26 695 Voortijdig school verlaten

Nr. 139 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2022

In deze brief vindt u een nadere uitwerking van verzuimbrief die ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, eind maart 2022 stuurde over de meest recente verzuimcijfers en de aankondiging van een nieuwe en aangescherpte aanpak op verzuim.1 Ik schrijf u deze brief mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap omdat de nieuwe verzuimaanpak ook voor het middelbaar beroepsonderwijs geldt en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport vanwege de samenwerking op het gebied van onderwijs en zorg.

Mijn doel is dat kinderen en jongeren2 zich in alle gevallen kunnen ontwikkelen. Ik zet daarom in op de verbetering van het passend onderwijs. De verzuimaanpak past daar binnen en is er op gericht dat scholen er snel bij zijn als het niet goed gaat met kinderen op school zijn om zo erger verzuim of zelfs thuiszitten te voorkomen. Hieronder ga ik eerst kort in op de aangescherpte verzuimaanpak. Daarna zet ik uiteen hoe ik wil komen tot een verbetering van het verzuimbeleid op scholen waarbij centraal moet staan dat een kind zich welkom en veilig voelt en gezien wordt. Vervolgens ga ik kort in op het wetsvoorstel rondom verzuim. Dan deel ik de uitgangspunten en kaders rondom het breder mogelijk maken van digitaal onderwijs voor kinderen voor wie naar school gaan (tijdelijk) geen optie is. Tot slot geef ik u een update van de overige actiepunten uit de verzuimbrief.

Verzuimaanpak: drie actielijnen

Elk kind moet zich zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen, ongeacht de ondersteuningsbehoefte. Daarom is in het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) afgesproken dat we het aantal onnodige thuiszitters terugbrengen naar 0 door elk kind een vorm van onderwijs te bieden, onder meer door het vormgeven van een digitale school.

Er zitten nog steeds te veel kinderen thuis zonder een passende vorm van onderwijs. Dit mogen we niet laten gebeuren en daarom heb ik eerder dit jaar de nieuwe en aangescherpte verzuimaanpak aangekondigd. Het tij moet gekeerd worden. Kinderen hebben recht op onderwijs en het is de taak van ons allemaal om voor een veilig en gezond schoolklimaat te zorgen waar kinderen zich prettig voelen en zichzelf kunnen zijn. En als het even tegenzit moet je gezien en ondersteund worden, en worden gemist als je er even niet bent. De verzuimaanpak bestaat, zoals al aangekondigd, uit drie actielijnen:

  • 1. Ieder kind wordt gezien, doordat we aanwezigheid centraal stellen3;

  • 2. We bieden ieder kind een echt passend aanbod;

  • 3. We zetten digitaal afstandsonderwijs in voor kinderen en jongeren die geen (volledig) onderwijs op school (kunnen) volgen.

Deze verzuimaanpak richt zich met name op het voorkomen van verzuim. Ondertussen werk ik, samen met vele partijen in het veld en mijn collega’s in het kabinet, hard aan de verbetering van passend onderwijs en de samenwerking op het gebied van onderwijs en zorg. Zodat ook de kinderen die nu al niet (volledig) naar school kunnen gaan zo goed mogelijk worden ondersteund en de weg terug naar ontwikkeling en onderwijs vinden.

Hieronder vindt u de uitwerking van deze actielijnen en de onderliggende actiepunten. In de afgelopen weken hebben we hiervoor input opgehaald en samengewerkt met onze partners, zoals de partners van het landelijke Thuiszittersoverleg.4 Ook is er nauw opgetrokken met mijn collega-bewindspersonen die over mbo en jeugdgezondheidszorg en jeugdhulp gaan. Ik vind het belangrijk dat we snel meters maken, maar wel zorgvuldig zijn bij het uitwerken van deze acties en dat nadrukkelijk samen en in goed overleg doen met het onderwijsveld en de betrokken partijen.

Aanwezigheid centraal (actielijn 1)

In de verzuimbrief van afgelopen maart heeft u al kunnen lezen hoezeer het me raakt dat er te veel kinderen zijn die om wat voor reden dan ook niet naar school kunnen gaan, uit beeld zijn, en zich daardoor aan hun lot overgelaten voelen. Ik schreef u ook dat het daarom júist zo belangrijk is om ieder kind te zien, om ieder kind te kunnen helpen. Door het kind te helpen voordat er sprake is van zorgelijk verzuim, kunnen we erger voorkomen en bevorderen dat zoveel mogelijk kinderen een ononderbroken ontwikkelproces volgen.

Daarom wil ik deelname aan onderwijs centraal stellen. Cruciaal daarvoor is goed verzuimbeleid op iedere school. Dat begint bij een goede band tussen het kind en de school. Voor een kind moet de nadruk liggen op je welkom, gezien, veilig en goed voelen op school. Hierdoor kunnen kinderen zich maximaal ontwikkelen en eventuele problemen in een vroeg stadium worden opgepakt.5 Een voorwaarde daarvoor is dat scholen zicht hebben op de aanwezigheid van leerlingen en studenten en bij dreigend of beginnend verzuim in gesprek gaan met ouders en leerlingen/studenten om te achterhalen wat de reden is en wat daar aan te doen is. Een goede registratie van verzuim helpt daar bij. Er kan dan zo snel mogelijk actie worden ondernomen door de school. De vraag die we ons daarbij moeten stellen is dan: wat is er voor nodig om een kind aanwezig te laten zijn en zich gezien en gehoord te laten voelen?

Aanwezigheidsbeleid zie ik als onderdeel van verzuimbeleid en gaat met name over wat een school doet, welke acties en maatregelen in gang worden gezet in het voorkomen van en het terugdringen van afwezigheid. Deze verzuimaanpak gaat over dat laatste en daarom spreek ik hier verder over verzuimbeleid.

De afgelopen periode heb ik gebruikt om verder uit te werken wat voor de verzuimaanpak nodig is. In deze uitwerking stel ik een aanpak voor waarbij de mate waarin een kind deelneemt aan het onderwijs, het type actie bepaalt. Deze aanpak is gebaseerd op de wetenschappelijk onderbouwde aanwezigheidsvisie (zie kader) die voortkomt uit het werk van de Amerikaanse onderzoekers Dr. Patricia Graczyk en Dr. Christopher Kearney.

Aanwezigheidsvisie

Het belang van vroegsignalering en tijdig ingrijpen is de basis van het Response to Intervention (RtI)6/Multi-Dimensional Multi-Tiered System of Supports (MD-MTSS) raamwerk voor het omgaan met schoolverzuim. Het raamwerk heeft drie interventieniveaus: algemene interventies om schoolverzuim te voorkomen en schoolaanwezigheid te promoten (niveau 1), gerichte interventies voor jongeren die risico lopen op problematisch schoolverzuim (niveau 2) en intensieve interventies voor jongeren met problematisch schoolverzuim (niveau 3). Het RtI/MD-MTSS raamwerk neemt geoorloofd én ongeoorloofd schoolverzuim mee, met andere woorden er wordt gekeken naar de totale aanwezigheid/afwezigheid – en daarop worden interventies gebaseerd. Om te bepalen op welk niveau een jongere zich bevindt, wordt er gekeken naar de totale afwezigheid/aanwezigheid van die jongere over een bepaalde periode.

Aanwezigheid centraal: voorbeeld uit de praktijk

In de regio Twente zijn meerdere scholen enige tijd geleden begonnen met het werken aan de aanwezigheidsvisie gebaseerd op het RtI/MD-MTSS-raamwerk. De scholen hebben op basis van die gegevens binnen de school gezien hoeveel afwezigheid kinderen hadden en daardoor onderwijs misten. Door data te analyseren konden zij gericht aan de slag om daar verbetering in te brengen. Op 20 juni ben ik op werkbezoek geweest bij deze regio om van die scholen te zien en te horen hoe aanwezigheidsbeleid in de praktijk eruit ziet en wat de ervaringen tot nu toe zijn. Hun verhalen hebben mij gesterkt in deze aanpak.

Ik wil dat iedere school gaat kijken naar de totale aanwezigheid van een leerlingenpopulatie en hierdoor preventief in actie komt voordat afwezigheid zorgelijk is. Daarbij is duidelijke communicatie met kinderen en ouders belangrijk: zien en horen gebeurt om te beginnen in het contact tussen school en kind/ouder. Goed zicht op de aanwezigheid van kinderen wordt ondersteund door een goede en eenduidige registratie. Dit is bij teveel scholen nog niet op orde. Het is van belang dat de juiste informatie in de registratie terecht komt en dat deze goed wordt verwerkt volgens wet- en regelgeving.

Om dit te kunnen bereiken is een wetswijziging nodig waar ik de komende maanden mee verder ga, deze licht ik hieronder verder toe.

Wetsvoorstel verzuim (actielijn 1 en 2)

Voor de invoering van het hierboven beschreven aanwezigheidsbeleid is het nodig om de relevante wet- en regelgeving te wijzigen. Allereerst is het namelijk nodig dat scholen zicht hebben op de totale aan- en afwezigheid van hun kinderen. Door helder beleid te hebben op het gebied van verzuim, kunnen scholen beter en sneller signaleren wanneer afwezigheid zorgelijk wordt. Hierdoor kan een school tijdig met kinderen en ouders in gesprek over een oplossing. Hierbij kan het beter registreren van verzuim ondersteunend zijn. Door gegevens over aan- en afwezigheid te analyseren krijgen scholen zicht op patronen van aan- en afwezigheid op zowel op groepsniveau als op individueel niveau (bijvoorbeeld in een klas). Dit moet onderdeel zijn van het verzuimbeleid dat scholen maken, dat gericht is op preventie en het aanpakken van beginnend en zorgelijk verzuim.

Hiervoor is een wetswijziging nodig die de volgende onderdelen bevat:

  • 1. het verplicht registreren van alle soorten verzuim, dus ook geoorloofd (ziekte)verzuim en kortdurend ongeoorloofd verzuim;

  • 2. het registreren van redenen van afwezigheid in categorieën in plaats van alleen geoorloofd en ongeoorloofd verzuim;

  • 3. het voorschrijven van de elementen die in elk geval moeten terugkomen in het verzuimbeleid van scholen.

In mijn vorige brief informeerde ik u al over het plan om al het verzuim verplicht te laten registreren. De gesprekken met de partners afgelopen periode hebben mij geholpen om tot een aanscherping te komen van onderdeel 1 en de toevoeging van onderdelen 2 en 3. Voordat ik de onderdelen toelicht, wil graag duidelijk maken dat ik bij de verdere uitwerking van het wetsvoorstel, die ik samen met betrokken partijen ter hand zal nemen, ook nadrukkelijk aandacht ga besteden aan privacyaspecten. Ook ga ik ervoor zorgen dat alleen de noodzakelijke gegevens terecht komen bij de leerplichtambtenaar en andere partijen.

Ad 1 Registreren alle vormen van verzuim

  • Iedere vorm van verzuim kan een signaal zijn dat het niet goed gaat met een leerling of student. Daarom ga ik in de wet- en regelgeving vastleggen dat een school al het verzuim moet registreren per klokuur (po en s(b)o), klokuur of lesuur (mbo) of lesuur (vo en vso)7, dus ook het geoorloofde (ziekte)verzuim en het kortdurend ongeoorloofde verzuim (minder dan 16 uur afwezig in 4 weken). Hiermee krijgt de school zicht op het totale beeld van aanwezigheid op leerling-, klas- en schoolniveau. Bij enkele partners zijn er zorgen dat straks ieder uur afwezigheid (ook al komt die afwezigheid bijvoorbeeld door doktersbezoek) automatisch bij de leerplichtambtenaar terecht komt. Die zorgen begrijp ik. De verzuimgegevens van individuele kinderen zijn van de school en alleen de noodzakelijke gegevens worden gedeeld met de leerplichtambtenaar als er sprake is van een melding van ongeoorloofd verzuim vanaf 16 uur in 4 weken of bij «overig verzuim8». Met de uitwerking van het wetsvoorstel ga ik samen met het veld kijken naar welke gegevens noodzakelijk zijn en over welke periode het nodig is om gegevens uit te wisselen.

  • Ik ga in het wetsvoorstel opnemen dat wanneer nodig een leerplichtambtenaar data op individueel niveau mag ontvangen. De leerplichtambtenaar ontvangt bij een melding van ongeoorloofd verzuim het overzicht van het voorgaande verzuim van die specifieke leerling of student. Hierdoor kan de leerplichtambtenaar beter inschatten of er sprake is van of risico is op zorgelijk verzuim en op basis daarvan vaststellen welke ondersteuning en actie nodig is.

Ad 2 Registreren van redenen van afwezigheid in categorieën

  • Ik ga in de wet- en regelgeving opnemen dat scholen registreren wat de redenen van afwezigheid zijn. Deze data helpen de school bij het analyseren van gegevens, zodat patronen zichtbaar worden. De exacte categorieën ga ik samen met het veld bepalen en later vastleggen in de regelgeving. Hierdoor kunnen categorieën ook snel aangepast worden, als dat in de toekomst nodig blijkt te zijn.

De onderdelen onder 1 en 2 vragen niet alleen om aanpassingen in de wet- en regelgeving, maar ook om aanpassing van de verzuimadministratiesystemen die scholen gebruiken. Om er voor te zorgen dat alle scholen straks op een eenduidige manier registreren en daaruit data kunnen halen en analyseren, moeten de systemen worden aangepast. DUO spreekt nu al regelmatig met de verschillende aanbieders van de software en maakt afspraken over de (op wet- en regelgeving gebaseerde) uitwisseling van gegevens met scholen en afnemers en de softwareaanbieders. In aanloop naar de inwerkingtreding van de wetswijziging zullen de gesprekken over de aanpassingen voortkomend uit het wetsvoorstel, gevoerd worden.

Niet iedere onderwijsprofessional zal direct met deze data goed aan de slag kunnen. Het vraagt dan ook meer kennis en expertise van scholen. Ik ga de komende tijd met scholen zelf kijken wat hier nog meer voor nodig is, zodat alle scholen straks goed aan de slag kunnen met deze nieuwe manier van registreren en het analyseren van de verkregen data.

Ad 3 Bepalen kaders verzuimbeleid

Het derde onderdeel van het wetsvoorstel is misschien het belangrijkst. Het voorkomen van en tegengaan van verzuim begint bij de school en de relatie met het kind en de ouders. Het goede gesprek met hen over wat er nodig is voor een kind om onderwijs te krijgen is essentieel. Daarom is het belangrijk dat een school hierover nadenkt, beleid op maakt en dat vastlegt in een verzuimbeleid dat voor iedereen duidelijk en toegankelijk is. Het verzuimbeleid legt uit wat een school allemaal doet om verzuim te voorkomen. Maar ook wat een school kan doen wanneer er sprake is van verzuim en welke andere partijen zij daarbij kunnen inschakelen. Op die manier zal voor het kind, de ouders en andere betrokkenen op voorhand duidelijk zijn wanneer andere partijen zoals een leerplichtambtenaar of de jeugdgezondheidszorg worden ingeschakeld.

Tot nu toe zijn weinig kaders vastgelegd om verzuimbeleid vorm te geven, anders dan dat een school verzuimbeleid moet hebben. Die vrijblijvendheid vind ik ongewenst gezien het belang van verzuimbeleid. Daarom ga ik dat aanpassen. Ik ga met het wetsvoorstel verplichtende elementen voor het hebben van verzuimbeleid vastleggen. Bijvoorbeeld dat een school moet gaan vastleggen wat ze doet in het voorkomen van verzuim of wanneer een school in actie komt bij verzuim.

De exacte elementen ga ik de komende tijd samen met de partners verder uitwerken, zodat het werkbare kaders zijn die ik later kan vastleggen in de regelgeving op zo’n manier dat de kaders simpel aangepast kunnen worden. Scholen houden ruimte om het eigen verzuimbeleid te maken, maar wel op basis van werkzame interventies en binnen vastgestelde kaders. Mijn streven is om de kaders gelijktijdig met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel klaar te hebben. Ik informeer u dit najaar over de voortgang hiervan.

Daarnaast worden, in het kader van bevorderen van aanwezigheid, ook de volgende onderdelen opgenomen:

  • Het inzicht geven aan samenwerkingsverbanden in de verzuimgegevens en het aantal vrijstellingen 5 onder a Leerplichtwet in de regio. Zo kunnen zij beter bijdragen om verzuim en vrijstellingen 5 onder a te voorkomen, en daarmee kinderen naar school te laten gaan.

  • Het in alle gevallen betrekken van de onderwijsmogelijkheden van een kind bij de afgifte van de vrijstelling van onderwijs op lichamelijke of psychische gronden (artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969). Zo wordt het verlenen van vrijstelling niet alleen bezien vanuit een zorgperspectief, maar ook vanuit de mogelijkheden die er nog zijn voor het kind om zich te ontwikkelen.

Het gehele wetsvoorstel gaat voor de zomer in internetconsultatie. En ik stel alles in het werk om deze wetswijziging begin 2024 in werking te laten treden. Deze aanpak heeft ook effect op het werk van leerplichtambtenaren en professionals uit de jeugdgezondheidszorg. Met hun ga ik in gesprek: welke veranderingen zijn nodig, wat betekent het voor de handhavende versus preventieve rol en wat betekent dat voor de soms nu al beperkte capaciteit? Bij dat gesprek betrek ik ook scholen en uiteraard kinderen en ouders, omdat die veranderingen ook invloed hebben op hen.

Digitaal afstandsonderwijs voor kinderen die (tijdelijk) niet (volledig) fysiek naar school kunnen (actielijn 3 – geldt alleen voor het po, s(b)o en v(s)o)

Voordat ik toelicht hoe ik de uitwerking van deze actielijn zie, zet ik eerst uiteen wat ik versta onder «een digitale school», waar het coalitieakkoord over spreekt. Onderwijs voor kinderen die fysiek niet (volledig) naar school kunnen is op verschillende niveaus mogelijk, met als meest vergaande vorm volledig digitaal afstandsonderwijs: een «digitale school». Dat laatste is ingrijpend en daarmee een stip op de horizon. Op weg daar naar toe moeten nog vele vragen worden beantwoord en stappen worden gezet en dat kost tijd. En die tijd moet ook worden genomen.

Wel wil ik benadrukken dat ik kinderen die op dit moment al via een digitale vorm onderwijs nodig hebben, niet wil laten wachten op lange discussies. Ik wil dat zij de ruimte krijgen om zich te kunnen blijven ontwikkelen. De komende maanden wil ik daarom de beweging naar digitaal afstandsonderwijs voor deze groep versterken en daarbij nog dit jaar stappen zetten waar kinderen nú wat aan hebben. Daarnaast ga ik uitwerken wat er nodig is – in toezicht, kwaliteit en aanbod – om te komen tot de digitale school als volledige voorziening. Omdat het mbo op een andere manier is georganiseerd dan het funderend onderwijs, geldt deze lijn niet voor het mbo.

Digitaal afstandsonderwijs mogelijk maken op drie niveaus

Zoals ik u in de verzuimbrief heb geschreven, staat centraal dat er voor elk kind dat (tijdelijk) niet naar school gaat en die dat nodig heeft digitaal afstandsonderwijs beschikbaar moet zijn. Dit omdat leerlingen zich zo door kunnen blijven ontwikkelen, ook als ze even niet fysiek naar school kunnen, met als doel dat ze zoveel mogelijk weer volledig fysiek naar school gaan. Het mogelijk maken van een volledig digitale school is een grote stap in ons onderwijsstelsel. Daarbij leren we van de lessen die we met elkaar door corona hebben geleerd. Om deze doelstelling te bereiken maak ik onderscheid tussen drie niveaus van digitaal afstandsonderwijs:

  • 1. Digitaal aanhaken bij lessen van de eigen school, bijvoorbeeld door gebruik te maken van methodes die al binnen de school digitaal beschikbaar zijn. Dit zorgt ervoor dat de ontwikkeling door kan gaan, ook als een leerling fysiek even niet mee kan doen. Scholen geven dit zelf vorm.

  • 2. Gebruik maken van gedigitaliseerde lessen die niet door de eigen school geboden kunnen worden. Het aanbod is groter en wordt centraal aangeboden en sluit zo goed aan bij dat wat een leerling nodig heeft. Deze vorm maakt verdieping en verrijking breder mogelijk, bovenop niveau 1. Leerlingen die niet naar school gaan maken hierbij gebruik van online aanbod dat op een centrale plaats wordt verzameld. Bij dit niveau is meestal nog geen sprake van interactie met een leraar, maar waar dit kan zullen we dit meenemen.

  • 3. Het volgen van volledig digitale lessen waarbij er interactie met een leraar is. Al dan niet als een volledig online programma (een digitale school). Deze vorm van digitaal afstandsonderwijs vraagt, vanwege beperkingen die huidige wetgeving hiervoor nu biedt, nadere uitwerking onder andere op het gebied van toezicht, kwaliteit en aanbod.

In het vervolg van deze brief maak ik waar nodig onderscheid tussen deze drie niveaus van digitaal afstandsonderwijs en geef ik aan welke uitgangspunten ik wil hanteren bij het uitwerken hiervan. Op korte termijn wil ik digitaal afstandsonderwijs op niveau 1 en 2 mogelijk maken en verder uitbreiden, maar ik heb meer tijd nodig om de vragen met betrekking tot de inbedding en uitvoering van de digitale school in niveau 3 vorm te geven.

Het delen van goede voorbeelden en wijzen op wat er nu al kan (niveau 1)

Zoals aangekondigd in de verzuimbrief communiceer ik over de mogelijkheden die er nu al zijn (binnen wet- en regelgeving) voor scholen en ga ik goede voorbeelden van digitaal afstandsonderwijs delen. Deze acties helpen scholen om op korte termijn hun aanbod en werkwijze te verbeteren.

Binnen de huidige wet- en regelgeving wordt afstandsonderwijs9 in veel gevallen niet gezien als onderwijstijd. Voor kinderen die (tijdelijk) niet (volledig) naar school gaan kan, door gebruik te maken van de beleidsregel afwijking onderwijstijd, wel ruimte gemaakt worden voor de inzet van afstandsonderwijs. In de uren dat afgeweken wordt van de onderwijstijd, kan en mag afstandsonderwijs al geboden worden. Samen met de Inspectie voor het Onderwijs en Ingrado schrijft het Steunpunt Passend Onderwijs (SPO) op dit moment een vernieuwde handreiking over het gebruik van de beleidsregel afwijking onderwijstijd.10 De handreiking zal naar verwachting in het najaar beschikbaar zijn en verspreid worden door de partijen.

Ondertussen is het SPO samen met Ingrado en Ouders & Onderwijs aan de slag gegaan met het verzamelen en uitwerken van goede voorbeelden uit de huidige praktijk van (digitaal) afstandsonderwijs. Deze voorbeeldbundel is recent gepubliceerd en verspreid door de partijen.11 De bedoeling hiervan is dat scholen gestimuleerd en geïnspireerd worden om (digitaal) afstandsonderwijs voor kinderen die dat binnen de eigen school nodig hebben, vorm te geven.

Verder ontwikkelen van het aanbod van digitaal afstandsonderwijs(niveau 2)

In de verzuimbrief heb ik tevens aangekondigd dat ik de mogelijkheden voor digitaal afstandsonderwijs wil uitbreiden, ook buiten de eigen school. Hierboven noemde ik dat digitaal afstandsonderwijs op niveau 2. Dat betreft het beter ontsluiten en beschikbaar maken van het aanbod. Ik heb de afgelopen tijd onderzocht wat er nodig is om deze beweging, die is versneld door de coronapandemie, verder in gang te zetten. Hieronder volgt het resultaat daarvan.

Allereerst ontwikkel ik onder verantwoordelijkheid van Stichting Kennisnet (hierna: Kennisnet), een centrale website, die in september gereed is, waar het aanbod voor digitaal afstandsonderwijs centraal beschikbaar komt. Kennisnet ondersteunt scholen nu al bij een professionele inzet van ICT. Het realiseren van digitaal afstandsonderwijs voor kinderen die niet naar school gaan of dreigen thuis te komen te zitten, is een belangrijke en kansrijke maatregel. Maar ook ingrijpend – vooral in de uitvoering door scholen en samenwerkingsverbanden zelf.

Dit vraagt dus kennis en expertise waar scholen gebruik van kunnen maken, maar ook tijd en zorgvuldigheid. Deze stap helpt daarnaast om de komende jaren te leren bij het bieden van goed digitaal afstandsonderwijs in de praktijk. Daarom maak ik vaart, maar deel ik de inrichting van de centrale website voor digitaal afstandsonderwijs in fases op.

Tijdens de eerste fase wordt een website ontwikkeld waar bestaand aanbod van digitaal afstandsonderwijs centraal wordt aangeboden (niveau 2). Het aanbod komt in principe kosteloos beschikbaar voor leerlingen en scholen. Ik ben voornemens deze website – samen met Kennisnet – in september gereed te hebben.

Daarna wordt gedurende de komende anderhalf jaar (fase 2) het bestaande aanbod verder uitgebreid onder verantwoordelijkheid van Kennisnet, samen met het onderwijsveld (niveau 2). Ik neem hier de tijd voor omdat al gaande weg gaat blijken wat er nodig is om het aanbod uit te breiden. Hierbij zal ook informatie over privacy en wet- en regelgeving beschikbaar worden gemaakt voor scholen. Scholen en samenwerkingsverbanden kunnen op de site terecht met vragen of als ze vastlopen in het bieden van digitaal afstandsonderwijs. Daarnaast zal Kennisnet samen met het onderwijsveld kijken welk aanbod van digitaal afstandsonderwijs voor de doelgroep passend en behulpzaam is.

Tot slot wordt in de derde fase het al ontsloten digitale aanbod aangevuld, gemonitord en wordt er wanneer gewenst praktijkgericht onderzoek uitgevoerd om de kwaliteit van het aanbod en de informatie te stimuleren en door te ontwikkelen (niveau 2). Deze derde fase overlapt deels fase 2. Ook wil ik in deze fase het huidige onderwijscurriculum verder digitaliseren. Dit is ook belangrijk voor het gebruik van het centraal beschikbare digitale afstandsonderwijs en voor de digitale school op niveau 3.

Wat is nog meer nodig, wat zijn dilemma’s en uitgangspunten?

Bovengenoemde acties ondersteunen scholen en samenwerkingsverbanden en bieden leerlingen meer mogelijkheden dan binnen de eigen school voor handen, om digitaal afstandsonderwijs te volgen. Om de mogelijkheden van digitaal afstandsonderwijs voor de groep leerlingen die (gedeeltelijk) niet naar school gaan of dreigen uit te vallen echt goed mogelijk te maken, is echter meer nodig. Dat geldt zeker voor de digitale school, waar een kind een (volledig) digitaal programma volgt in interactie met een leraar die ook online aanwezig is.

Een belangrijk knelpunt is dat op dit moment niet vaststaat wanneer digitaal afstandsonderwijs ook daadwerkelijk kwalitatief goed onderwijs is en kan meetellen als onderwijstijd. Dit vind ik ongewenst, en daarom ik ga de komende tijd met de Inspectie van het Onderwijs en andere betrokken partijen uit het Thuiszittersoverleg bepalen welke wijziging van de wet er nodig is om dit te regelen. Ik bezie nog in welk wetsvoorstel ik dit een plek kan geven.

Vooruitlopend op wat er nog meer nodig is en waar dilemma’s zitten, heb ik de volgende uitgangspunten geformuleerd die wat mij betreft belangrijk zijn voor het goed mogelijk maken van digitaal afstandsonderwijs op alle niveaus:

  • Het uitgangspunt is en blijft dat elke leerling onderwijs moet volgen. In principe fysiek op school maar als dat niet lukt kan dat ook digitaal zijn. En uiteindelijk kan dit ook volledig bij een digitale school zijn. Daarmee is digitaal afstandsonderwijs een alternatief voor het niet kunnen volgen van onderwijs. Fysiek onderwijs is en blijft belangrijk omdat dit kinderen elkaar laat ontmoeten, wat bijdraagt aan belangrijke sociale vaardigheden en persoonsvorming.

  • De hiervoor geschetste drie niveaus van digitaal afstandsonderwijs worden alleen ingezet voor kinderen die (gedeeltelijk) niet naar school gaan of dreigen uit te vallen. Daarbij is het doel dat zij zo snel als dat kan en zo veel mogelijk weer terug keren naar fysiek onderwijs.

  • In beginsel gebeurt het aanbieden van het digitale afstandsonderwijs onder verantwoordelijkheid van de fysieke school waar het kind staat ingeschreven en de school zorgt – in overleg met kind en ouders – voor een doorgaande leerlijn. Wanneer een school ondersteuning nodig heeft bij het bieden van het digitale afstandsonderwijs, wordt het samenwerkingsverband ingeschakeld voor ondersteuning.

  • Voor kinderen die nog niet bij een fysieke school staan ingeschreven (absoluut verzuim) of nu zijn vrijgesteld van de leerplicht (op grond van artikel 5 onder a Lpw) vanwege bijvoorbeeld het ontbreken van een passende plek in het onderwijs, is het samenwerkingsverband aan zet om deze kinderen op de best passende plek in te schrijven op een school.12 Ik onderzoek of daarbij een vorm van doorzettingsmacht nodig is.

Deze uitgangspunten vragen echter uitwerking en nadere overdenking. Hoe zit het met de bekostiging (niveau 1 en 2)? Krijgt een eigenstandige digitale school een brin-nummer, of niet (niveau 3)? Wie heeft dan de zorgplicht (niveau 3)? Hoe ziet het toezicht er uit (alle niveaus)? Hoe wordt onderwijstijd geteld (alle niveaus)? Et cetera. Om dit goed uit te werken is meer tijd nodig. Met de Inspectie voor het Onderwijs blijf ik ondertussen kijken hoe we de ruimte in de huidige kaders maximaal benutten.

Het blijft dus mijn ambitie om de beweging naar meer en beter digitaal afstandsonderwijs te versnellen, juist voor die doelgroep kinderen die nu geen onderwijs kan volgen. Op korte termijn zult u hiervan de eerste acties zien, maar ik neem ook tijd voor nadere uitwerkingsvragen. Alleen dan zal het namelijk lukken om de meest vergaande uitwerking, die van de digitale school, duurzaam in het onderwijsstelstel op te nemen – een historische stap moet zorgvuldig worden gezet.

Overig punten actielijn 2

Actielijn 2 bevat nog een aantal andere actiepunten. Het gaat om de NP Onderwijs-regeling WEL in ontwikkeling voor niet-ingeschreven kinderen en jongeren en een aantal maatregelen uit de verbeteraanpak passend onderwijs, die samenhangen met het hebben van passend aanbod bij verzuim.

WEL in ontwikkeling

Allereerst geldt dat de subsidieregeling van de NP Onderwijs-project WEL in ontwikkeling voor niet-ingeschreven kinderen en jongeren op 1 juli wordt gepubliceerd. Momenteel lopen in een aantal samenwerkingsverbanden pilots waar met het project wordt gewerkt en waar we van leren. Op basis van de regeling kunnen straks alle samenwerkingsverbanden deelnemen. Samenwerkingsverbanden kunnen de middelen van de regeling benutten om kinderen en jongeren die nu niet ingeschreven staan zich weer te laten ontwikkelen en om bij te dragen aan teruggeleiding naar onderwijs.

De directe besteding van de middelen houdt in dat een jongere concreet wordt geholpen wanneer die een ondersteuningsbehoefte heeft. Dit kan zowel immaterieel (cursus, training, huiswerkbegeleiding) of materieel (lesboeken, aangepast bureau) zijn. Met de indirecte besteding van de middelen bekijkt elk samenwerkingsverbanden binnen de regeling ten minste vijf casussen van niet ingeschreven kinderen en jongeren. Zij gaan na waardoor een kind of jongere thuis is komen te zitten en wat zij kunnen doen om deze kinderen en jongeren wel in ontwikkeling te krijgen. Zo kunnen ze leren wat er breder nodig is om meer niet ingeschreven kinderen en jongeren terug naar school te leiden.

Versnellen maatregelen verbeteraanpak passend onderwijs

Daarnaast zet ik, samen met partners in het onderwijsveld, concrete stappen om de verbeteraanpak passend onderwijs te versnellen en er zo voor te zorgen dat ieder kind sneller een passende plek in het onderwijs krijgt. Leerlingen die zelf passend onderwijs nodig hebben kunnen, daarin ondersteund door hun ouders, het beste vertellen wat ze nodig hebben. Daarom zet ik haast achter een wetsvoorstel dat de positie van leerlingen en ouders binnen passend onderwijs versterkt. Ik zorg ervoor dat voor deze zomer een wetsvoorstel in internetconsultatie gaat dat hoorrecht voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte wettelijk vastlegt en ouder- en jeugdsteunpunten binnen elk samenwerkingsverband verplicht. Ook regel ik dat het extra ondersteuningsaanbod in de schoolgids wordt vastgelegd en zo makkelijker vindbaar is.

Hoogbegaafdheid

Naast dit wetsvoorstel over verzuim kom ik voor de zomer ook met een brief (Kamerstuk 31 497, nr. 442) over hoogbegaafdheid, waarin ik nader toelicht hoe ik de komende periode gebruik om te komen tot een plan van aanpak om te zorgen voor een beter aanbod voor deze groep kinderen.

Onderwijszorgarrangementen

Per 1 januari 2023 start het experiment onderwijszorgarrangementen, waarin onderwijs- en zorgpartijen samenwerken ten behoeve van jongeren die dreigen uit te vallen van school, uitgevallen zijn van school of vrijgesteld zijn van het onderwijs op grond van psychische of lichamelijke gronden. De deelnemende scholen en samenwerkingsverbanden krijgen binnen het experiment de gelegenheid af te wijken van de wetgeving op het gebied van bekostiging, onderwijstijd, inhoud van onderwijs en locatie van onderwijs. Het traject voorlopend aan de start van het experiment loopt op schema. Het ontwerpbesluit experiment onderwijszorgarrangementen is in het kader van de voorhangprocedure op 24 mei jl. (Kamerstuk 31 497, nr. 436) aan uw Kamer gezonden.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstuk 26 695, nr. 138.

X Noot
2

Hierna spreek ik over kinderen. Hiermee bedoel ik kinderen én jongeren.

X Noot
3

Het centraal stellen van aanwezigheid wil niet zeggen dat kinderen die om goede redenen (bv. ziekte) niet in staat zijn 100% aanwezig te zijn op school dat straks wel moeten zijn. Voor die groep is het wel belangrijk dat samen met school en ouders wordt gekeken naar waarom het niet mogelijk is om volledig aanwezig te zijn, of de ondersteuning die nodig is adequaat is en hoe de ontwikkeling van het kind ononderbroken wordt doorgezet.

X Noot
4

Partners bij het landelijke thuiszittersoverleg zijn: Ingrado, Stichting Gedragswerk, PO-Raad, VO-raad, Sectorraad GO, MBO Raad, Ouders & Onderwijs, VNG, Steunpunt Passend Onderwijs, NJI, NCJ, Netwerk LPO, sectorraad swv vo, het Ministerie van VWS en het Ministerie van OCW.

X Noot
6

Kearney, C.A., & Graczyk, P. (2014). A response to intervention model to promote school attendance and decrease school absenteeism. Child and Youth Care Forum, 43(1), 1–25.

X Noot
7

In de huidige situatie registreert het po alle soorten verzuim in klokuren of dagdelen en het vo alle soorten verzuim in klok- of lesuren.

X Noot
8

Overig verzuim is een vorm van ongeoorloofd verzuim waarvan scholen ook een melding kunnen maken aan leerplichtambtenaren bij minder dan 16 uur verzuim in 4 weken. Dit kunnen zij doen wanneer zij zich in bepaalde situaties over kinderen met verzuim van kortere duur toch zorgen maken.

X Noot
9

Niet alle kinderen die fysiek (tijdelijk) niet (volledig) naar school gaan, hebben baat bij digitaal onderwijs.

X Noot
10

Beleidsregel inzake het instemmen met afwijking van het verplichte minimum aantal uren onderwijstijd WPO, WEC en WVO en het verlenen van ontheffingen WEC en Onderwijskundig besluit WEC.

X Noot
12

Het samenwerkingsverband heeft een wettelijke taak om een dekkend aanbod aan ondersteuning te hebben voor een leerling.

Naar boven