31 497 Passend onderwijs

Nr. 442 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2022

Ieder kind heeft in Nederland recht op een passende plek in het onderwijs, ook als je extra uitdaging of andere ondersteuning nodig hebt. Voor hoogbegaafde leerlingen1 is het reguliere aanbod vaak niet voldoende passend. Het uitblijven van (h)erkenning en een op hen afgestemd aanbod kan leiden tot frustratie bij leerlingen die zich bijvoorbeeld uit in agressie of depressieve gevoelens, (meermaals) wisselen van school, vertraging in de schoolloopbaan en soms zelfs uitval en thuiszitten. Terwijl ik zie dat als zij het onderwijs krijgen waarin ze worden uitgedaagd, zij opbloeien en het maximale uit zichzelf kunnen halen. Ik wil me er dan ook voor inzetten om ervoor te zorgen dat ook voor deze groep er een beter aanbod komt waarin zij alles van zichzelf kunnen laten zien. Hiermee wordt ook een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het aantal thuiszitters.

Begin dit jaar ontving ik een brandbrief van een aantal directeuren van voltijd hb-scholen waarin de auteurs mij oproepen het onderwijs aan hoogbegaafden (hb) te verbeteren. Ik ben met de briefschrijvers in gesprek gegaan en heb daarnaast de afgelopen periode contact gelegd met verschillende scholen en samenwerkingsverbanden. Op uw verzoek ontvangt u hierbij in de bijlage mijn reactie op de brandbrief en de brief aan de ouders van de Horizon.

Ik vind het erg zorgelijk dat deze groep hoogbegaafde leerlingen nog te vaak geen passende onderwijsplek heeft. Zoals toegezegd tijdens het debat Passend Onderwijs op 30 maart jl. (Kamerstuk 31 497, nr. 434) ga ik dit probleem aanpakken. In deze brief werk ik de stappen uit die ik in het najaar wil gaan zetten om te komen tot een visie en de bijbehorende maatregelen om ervoor te zorgen dat elke hb-leerling in Nederland passend onderwijs krijgt. Ik ga eerst in op de aanleiding om met een plan te komen. Daarbij kondig ik een aantal nieuwe acties aan. De komende maanden zal ik het plan uitwerken om zo te komen tot een zoveel mogelijk gedragen visie op hoogbegaafdheidsonderwijs in het funderend onderwijs. Ik wil dat nadrukkelijk samen doen met de vele betrokkenen bij het onderwijs aan hoogbegaafde kinderen in Nederland en op basis daarvan neem ik gericht extra maatregelen.

Plan van aanpak voor hoogbegaafde leerlingen

Aanleiding

Er zijn op dit moment landelijk veranderingen zichtbaar in het aanbod voor onderwijs aan de groep hoogbegaafde leerlingen. Voorzieningen die tot voor kort zogenaamd «voltijd hb-onderwijs» aanboden, worden in een aantal regio’s anders vormgegeven. Hiermee staat het bestaande onderwijsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen soms onder druk en kunnen leerlingen zelfs thuis komen te zitten.

Ik constateer dat er verschillend wordt gedacht over hoe het onderwijs aan alle hoogbegaafde leerlingen het beste kan worden vormgegeven. Dit is zowel in de praktijk als in de wetenschap zichtbaar. Vaak worden dan de verschillen in visies en de uitwerking scherp neergezet, en hoewel de discussie tussen de verschillende betrokkenen goed is, vind ik dat dit niet mag leiden tot een situatie waarin er geen passend aanbod is voor de hoogbegaafde leerling. De verschillende berichten en brieven die ik heb ontvangen, en de gesprekken met de hoogbegaafde jongeren laten zien dat dit er niet overal is. Ik maak me daar zorgen om en vind dat dat anders moet.

Eerste bevindingen gesprekken over aanbod voor hoogbegaafden

Uit de gesprekken met verschillende regio’s die ik op dit moment al voer, krijg ik het signaal dat men een lacune ervaart ten aanzien van de financiering van het onderwijsaanbod aan hoogbegaafden. De ervaring van deze scholen is dat door het ontbreken van een oormerking van de middelen niet alle samenwerkingsverbanden voldoende middelen inzetten voor onderwijs aan hoogbegaafden. Ik breng de komende periode, bij de uitwerking van de visie, nader in beeld of er nog andere lacunes zijn die specifiek voor het onderwijs aan hoogbegaafden zijn. Waar het verder gaat om lacunes, bijvoorbeeld rondom de regels voor onderwijs, kijk ik ook breder naar ontwikkelingen zoals die rondom het terugdringen van verzuim en de inzet van de digitale school voor kinderen die thuiszitten of dreigen uit te vallen.

Uitgangspunten voor een zo passend mogelijk aanbod.

Ik wil de komende periode samen met betrokkenen dan ook werken aan gedeelde uitgangspunten en basiswaarden. Daarbij hebben we het doel duidelijk voor ogen, dat alle hoogbegaafde leerlingen kwalitatief goed en zo passend mogelijk onderwijs krijgen binnen de huidige geldende uitgangspunten van passend onderwijs en de route naar inclusiever onderwijs.

Allereerst geldt wat mij betreft dat ook hoogbegaafde leerlingen zo dicht mogelijk bij hun eigen huis, in hun eigen buurt of wijk, onderwijs krijgen, met de vriendjes waar ze ook mee buiten spelen of mee op de sportclub zitten. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook voor veel hoogbegaafde leerlingen kan, zolang hun onderwijsbehoefte centraal staat. Dit kan ook leiden tot een combinatie van het volgen van (les)activiteiten met de reguliere klas, terwijl andere lessen samen met andere hoogbegaafde leerlingen worden gevolgd, bijvoorbeeld door middel van plusklassen. Een leerling krijgt dan bijvoorbeeld 4 dagen in de week les met zijn leeftijdsgenoten, waar hij Nederlands, rekenen, aardrijkskunde of gym krijgt. Maar op de vijfde dag krijgt hij, samen met hoogbegaafde leerlingen van alle leeftijden, extra verdiepende of verbredende projecten of lessen aangeboden. Daarbij vind ik het belangrijk dat er voor deze groep niet alleen vooruit wordt gelopen op lessen van volgende jaren (het zogenaamde versnellen), dan verschuift het probleem zich immers alleen, maar ook juist gezocht wordt naar die verdieping die nodig is om deze leerlingen uit te blijven dagen. Voor een deel van de groep van hoogbegaafde leerlingen verwacht ik dat er een voltijd aanbod nodig is dat voorziet in hun onderwijsbehoeftes. Dit kan zijn in zogenaamde voltijd peergroup onderwijs (zoals in voltijd hb-scholen geboden wordt), waarbij de leerlingen vooral met elkaar les krijgen. Dit geeft extra ruimte om de didactiek en methode van onderwijs geven nog beter aan te laten sluiten bij wat deze specifieke groep nodig heeft en extra onderwijsondersteuning te bieden voor waar dat nodig is. Daarbij vind ik het belangrijk dat ook dit aanbod in verbinding blijft staan met de reguliere klassen. Ik wil dat bijvoorbeeld doen door te stimuleren dat waar mogelijk gezamenlijke activiteiten worden ondernomen, maar ook door te kijken naar de kansen rondom huisvesting.

Op basis van de verschillende gesprekken, zoals met de brandbriefschrijvers, constateer ik echter ook dat er nog beter zicht moet komen op de verschillende manieren hoe regio’s het aanbod aan hoogbegaafde leerlingen momenteel inrichten en wat hierin effectief is. Het monitoronderzoek brengt weliswaar al goed in kaart waaraan de middelen van de regeling «begaafde leerlingen in het po en vo» (hierna: subsidieregeling)2 aan worden besteed en wat hier de ervaringen mee zijn. Maar daarbij is het nodig dat er voldoende begrip en inzicht is op rollen en verantwoordelijkheden ten aanzien van een passend aanbod aan hoogbegaafde leerlingen van verschillende (onderwijs)partijen binnen het huidige stelsel van passend onderwijs. Tot slot is het nodig dat kennis en kennisdeling (verder) gestimuleerd moet worden, zodat er meer van elkaar geleerd wordt.

Mijn plan om dit te bereiken is tweedelig, bestaande uit verschillende acties die ik het komende half jaar zal uitvoeren om:

  • 1. het samen ontwikkelen van gedeelde uitgangspunten en basiswaarden over hoe een dekkend en passend onderwijsaanbod voor hoogbegaafde leerlingen kan worden bereikt, en;

  • 2. zorgen dat hoogbegaafdheid sneller wordt herkend door professionals, met als resultaat betere ondersteuning van de hoogbegaafde kinderen en jongeren. Essentieel voor de realisatie van deze aanpak, is de actieve deelname van ouders, leerlingen, leraren, scholen, samenwerkingsverbanden en andere partijen in het veld die expertise en kennis van de theorie en dagelijkse praktijk hebben.

Acties

Zoals u in mijn vorige brief3 kunt lezen, gebeurt er momenteel op het gebied van hoogbegaafdheid al het nodige: de lopende subsidieregeling «begaafde leerlingen in po en vo» om de regio’s te stimuleren een dekkend onderwijs- en ondersteuningsaanbod in te richten; een monitor- en impact onderzoek4 en het recentelijk inrichten van een landelijk Kenniscentrum. Het Kenniscentrum is ingericht door het National Talent Centre of the Netherlands (NTCN)5 en zal relevante kennis integreren en een verbindende, aanjagende functie hebben voor het vormgeven van het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen meer samenhang, samenwerking en kennisdeling binnen het onderwijsveld te creëren. Het Kenniscentrum heeft in de afgelopen maanden voorbereidingen getroffen voor de inrichting hiervan, zowel wat betreft de website als bijeenkomsten. Vanaf het najaar van 2022 start NTCN met het organiseren van diverse bijeenkomsten, zoals regionale inspiratiebijeenkomsten en experttafels. Dit zal na de zomer meer zichtbaar zijn. Zoals eerder aangegeven heb ik vanaf het voorjaar gesprekken gevoerd met ouders, leerlingen, onderwijs)professionals, scholen en samenwerkingsverbanden en blijf ik dat de komende periode doen zodat ik dit kan benutten voor de uitwerking van het plan van aanpak. Daarin ga ik deze al lopende maatregelen benutten. Het komende half jaar ga ik daarom de volgende sessies achtereenvolgens organiseren:

  • a) Actuele situatie van het onderwijs aan leerlingen met begaafdheidskenmerken in beeld brengen (gestart – september): hier ben ik de afgelopen periode al mee gestart door in gesprek te gaan met regio’s met en zonder hb-scholen. Dit gesprek zet ik de komende periode voort (september). Deelnemers zijn o.a. samenwerkingsverbanden en scholen/schoolbesturen. Zo brengen we gezamenlijk in kaart hoe de situatie met betrekking tot het aanbod voor leerlingen met begaafdheidskenmerken in de regio’s is. Hierbij brengen we in kaart wat de huidige vormen zijn, bijvoorbeeld in de vorm van voltijd hb-voorziening, en hoe het aanbod waar nodig geborgd kan worden. Lacunes met betrekking tot wet- en regelgeving worden ook verder in beeld gebracht.

  • b) Kennis delen (najaar 2022 – oktober / november): na de zomer organiseer ik door het hele land sessies waarin de beschikbare kennis over onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen, verspreid wordt. Dit betreft al beschikbare kennis vanuit (internationale) wetenschap en praktijk maar ook bijvoorbeeld uit het lopende IMAGE-onderzoek naar onder andere de effecten van de activiteiten6 en het SEO-economisch onderzoek naar het effect van plusklassen en voltijdaanbod. Het landelijke Kenniscentrum zal in de komende jaren een prominente en verbindende rol spelen in de kennisdeling. Bij de sessies over kennis delen zal ook worden meegenomen hoe hoogbegaafdheid sneller kan worden herkend door diverse professionals, zoals toegezegd in het debat Passend Onderwijs.

  • c) Visie opstellen (najaar 2022, november / december): met behulp van het landelijk beeld van het huidige aanbod en op basis van de beschikbare kennis stel ik samen met partijen een visie op over het onderwijsaanbod aan leerlingen met begaafdheidskenmerken. Samen met ouders, leerlingen, (onderwijs)professionals, scholen en samenwerkingsverbanden, wil ik komen tot een set aan gedragen uitgangspunten en basiswaarden. Drie lijnen staan daarin centraal:

    • Erkenning en aandacht voor de onderwijsbehoeftes binnen de onderwijscontext;

    • Onderwijsaanbod;

    • Ondersteuningsvormen.

  • d) Doenvermogen (december 2022): tot slot ga ik aan het eind van het kalenderjaar met partijen uitwerken wat er voor nodig is om het onderwijsveld in staat te stellen om de visie te realiseren en de mogelijkheden binnen het samenwerkingsverband optimaal te benutten. De norm basisondersteuning wordt hierin nadrukkelijk meegenomen. Dit zal de basis vormen hoe het aanbod aan hoogbegaafde leerlingen op alle scholen ingericht zal worden. Hierbij kan worden ingegaan op de verschillende modellen die binnen het samenwerkingsverband kunnen worden gehanteerd, welke financieringsmogelijkheden en welke inhoudelijke keuzes er op dit thema kunnen worden gemaakt. We maken duidelijk wat hierin kan en halen op welke maatregelen nodig zijn om dit toe te passen. Ik wil tijdens deze gesprekken onder andere de resultaten uit het IMAGE-onderzoek rondom professionaliseringsactiviteiten, samenwerking en beleidsontwikkeling tussen de verschillende betrokken organisaties benutten.

Vervolg

Ik ben de afgelopen periode al gestart met in kaart brengen van de actuele situatie van het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Ik ga hier de komende periode mee door en zal dit in september afronden. Voor het einde van 2022 zullen de andere sessies plaatsvinden, waarna ik de inzichten hiervan gezamenlijk met de inzichten uit andere relevante informatie (zie hierna) bijeen breng. Op basis daarvan neem ik, in overleg met de sector, gericht extra maatregelen waarbij ik ook kijk hoe ik de beschikbare middelen, bijvoorbeeld die van de subsidieregeling, het meest effectief kan inzetten. Voor het einde van 2022 ligt er op basis van deze informatie een visie voor hoogbegaafdheid en een plan voor de realisatie hiervan. Ik informeer u hierover eind van dit kalenderjaar.

Aansluiting bij verbetermaatregelen

Voor dit plan is het essentieel om rekening te houden met reeds gestarte verbetermaatregelen binnen het (passend) onderwijs. Ik kies er voor om in een aantal van deze trajecten, hoogbegaafdheid mee te nemen. Om dubbel werk te voorkomen, komen deze onderwerpen niet specifiek terug in dit plan van aanpak. Bevindingen in deze aangrenzende trajecten op het gebied van hoogbegaafdheid worden vervolgens wél nauwkeurig meegenomen in de uitvoering van de acties die volgen uit de visie op onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Specifiek gaat het om de volgende trajecten, waarvan een aantal elementen in het debat Passend Onderwijs genoemd zijn:

  • Doorlopende leerlijnen po – vo;

  • Afstandsonderwijs. Voor een specifieke groep (ook hoogbegaafde) leerlingen die uit (dreigen) vallen uit het onderwijs, zijn de maatregelen die ik in de verzuimbrief heb aangekondigd relevant. Een onderdeel hiervan is afstandsonderwijs.

  • Norm basisondersteuning. In de norm basisondersteuning wordt vastgelegd welke onderwijsondersteuning elke school minimaal moet kunnen bieden aan de leerling. Hoogbegaafdheid is één van de ondersteuningsgebieden van deze norm.

  • Lerarenopleidingen. Samen met leraren, leraren in opleiding en de lerarenopleidingen zijn wij in gesprek over wat er in de opleiding over moet komen en wat er aan nascholing moet worden gedaan. Deze gesprekken gaan erover wat de leraar nodig heeft om passend onderwijs te kunnen bieden, hoogbegaafdheid wordt hierin meegenomen.

Tot slot

Ik vind het erg zorgelijk dat sommige hoogbegaafde leerlingen geen passende onderwijsplek hebben of zelfs helemaal niet naar school gaan. Met de uitvoering van dit plan van aanpak kan de komende periode het aanbod worden verbeterd, bestendigd en wordt uitgebreid waar nodig. Vanuit gemeenschappelijke uitgangspunten en basiswaarden over het onderwijsaanbod voor hoogbegaafden, kunnen we verder gaan bouwen om het juiste te doen: een goed dekkend en passend onderwijsaanbod voor alle leerlingen, ook voor hoogbegaafde leerlingen. Juist op school moeten alle leerlingen het beste uit zichzelf kunnen halen!

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Er is geen eenduidige wetenschappelijke definitie van (hoog)begaafdheid. Daarom hanteert het Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling de term «(hoog)begaafd» en verwijst hiermee naar de circa 10% kinderen met begaafdheidskenmerken (die al dan niet zichtbaar kunnen zijn, mede afhankelijk van persoonlijkheids- en omgevingsfactoren). In deze kamerbrief wordt voor de leesbaarheid ook de term hoogbegaafde (hb) leerlingen gebruikt.

X Noot
3

Kamerstuk 31 497, nr. 425.

X Noot
4

In het monitoronderzoek wordt de besteding van de subsidiemiddelen in kaart gebracht. Het doel van het impactonderzoek Impact of Activities in Gifted Education (IMAGE) is het in kaart brengen van de impact van de activiteiten om het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen te verbeteren.

Naar boven