26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens

Nr. 895 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2022

In vervolg op de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 treft u bijgaand aan de rapportage van mijn ministerie over de uitvoering van de moties van de leden Marijnissen c.s. en Klaver c.s.2 (hierna: motie 21).

In het debat van 19 januari 2021 over het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) (Handelingen II 2020/21, nr. 45, item 4) is bij motie van het lid Marijnissen (SP) c.s. verzocht om «een voorstel te doen hoe overal binnen overheidsinstellingen vervuilde data, risicomodellen en het gebruik van nationaliteit worden opgeruimd». Het lid Klaver (GroenLinks) c.s. heeft gevraagd om hierbij niet alleen te kijken naar nationaliteit, maar ook naar etniciteit en geboorteplaats.

Deze rapportage geeft JenV-breed een antwoord op de vragen naar rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren, in het bijzonder in risicomodellen. Het onderzoek is uitgevoerd door 61 organisaties3, zijnde directoraten-generaal, diensten, agentschappen, ZBO’s, gesubsidieerde organisaties en sui generi.

Resume onderzoeksresultaten

De resultaten van de uitvoering van motie 21 zijn hieronder beknopt beschreven. Meer uitgebreide informatie is opgenomen in bijlage 1 – het rapport «Inventarisatie en beoordeling van het gebruik door het Ministerie van Justitie en veiligheid van afkomstgerelateerde indicatoren, in het bijzonder in risicomodellen».

Afkomstgerelateerde indicatoren in risicomodellen

De inventarisatie – in de strekking van de motie, met in het bijzonder aandacht voor risicomodellen – , heeft vijf risicomodellen opgeleverd en één instrument dat op een risicomodel lijkt.

De politie heeft gemeld dat geen van de risicomodellen op dit moment in gebruik en getoetste risicomodellen in ontwikkeling, afkomstgerelateerde indicatoren toepassen.

De politie heeft met het oog op transparantie bij het onderzoek een terugkijktermijn van vijf jaar gehanteerd. In twee risicomodellen zijn wel afkomstgerelateerde indicatoren in gebruik geweest.

In beide gevallen gaat het om handmatige (en dus niet-geautomatiseerde) screeningslijsten, bedoeld om burgers te beschermen. Het ene risicomodel fungeert als «meetlat», om in een vroeg stadium te beoordelen of sprake is van mensenhandel en zo ja, welke prioriteit aan het signaal moet worden toegekend. De afkomstgerelateerde indicatoren «nationaliteit» en «etniciteit» werden gebruikt.

In het andere geval gaat het om mensen met verward gedrag die zichzelf, de politie en/of anderen schade kunnen toebrengen. In dat geval werd de afkomst-gerelateerde indicator «geboorteplaats» toegepast, zij het niet als risicofactor, maar louter ter identificatie c.q. duiding van het subject.

In beide gevallen constateerde de politie voorafgaand aan de beoordeling in relatie tot motie 21 dat de afkomst-gerelateerde indicatoren niet noodzakelijk waren voor het effectief gebruik van het risicomodel. De politie is gestopt met het gebruik van de afkomstgerelateerde indicatoren in deze risicomodellen.

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft het risicomodel «Erkend referenten» gemeld. Het model ondersteunt de inschatting van een eventueel verhoogd risico op niet-naleving door bedrijven van relevante regelgeving. Daartoe werd onder meer de samenstelling (afkomst) van het bedrijfsbestuur geregistreerd. De indicator is geregistreerd, maar maakte geen deel uit van het algoritme. Tegenover bedrijven en bestuurders van bedrijven is niet mede op grond van deze indicator handhavend opgetreden. Uw Kamer is over dit onderwerp nader geïnformeerd.4

De Reclassering heeft melding gemaakt van risicomodel, «VERA-2r». Het is een risicotaxatie-instrument dat wordt ingezet ter ondersteuning van het gestructureerd professioneel oordeel gericht op het zo mogelijk tijdig herkennen van terrorisme, extremisme en radicalisering. Bij toepassing van VERA-2r kan in een voorkomend geval een afkomstgerelateerde indicator als wegingsfactor gebruikt worden. Het gebruik is rechtmatig en behoorlijk bevonden.

Bureau Financieel Toezicht (BFT), is de onafhankelijke integrale toezichthouder op het werk van notarissen, gerechtsdeurwaarders en enkele Wwft-plichtige specifieke beroepsgroepen. Het BFT kan bij deze Wwft-instellingen controleren of zij een verscherpt cliëntenonderzoek hebben verricht in gevallen waarin dit verplicht is. Bij een dergelijke controle kunnen de afkomstgerelateerde gegevens van een cliënt, die woonachtig is een artikel 9 hoog-risicoland, voorkomen in de documenten die de instelling aan het BFT aanlevert. Dit gebruik is rechtmatig en behoorlijk bevonden uit hoofde van de toezichthoudende taak van het BFT.

Het beslisondersteunend instrument «Onvindbaren» van het Openbaar Ministerie (OM) lijkt op een risicomodel. Het instrument is bedoeld om het OM inzicht te bieden in de kans op onvindbaarheid van een verdachte, het inschatten van vluchtgevaar en het bieden van een passend handelingsperspectief wat betreft de vervolgingsbeslissing. Bij de beslissing tot het toepassen van voorlopige hechtenis, nemen OM en de rechter alle relevante omstandigheden van het feit en de verdachte in ogenschouw. Daartoe verplicht het Wetboek van Strafvordering. Vluchtgevaar c.q. de kans op onvindbaarheid is daarnaast een grond voor voorlopige hechtenis (artikel 67a lid 3 Strafvordering). Het gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren in dit instrument is rechtmatig en behoorlijk bevonden.

Afkomstgerelateerde indicatoren in andere verwerkingen

In het kader van de uitvoering van motie 21 is ook onderzoek gedaan naar het gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren in andere verwerkingen dan risicomodellen.

De uitkomst van dat onderzoek is dat ongeveer een derde van de organisaties (20 van de 61) geen afkomstgerelateerde indicatoren gebruikt, naast de wettelijk verplichte verwerking bij indiensttreding van een medewerker. Het gebruik van de afkomstgerelateerde indicatoren is in een ruime meerderheid van de gevallen rechtmatig en behoorlijk bevonden bij de resterende organisaties. Vier organisaties hebben geconstateerd, dat het gebruik niet (strikt) noodzakelijk is voor het doel van de verwerking. Het gebruik is of wordt beëindigd.

Het gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren in andere verwerkingen ziet in grote lijnen op:

  • Organisaties die een of meer afkomstgerelateerde indicatoren verwerken, gebruiken vaak de combinatie nationaliteit, geboorteplaats en geboorteland. Etniciteit en ras worden in mindere mate verwerkt en meestal aanvullend in op de hiervoor genoemde combinatie van indicatoren.

  • Afkomstgerelateerde indicatoren worden veelal gebruikt in het kader van de identificatie van betrokkene (cliënt, slachtoffer, aanvrager, verdachte).

  • Afkomstgerelateerde indicatoren worden ook gebruikt ter ondersteuning van een beslissing, (toekennen van een aanspraak of een vergunning, zoals een aanspraak op het recht op opvang, plaatsen van een gedetineerde, bepalen welk recht van toepassing is, of met welke instanties contact moet worden gezocht).

  • Het gebruik van afkomstgerelateerde indicatoren vindt ook regelmatig plaats in het kader van de uitvoering van een onderzoek en de voorbereiding van een advies.

Vervolg

Met deze rapportage heb ik uw Kamer inzage gegeven in de resultaten van de uitvoering van motie 21.

Er is met grote zorgvuldigheid en uitvoerige inventarisatie gewerkt aan de rapportage. Eventuele aanvullingen die wij alsnog aantreffen zal ik aan de Kamer doen toekomen

U ontvangt daarnaast van de volgende organisaties (Politie, DGM en DTenV) een nazending in het derde kwartaal, tegelijk met informatie over de wijze waarop mijn ministerie zorgdraagt voor het opruimen van onrechtmatige en onbehoorlijke verwerkingen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 855.

X Noot
2

Meer specifiek: over de voortgang van de uitvoering van het eerste deel van de motie van het lid Marijnissen c.s. (informeren van mensen op de FSV-lijst) wordt uw Kamer geïnformeerd door de Staatssecretaris van Financiën. Deze brief en bijbehorend rapport zien op het tweede deel van de motie van het lid Marijnissen c.s. (Kamerstuk 35 510, nr. 21) en het eerste deel van de motie van het lid Klaver c.s. (Kamerstuk 35 510, nr. 16).

X Noot
3

In de tweede Voortgangsbrief van Staatssecretaris BZK (Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 855 maakte JenV melding van 63 organisaties. Dat aantal is met name bijgesteld omdat een aantal afzonderlijk benaderde organisaties de uitvoering en rapportage van de motie gezamenlijk heeft opgepakt.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3262Risicoprofilering door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3263, Antwoord op vragen van de leden Leijten en Jasper van Dijk over het ethisch profileren bij de IND bij «erkend referenten» Kamerstuk 19 637, nr. 2904 Reactie op het verzoek van het lid Azarkan, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 10 mei 2022, over het bericht «IND maakte zich schuldig aan etnisch profileren».

Naar boven