissie uitwerken binnen de kwaliteitsregeling IKB Ei en daarnaast de kwaliteitsregeling IKB PSB opnieuw inrichten.

De Commissie schetst dat kennismanagement belangrijk is zodat de ondernemer de voedselveiligheid adequaat kan beheersen. De aanbevelingen richten zich op het bieden van kennis over de beheersing van voedselveiligheid via het kwaliteitssysteem IKB Ei en richting de individuele pluimveehouder. Wij maken met de betrokken brancheorganisaties in de komende periode afspraken over de kennishiaten en de wijze waarop deze kunnen worden opgevuld.

We zullen de voortgang van te maken afspraken met de sector en betrokken brancheorganisaties actief monitoren en, zodra dit onvoldoende is, ingrijpen en nadere acties hierop inzetten.

2. Aanbevelingen aan de NVWA

Van de NVWA wordt verwacht een sterke autoriteit te zijn, die efficiënt en effectief toezicht houdt en zo nodig stevig ingrijpt. Voor het enorm brede werkterrein en takenpakket van de NVWA is volgens de Commissie de capaciteit die de NVWA daarbij ter beschikking staat beperkt. Voedselveiligheid moet de eerste en belangrijkste prioriteit hebben en binnen de organisatie een herkenbare plaats krijgen. De Commissie heeft belangrijke aanbevelingen voor de NVWA die wij zullen opvolgen.

Het is voor ons evident dat voedselveiligheid prioriteit krijgt en dat ten tijde van een crisis of incident alle noodzakelijke capaciteit voor de uit te voeren werkzaamheden vrijgemaakt moet worden, zelfs als dat op dat moment ten koste gaat van andere taken. Het versterken van de aandacht voor voedselveiligheid in de reguliere situatie is noodzakelijk en vereist scherpe keuzes gezien het brede werkpakket van de NVWA die voortvloeien uit wettelijke EU-verplichtingen. In de komende maanden zal de NVWA voedselveiligheid nadrukkelijker binnen haar organisatie positioneren. We gaan met de NVWA de wijze waarop voedselveiligheid binnen de organisatie NVWA is belegd verder verduidelijken en aanscherpen, zodat de gewenste herkenbare plaats binnen de autoriteit duidelijk wordt, zowel in crisistijd als daarbuiten.

Door de Europese Ministers van voedselveiligheid is, mede op initiatief van Nederland, een aantal maatregelen afgesproken door de Lidstaten en de Europese Commissie. Eén van de verbeteringen hiertoe is het aanstellen van de Chief Food Safety Officer (CFSO). Over de invulling van deze functie (taak en reikwijdte) wordt door de Lidstaten en de toezichthouders binnen de EU nog gesproken. Wij willen hier niet langer op wachten. Met de aanstelling van de CFSO op korte termijn komt binnen de NVWA een centrale functie voor voedselveiligheid. Deze functionaris zal, samen met zijn ondersteuning, zorgen voor een adequate inzet van en goede samenwerking tussen alle betrokken disciplines binnen de NVWA. De CFSO beschikt daartoe over doorzettingsmacht en heeft rechtstreeks toegang tot de Inspecteur-Generaal. De CFSO vervult een verbindende rol richting de departementen, de autoriteiten in andere lidstaten en de Europese Commissie. Door de centrale positionering binnen de NVWA krijgt voedselveiligheid een herkenbare plaats en dient de prioriteit van voedselveiligheid goed geborgd te worden.

De Commissie doet daarnaast meerdere aanbevelingen voor het verbeteren van werkprocessen binnen de NVWA. Op deze aanbevelingen gaan wij hieronder in. Wij zien het opvolgen van deze aanbevelingen als onderdeel van het verbeterprogramma NVWA2020 en zullen vanuit dit programma nadrukkelijk sturen op de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie.

Procedure en risicoafweging bij binnenkomst signalen en meldingen

Het valt de Commissie op dat door het ontbreken van een tijdige integrale weging van de risico’s verbonden aan de signalen, onvoldoende is gewaarborgd dat een realistische inschatting werd gemaakt van de risico’s en een adequate interventie- en handhavingsstrategie werd gekozen.

De Commissie adviseert de NVWA om de systemen en procedures voor de omgang met signalen te verbeteren, zodat een integrale afweging wordt gemaakt van de mogelijke risico’s en maatschappelijke gevolgen en dat bij signalen van fraude deze in samenhang worden behandeld en traceerbaar zijn voor toezicht, handhaving en opsporing.

Wij zijn het eens met de Commissie dat een goede doorgeleiding van signalen en een goede risico-afweging essentieel zijn bij signalen van onoorbare zaken.

De NVWA kent diverse systemen waar burgers en bedrijven meldingen kunnen doen al dan niet anoniem. Daarnaast krijgt de NVWA meldingen binnen vanuit de Europese systemen. Tenslotte kunnen uiteraard inspecteurs van de NVWA signalen afgeven. Dit leidt op dit moment tot zo’n 20.000 meldingen per jaar. Vanwege het grote aantal meldingen is een snelle en accurate triage op basis van risico-inschatting nodig. Om de aanbevolen verbetering tot stand te brengen heeft de NVWA een start gemaakt met het uniformeren van het meldingenproces met als doel alle in- en externe meldingen adequaat te registreren, door te zetten, te monitoren en af te handelen.

Het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (bureau) zal beter en sneller een oordeel moeten gaan geven over signalen. Kennis is fundamenteel om de beschikbare capaciteit van het toezicht daar in te zetten waar de risico’s het grootst zijn. Ook toegankelijke wetenschappelijke kennis over fysische, chemische en biologische risico’s is essentieel om signalen goed te kunnen beoordelen. Het bureau zal meer van de beschikbare capaciteit inzetten voor het tijdig en adequaat beoordelen van signalen ten behoeve van het inspectiewerk. Voor het kennismanagement betrekt en weegt bureau kennis van buiten en laat extern onderzoek verrichten om hiaten te vullen. De relevante wetenschappelijke kennis die bij andere nationale en internationale instituten aanwezig is zal via samenwerkingsafspraken maximaal worden benut.

Samenwerking tussen opsporing en toezicht

De Commissie beveelt aan om – samen met het Openbaar Ministerie (OM) – helderheid te scheppen over de mogelijkheden informatie uit te wisselen en de beperkingen daarvan in kaart te brengen, kennis te delen en samen te werken over de grenzen heen van de strafrechtelijk opsporing en het bestuursrechtelijke toezicht.

Wij zullen samen met de NVWA in overleg treden met het OM zodat in alle geledingen een eenduidig beeld ontstaat over de ruimte die de wetgeving biedt. Het uitgangspunt daarbij is dat te allen tijde ingegrepen kan worden zodra de volksgezondheid in het geding is.

Met het in 2016 opgestarte Fraude Expertise Knooppunt versterkt de NVWA het overleg tussen opsporing en toezicht over potentiële strafzaken. Hiermee is een werkwijze opgezet om bevindingen en meldingen integraal te wegen, en te bepalen of, en zo ja, welke actie adequaat is. Bij zaken waar voedselveiligheid in het geding is, is de interactie tussen opsporing en toezicht ook tijdens een strafrechtelijk traject essentieel. De samenwerking krijgt onder meer vorm doordat opsporing en toezicht namens de NVWA inmiddels beide deelnemen aan het overleg met het OM over potentiële strafzaken.

Risicogericht toezicht

Om risico’s voor de voedselveiligheid adequaat te kunnen beoordelen en effectief te kunnen ingrijpen moet kennis vanuit alle disciplines bijeengebracht worden (wetenschappelijke, juridische en praktijkkennis). De Commissie constateert dat de totstandkoming van risicogericht toezicht te traag verloopt. Ze wijst er op dat van de twaalf geïdentificeerde ketens er tot nu toe drie met behulp van een integrale risicoanalyse in beeld zijn gebracht. De Commissie vindt echter ook, evenals de Algemene Rekenkamer in haar verantwoordingsonderzoek Economische Zaken 2017, dat bij de ontwikkeling van risicogericht toezicht de NVWA belangrijke stappen heeft gezet.

De aanbevelingen van de Commissie op het punt van kennismanagement en risicoanalyses zullen worden betrokken bij de gewenste versnelling van het risicogerichte toezicht.

Incident- en crisisorganisatie

Met het oog op een goed functionerende incident- en crisisorganisatie beveelt de Commissie aan in te zetten op een goede risico-inschatting van de voedselveiligheid, eenduidige communicatie, afstemming van handhavingsbeleid en goede communicatie met autoriteiten in andere lidstaten tijdens en buiten incidenten/crises.

Deze aanbevelingen sluiten aan bij eerdergenoemde de afspraken van de Europese Ministers van voedselveiligheid4. In de conclusies van de Ministers zijn afspraken opgenomen om te starten met een verbetertraject voor een geharmoniseerde aanpak van grensoverschrijdende crises en incidenten. In navolging van deze afspraken wordt door de Europese Commissie gewerkt aan de versterking van de Europese meldingssystemen voor voedselveiligheid en voedselfraude, het instellen van de hierboven genoemde Chief Food Safety Officers door de Lidstaten, afstemming over risicocommunicatie en interpretatie van normen. Nederland is één van de initiatiefnemers en dringtin Europees verband aan op snelle besluitvorming en adequate implementatie van de afspraken.

Crisiscommunicatie

De Commissie constateert dat de ministeries de media-aandacht van de fipronil-crisis zwaar hebben onderschat. Zij stelt dat het ontbroken heeft aan regievoering op de communicatie vanuit de ministeries en de NVWA. De Commissie beveelt de NVWA aan, in overleg met de departementen, te zorgen voor een eenduidige communicatie.

We erkennen dat in crisissituaties heldere communicatie van essentieel belang is en dat de communicatie tijdens de fipronil-crisis niet altijd eenduidig was. Dit is in eerdere correspondentie met uw Kamer door onze ambtsvoorgangers onderkend. Wij gaan de aanbevelingen om te komen tot een eenduidige communicatie oppakken.

Over de opvolging van bovengenoemde aanbevelingen gericht aan de NVWA wordt u structureel en expliciet geïnformeerd bij de voortgangsrapportages NVWA2020 die twee keer per jaar aan uw Kamer worden gezonden.

3. Aanbevelingen voor politiek en bestuur

Stelselverantwoordelijkheid voedselveiligheid

De Commissie concludeert in haar rapport dat de twee beleidsverantwoordelijke ministeries een te beperkte opvatting hanteren van hun eigen rol ten aanzien van voedselveiligheid. Politiek en bestuur moeten de verantwoordelijkheid voor het stelsel van voedselveiligheid erkennen en zorgen voor een evenwichtige toezichtondersteunende beleidsmix die een betrouwbare zelfregulering in de sectoren stimuleert en de naleving van de voedselveiligheidsvoorschriften bevordert. Daarbij moet er vanuit de departementen meer gedaan worden om de zelfregulering binnen de sector te versterken.

We erkennen onze stelselverantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid. De samenleving moet kunnen vertrouwen op de adequate werking hiervan. Dit betekent dat we onder andere actiever het bedrijfsleven gaan aanspreken op hun verantwoordelijkheid en dat we een steviger rol pakken als het bedrijfsleven die verantwoordelijkheid niet neemt. We zullen hiervoor een aanpak ontwikkelen en deze met uw Kamer delen. Onderdeel van deze aanpak is gericht op het stimuleren van het bedrijfsleven om de zelfregulering te versterken en certificering te laten voldoen aan de normen van Ketenborging.nl.

De verantwoordelijkheid voor het voedselveiligheidsbeleid is belegd bij twee departementen, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Commissie ziet nadelen in de verdeling van de beleidsverantwoordelijkheid voor voedselveiligheid over twee departementen. De Commissie adviseert om de politieke en beleidsmatige verantwoordelijkheid eenduidig en sluitend te beleggen en daarbij te zorgen voor een passende, duidelijke aansturing van en relatie met de toezichthouder.

De samenleving moet er op kunnen rekenen dat de overheid eenduidig en adequaat opereert. De gekozen organisatie binnen en rolverdeling tussen de departementen mag dit niet in de weg staan. Vanuit dit uitgangspunt zullen we de rolverdeling analyseren en waar nodig aanscherpen, aanpassen en verduidelijken. In het najaar wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.

Opdrachtgeverschap NVWA

De Commissie is daarnaast van mening dat de NVWA door de departementen adequaat moet worden toegerust zodat zij haar taak als sluitstuk voor de voedselveiligheid op effectieve en efficiënte manier kan invullen. Daarbij beveelt de Commissie aan de NVWA de ruimte en de capaciteit te geven zich te ontwikkelen tot een gezaghebbende autoriteit op het gebied van voedselveiligheid.

Wij onderschrijven het grote belang dat de Commissie hecht aan voedselveiligheid. Bescherming van de volksgezondheid moet centraal staan. In de besteding van de beschikbare middelen heeft dit onze expliciete aandacht. Ook is bij de inzet van de extra middelen uit het Regeerakkoord voedselveiligheid een prioritair aandachtsgebied. Na een periode van voortdurende reorganisaties is het nu van belang dat de NVWA de ingezette koers om te komen tot een toekomstbestendige toezichthouder kan vasthouden.

Meerdere publieke toezichthouders

De Commissie stelt dat het toezicht op de eiersector complex en gelaagd georganiseerd is. De Commissie ziet geen goede gronden voor het verrichten van publiek toezicht door de Nationale Controle Autoriteit Eieren (NCAE). De opsplitsing van het publieke toezicht tussen de NCAE en de NVWA komt volgens de Commissie een slagvaardige handhaving niet ten goede. Wij zullen het voorstel van de Commissie voor integratie van het publieke toezicht op de eiersector in de NVWA opvolgen.

Kamercorrespondentie

De Commissie gaat in haar rapport in op hoe uw Kamer op 3 en 10 augustus 20175 is geïnformeerd. De Commissie constateert dat de informatie in deze brieven onvolledig was en een vertekend beeld gaf. Wij erkennen dat het moeite heeft gekost om – in de hectiek van de crisis – alle feiten op het juiste moment op papier te zetten en dat de informatievoorziening niet volledig was. De Commissie benoemt specifiek een aantal punten. Ten dele zijn deze punten benoemd en gecorrigeerd in de brief aan uw Kamer van 23 augustus 2017 en in het daarop volgende Kamerdebat op 24 augustus 2017. Twee punten zijn niet eerder geadresseerd. Daar willen wij graag hier expliciet op ingaan.

De eerste betreft de mate van betrokkenheid van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) bij de risicobeoordeling. In de Kamerbrief van 10 augustus 2017 is aan u gemeld dat bureau verkennende vragen heeft uitgezet bij het RIVM en het Ctgb. Deze verkennende vragen ging over de vraag of fipronil als bloedbestrijdingsmiddel toegelaten was.

Uit de reconstructie van de Commissie blijkt dat met beide organisaties in die periode contact is geweest. De Commissie constateert hierover dat het niet juist was dat het RIVM en Ctgb in januari 2017 een rol hadden gespeeld bij het beantwoorden van de vraag aan bureau over de eventuele risico’s van het gebruik van fipronil. Mocht de indruk zijn gewekt dat het RIVM en Ctgb betrokken waren bij de op te maken risicobeoordeling, dan is dat onjuist.

Daarnaast geeft de Commissie aan dat in de Kamerbrief van 10 augustus 2017 ten onrechte is gemeld dat op 19 juni 2017 de koppeling met het strafrechtelijk onderzoek was gelegd. Zoals door de Commissie is geconstateerd, is deze koppeling pas gelegd op 11 juli 2017.

4. Samenwerking tussen publieke en private toezichthouders

Ondanks het feit dat deze crisis heeft laten zien dat niet volledig op private kwaliteitssystemen kan worden vertrouwd, ziet de Commissie meerwaarde in de samenwerking tussen publieke toezichthouders en certificerende instellingen.

De Commissie adviseert een gedegen analyse te doen van de mogelijkheden en beperkingen van deze publiek-private samenwerking. Deze aanbeveling van de Commissie nemen wij over en zullen de analyse oppakken.

5. Reactie op bericht van Omroep Gelderland «Controlerende instanties in de fout: fipronilcrisis had mogelijk voorkomen kunnen worden»

Uw Kamer heeft bij Commissiebrief van 19 juni jongstleden gevraagd om in onze reactie op het rapport van de Commissie Sorgdrager ook in te gaan op de vraag of de crisis misschien voorkomen had kunnen worden indien de controlerende instanties de boeren er op gewezen hadden dat fipronil een onderdeel was van Dega-16. Uw Kamer refereert daarbij aan het bericht op Omroep Gelderland van 14 juni 2018 «Controlerende instanties in de fout: fipronil-crisis had mogelijk voorkomen kunnen worden». Hierover merken wij op dat deze vraag onderdeel uitmaakt van de lopende rechtszaak die door LTO Nederland en pluimveehouders is aangespannen tegen de Staat. Het is aan de rechter om hierover een onafhankelijk oordeel te geven. Daarop willen wij nu niet vooruitlopen.

Tot slot

De uitkomsten van het onderzoek naar de fipronil-crisis zijn stevig. Wij zijn van mening dat met de aanbevelingen van de Commissie gewerkt kan worden aan het verder versterken van ons systeem van de borging van voedselveiligheid in Nederland. Na de crisis zijn verschillende actoren al gestart met het doorvoeren van verbeteringen. De aanbevelingen van de Commissie onderstrepen de noodzaak om de verbeteringen met prioriteit verder uit te bouwen en door te voeren, dit in het belang van voedselveiligheid en het publieke vertrouwen in voedsel.

Het opvolgen van de aanbevelingen van de Commissie zal de komende tijd veel vragen van zowel sector, de NVWA als de departementen. We zullen een overkoepelend plan op stellen waarin alle acties worden beschreven inclusief het tijdpad, de monitoring en de wijze waarop uw Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang en resultaten. Dit overkoepelde plan zullen we dit najaar aan uw Kamer doen toekomen. Daarbij zijn we er ons van bewust dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid een advies zal uitbrengen over het systeem van voedselveiligheid. Eventuele aanbevelingen van de Onderzoeksraad zullen wij eveneens op hun merites beoordelen en indien nodig toevoegen aan de aanpak om het systeem van voedselveiligheid verder te versterken.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 26 991, nr. 525.

X Noot
3

Kamerstuk 26 991, nr. 523.

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-32, nr. 1054.

X Noot
5

Kamerstuk 26 991, nr. 486 en Kamerstukken 26 991 en 33 835, nr. 487.

Naar boven