26 488 Behoeftestelling vervanging F-16

Nr. 246 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2010

De vaste commissie voor Defensie heeft mij op 17 september jl. (kenmerk 26488–244/2010D35585) verzocht om informatie over de certificering van het F-35 programma. Daarbij verzocht de commissie tevens in te gaan op de op 20 mei 2010 aangenomen moties inzake dit dossier en de stand van zaken van de onderhandelingen. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Herijking kosteninformatie project Vervanging F-16

Zoals uiteengezet in de brieven van 18 juni en 9 juli jl. (Kamerstukken 26 488, nrs. 242 en 244) heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie op 1 juni jl. het Congres gemeld dat het F-35 programma in overeenstemming met de Nunn-McCurdy-wetgeving opnieuw is gecertificeerd. De Director of Cost Assessment and Program Evaluation (D-CAPE) van het Amerikaanse ministerie van Defensie heeft ten behoeve van deze certificering de ramingen voor de totale Amerikaanse investeringskosten van het F-35 programma gevalideerd, met inbegrip van onder meer de kosten van de SDD-fase, de aanschaf van de Amerikaanse toestellen en investeringen in de Amerikaanse infrastructuur. Met de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over het jaar 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 232) is reeds gemeld dat de laatste formele raming van de Average Procurement Unit Cost (APUC) $ 69,2 miljoen betrof (maart 2007; prijspeil 2002) en dat de verwachting van D-CAPE was dat de raming van de APUC op $ 80 tot 95 miljoen zou uitkomen. Zoals gemeld in de brief van 9 juli jl. bedraagt de raming van de APUC voor de F-35 nu $ 92,4 miljoen (prijspeil 2002), wat een aanzienlijke stijging ten opzichte van de raming van 2007 betekent. De APUC betreft de gemiddelde prijs van de drie versies van de F-35 over de gehele productieperiode en omvat naast de gemiddelde prijs van de toestellen ook de geraamde Amerikaanse investeringen in onder meer gronduitrusting, simulators en initiële reservedelen. Zonder aanvullende informatie kan uit deze APUC-raming niet de stuksprijs worden afgeleid van de Conventional Take-Off and Landing (CTOL-)versie waarvoor Nederland belangstelling heeft.

Defensie is nog in afwachting van door de Amerikaanse overheid goedgekeurde kosteninformatie over de CAPE-raming voor de CTOL-versie van de F-35. Wel analyseert Defensie samen met het JSF Program Office (JPO) op grond van voorlopige informatie welke kostenfactoren voor de herijking van het Nederlandse project Vervanging F-16 relevant zijn. Na de formele goedkeuring van de kosteninformatie en de bevestiging door het JPO dat de analyse voor de Nederlandse situatie correct is, kan Defensie de huidige ramingen herijken. Daarbij wordt ook de Defensie Auditdienst betrokken. Naar het zich laat aanzien zullen de gevolgen voor het project Vervanging F-16 aanzienlijk zijn. Zoals ik u 18 juni jl. in antwoord op schriftelijke vragen (Kamerstuk 26 488, nr. 242) heb meegedeeld, zijn verdere besluiten over het project Vervanging F-16 aan het volgende kabinet.

Met de brief van 23 maart jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 222) is gemeld dat de Initiële Operationele Test en Evaluatie (IOT&E-)fase twee jaar later, nu in 2015, begint. In verband hiermee heeft Defensie vooruitlopend op de herijking van het project de planning van de bestelreeks moeten aanpassen, waarbij de aflevering van productietoestellen in 2016 aanvangt in plaats van in 2014. Zoals vermeld in de ontwerpbegroting 2011 van Defensie is een deel van de geraamde Nederlandse projectuitgaven verschoven naar latere jaren.

Stand van zaken LRIP-4 onderhandelingen

De Amerikaanse overheid voert de onderhandelingen met Lockheed Martin (F-35 toestel) en Pratt & Whitney (F135-motor) over de LRIP-4 productieserie. Het Pentagon heeft besloten al bij deze vierde serie over te gaan op een contractvorm met een vaste prijs voor de F-35 toestellen en motoren, terwijl dat oorspronkelijk was voorzien vanaf LRIP-6. De onderhandelingen over de voorwaarden van een vaste prijs, zoals overheadkosten en marges, duren lang aangezien de uitkomst van belang is voor alle volgende contracten waarin een vaste prijs wordt afgesproken. Het Pentagon heeft op 22 september jl. gemeld dat de onderhandelingen met Lockheed Martin over de LRIP-4 toestellen (exclusief motor) zijn voltooid. Over de financiële aspecten zijn geen mededelingen gedaan en de prijs per toestel is Defensie nog niet bekend. Het tweede Nederlandse testtoestel is als optie bij de onderhandelingen betrokken. De onderhandelingen met Pratt & Whitney over de motor zijn nog gaande. Zoals toegezegd zal de Kamer worden geïnformeerd over de prijs van het LRIP-4 toestel, de prijs van de motor en de vervolgplanning tot de contractondertekening zodra Defensie die informatie van het Pentagon heeft ontvangen. In 2009 verstreken er na de voltooiing van de onderhandelingen enkele maanden voordat de contractondertekening van de LRIP-3 productieserie een feit was.

Moties project Vervanging F-16

Op 20 mei jl. heeft de Kamer drie moties aangenomen over het project Vervanging F-16. Met de brief van 28 mei jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 240) heb ik de Kamer geïnformeerd over de besluitvorming van de ministerraad ter zake. Ten aanzien van de motie-Van Velzen c.s. (Kamerstuk 26 488, nr. 235) en de motie-Peters c.s. (Kamerstuk 26 488, nr. 237) kan ik niets toevoegen aan de reeds verstrekte kabinetsreactie.

Ten aanzien van de motie-Eijsink c.s. (Kamerstuk 26 488, nr. 236) heb ik de Kamer geïnformeerd dat het kabinet met de Amerikaanse overheid de ontstane situatie inventariseert, mede in het licht van de contractuele afspraken. Met de brief van 30 juni jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 243) is de Kamer geïnformeerd dat

Nederland en de Verenigde Staten opties uitwerken voor de beëindiging van de deelneming aan de operationele testfase en voor de annulering van de bestelling van het eerste testtoestel en van de long lead items voor het tweede testtoestel. In overeenstemming met de side letter van 6 mei 2009 wordt geïnventariseerd wat de meest efficiënte oplossing zou kunnen zijn. Hiervoor moeten de kosten en opbrengsten van opties inzichtelijk worden gemaakt. Omdat de inventarisatie nog enige tijd vergt, kan ik de Kamer niet op korte termijn informeren over de resultaten.

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Naar boven