26 834 Socialeverzekeringspositie van grensarbeiders

33 615 Goedkeuring van het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 2012, 123)

Nr. 38 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2015

Ter uitvoering van de motie Bashir1 zend ik u de rapportage van fiscale knelpunten van grensarbeiders. Deze rapportage gaat in op de onderwerpen die in de vorige rapportage2 zijn vermeld en op nieuwe knelpunten die zijn gesignaleerd of onder de aandacht zijn gebracht. In het kader van de behandeling van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het op 12 april 2012 te Berlijn tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Kamerstuk 33 615), zijn veel vragen over grensarbeidersproblematiek beantwoord. Een aantal van de daar behandelde onderwerpen komt in deze rapportage terug. Ter uitvoering van de bij de parlementaire behandeling van dit belastingverdrag aangenomen motie Kerstens en Nijboer3 wordt extra ingegaan op de informatievoorziening aan grensarbeiders.

Duitse Rente van de Deutsche Rentenversicherung

Van in totaal 63.917 personen die in Nederland wonen en een zogenoemde Duitse Rente ontvangen heeft de Belastingdienst van de Deutsche Rentenversicherung (DRV) gegevens ontvangen over het jaar 2014. De gegevens van DRV Westfalen (43.718 personen) zijn dusdanig snel ontvangen dat de hoogte van de Duitse Rente direct in de vooraf ingevulde aangifte (VIA) kon worden vermeld. Voor de overige personen wordt wel de uitbetalende instantie vermeld, maar zijn niet vanaf het begin de uitbetaalde bedragen beschikbaar. Deze bedragen zijn wel korte tijd later beschikbaar voor diegenen die later aangifte doen.

Nadat belastingplichtigen in de eerste maanden van 2013 een standaardbrief van de Belastingdienst hebben ontvangen over de correcte wijze van invullen van de Duitse Rente in de Nederlandse belastingaangifte, is de Belastingdienst begonnen met een specifiek handhavingstraject. Diegenen die ondanks de brief van de Belastingdienst over het jaar 2012 geen aangifte hadden ingediend, hebben alsnog van de Belastingdienst een uitnodiging gekregen om aangifte te doen. 4.499 belastingplichtigen hebben daardoor over dat jaar 2012 alsnog een aangifte moeten indienen. 2.436 belastingplichtigen hebben over de gehele periode 2010, 2011 en 2012 van de Belastingdienst een uitnodiging gekregen om aangifte te doen. In totaal zijn in dit kader 14.339 aanslagen opgelegd en hebben 422 belastingplichtigen één of meer navorderingsaanslagen ontvangen. Het handhavingstraject is in juli 2014 afgerond en de opbrengst bedraagt circa € 5 miljoen.

Duitse belastingvrijstelling van de Duitse Rente in verband met dwangarbeid

Het aantal meldingen van personen die als dwangarbeider in Duitsland hebben gewerkt om op basis van bilaterale afspraken in aanmerking te komen voor Duitse belastingvrijstelling over de Duitse Rente is de laatste tijd sterk afgenomen. De mogelijkheid om een melding te doen blijft nog enige tijd bestaan.

EU/EWR-Bescheinigung

Inwoners van Nederland die Duitse inkomsten genieten, bijvoorbeeld een Duitse Rente, kunnen in Duitsland verzoeken om als onbeperkt belastingplichtige («unbeschränkt Steuerpflichtige») te worden aangemerkt. Als zij aan de voorwaarden voldoen maken zij aanspraak op dezelfde tegemoetkomingen in de sfeer van (persoonlijke) aftrekposten en belastingvrije sommen als inwoners van Duitsland. Om in Duitsland als onbeperkt belastingplichtige te kunnen worden aangemerkt, zijn van Duitse zijde verschillende formulieren, de zogenoemde EU/EWR-Bescheinigung, vastgesteld. De door de belastingplichtige in deze formulieren in te vullen inkomensgegevens moeten door het bevoegde kantoor van de Belastingdienst worden voorzien van een bevestiging dat de daarin opgenomen inkomensgegevens niet in strijd zijn met de gegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn, voordat de formulieren kunnen worden toegezonden aan het bevoegde Duitse Finanzamt. Ik verwacht op korte termijn een geactualiseerde mededeling te publiceren over het invullen van deze EU/EWR-Bescheinigung.

Duitse oorlogspensioenen

Bij het schriftelijke overleg over door de Duitse belastingdienst opgelegde belastingaanslagen aan voormalige dwangarbeiders met een Duits wettelijk pensioen4 is gevraagd of gegevens worden uitgewisseld over pensioenen betaald aan Nederlanders die vrijwillig dienst hebben genomen in bijvoorbeeld de SS. Dit naar aanleiding van de mededeling dat de Belastingdienst alleen gegevens ontvangt van de Deutsche Rentenversicherungen over inwoners van Nederland met een Duitse Rente. Tijdens de plenaire behandeling van de wet tot goedkeuring van het nieuwe belastingverdrag met Duitsland zijn nogmaals vragen gesteld over de uitwisseling van gegevens over Duitse oorlogspensioenen. Ik heb geantwoord dat het streven is om dergelijke pensioenen niet anders te behandelen dan andere pensioenen. Bij brief van 2 juli 2015 is vervolgens geantwoord op schriftelijke vragen van het lid Omtzigt over het uitwisselen van de pensioengegevens van Nederlanders die in de Tweede Wereldoorlog in Duitse eenheden gediend hebben en daarvoor pensioenen ontvingen.5

Regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen

De voorheen in artikel 2.5 van de Wet IB 2001 opgenomen keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen is met ingang van 1 januari 2015 vervangen door de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen van artikel 7.8 van de Wet IB 2001. Met de aanpassing van de wetgeving is de belastingheffing van buitenlandse belastingplichtigen in overeenstemming gebracht met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en eerder uitgebrachte beleidsbesluiten. In deze beleidsbesluiten was goedgekeurd dat de negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning van buitenlandse belastingplichtigen van wie het inkomen voor 90% of meer in Nederland was belast niet werden teruggenomen. De terugnamebepalingen bleven wel van toepassing op diegenen die niet voldeden aan de 90%-eis. Voor deze belastingplichtigen had het in mindering komen van de negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning op het inkomen uit werk en woning feitelijk steeds een voorlopig karakter, omdat de aftrek in het jaar zelf, of in volgende jaren via de inhaal- en terugnameregeling, kon worden teruggenomen.

Onder de nieuwe regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen van artikel 7.8 van de Wet IB 2001 zijn de inhaal- en terugnameregeling niet van toepassing. Deze regeling kent dus niet meer het voorlopige karakter van de keuzeregeling. Daarnaast is het keuzeaspect vervallen, is de 90%-eis in de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen vastgelegd, en wordt bij een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige niet meer uitgegaan van het wereldinkomen van de belastingplichtige. Dit maakt de nieuwe regeling beter uitvoerbaar en in lijn met het Europese recht.

De nieuwe regeling kan gevolgen hebben voor buitenlandse belastingplichtigen die voorheen gebruik maakten van de keuzeregeling. Dit is bijvoorbeeld het geval in de situatie waarbij de ene fiscale partner zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel uit Nederland ontvangt, terwijl de andere fiscale partner geen inkomsten uit Nederland geniet, maar inkomsten uit de woonstaat. Alleen degene die voldoet aan de 90%-eis, komt in aanmerking voor aftrek van de kosten met betrekking tot de buitenlandse eigen woning. De kosten met betrekking tot diezelfde eigen woning van de andere partner blijven, in tegenstelling tot de situatie onder de keuzeregeling, buiten beschouwing, omdat het gezamenlijke inkomen van deze partners niet voldoet aan de 90%-eis. Onder de keuzeregeling was het in mindering brengen van de negatieve inkomsten uit de buitenlandse eigen woning op het inkomen uit werk en woning echter niet onvoorwaardelijk. Op basis van de eerdergenoemde inhaal- en terugnameregeling kon de aftrek op enig moment teruggenomen worden. Zowel de inhaalregeling als de terugnameregeling hebben met de invoering van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen hun werking verloren. Dit is voor belastingplichtigen een voordeel ten opzichte van de oude regeling, omdat zij met ingang van 2015 niet meer worden geconfronteerd met het terugnemen van in het verleden ten laste van het Nederlandse inkomen gebrachte inkomsten uit de buitenlandse eigen woning.

De gevolgen van deze aanpassingen voor buitenlandse belastingplichtigen zijn voorzien en zijn in overeenstemming met de Europeesrechtelijke vereisten. Met de aanpassing wordt voorkomen dat iemand tegelijkertijd in twee landen, de woonstaat en de werkstaat, fiscale tegemoetkomingen geldend kan maken. De aftrek van negatieve inkomsten uit een in een andere lidstaat gelegen eigen woning wordt op grond van het arrest Renneberg6 immers als persoonlijke fiscale tegemoetkoming aangemerkt en op grond van het Europese recht is Nederland alleen verplicht om aftrek te verlenen aan buitenlandse belastingplichtigen van wie het inkomen geheel of nagenoeg geheel (90%) in Nederland is belast. Op gezinsniveau betekent dit dat het inkomen van beide partners voor 90% of meer in Nederland moet zijn belast. Diegenen van wie het inkomen niet geheel of nagenoeg geheel in Nederland is belast, worden geacht hun persoonlijke fiscale tegemoetkomingen in hun woonstaat geldend te maken. Deze tegemoetkomingen kunnen uiteraard verschillen van de tegemoetkomingen die Nederland kent, zowel ten voordele als ten nadele. Verder hebben belastingplichtigen zich op de nieuwe regeling kunnen voorbereiden doordat de nieuwe regeling reeds in 2013 als wet tot stand is gekomen en gepubliceerd, maar pas vanaf 2015 van toepassing is. Daarnaast is de nieuwe regeling aanzienlijk eenvoudiger dan de oude regeling, waardoor belastingplichtigen beter weten waar ze aan toe zijn en de regeling voor de Belastingdienst makkelijker is uit te voeren.

Gevolgen Wet Uniformering loonbegrip voor personen die onder een buitenlands ziektekostenstelsel verzekerd zijn

In artikel 11d van de Wet op de loonbelasting 1964 is met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 geregeld dat bij het bepalen van de omvang van het loon eveneens geen rekening wordt gehouden met de niet in Nederland verschuldigde bijdragen die naar aard en strekking overeenkomen met de ter zake van het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Hiermee is het onderscheid tussen werknemers die onder de Nederlandse Zorgverzekeringswet vallen en werknemers die onder een vergelijkbaar buitenlands wettelijk stelsel vallen, weggenomen. Vervolgens is in het besluit van 24 maart 2014, nr. DGB 2014/144M, Stcrt. nr. 2014, 9763, voor het vaststellen van het loon naar Nederlandse fiscale maatstaven bepaald hoe voor (onder andere) de Belgische en Duitse ziektekostenregelingen de wettelijk verschuldigde bijdragen zich verhouden tot de bijdragen die verschuldigd zijn op grond van de Nederlandse Zorgverzekeringswet. Voor wat betreft de Duitse Krankenversicherung is het standpunt ingenomen dat de door de werkgever betaalde bijdrage aan de «freiwillige gesetzliche Krankenversicherung» of aan de «private Krankenversicherung» op overeenkomstige wijze wordt behandeld als de bijdrage betaald aan de reguliere Krankenversicherung. In de volgende actualisering van het besluit zal dit worden opgenomen.

150 kilometergrens van de 30%-regeling

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 24 februari 2015, zaak C-512/13, ECLI:EU:C:2015:108, arrest gewezen over de 150 kilometergrens van de 30%-regeling. Het Hof van Justitie EU heeft beslist dat de 150 kilometergrens niet in strijd is met het vrije verkeer van werknemers van artikel 45 VWEU, tenzij de 30%-regeling systematisch aanleiding geeft tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. De zaak ligt nu weer bij de Hoge Raad om te beslissen of dit laatste het geval is.

Ontslagvergoedingen in een grensoverschrijdende situatie

Op 15 juli 2014 is een actualisering verschenen van het OESO-modelverdrag en het bijbehorende OESO-commentaar (2014 Update to the OECD Model Tax Convention). Deze actualisering heeft onder andere geleid tot OESO-commentaar op artikel 15 (inkomsten uit dienstbetrekking) van het OESO-modelverdrag over de fiscale behandeling van ontslagvergoedingen onder toepassing van de bilaterale belastingverdragen. Er zijn vragen gerezen hoe met dit nieuwe OESO-commentaar moet worden omgegaan in verhouding tot de jurisprudentie van de Hoge Raad over ontslagvergoedingen. In het besluit van 23 april 2015, nr. DGB 2015/584M, Stcrt. nr. 12171, is uitsluitsel gegeven over de wijze waarop rekening moet worden gehouden met de wijziging van het OESO-commentaar van 15 juli 2014 bij de belastingheffing over ontslagvergoedingen in een grensoverschrijdende situatie.

Voorlichting nieuw belastingverdrag Nederland-Duitsland

Het nieuwe belastingverdrag met Duitsland is op 19 mei 2015 door de Eerste Kamer der Staten-Generaal aanvaard. Dat betekent dat zowel in Nederland als in Duitsland de parlementaire goedkeuring is afgerond. Daarmee zal naar verwachting het nieuwe verdrag van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2016. De informatievoorziening over de gevolgen van het nieuwe belastingverdrag met Duitsland is te vinden op de site van de Belastingdienst (privéInternationaal-Verdragen-Nieuw belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland). Daarin is uitgebreide informatie opgenomen over de gevolgen van het nieuwe belastingverdrag met Duitsland voor werknemers en gepensioneerden, over de compensatieregeling en de mogelijkheid van het overgangsrecht gedurende één jaar. De komende tijd zal op de site van de Belastingdienst de voorlichting over het nieuwe belastingverdrag met Duitsland stapsgewijs worden uitgebreid. Burgers en ondernemers met vragen over het nieuwe belastingverdrag met Duitsland kunnen terecht bij het team grensoverschrijdend werken en ondernemen (team GWO) van de Belastingdienst. Dit team GWO participeert bovendien in voorlichtings- en rondetafelbijeenkomsten.

Actieve informatievoorziening aan grensarbeiders in de Nederlands-Duitse verhouding vindt tevens plaats tijdens de maandelijkse spreekdagen in Kerkrade/Herzogenrath. De data hiervoor zijn te vinden op de website www.grenzinfopunkt.eu. Bij deze spreekdagen zijn verschillende overheidsinstanties vertegenwoordigd, zodat ook andere vragen dan over het nieuwe belastingverdrag met Duitsland aan de orde kunnen worden gesteld. Vertegenwoordigers van het «Grenzinfopunkt» (grensinfopunt) behandelen verder veel telefonische vragen over het nieuwe belastingverdrag met Duitsland. Tegen het einde van het jaar zal het Grenzinfopunkt een specifieke sessie organiseren over het nieuwe belastingverdrag met Duitsland met een dagdeel over de compensatieregeling voor grensarbeiders en een dagdeel gewijd aan de gevolgen voor met name gepensioneerden. Vertegenwoordigers van de Belastingdienst zullen hierin participeren.

Vervolgstappen zijn om specifieke groepen belastingplichtigen, zoals de gepensioneerden of de inwoners van Nederland met een Duitse Rente, op hen gerichte informatie te verstrekken. Zo zal de Belastingdienst diegenen die in Duitsland wonen en in verband met hun Nederlandse pensioen of uitkering een zogenoemde verdragsverklaring (verzoek vrijstelling loonbelasting/premie volksverzekeringen) hebben per brief informeren over de gevolgen van het nieuwe belastingverdrag en de mogelijkheid van de overgangsregeling van één jaar.

Informatievoorziening grensarbeiders

De motie Nijboer en Kerstens verzoekt de regering op een handzame manier in kaart te brengen wat de gevolgen zijn voor werknemers die over de grens werken op zowel het terrein van de fiscaliteit als op het terrein van de sociale zekerheid (waaronder pensioen, bijstand, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid). Verder verzoekt deze motie in te gaan op de belangrijkste knelpunten en oplossingsrichtingen die resteren. Deze motie zie ik als ondersteuning van het kabinetsbeleid. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 27 februari 20157 antwoord gegeven op Kamervragen van deze leden waarin is gevraagd op welke manier uitvoering wordt gegeven aan deze motie. Op 3 februari 2015 is uw Kamer geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties via de voortgangsrapportage Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)8. Op 17 juli 2015 heeft de Minister van Economische Zaken uw Kamer geïnformeerd over onder andere de instelling van het Actieteam grensoverschrijdende economie en arbeid9. De opdracht van het Actieteam is om te zorgen voor een significante impuls ten aanzien van grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van economie en arbeid door de informatievoorziening voor werknemers en ondernemers te stroomlijnen en lopende initiatieven mogelijk te maken en te versnellen. In aanvulling daarop kan ik over de informatievoorziening nog het volgende melden.

De overheidswebsite www.grensinfo.nl is bij uitstek gericht op werknemers die over de grens werken. Deze website is recent vernieuwd en daarbij uitgebreid met meer informatie over fiscaliteit en sociale zekerheid, zodat ook grensarbeiders die in bijzondere situaties verkeren informatie kunnen vinden die voor hen van belang is. Verder is de website startpuntgrensarbeid.benelux.int van belang die met name erop is gericht om de beschikbare informatie over de verschillende onderwerpen uit de verschillende landen van de verschillende instanties aan elkaar te koppelen. Op deze website zijn bovendien verschillende voorlichtingsbrochures beschikbaar. Daarnaast is er, zoals hierboven al is vermeld in relatie tot het nieuwe belastingverdrag met Duitsland, uitgebreide informatie te vinden op de site van de Belastingdienst, kan men voor algemene vragen of over zogenoemde statusvragen (bijvoorbeeld: «hoe staat het met mijn aangifte?») terecht bij de Belastingtelefoon en kunnen specifieke vragen over grensoverschrijdend werken en ondernemen aan het team GWO worden gesteld. De Belastingdienst zal nagaan of de informatieverstrekking aan grensarbeiders via de website van de Belastingdienst, de Belastingtelefoon en het team GWO in voldoende mate op elkaar aansluit.

Daarnaast is er extra aandacht voor persoonlijke dienstverlening aan grensarbeiders langs de grens. Er zijn vanuit de grensregio’s zelf initiatieven om het bestaande adviesaanbod voor grensarbeiders door de Euregio’s, Eures en vakbonden zichtbaarder te maken door onder één naam te opereren, de grensinfopunten. Door structurele samenwerking en afstemming moet dit leiden tot frontoffice dienstverlening van hoge kwaliteit aan grensarbeiders en aan werkgevers van grensarbeiders. Dit gaat in samenwerking met andere instanties, zoals de Belastingdienst. In de brief van 28 april 201510 van de Minister van Economische Zaken is in dit kader aangegeven dat er overleg komt om de verbinding tussen overheidsinstanties en de grensinfopunten te optimaliseren. In GROS-verband wordt besproken op welke wijze grensregio’s en grensgemeenten effectief het Rijk kunnen benaderen om voortvarend belemmeringen met buurlanden te agenderen en op te lossen.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstuk 33 000 IXB, nr. 21.

X Noot
2

Kamerstuk 26 834, nr. 36.

X Noot
3

Kamerstuk 33 615, nr. 10.

X Noot
4

Kamerstuk 33 000 IXB, nr. 30.

X Noot
5

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2799.

X Noot
6

Hof van Justitie EG van 16 oktober 2008, zaak C-157/07, ECLI:EU:C:2008:566.

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1418.

X Noot
8

Kamerstuk 32 851, nr. 17.

X Noot
9

Kamerstuk 32 851, nr. 27.

X Noot
10

Kamerstuk 32 851, nr. 25.

Naar boven