26 991 Voedselveiligheid

Nr. 370 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 september 2013

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 3 juli 2013 over de Risicobeoordeling paardenvlees (Kamerstuk 26 991, nr. 367).

De op 11 juli 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de staatssecretaris, mede namens de minister, bij brief van 5 september 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Peen

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen van leden van de D66-fractie

2

 

Vragen van leden van de ChristenUnie-fractie

3

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

4

     

II

Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling de risicobeoordeling gelezen. Zij hebben nog enkele vragen.

Kan de minister een nadere toelichting geven op de totstandkoming van een advies van het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (bureau)? Welke procedures worden doorlopen? De minister geeft aan adviezen van bureau altijd zeer serieus te nemen en te beoordelen mede met in achtneming van een aantal aanvullende aspecten. Kan de minister de beoordeling van dergelijke adviezen nader toelichten?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen of met het bakken van een paardenbiefstuk, waarbij het vlees rood blijft, de risico’s van bacteriële besmetting zijn voorkomen?

Klopt het dat de steekproef om te controleren op fenylbutazon zeer klein is? Is het lastig om te testen op fenylbutazon? Zo nee, is de minister bereid een 100% test op paardenvlees toe te passen?

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen vaan voorliggende brief. Zij willen de beide bewindspersonen hier nog enkele vragen over stellen.

De leden van de D66-fractie lezen dat het Bureau Risicobeoordeling adviseerde om het publiek wederom te attenderen op de risico’s van het consumeren van rauw (paarden)vlees. Aan dit advies is geen gehoor gegeven, omdat de minister meende dat er reeds voldoende werd voorgelicht. Op basis van welke afwegingen is dit besluit genomen, zo vragen de leden zich af. Tevens vragen deze leden of er een afwegingskader is voor het nemen van een dergelijk besluit. Is de minister bovendien van mening, met de kennis van nu, dat die beslissing de juiste was? Hoe beoordeelt zij de verhouding tussen verschillende uitlatingen van de zijde van de regering dat er geen risico’s voor de volksgezondheid waren en het advies om juist de voorlichting te intensiveren?

De leden van de D66-fractie lezen in het rapport van het Bureau Risicobeoordeling tevens dat de herkomstlanden van paarden een risicofactor kunnen zijn waar het de parasieten Trichinella spp. en Toxoplasma betreft. Deze leden vragen de minister aan te geven op welke wijze er onderscheid gemaakt wordt tussen landen met een hoog en een laag risico en hoe die kwalificaties tot stand komen. Tevens vragen de aan het woord zijnde leden of er voor landen met een verhoogd risico een andere wijze van controleren gehanteerd wordt.

De leden van de D66-fractie vragen de minister uiteen te zetten hoe het organogram bij een (mogelijke) voedselcrisis eruit ziet.

De leden van de D66-fractie constateren dat er tussen 2009 en 2012 17 controles bij 18.000 paarden zijn uitgevoerd op het middel fenylbuzaton. Zij vragen de minister te beargumenteren of dit een voldoende representatieve steekproef is en of de beleidsconclusies die aan deze resultaten verbonden zijn wel houdbaar zijn.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de risicobeoordeling paardenvlees. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er afgelopen week (wederom) onrust is ontstaan over de invoer van paardenvlees uit landen als Bulgarije en Roemenië. Deze leden vragen waarom het kabinet in de brief in het geheel niet ingaat op de invoer uit deze twee landen. Klopt het dat in paardenvlees uit deze twee landen de gevaarlijke parasieten trichinella en toxoplasma relatief vaker voorkomen, zo vragen deze leden. Kan het kabinet aangeven welke maatregelen momenteel genomen worden om het toezicht op de invoer van vlees, en paardenvlees in het bijzonder, uit Bulgarije en Roemenië versterken? Hoeveel procent van de partijen paardenvlees die ingevoerd worden uit Bulgarije en Roemenië wordt gecontroleerd? Is het toezicht op de invoer uit deze twee landen in de afgelopen maanden geïntensiveerd?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de intensiteit van de controles van paardenvlees op de aanwezigheid van mogelijke residuen van diergeneesmiddelen. Kan het kabinet aangeven welke percentage van de in Nederland geslachte paarden in de afgelopen vijf jaar is gecontroleerd op de aanwezigheid van mogelijke residuen van diergeneesmiddelen en parasieten?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verbaasd over de wijze waarop het kabinet is omgegaan met het advies van het bureau dat het aan te raden is «het publieke wederom te attenderen op de risico’s van onvoldoende verhit vlees, waaronder paardenvlees, met name voor risicogroepen zoals zwangere vrouwen». Het kabinet verwijst naar het algemene advies van het Voedingscentrum, maar heeft dus blijkbaar geen specifieke actie ondernomen, terwijl ambtenaren meerdere keren hebben gewezen op de gevaren voor de volksgezondheid. Waarom heeft het kabinet (bijvoorbeeld via het Voedingscentrum) geen specifieke waarschuwing gegeven voor het eten van paardenvlees, zo vragen genoemde leden. Deze leden constateren dat er wel 50 miljoen kilogram vlees is teruggeroepen (waarvan het merendeel al was geconsumeerd), maar dat de overheid de consument blijkbaar onvoldoende informeerde over de risico’s.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet aan te geven wat de stand van zaken is met betrekking tot het al dan niet opvolgen van de aanbevelingen uit het rapport van bureau. Welke aanbevelingen zijn inmiddels opgevolgd en welke niet, zo vragen deze leden. Zijn er ook aanbevelingen die volgens het kabinet niet uitvoerbaar zijn?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet of de herziening van de toezichtstrategie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (vaker en uitgebreider onderzoek naar administraties en verdachte handelsstromen) al concreet wat heeft opgeleverd.

Verder vragen deze leden naar het resultaat van de eerste bijeenkomst van de Europese werkgroep voedselfraude die op 8 juli jl. plaatsvond. In hoeverre komt de inzet van de werkgroep overeen met de inzet van de Nederlandse Taskforce Voedselvertrouwen, zo vragen deze leden.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn bezorgd over de voedselfraude waarbij paardenvlees als rundvlees is verkocht en hebben enkele vragen hierover aan het kabinet.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van de beantwoording door de staatssecretaris van de vragen gesteld door het lid Thieme (Aanhangsel Handelingen II, 2012/13, nr. 1517). De staatssecretaris vermeldt dat ondernemers, ondanks eerdere veroordelingen op voedselfraude, vrij zijn om bedrijfsmatige activiteiten op te pakken in bijvoorbeeld de handel van vlees. Is de staatssecretaris bereid om dit wettelijk onmogelijk te maken als met de desbetreffende fraude er risico’s voor de volksgezondheid zijn?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennis genomen van het feit dat tussen 2009 en 2012 er circa 18.000 paarden geslacht zijn waarvan er zeventien gecontroleerd zijn op fenylbutazon. Dit is hooguit een percentage van 0.06% van het aantal geslachte paarden. Kan de staatssecretaris deze getallen bevestigen? Is de staatssecretaris van mening dat het aantal uitgevoerde controles te weinig is? Wat is het percentage van de andere diersoorten dat wordt gecontroleerd op fenylbutazon? Kan de staatssecretaris dit specificeren per diersoort? Is de staatssecretaris bereid om de controles op slachthuizen, slagers en supermarkten op te voeren?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennis genomen van het rapport van de bureau waarin de NVWA haar bevindingen over importvlees presenteert. Is de staatssecretaris het eens met de bevindingen van het rapport van het bureau dat paarden uit andere lidstaten en derde landen slecht worden gecontroleerd? Kan de staatssecretaris aangeven wat hier de redenen voor zijn? Kan de staatssecretaris bevestigen dat de staat van het paardenvlees samenhangt met de prevalentie van zoönose verwekkers in het land van herkomst en de slachthygiëne en postmortem keuring? Is het kabinet bereid, om naar aanleiding van deze bevindingen, herkomstaanduidingen op etiketten te verplichten? Is de staatssecretaris bereid om alle vleesleveranciers te verplichten een «schoon vlees» verklaring af te geven waarbij de juridische aansprakelijkheid meteen duidelijk geregeld wordt? Is de staatssecretaris bereid om zich in te zetten om hier ook internationaal afspraken over te maken? Is de staatssecretaris bereid om ook het importvlees te laten controleren zoals de NVWA dat geadviseerd heeft? Zo nee, kan de staatssecretaris aangeven waarom ze dit advies naast zich neerlegt?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben opgemerkt dat de NVWA tevens het advies geeft om de consument te wijzen op de risico’s van paardenvlees op de volksgezondheid, in verband met toxoplasma en trichinella bij rauw vlees. In haar reactie hierop geven de bewindspersonen aan de gebruikelijke voorlichting via het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Voedingscentrum over rauw vlees, voldoende te vinden. Kan het kabinet aangeven hoeveel Nederlanders in 2013 deze specifieke pagina’s met de desbetreffende voorlichting van het RIVM en het Voedingscentrum hebben bezocht? Wat is het percentage Nederlanders wat hiermee is voorgelicht? Is het kabinet bereid om de consument extra voor te lichten over de eventuele risico’s voor de volksgezondheid?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van de herziende toezichtstrategie van de NVWA. Hierbij is aangegeven dat de NVWA meer aandacht gaat schenken aan grondstoffenstromen en dat de NVWA de beheersing van risico’s in de algehele productieketen gaat verhogen. Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze de NVWA meer aandacht gaat schenken aan grondstoffenstromen? Welke mogelijke maatregelen kunnen hieruit volgen? Op welke wijze gaat de NVWA de risicobeheersing in de algehele productieketen verhogen? Neemt de NVWA ook de internationale productie mee in de risicobeheersing? Kan de staatssecretaris aangeven met hoeveel procent de bestaande risico’s vermindert zal worden? Op welke wijze is de staatssecretaris van plan om de traceerbaarheid op de transportstromen van de slachtpaarden binnen en buiten Europa te verhogen?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van reactie van Britse veehouders op het schandaal waarbij importproducten met paardenvlees als rundvlees zijn verkocht. Britse boerenbonden roepen hun landgenoten op om vooral vlees van eigen bodem te kopen.1 De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn het met de Britse veehouders eens dat de voedselschandalen veroorzaakt worden door importvlees. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de schadalen met paardenvlees in Nederland ook hun oorsprong vinden in importvlees? Kan de staatssecretaris bevestigen dat hiermee het vertrouwen van de consument in de Nederlandse sector gevaar loopt? Is de staatssecretaris van mening dat regionale landbouw voordelen oplevert ten aanzien van het sluiten van kringlopen, ten aanzien van de traceerbaarheid van transportstromen, ten aanzien van het dierenwelzijn? Is de staatssecretaris van mening dat regionale landbouw hiermee kan leiden tot minder voedselschandalen? Kan de staatssecretaris bevestigen dat regionale landbouw minder risico’s heeft voor de volksgezondheid? Is de staatssecretaris bereid om maatregelen te nemen om regionale landbouw te stimuleren? Zo ja, welke maatregelen is de staatssecretaris bereid om te treffen? Zo nee, waarom niet?

II Antwoord / Reactie van de staatssecretaris

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de vragen van uw Kamer, zoals ingebracht als schriftelijk overleg, aan de staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over de risicobeoordeling paardenvlees (ingezonden 11 juli 2013).

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling de risicobeoordeling gelezen. Zij hebben nog enkele vragen. Kan de minister een nadere toelichting geven op de totstandkoming van een advies van het Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering (bureau)? Welke procedures worden doorlopen?

Bureau Risicobeoordeling en programmering (bureau) van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) brengt gevraagd en ongevraagd wetenschappelijke adviezen uit aan de bewindspersonen van EZ en VWS over de veiligheid van voedingsmiddelen, voeding en consumentenproducten en het welzijn en de gezondheid van dieren. Deze adviezen zijn inhoudelijk van aard, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek en bestaan uit een analyse van de aanwezige risico’s (risicoanalyse) en geadviseerde mogelijke maatregelen (risicomanagement).

Op basis van de vraagstelling stelt bureau een conceptadvies op, dat is gebaseerd op onderzoek van de actuele wetenschappelijke literatuur. Indien nodig schakelt bureau daarvoor kennisinstituten in en raadpleegt zij zusterautoriteiten of de EFSA. Een concept advies wordt vervolgens beoordeeld door externe wetenschappelijk experts (zogenoemde «peer review»). Hierna volgt een formele voorinzage bij de aanvrager van het advies dan wel het Ministerie van EZ en het Ministerie van VWS in geval van een ongevraagd advies. Eventuele opmerkingen van de aanvrager worden al dan niet overgenomen door bureau, waarna de directeur van bureau het advies vaststelt.

De in de Wet onafhankelijke risicobeoordeling VWA geregelde onafhankelijkheid verplicht bureau adviezen uit te brengen, zonder ongeoorloofde beïnvloeding vanuit politieke of andere belangen. De in deze wet genoemde transparantie komt tot uitdrukking door de vastgestelde adviezen doorgaans onmiddellijk, maar in ieder geval uiterlijk binnen vier weken openbaar te maken.

De minister geeft aan adviezen van bureau altijd zeer serieus te nemen en te beoordelen mede met in achtneming van een aantal aanvullende aspecten. Kan de minister de beoordeling van dergelijke adviezen nader toelichten?

De minister van VWS heeft tot taak gezondheidsrisico’s waar mogelijk te voorkomen, of als ze zich reeds voordoen deze te beheersen en terug te dringen. Dit is echter geen ééndimensionale opdracht waarbij iedere maatregel die bijdraagt aan deze doelen hoe dan ook genomen moet en kan worden. Hoewel het beschermen van de volksgezondheid leidend is, heeft de minister van VWS ook bij eerdere Kamerdebatten betoogd dat het streven naar nul-risico op alle terreinen niet het uitgangspunt van het beleid kan zijn. De minister van VWS dient altijd de proportionaliteit van een maatregel onder ogen te zien (het gezondheidseffect afgewogen tegen andere legitieme factoren zoals bijvoorbeeld de uitvoeringskosten en de indirecte economische gevolgen van de maatregel). Maar ook of een maatregel zal worden begrepen en gedragen door de bevolking, of deze uitvoerbaar is, of het past in ons rechtssysteem en of er internationale afhankelijkheden of gevolgen zijn. Daar zit ook het verschil tussen de verantwoordelijkheid van de wetenschappelijke adviseurs (zoals bureau of het RIVM) en de minister zelf. De wetenschappelijk adviseurs baseren zich puur op de wetenschappelijke inzichten over risicobeoordeling en mogelijke maatregelen. De minister van VWS neemt die adviezen als basis en combineert die vervolgens met de andere door ons genoemde invalshoeken, om op basis van een totaalafweging tot een beleidsbeslissing te komen. Vandaar de uitspraak dat wij die adviezen altijd zeer serieus nemen, maar op basis daarvan zelf tot een afweging komen. Ten aanzien van het risicomanagement kan tot diverse maatregelen besloten worden, bijvoorbeeld normstelling, communicatie, handhaving, uit de markt halen van producten etc. Hierbij wordt ook beoordeeld of bij een reeds in gang gezette maatregel aanpassing hiervan zinvol is.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie vragen of met het bakken van een paardenbiefstuk, waarbij het vlees rood blijft, de risico’s van bacteriële besmetting zijn voorkomen?

Het Voedingscentrum adviseert vlees goed te doorbakken, omdat rauw vlees besmet kan zijn met ziekmakende bacteriën. Vlees uit één stuk van rund of paard, zoals biefstuk, mag van binnen nog rosé zijn, omdat de meeste bacteriën aan de buitenkant van het vlees zitten. Voor kwetsbare groepen, zoals jonge kinderen, zwangere vrouwen, ouderen en mensen met verminderde weerstand is het advies om al het vlees goed te doorbakken.

Klopt het dat de steekproef om te controleren op fenylbutazon zeer klein is? Is het lastig om te testen op fenylbutazon? Zo nee, is de minister bereid een 100% test op paardenvlees toe te passen?

De controle op de aanwezigheid van residuen van diergeneesmiddelen in vlees is Europees voorgeschreven (Richtlijn 96/23/EG). De Europese regelgeving stelt eisen aan het aantal te onderzoeken monsters en de te onderzoeken stofgroepen en stoffen. Voor runderen, varkens, schapen en geiten zijn de minimum aantallen te onderzoeken monsters Europees voorgeschreven. Voor paarden is dat niet het geval. Binnen deze Europese kaders stelt de NVWA prioriteiten: op basis van een risico-inschatting, de bevindingen uit voorgaande jaren en de bevindingen van andere EU-lidstaten worden de monsters verdeeld over de verschillende te onderzoeken stofgroepen, waarbij relatief meer monsters op prioritaire stoffen worden onderzocht. Nederland heeft daarbij de afgelopen jaren prioriteit gegeven aan het onderzoek naar residuen van antibiotica vanwege de resistentieproblematiek en naar residuen van verboden groeibevorderaars.

Op basis van de Europese regelgeving en de risico-inschatting worden de controles gepland in het zogenaamde Nationaal Plan Residuen (NPR) dat jaarlijks wordt opgesteld en ter goedkeuring aan de Europese Commissie wordt voorgelegd. De NVWA voert de residucontroles uit. Als onderdeel van het Nationaal Plan Residuen wordt tenminste 2% van het aantal geslachte paarden onderzocht op residuen van diergeneesmiddelen, waaronder fenylbutazon.

In het algemeen is het onderzoek van residuen van diergeneesmiddelen in dierlijke producten een specialistische taak die alleen in gespecialiseerde, goed uitgeruste laboratoria kan worden uitgevoerd. Het onderzoek van residuen van fenylbutazon is als zodanig niet wezenlijk complexer of kostbaarder dan andere residu-onderzoeken.

In de jaren 2008–2011 zijn gemiddeld ca. 2.400 paarden per jaar geslacht. Deze cijfers dienen in de systematiek van het Nationaal Plan Residuen als basis voor de bepaling van het aantal te onderzoeken monsters in de jaren 2009–2012. In die periode zijn jaarlijks gemiddeld ca. 75 monsters van paardenvlees onderzocht op residuen. Ca. 5 daarvan werden onderzocht op fenylbutazon. In die jaren is in Nederland geen fenylbutazon in paardenvlees aangetroffen. In Europa werd fenylbutazon in die periode maar in een klein aantal lidstaten enkele malen gevonden. Op grond van de Nederlandse en Europese bevindingen en de destijds gestelde prioriteiten was er geen aanleiding om in die periode meer te testen op fenylbutazon.

Naar aanleiding van de RASFF-melding uit het Verenigd Koninkrijk is het onderzoek naar residuen van o.a. fenylbutazon in paardenvlees dit jaar geïntensiveerd. Zo is het aantal in het kader van het Nationaal Plan Residuen te nemen paardenvleesmonsters verdubbeld en is het percentage monsters dat specifiek wordt onderzocht op fenylbutazon verhoogd tot 20%. Naast de controles uit het Nationaal Plan Residuen, heeft de NVWA, zoals gemeld in onze brief van 12 april 2013 (Kamerstuk 26 991, nr. 348) een ketenonderzoek uitgevoerd naar residuen van o.a. fenylbutazon in paardenvlees. In 2013 wordt hierdoor ca 1,2% van het aantal geslachte paarden op residuen van fenylbutazon getest. Dit geeft voldoende informatie om een beeld te krijgen over het aanwezig zijn van residuen van fenylbutazon in paardenvlees. In de genoemde onderzoeken is fenylbutazon tot op heden niet aangetroffen. Daarbij geeft het advies van Bureau Risicobeoordeling aan dat het gezondheidsrisico van incidentele consumptie van met fenylbutazon verontreinigd vlees zeer klein is. Wij zien daarom geen aanleiding om de bemonstering op fenylbutazon tot 100% op te schalen.

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende brief. Zij willen de beide bewindspersonen hier nog enkele vragen over stellen. De leden van de D66-fractie lezen dat het Bureau Risicobeoordeling adviseerde om het publiek wederom te attenderen op de risico’s van het consumeren van rauw (paarden)vlees. Aan dit advies is geen gehoor gegeven, omdat de minister meende dat er reeds voldoende werd voorgelicht. Op basis van welke afwegingen is dit besluit genomen, zo vragen de leden zich af. Tevens vragen deze leden of er een afwegingskader is voor het nemen van een dergelijk besluit. Is de minister bovendien van mening, met de kennis van nu, dat die beslissing de juiste was? Hoe beoordeelt zij de verhouding tussen verschillende uitlatingen van de zijde van de regering dat er geen risico’s voor de volksgezondheid waren en het advies om juist de voorlichting te intensiveren?

Bij de beoordeling van het advies van bureau is afgewogen of er aanvullende aandacht specifiek voor de risico’s van rauw (paarden)vlees noodzakelijk was. Op basis van het advies van bureau hebben wij geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat de consument frequent verontreinigd paardenvlees geconsumeerd heeft. Het gaat hier om de verontreinigingen met residuen van diergeneesmiddelen, waaronder de verboden stof fenylbutazon. De kans op aanwezigheid van deze diergeneesmiddelen in paardenvlees is zeer gering. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat de consument frequent verontreinigd paardenvlees zou consumeren omdat er meestal sprake is van verwerkt vlees.

Het advies van bureau om opnieuw aandacht te besteden aan de risico’s van de consumptie van rauw (paarden)vlees is gegeven vanwege de microbiologische risico’s van rauw vlees. Deze risico’s zijn in rauw paardenvlees niet groter dan in andere vleessoorten en producten.

Zoals vermeld in de brief van 3 juli jl. inzake risicobeoordeling paardenvlees (Kamerstuk 26 991, nr. 367) verstrekken het Voedingscentrum, RIVM, huisartsen en verloskundigen al geruime tijd in zijn voorlichting adviezen over de risico’s van rauw en onvoldoende verhit vlees. Hierbij wordt speciaal aandacht besteed aan kwetsbare groepen zoals zwangere vrouwen, baby’s, kinderen, ouderen en zieke mensen. Op de website en in folders is hierover voldoende informatie beschikbaar. Het Voedingscentrum heeft de zogeheten 5X veilig regels ontwikkeld en afgestemd met de NVWA en het RIVM. Deze 5 regels worden als vast stramien gebruikt om te communiceren over voedselveiligheid. Eén van de 5 regels betreft «verhitten». Dit jaar is er in samenwerking met de slagers aandacht besteed aan 5 X veilig barbecueën. Zo wordt derhalve regelmatig aandacht gegeven aan de risico’s van het consumeren van rauw (paarden)vlees en zal dit ook in de toekomst worden gedaan. Daarmee wordt het advies van bureau in het algemeen opgevolgd. Ook met de kennis van nu zijn wij van mening dat dit de juiste beslissing was.

Wel zal in het licht van alle voedselveiligheidsincidenten die in de afgelopen periode hebben plaatsgevonden en de mogelijke onbekendheid van de consument met voedselveiligheidsrisico’s de minister van VWS in kaart brengen of aanvullende inzet op consumenteninformatie over veiligheid van voedsel en aanvullende informatie op het etiket nodig is. Ook de Taskforce voedselvertrouwen werkt aan een plan voor informatie aan de consumenten over voedsel, het productieproces en het etiket. Wij zullen u in het kader van de rapportage over de voortgang van de Taskforce voedselvertrouwen voor het einde van dit jaar informeren.

De leden van de D66-fractie lezen in het rapport van het Bureau Risicobeoordeling tevens dat de herkomstlanden van paarden een risicofactor kunnen zijn waar het de parasieten Trichinella spp. en Toxoplasma betreft. Deze leden vragen de minister aan te geven op welke wijze er onderscheid gemaakt wordt tussen landen met een hoog en een laag risico en hoe die kwalificaties tot stand komen. Tevens vragen de aan het woord zijnde leden of er voor landen met een verhoogd risico een andere wijze van controleren gehanteerd wordt.

De NVWA maakt onderscheid tussen paardenvlees afkomstig uit de Europese Unie en paardenvlees afkomstig uit landen buiten de EU. De gezondheidsrisico’s van vlees worden geborgd omdat de controlesystemen van alle EU-lidstaten dienen te voldoen aan de van toepassing zijnde, geharmoniseerde EU-regelgeving. De inspectiedienst van de Europese Commissie (FVO) controleert dat de lidstaten de EU-regels ook correct toepassen. De controlesystemen van de lidstaten dienen hierbij rekening te houden met de specifieke situaties en risico’s op hun grondgebied. Hierdoor worden gelijksoortige garanties voor de voedselveiligheid bereikt, wat een voorwaarde is voor vrij verkeer van goederen binnen de EU.

Op basis van de EU-regelgeving dient het vlees onderzocht en vrij te zijn van Trichinella, voordat het op de Europese markt gebracht kan worden. Voor wat betreft Toxoplasma is er geen specifieke EU-wetgeving, maar het overleg hierover wordt op dit moment in de EU gevoerd. Het risico van Toxoplasma wordt weggenomen door voldoende verhitting van het vlees. Dat is ook afdoende tegen Trichinella, mocht die aanwezig zijn ondanks alle voorzorgsmaatregelen. Zoals aangegeven in onze beantwoording van eerdere vragen van de D66-fractie wijst het Voedingscentrum Nederland (VCN) in zijn voorlichting al geruime tijd op het voldoende verhitten van vlees en het vermijden van de consumptie van rauw of onvoldoende verhit vlees, met name door risicogroepen zoals zwangere vrouwen.

Voor de import van (paarden)vlees uit landen buiten de EU gelden strenge regels. (Paarden)vlees mag alleen geïmporteerd worden uit landen en van bedrijven die door de EU veilig zijn bevonden en voldoen aan Europese voorschriften. Voor paardenvlees geldt o.a. dat het vlees moet zijn onderzocht op en zijn vrij bevonden van Trichinella. Vlees geïmporteerd uit derde landen komt de EU binnen via aangewezen locaties (de zogenaamde buitengrensinspectieposten). De NVWA voert controle uit op de aangevoerde producten. Bij de aanvoer van gekoeld paardenvlees wordt naast de reguliere controle ook steekproefsgewijs een verificatie uitgevoerd op de afwezigheid van Trichinella. Over de periode van 2007 tot en met 2012 is bij deze verificatie geen Trichinella gevonden.

De leden van de D66-fractie vragen de minister uiteen te zetten hoe het organogram bij een (mogelijke) voedselcrisis eruit ziet.

Het Handboek Crisisbesluitvorming beschrijft de opzet van de crisisorganisatie in alle fases van een crisis. Het handboek bestaat uit een beschrijving van de crisisorganisatie, de beleidsdraaiboeken voor bestrijdingsplichtige ziekten, zoönosen en diervoeder- en voedselincidenten en de eisen die worden gesteld aan de crisisvoorbereiding. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.

De uitvoerende diensten en toezichthouders, zoals de NVWA, handelen incidenten veelal af binnen de eigen crisisorganisatie. Wanneer er echter sprake is van een (dreigende) crisis kan worden besloten tot opschaling. De regie wordt dan van de uitvoerende dienst overgedragen aan de crisisorganisatie van het ministerie. Dit gebeurt in afstemming met de betrokken beleidsdirectie en wordt uiteindelijk bepaald door de secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken, dan wel de directeur-generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In voortdurend overleg tussen relevante betrokken partijen (waaronder de uitvoerende dienst en het kerndepartement) worden besluiten genomen over te nemen maatregelen met betrekking tot de betrokken producten, bedrijven, sectoren en wordt de communicatie met politiek, maatschappij en het bedrijfsleven voorbereid. In geval van een aandachtsfase of een crisisfase wordt dit overleg geleid door de verantwoordelijk directeur-generaal.

Meldingen op het gebied van voedselveiligheid komen meestal binnen bij de NVWA. De NVWA beoordeelt de melding en classificeert deze als «routine melding», «incident» of «ernstig incident». Wanneer er sprake is van een «ernstig incident» wordt de melding doorgeleid naar de hogere ambtelijke leiding en de betrokken beleidsdirecties van de betrokken ministeries. Al naar gelang de aard van het incident worden de bewindspersonen geïnformeerd en kan er worden besloten over te gaan tot een (pre)crisisfase. De NVWA doet ondertussen in samenwerking met onderzoeksinstituten (RIVM, RIKILT) onderzoek naar de bron.

Meldingen over voedselveiligheid kunnen ook via een laboratorium, de GGD, de World Health Organization (WHO) of het European Center for Disease Control (ECDC) het RIVM bereiken. Na afweging van de ernst van een incident, roept het RIVM een responsteam bijeen, waar ook de NVWA aan deelneemt. Indien nodig zet het RIVM de melding op eenzelfde manier door naar de betrokken ministeries.

De leden van de D66-fractie constateren dat er tussen 2009 en 2012 17 controles bij 18.000 paarden zijn uitgevoerd op het middel fenylbuzaton. Zij vragen de minister te beargumenteren of dit een voldoende representatieve steekproef is en of de beleidsconclusies die aan deze resultaten verbonden zijn wel houdbaar zijn.

Wij verwijzen u voor de beantwoording naar de vragen van de PvdA-fractie.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de risicobeoordeling paardenvlees. Zij hebben hierover nog enkele vragen. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er afgelopen week (wederom) onrust is ontstaan over de invoer van paardenvlees uit landen als Bulgarije en Roemenië. Deze leden vragen waarom het kabinet in de brief in het geheel niet ingaat op de invoer uit deze twee landen. Klopt het dat in paardenvlees uit deze twee landen de gevaarlijke parasieten trichinella en toxoplasma relatief vaker voorkomen, zo vragen deze leden. Kan het kabinet aangeven welke maatregelen momenteel genomen worden om het toezicht op de invoer van vlees, en paardenvlees in het bijzonder, uit Bulgarije en Roemenië versterken? Hoeveel procent van de partijen paardenvlees die ingevoerd worden uit Bulgarije en Roemenië wordt gecontroleerd? Is het toezicht op de invoer uit deze twee landen in de afgelopen maanden geïntensiveerd?

Roemenië en Bulgarije hebben geen trichinevrije status, waardoor verwacht kan worden dat Trichinella in deze landen voorkomt. Toxoplasma komt in heel Europa voor, omdat deze parasiet zich verspreidt via uitwerpselen van katten.

In 2011 en 2012 werd geen paardenvlees uit Bulgarije ingevoerd. Alleen uit Roemenië werd in 2012 op kleine schaal paardenvlees ingevoerd, hetgeen 1% bedroeg van de totale invoer van paardenvlees in Nederland.

Zoals aangegeven in onze beantwoording op vragen van de D66-fractie moeten alle lidstaten de keuring van vlees uitvoeren conform geharmoniseerde EU-wetgeving. Daarmee worden gelijksoortige garanties voor de voedselveiligheid bereikt, wat een voorwaarde is voor vrij verkeer van goederen binnen de EU. Op vlees dat afkomstig is uit EU-lidstaten en de vereiste officiële keuringen heeft ondergaan, voert de NVWA daarom geen additionele controles uit.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de intensiteit van de controles van paardenvlees op de aanwezigheid van mogelijke residuen van diergeneesmiddelen. Kan het kabinet aangeven welk percentage van de in Nederland geslachte paarden in de afgelopen vijf jaar is gecontroleerd op de aanwezigheid van mogelijke residuen van diergeneesmiddelen en parasieten?

Wij verwijzen u voor de beantwoording naar de vragen van de PvdA-fractie. Elk in Nederland geslacht paard wordt conform de EU-wetgeving gecontroleerd op eventuele besmetting met de parasiet Trichinella. In de afgelopen 5 jaar is er geen vondst van Trichinella in paarden gedaan.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verbaasd over de wijze waarop het kabinet is omgegaan met het advies van het bureau dat het aan te raden is «het publieke wederom te attenderen op de risico’s van onvoldoende verhit vlees, waaronder paardenvlees, met name voor risicogroepen zoals zwangere vrouwen». Het kabinet verwijst naar het algemene advies van het Voedingscentrum, maar heeft dus blijkbaar geen specifieke actie ondernomen, terwijl ambtenaren meerdere keren hebben gewezen op de gevaren voor de volksgezondheid. Waarom heeft het kabinet (bijvoorbeeld via het Voedingscentrum) geen specifieke waarschuwing gegeven voor het eten van paardenvlees, zo vragen genoemde leden. Deze leden constateren dat er wel 50 miljoen kilogram vlees is teruggeroepen (waarvan het merendeel al was geconsumeerd), maar dat de overheid de consument blijkbaar onvoldoende informeerde over de risico’s.

Voor de beoordeling van het bureau-advies en de besluitvorming over eventuele specifieke vervolgmaatregelen verwijzen wij naar de beantwoording van vragen van de D66-fractie. In onze brief aan uw Kamer van 12 april jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 348) en onze reactie op aanvullende schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Economische Zaken van 24 april jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 357) hebben wij de overwegingen om tot de recall over te gaan, beschreven.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet aan te geven wat de stand van zaken is met betrekking tot het al dan niet opvolgen van de aanbevelingen uit het rapport van bureau. Welke aanbevelingen zijn inmiddels opgevolgd en welke niet, zo vragen deze leden. Zijn er ook aanbevelingen die volgens het kabinet niet uitvoerbaar zijn?

In onze brief van 13 maart jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 342), waarbij het volledige rapport is toegevoegd, hebben wij aangegeven dat een aantal aanbevelingen uit het advies al worden uitgevoerd, zoals het handhaven van de nultolerantie voor fenylbutazon, de controle op geïmporteerd paardenvlees en de consumenteninformatie over risico’s van onverhit vlees. Zoals eveneens gemeld in de brief van 13 maart jl. zijn bij het ketenonderzoek van de NVWA geen residuen aangetroffen van diergeneesmiddelen zoals fenylbutazon. Verder is de NVWA voornemens bij de herziening van haar toezichtstrategie en de risicogerichte controles conform de aanbeveling van bureau periodiek te controleren op niet vermelde ingrediënten in vleesproducten.

In de brief van 13 maart jl. hebben wij ook reeds aangegeven dat NL zich inzet voor verbetering van het Identificatie- en registratiesysteem (I&R) voor paarden op nationaal en Europees niveau.

Wij hebben ook aangegeven dat in Nederland dit jaar gewerkt wordt aan verbetering van de Nederlandse databank om ook het kenmerk op te nemen, dat aangeeft of een paard geschikt is voor menselijke consumptie. Hierdoor is de controle op het slachthuis niet meer alleen afhankelijk van het paspoort maar kan de informatie in de centrale databank geverifieerd worden.

In Europees verband is een werkgroep van lidstaten in het leven geroepen om op korte termijn met verbeteringen te komen op het gebied van de bestaande verordening over identificatie en registratie (I&R) van paarden. Nederland zal zich hierbij inzetten voor een substantiële verbetering van het Europese systeem. De aanbevelingen uit het rapport ten aanzien van de risicofactoren voor fraude bij I&R paarden en eventuele alternatieve / aanvullende identificatiemethoden worden bij deze trajecten meegenomen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet of de herziening van de toezichtstrategie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (vaker en uitgebreider onderzoek naar administraties en verdachte handelsstromen) al concreet wat heeft opgeleverd.

De NVWA werkt op dit moment nog aan de herziening van haar toezichtstrategie. Zodra deze is afgerond, zullen wij de Kamer daarover informeren.

Verder vragen deze leden naar het resultaat van de eerste bijeenkomst van de Europese werkgroep voedselfraude die op 8 juli jl. plaatsvond. In hoeverre komt de inzet van de werkgroep overeen met de inzet van de Nederlandse Taskforce Voedselvertrouwen, zo vragen deze leden.

De European Working Group on Food Fraud Matters is een netwerk van Food Fraud Contact Points uit de lidstaten. Doel en taken van het netwerk liggen met name in de verbetering van de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de overheden van de lidstaten, en het verbeteren van de mogelijkheden voor opsporing en vervolging.

De eerste bijeenkomst op 8 juli jl. was erop gericht om te komen tot een eensluidende definitie van voedselfraude, het bepalen van de scope en de prioriteiten van het netwerk. De prioriteiten zijn het ontdekken en voorkomen van fraude, het opzetten van laboratoriumnetwerken, uitwisseling van informatie over economische drijfveren voor fraude en het bepalen van mogelijke afschrikkende sancties op nationaal en Europees niveau.

De Nederlandse Taskforce Voedselvertrouwen is een gezamenlijk initiatief van bedrijfsleven en overheid en bestaat, naast vertegenwoordigers van EZ, VWS en de NVWA, uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven uit alle schakels in de dierlijke sectoren (vlees en zuivel), van retail tot primaire producent en de toeleveranciers. De focus en inzet van de Taskforce Voedselvertrouwen ligt naast de verbetering van overheidstoezicht, handhaving en sancties voor een groot deel bij het aanscherpen van de private kwaliteitssystemen in de productieketen zelf. Het actieplan van de Taskforce Voedselvertrouwen, dat wij 13 juni jl. aan uw Kamer hebben toegezonden (Kamerstuk 26 991, nr. 361), komt voort uit de ambitie van het Nederlandse bedrijfsleven om substantiële stappen te zetten om fraude binnen de voedselketen te minimaliseren en het vertrouwen van de consument in voedsel te behouden en te vergroten. Het actieplan is daarmee vooral toegesneden op de Nederlandse situatie, maar zal op onderdelen ook waardevolle input leveren voor de discussie op Europees niveau.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn bezorgd over de voedselfraude waarbij paardenvlees als rundvlees is verkocht en hebben enkele vragen hierover aan het kabinet. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van de beantwoording door de staatssecretaris van de vragen gesteld door het lid Thieme. De staatssecretaris vermeldt dat ondernemers, ondanks eerdere veroordelingen op voedselfraude, vrij zijn om bedrijfsmatige activiteiten op te pakken in bijvoorbeeld de handel van vlees. Is de staatssecretaris bereid om dit wettelijk onmogelijk te maken als met de desbetreffende fraude er risico’s voor de volksgezondheid zijn?

Op grond van de Europese regelgeving is het verplicht om erkend of geregistreerd te zijn als levensmiddelenexploitant. Daartoe moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Het is geen voorwaarde om te toetsen of de exploitant ooit veroordeeld is vanwege overtreding van de voedselregelgeving.

In onze reactie op aanvullende schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Economische Zaken van 24 april jl. hebben wij aangegeven dat ondernemers moeten voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en dat de NVWA hier toezicht op houdt. Dat geldt ook voor eerder in opspraak geraakte ondernemers. Als uit dit toezicht verdenkingen van fraude rijzen zal de NVWA hiernaar een onderzoek instellen en de nodige maatregelen nemen.

Eén van de actiepunten van de Taskforce voedselvertrouwen is dat de overheid de voorwaarden ten aanzien van het verlenen van erkenningen en/of registraties aanscherpt binnen de bestaande Europese kaders. Tevens zal de overheid zich binnen de Europese Unie ervoor inspannen dat deze kaders op Europees niveau verder worden aangescherpt.

Tenslotte is het belangrijk, dat informatie over frauderende bedrijven en veroordeelde fraudeurs beschikbaar komt voor de toezichthouders in alle lidstaten. Daarom zet Nederland in op een Europees register waarin informatie over fraudeurs kan worden ingezien.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennis genomen van het feit dat tussen 2009 en 2012 er circa 18.000 paarden geslacht zijn waarvan er zeventien gecontroleerd zijn op fenylbutazon. Dit is hooguit een percentage van 0.06% van het aantal geslachte paarden. Kan de staatssecretaris deze getallen bevestigen? Is de staatssecretaris van mening dat het aantal uitgevoerde controles te weinig is?

Wij verwijzen u naar de beantwoording van de vragen van de PvdA-fractie.

Wat is het percentage van de andere diersoorten dat wordt gecontroleerd op fenylbutazon? Kan de staatssecretaris dit specificeren per diersoort?

In onderstaande tabel is de bemonsteringsfrequentie in het Nationaal Plan Residuen weergegeven voor verschillende diersoorten. Ook is weergegeven welk deel van die monsters wordt onderzocht op fenylbutazon. De bemonsteringsfrequentie voor runderen, varkens en schaap/geit is wettelijk vastgelegd in Europese regelgeving. Het Nederlandse Nationaal Plan Residuen voldoet volledig aan deze Europese eisen. De verdeling van de monsters over de verschillende stofgroepen is op hoofdlijnen vastgelegd in EU-wetgeving. Daarbinnen is nadere invulling de verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf. Nederland legt hierbij prioriteit op het onderzoek naar het voorkomen van residuen van antibiotica en verboden groeibevorderaars. Fenylbutazon valt daar niet onder.

DIERSOORT

Bemonsterings-frequentie (%)

% monsters getest op fenylbutazon

RUND

0,4%1

1,1%

VARKEN

0,05%1

1,8%

SCHAAP/GEIT

0,05%1

0,6%

PAARD

0,4%2

20%

VLEESKUIKEN

0,5%2

2,5%

MELK (RUND)

0,007%2

15%

Is de staatssecretaris bereid om de controles op slachthuizen, slagers en supermarkten op te voeren?

Wij verwijzen u naar de beantwoording van de vragen van de PvdA-fractie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennis genomen van het rapport van de bureau waarin de NVWA haar bevindingen over importvlees presenteert. Is de staatssecretaris het eens met de bevindingen van het rapport van het bureau dat paarden uit andere lidstaten en derde landen slecht worden gecontroleerd? Kan de staatssecretaris aangeven wat hier de redenen voor zijn?

bureau constateert niet dat paarden uit andere lidstaten en derde landen slecht worden gecontroleerd. bureau constateert wel dat ziekteverwekkers zoals Trichinella en Toxoplasma in sommige landen vaker voorkomen dan in andere en dat daarom het risico op deze ziekteverwekkers in paardenvlees kan verschillen. Ten aanzien van de controles verwijzen wij u naar de beantwoording van de vragen van de D66-fractie, alsmede de ChristenUnie-fractie.

Kan de staatssecretaris bevestigen dat de staat van het paardenvlees samenhangt met de prevalentie van zoönose verwekkers in het land van herkomst en de slachthygiëne en postmortem keuring?

De officiële controles op ziekterisico’s voor en na de slacht bepalen of paardenvlees geschikt is voor humane consumptie. Alleen vlees dat deze keuringen heeft ondergaan, mag als zodanig op de Europese markt worden gebracht.

Is het kabinet bereid, om naar aanleiding van deze bevindingen, herkomstaanduidingen op etiketten te verplichten?

In het kader van de in december 2011 vastgestelde EU-verordening voor voedselinformatie voor consumenten ((EG) 1169/2011) is besloten tot een herkomstetikettering van vers vlees. De wijze wanneer en waarop dit concreet moet worden vermeld moet nog worden vastgesteld. Ook lopen er nog studies om de haalbaarheid van een verplichte herkomstetikettering bij ingrediënten, waaronder vlees en zuivel, na te gaan. Wij verwachten de eerste uitkomsten van deze studies in dit najaar.

Is de staatssecretaris bereid om alle vleesleveranciers te verplichten een «schoon vlees» verklaring af te geven waarbij de juridische aansprakelijkheid meteen duidelijk geregeld wordt? Is de staatssecretaris bereid om zich in te zetten om hier ook internationaal afspraken over te maken?

In het actieplan van de Taskforce Voedselvertrouwen is afgesproken dat een gezamenlijke werkgroep van overheid en bedrijfsleven tot einde 2013 de mogelijkheden voor aanscherping van sanctiemechanismen en aansprakelijkheid binnen de keten onderzoekt. Daarbij komt de mogelijkheid dat schakels binnen de keten elkaar effectief privaatrechtelijk aansprakelijk kunnen stellen nadrukkelijk aan de orde. Ook wordt bezien of de sector zelf private sancties op kan leggen.

Wij willen nu niet vooruitlopen op dit onderzoek en eerst de resultaten afwachten.

Is de staatssecretaris bereid om ook het importvlees te laten controleren zoals de NVWA dat geadviseerd heeft? Zo nee, kan de staatssecretaris aangeven waarom ze dit advies naast zich neerlegt?

Wij verwijzen u naar de beantwoording van de vragen van de PvdA-fractie, alsmede naar de vragen van de D66-fractie en de ChristenUnie-fractie.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben opgemerkt dat de NVWA tevens het advies geeft om de consument te wijzen op de risico’s van paardenvlees op de volksgezondheid, in verband met toxoplasma en trichinella bij rauw vlees. In haar reactie hierop geven de bewindspersonen aan de gebruikelijke voorlichting via het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Voedingscentrum over rauw vlees, voldoende te vinden. Kan het kabinet aangeven hoeveel Nederlanders in 2013 deze specifieke pagina’s met de desbetreffende voorlichting van het RIVM en het Voedingscentrum hebben bezocht? Wat is het percentage Nederlanders wat hiermee is voorgelicht? Is het kabinet bereid om de consument extra voor te lichten over de eventuele risico’s voor de volksgezondheid?

De bezoekfrequenties van specifieke pagina’s over de risico’s van paardenvlees op de volksgezondheid zijn niet exact te geven. Op de website van het Voedingscentrum is in het eerste half jaar van 2013 (februari t/m juli) circa 750.000 keer gekeken naar onderdelen op het terrein van de voedselveiligheid, circa 150.000 keer naar het onderwerp «eten en drinken tijdens zwangerschap». Op de website van het RIVM is in het eerste half jaar (januari t/m juli) de website op onderwerpen voedselinfecties, ziek door zoönoses, trichinellose, toxoplasmose, zwangerschap en infecties in totaal circa 27.000 maal bezocht.

De behoefte aan extra voorlichtingsactiviteiten over eventuele risico’s voor de volksgezondheid zal de minister van VWS, zoals aangegeven in antwoord op vragen van de D66-fractie, in kaart brengen. Wij zullen u hierover, in het kader van de op te leveren resultaten door de Taskforce Voedselvertrouwen, nader informeren.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van de herziene toezichtstrategie van de NVWA. Hierbij is aangegeven dat de NVWA meer aandacht gaat schenken aan grondstoffenstromen en dat de NVWA de beheersing van risico’s in de algehele productieketen gaat verhogen. Kan de staatssecretaris aangeven op welke wijze de NVWA meer aandacht gaat schenken aan grondstoffenstromen? Welke mogelijke maatregelen kunnen hieruit volgen? Op welke wijze gaat de NVWA de risicobeheersing in de algehele productieketen verhogen? Neemt de NVWA ook de internationale productie mee in de risicobeheersing? Kan de staatssecretaris aangeven met hoeveel procent de bestaande risico’s verminderd zal worden?

Wij verwijzen u naar de beantwoording van vragen van de ChristenUnie-fractie.

Op welke wijze is de staatssecretaris van plan om de traceerbaarheid op de transportstromen van de slachtpaarden binnen en buiten Europa te verhogen?

Nederland is voorstander om te komen tot een betere traceerbaarheid en informatievoorziening ten aanzien van de handelsstromen op de Europese markt. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van het aanwezige Europese informatiesysteem TRACES waarin verplaatsingen van de paarden tussen de lidstaten geregistreerd kunnen worden. In Europees verband is een werkgroep in het leven geroepen om op korte termijn met verbeteringen te komen op het gebied van de bestaande verordening over identificatie en registratie (I&R) van paarden. Nederland zal zich in deze werkgroep inzetten voor een verbeterde identificatie en registratie van paarden en daarmee ook voor een verbeterd inzicht in de handelsstromen van paarden in Europa.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van reactie van Britse veehouders op het schandaal waarbij importproducten met paardenvlees als rundvlees zijn verkocht. Britse boerenbonden roepen hun landgenoten op om vooral vlees van eigen bodem te kopen.2 De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zijn het met de Britse veehouders eens dat de voedselschandalen veroorzaakt worden door importvlees. Kan de staatssecretaris bevestigen dat de schandalen met paardenvlees in Nederland ook hun oorsprong vinden in importvlees? Kan de staatssecretaris bevestigen dat hiermee het vertrouwen van de consument in de Nederlandse sector gevaar loopt? Is de staatssecretaris van mening dat regionale landbouw voordelen oplevert ten aanzien van het sluiten van kringlopen, ten aanzien van de traceerbaarheid van transportstromen, ten aanzien van het dierenwelzijn? Is de staatssecretaris van mening dat regionale landbouw hiermee kan leiden tot minder voedselschandalen? Kan de staatssecretaris bevestigen dat regionale landbouw minder risico’s heeft voor de volksgezondheid? Is de staatssecretaris bereid om maatregelen te nemen om regionale landbouw te stimuleren? Zo ja, welke maatregelen is de staatssecretaris bereid om te treffen? Zo nee, waarom niet?

In onze brief van 16 mei jl. (Kamerstuk 26 991, nr. 358) hebben wij uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de lopende strafrechtelijke onderzoeken in Nederland, maar ook de verbindingen naar andere landen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat het bij constatering van fraude vaak om complexe productieketens met veel schakels gaat, die over de landsgrenzen heen opereren, en daarmee het vertrouwen van de consument op de gehele Europese markt op de proef stellen.

In verband met het voorkomen van voedselfraude is transparantie en risicobeheersing in de keten essentieel. Dit geldt zowel voor regionale landbouw als voor Europese productieketens.

De Taskforce voedselvertrouwen heeft haar ambitie geformuleerd om te komen tot zogenaamde «dedicated supply chains», met daarin alleen schakels, die transparant zijn en waarde aan het product toevoegen. Dit zal leiden tot ketenverkorting en risicoverlaging in de keten, zowel op regionale als op Europese schaal.

Voor het eind van dit jaar zal dit actiepunt van de Taskforce verder worden uitgewerkt. Wij zullen de resultaten van deze actie eerst afwachten alvorens te besluiten tot eventuele verdere maatregelen.


X Noot
1

Boerderij Vandaag, 19 februari 2013

X Noot
1

Uitgedrukt in % monsters t.o.v. het aantal geslachte dieren

X Noot
2

Excl. Monsters uit ketenonderzoek paardenvlees

X Noot
2

Boerderij Vandaag, 19 februari 2013

Naar boven