26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Nr. 323 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2020

Op 3 maart 2020 heeft uw Kamer een Algemeen Overleg (AO) Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) gepland. Ten behoeve van dit AO wil ik uw Kamer informeren over de voortgang van de implementatie van het IMVO-beleid. Daarbij zal ik ingaan op de ontwikkelingen binnen de IMVO-convenanten, een toelichting geven op de voortgang van het project «IMVO-maatregelen in perspectief», de Wet Zorgplicht Kinderarbeid, de 90-procentdoelstelling, de ontwikkelingen op EU-niveau, de Mededeling van de Europese Commissie over ontbossing, de uitvoering van de EU-verordening conflictmineralen en de IMVO-richtlijnen voor de ambassades. Daarnaast wordt een tweetal moties afgedaan. Het betreft een motie over toezicht op de IMVO-convenanten (Kamerstuk 26 485, nr. 224) en de IMVO-richtlijnen voor ambassades (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 34).

Monitoring IMVO-convenanten

De motie van het lid Van Laar (Kamerstuk 26 485, nr. 224) verzoekt de regering jaarlijks de impact van de IMVO-convenanten en het functioneren van het toezicht op de IMVO-convenanten te toetsen. Met de Kamerbrief van 13 november 2018 (Kamerstuk 26 485, nr. 293) heb ik u geïnformeerd dat in de afgesloten convenanten afspraken zijn vastgelegd over de monitoring van de voortgang en de impact van de gemaakte afspraken. De convenantpartijen rapporteren hierover in een publieke jaarrapportage. Deze rapportages worden gepubliceerd op de website van de Sociaal-Economische Raad (SER) over de IMVO-convenanten1. Het toezicht op de monitoring is per convenant geregeld, dit wordt gedaan door het secretariaat of een onafhankelijke monitoringscommissie. Als lid van de stuurgroep van de afgesloten convenanten ziet de overheid toe op de kwaliteit van de jaarlijkse voortgangsrapportage.

Voortgang project IMVO-maatregelen in perspectief

Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 11 juni 2019 (Kamerstuk 26 485, nr. 308) en toegelicht in de Kamerbrief van 28 oktober 2019 (Kamerstuk 26 485, nr. 317), is het project «IMVO-maatregelen in perspectief» gestart om – in lijn met het regeerakkoord – te bezien of, en zo ja welke, dwingende maatregelen op het gebied van IMVO genomen kunnen worden. Daarbij is het van belang het toekomstig IMVO-beleid zo vorm te geven dat Nederland de naleving van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) en UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) door bedrijven efficiënt en effectief kan stimuleren en afdwingen, zonder hierbij disproportionele druk op bedrijven en andere actoren te leggen. Dit vraagt een «doordachte mix van maatregelen», zoals door de UNGP’s wordt voorgeschreven.2 Een belangrijke randvoorwaarde daarbij is dat een opeenstapeling van eisen, voorwaarden en verplichtingen voor bedrijven wordt voorkomen.

Om te komen tot een doordachte mix aan maatregelen, kent het project drie onderdelen:

  • 1. Kennis- en datavergaring, ophalen van aanbevelingen;

  • 2. Analyse en uitwerking IMVO-maatregelen op hoofdlijnen;

  • 3. Afronden en presenteren IMVO-maatregelen op hoofdlijnen.

De activiteiten binnen het eerste onderdeel zijn in volle gang, te weten: de evaluatie van het IMVO-beleid van de Directie Internationaal Onderzoeks- en Beleidsevaluatie (reeds afgerond); de evaluatie van de IMVO-convenanten; de tussenmeting 90-procentdoelstelling; het baseline assessment Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven; een onderzoek naar opties voor IMVO-wetgeving; een onderzoek en bedrijfssessies gericht op effectieve beïnvloeding van het gedrag van het bedrijfsleven; een onderzoek naar de rollen van de overheid in relatie tot fases van markttransitie; een multistakeholderwerkgroep gericht op de eisen voor gepaste zorgvuldigheid; een onderzoek naar de verhouding tussen vrijwillige en verplichtende maatregelen; en de monitoring van internationale ontwikkelingen.

Naast deze activiteiten, behoren bij dit onderdeel ook eerder in opdracht van het ministerie uitgevoerde onderzoeken, zoals Government policy to stimulate international responsible business conduct (Change in Context, jan. 2018)3 en Strategies for responsible business conduct (PWC, feb. 2019)4. Ook andere studies en adviezen worden betrokken, zoals het op verzoek van het kabinet uitgebrachte advies Kansen pakken en risico’s beheersen, over de samenhang tussen de SDG’s en IMVO5 van de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Voortgangsrapportage IMVO-convenanten, ook opgesteld door de SER6.

De bevindingen op hoofdlijnen zullen worden voorgelegd voor advies aan de IMVO-commissie van de SER, volgens planning gebeurt dat voor de zomer. Presentatie van de hoofdlijnen van het IMVO-beleid is voorzien in het najaar van 2020.

Betrokkenheid van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties is cruciaal voor het ontwikkelen van een effectief en gedragen IMVO-beleid. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het ophalen van ideeën uit de praktijk en het komen tot draagvlak voor het vernieuwde beleid. In het eerste onderdeel van het project – in de hierboven genoemde onderzoeken, werkgroepen en bedrijfssessies – worden de gedachten, ideeën en aanbevelingen vanuit betrokken partijen op verschillende manieren verzameld. Op 19 november 2019 is bovendien een brede stakeholderconsultatie gehouden, waarbij ideeën en aanbevelingen zijn opgehaald bij meer dan 125 deelnemers vanuit het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld, de overheid en de academische wereld. Om stakeholders zo goed mogelijk te informeren over, en betrokken te houden bij de uitvoering van het project, is tevens een webpagina ingericht7. Via deze website worden zij op de hoogte gebracht van nieuwe ontwikkelingen.

Wet Zorgplicht Kinderarbeid

De Wet Zorgplicht Kinderarbeid (WZK) is op 13 november 2019 in het Staatsblad gepubliceerd. Bepaalde elementen van de wet moeten per algemene maatregel van bestuur (AMvB) worden uitgewerkt voordat de wet in werking kan treden. Dit betreft elementen zoals welke partij toezicht moet houden op de naleving van de wet (artikel 1 lid d), of er bepaalde bedrijven vrijgesteld zullen worden van de wet (artikel 6), wat er precies in de verklaring moet staan die bedrijven moeten afgeven (artikel 4 lid 3) en waar een plan van aanpak aan moet voldoen, indien bedrijven kinderarbeid in hun keten tegenkomen of vermoeden (artikel 5 lid 3). Zoals met de Eerste Kamer afgesproken, zal de uitwerking van de AMvB in het najaar 2020 van start gaan, wanneer de evaluatie van de IMVO-convenanten is afgerond. In de tussentijd wordt wel met stakeholders van gedachten gewisseld over de invulling van deze elementen van de WZK, zoals tijdens de internationale bijeenkomst «Taking next steps to end child labour in Global Supply Chains»8 die het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 27 en 28 januari 2020 heeft georganiseerd. Ook is dit thema besproken tijdens de brede stakeholderbijeenkomst in het kader van «IMVO-maatregelen in perspectief». Uitkomsten van onderzoeken in het kader van het project kunnen tevens als input dienen voor de uitwerking van de WZK. Zodra de AMvB is uitgewerkt en is voorgelegd aan de Raad van State en het Adviescollege Toetsing en Regeldruk, wordt deze aangeboden aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.

Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven

De motie van de leden Van Ojik en Karabulut (Kamerstuk 32 735, nr. 252) verzoekt de regering bij de vernieuwing van het Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven (NAP) extra maatregelen te nemen zodat de verantwoordelijkheid van bedrijven voor het naleven van mensenrechten wordt geborgd. Het kabinet start de herziening van het NAP met een onafhankelijke analyse van aspecten waarop eventueel aanvullend beleid nodig is. Het kabinet verwacht dat deze analyse in de zomer van 2020 is afgerond. De analyse zal samen met de uitkomsten van het project «IMVO-maatregelen in perspectief» en een multistakeholderdialoog als input dienen voor het vernieuwde NAP. Wanneer het kabinet aanleiding ziet tot extra maatregelen, zullen deze worden opgenomen in het vernieuwde NAP. De motie ondersteunt derhalve de geplande herziening van het NAP.

90-procentdoelstelling

Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90 procent van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Hierover is uw Kamer op 2 juli 2018 (Kamerstuk 26 485, nr. 291) geïnformeerd. In december 2018 is een nulmeting uitgevoerd over 2017 door middel van een steekproef onder de destijds beoogde 700 bedrijven die onder deze doelstelling vallen. Het resultaat van de nulmeting (30 procent van de steekproef onderschrijft de richtlijnen) was aanleiding om extra activiteiten te starten om bedrijven te informeren over de OESO-richtlijnen enerzijds en de doelstelling en bijbehorende monitoring door de overheid anderzijds.

Als aftrap heb ik in juli 2019 samen met de Ministers van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat een aankondigingsbrief gestuurd aan deze bedrijven waarin zij geïnformeerd worden over de 90-procentdoelstelling en worden opgeroepen om zo snel mogelijk aan de slag te gaan met de ontwikkeling en/of publicatie van hun MVO-beleid op basis van de OESO-richtlijnen. Bij de brief is ook een brochure over gepaste zorgvuldigheid en de OESO Due Diligence Handreiking voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen gevoegd, zodat het voor bedrijven duidelijk is wat er van hen verwacht wordt. Om de voortgang op deze doelstelling te blijven monitoren zullen tussenmetingen op de gehele groep van grote bedrijven worden uitgevoerd. De eerste tussenmeting over 2018 wordt momenteel uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. De resultaten worden in deze maand verwacht en zullen met uw Kamer gedeeld worden. Het stimuleren van bedrijven om de OESO-richtlijnen te onderschrijven zal met het oog op de 90-procentdoelstelling worden geïntensiveerd. Op basis van de uitkomsten en analyse van de tussenmeting zal bepaald worden hoe en welke bedrijven actief worden benaderd. Een volgende tussenmeting staat gepland voor 2021 (over 2020) en na 2023 wordt een eindmeting gedaan om te bepalen of de 90-procentdoelstelling is behaald.

Ontwikkelingen op EU-niveau

Het kabinet zet zich op verschillende manieren in voor een Europees gelijk speelveld op IMVO-terrein en richt zich daarbij op de Europese Commissie en op samenwerking met andere EU-lidstaten. De Europese Commissie zou het voortouw moeten nemen om een strategisch EU-actieplan voor IMVO te ontwikkelen. Ik heb hier de nieuwe Europese Commissie toe opgeroepen en het onderwerp aan de orde gesteld in de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 21 november 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2099) en de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 25 november 2019 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 227). De oproep werd positief ontvangen en werd gesteund door verschillende lidstaten. Ook Duitsland is voorstander van een EU-actieplan. Onder het Finse EU-voorzitterschap is een actieagenda gepubliceerd die als basis kan dienen voor het EU IMVO-actieplan9. Nederland werkt nauw samen met Finland en aankomend EU-voorzitter Duitsland en andere lidstaten. In dit kader vond in januari 2020 een expertbijeenkomst plaats in Berlijn. Een delegatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken besprak met de relevante Duitse ministeries hoe de synergie gevonden kan worden tussen de Nederlandse beleidsontwikkeling en de Duitse nationale en Europese ambities op IMVO-terrein.

In december 2019 publiceerde de Europese Commissie de Green Deal met daarin de inzet van de nieuwe Commissie op het klimaat en op milieu-gerelateerde uitdagingen. Bedrijven kunnen een belangrijke rol spelen als het gaat om klimaat- en milieuproblemen, door het aandragen van oplossingen, maar ook door in hun waardeketen risico’s te identificeren en aan te pakken. Duurzaamheid is hierbij breder dan klimaat- en milieuproblemen. Mensenrechten en arbeidsomstandigheden hangen hier nauw mee samen. Ik blijf mij er voor inzetten dat bij het aanpakken van risico’s in de waardeketens van bedrijven de thema’s in samenhang worden geadresseerd.

EC mededeling ontbossing

Op 23 juli 2019 heeft de vorige Europese Commissie in de «Mededeling – Intensivering EU inzet bescherming & herstel bossen wereldwijd», een aantal acties voorgesteld die door de recent aangetreden Commissie zouden kunnen worden vastgesteld en uitgevoerd. Uw kamer heeft op 27 september 2019 een BNC-fiche hierover ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2826). De Raadsconclusies aangaande deze Mededeling zijn op 17 december 2019 aangenomen in de Landbouw en Visserij Raad. De uitvoering van de Mededeling voorziet onder meer in een beoordeling van regelgevende en niet-regelgevende maatregelen aan de vraagzijde die bij kunnen dragen aan de intensivering van de EU-inzet voor de bescherming en het herstel van bossen wereldwijd. Het doel van deze maatregelen is het risico op ontbossing en bosdegradatie dat samenhangt met de invoer van grondstoffen in de EU tot een minimum te beperken. Bij deze beoordeling zal ook gekeken worden naar de mogelijke juridische consequenties van de te analyseren maatregelen.

EU-verordening conflictmineralen

Op 1 januari 2021 treedt de Europese Conflictmineralenverordening in werking. De lidstaten en de Europese Commissie treffen voorbereidingen om een uniforme en effectieve implementatie van de verordening te bewerkstelligen. Hiertoe dient elke lidstaat een bevoegde autoriteit aan te stellen om toezicht te houden op de nationale naleving van de verordening. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft ingestemd met mijn voorstel om de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aan te stellen als toekomstige toezichthouder in Nederland. De aanstelling en de taken van de ILT worden vastgelegd in een uitvoeringswet.

Daarnaast wordt gewerkt aan de voorbereiding van het bedrijfsleven op de inwerkingtreding van de verordening. Zo stelt de Europese Commissie uiterlijk Q2 2020 de laatste vijf drempelwaarden vast op basis waarvan wordt bepaald of bedrijven onder de verordening vallen. Ook publiceert zij vanaf Q3 2020 een indicatieve en niet-uitputtende lijst van conflict- en hoog-risicogebieden. Daarnaast lanceerde de Europese Commissie eind november 2019 het online platform «Due Diligence Ready!» om bedrijven, met name het MKB, te helpen bij hun gepaste zorgvuldigheid in het kader van de verordening.

IMVO-richtlijn ambassades

De motie van de leden Diks en Van den Hul (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 34) verzoekt de regering een uitgebreidere IMVO-richtlijn op te stellen voor Nederlandse ambassades en hierin in elk geval op te nemen dat van de ambassades wordt verwacht dat zij bedrijven niet ondersteunen bij activiteiten die niet in lijn zijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s. In november 2019 is hieraan uitvoering gegeven door de uitgebreide IMVO-richtlijnen voor posten vast te stellen en te verspreiden onder de posten.

De richtlijnen zijn afgestemd op de uitgangspunten van het IMVO-uitvoeringsbeleid van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Dit betekent dat gewerkt wordt met kerntaken en dat proportionaliteit het vertrekpunt is. De vijf kerntaken die zijn gedefinieerd voor de posten zijn: 1) expertise opbouwen; 2) bewustwording bij bedrijven creëren door hen te informeren en te adviseren over IMVO; 3) ondersteuning bieden aan het Nederlandse bedrijfsleven bij maatschappelijk verantwoord ondernemen; 4) het in overleg met het departement stellen van IMVO-voorwaarden bij het geven van steun; 5) en agendering van IMVO in het land van accreditatie. Hieruit volgt dat als een bedrijf een post om advies vraagt, het van de post IMVO-informatie ontvangt. Daar waar een post grote en/of langdurige financiële steun verleent aan een bedrijfsactiviteit waarvan de uitvoering mogelijk niet in lijn is met de OESO-richtlijnen, wordt van de post gevraagd advies in te winnen bij RVO en het departement om de wenselijkheid van de steun te bepalen. Per kerntaak worden praktische tools aangeboden die de post voor de uitvoering van deze taken kan inzetten, zoals communicatiematerialen en het gebruik van de MVO Risicochecker.

Via een factsheet op de website van de rijksoverheid wordt het IMVO-beleid op de posten per kerntaak toegelicht. De richtlijnen zijn in nauw overleg met de posten zelf tot stand gekomen, om te waarborgen dat zij werkbaar blijven voor de posten. Ook zijn de richtlijnen al op verschillende manieren bij de posten onder de aandacht gebracht, bijvoorbeeld tijdens de terugkomdagen voor handels- en innovatieattachés en tijdens de Internationale Economie Week 2019. Ook tijdens de Ambassadeursconferentie eind januari 2020 is hier aandacht aan besteed. In 2020 wordt gestart met pilots op een aantal posten om de effectiviteit van de uitgebreide richtlijnen te kunnen beoordelen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Bijlage I: Voortgang IMVO-convenanten

Op 2 juli 2019 is het IMVO-convenant Sierteeltsector ondertekend. Naast het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft ook het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het convenant ondertekend. Het convenant is op 1 september 2019 in werking getreden. In eerste instantie worden op sector- en bedrijfsniveau sociale en milieurisico’s in de keten in kaart gebracht. In het eerste jaar worden projecten gestart op het gebied van leefbaar loon en de impact van gewasbeschermingsmiddelen op mens en milieu.

Er heeft een onafhankelijke midterm-evaluatie van het Convenant Duurzame Kleding en Textiel plaats gevonden. De conclusie is dat het convenant op koers ligt en specifieke doelstellingen voor ketentransparantie, publiekscommunicatie en duurzame stoffen heeft gerealiseerd, maar dat er nog geen duidelijke impact in productielanden wordt gerealiseerd. Voor de resterende looptijd van het convenant zal de aandacht uitgaan naar het opzetten van meer samenwerkingsprojecten in productielanden. Er wordt een haalbaarheidsstudie uitgevoerd voor een leefbaar loonproject in Tamil Nadu.

Het Convenant Bevorderen Duurzaam Bosbeheer richt zich in zijn laatste jaar op het afronden van de lopende activiteiten. Zo zal de werkgroep IMVO een algemene handreiking voor gepaste zorgvuldigheid publiceren voor de gehele sector, in combinatie met korte, verder gespecificeerde handreikingen voor verschillende sub-sectoren. Op deze manier wil de werkgroep concrete handvatten bieden aan bedrijven om gepaste zorgvuldigheid toe te passen in hun bedrijfsvoering. De werkgroep Communicatie zal in het laatste jaar een reeks artikelen publiceren waarin best practices worden gedeeld van bouwprojecten waarin gebruik wordt gemaakt van duurzaam hout. Ook start keurmerk FSC, steunbetuiger van het convenant, een project gericht op het versterken van de business case voor duurzaam bosbeheer. Dit project wordt deels gefinancierd met middelen uit het Fonds Verantwoord Ondernemen en beoogt het verdienmodel van lokale bosbeheerders in Gabon te verbreden.

Bij het Convenant Verantwoord Goud heeft 85 procent van de deelnemende bedrijven een eerste stap gezet met het toepassen van de OESO-richtlijnen voor gepaste zorgvuldigheid. De gedragscode die de twee deelnemende brancheorganisaties opstelden is inmiddels door bijna zeventig bedrijven ondertekend. Het project rondom enkele kleinschalige goudmijnen in Oeganda werpt zijn vruchten af. Zo hebben al bijna 120 kinderen hulp gekregen bij het inhalen van lesstof om weer naar school te kunnen, in plaats van in de mijn te werken. En in samenwerking met het convenant voor de bancaire sector werd een onderzoek afgerond naar de risico’s bij grootschalige mijnbouw. Na het tweede jaar is gebleken dat MKB-bedrijven het lastig vinden om de convenantsafspraken te concretiseren. Komend jaar komt er meer individuele ondersteuning voor bedrijven om hun MVO-risicomanagement op het gewenste niveau te krijgen. Ook wordt gekeken of het voor aangesloten bedrijven mogelijk is het gewonnen goud van het Oeganda-project in te kopen. Daarnaast zal een analyse plaatsvinden van de sociale- en milieurisico’s bij goudrecycling.

In september 2019 is de eerste jaarrapportage van het IMVO-convenant van de Voedingsmiddelensector verschenen. Hieruit blijkt dat er in het eerste jaar belangrijke stappen gezet zijn door de partijen bij het convenant om de productieketen van voedingsmiddelen en de daaraan verbonden sociale en milieurisico’s in kaart te brengen. Zo is er een Nederlandse handreiking voor IMVO-risicomanagement in de voedingsmiddelensector opgesteld en is er een monitoringstool ontwikkeld om inzicht te krijgen in de voortgang van IMVO-risicomanagement bij de achterban van de branches. Tevens is er een project gestart rond leefbaar loon in de bananensector. Tegelijkertijd is uit de monitoringstool gebleken dat er nog de nodige stappen te zetten zijn, bijvoorbeeld bij het identificeren van risico’s in de keten. Voor het tweede convenantsjaar wordt daarom onder andere gewerkt aan het ontwikkelen van een gezamenlijke risicomatrix keten-locatie. Na afloop van het tweede convenantjaar zal een onafhankelijke midterm-evaluatie worden uitgevoerd.

De eerste jaarrapportage van het IMVO-convenant van de verzekeringssector werd in november 2019 gepubliceerd. Hierin staat beschreven dat partijen in het eerste jaar een belangrijke basis hebben gelegd om het convenant een stap verder te brengen en dat er voor verschillende afspraken vooruitgang is geboekt. Dit geldt in het bijzonder voor de afspraken rond het delen van kennis en best practices met betrekking tot ESG-due diligence. De onafhankelijke monitoringscommissie, die de uitvoering van de afspraken bewaakt, verklaarde dat een grote verscheidenheid bestaat in de mate waarin verzekeraars al op weg zijn met het voldoen aan de afspraken van het convenant. Grote verzekeraars zijn vaak al verder dan kleine verzekeraars. De monitoringscommissie verwacht dat alle bij het convenant aangesloten verzekeraars volgend jaar de OESO-richtlijnen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) in hun bedrijfsbeleid verankerd hebben. Dit is de eerste stap van het proces van gepaste zorgvuldigheid.

Het IMVB-convenant van de pensioensector heeft in het eerste jaar nog een aantal pensioenfondsen mogen verwelkomen als lid. Naast de Pensioenfederatie, de overheid, drie vakbonden en zes ngo’s hebben zich nu 80 pensioenfondsen gecommitteerd aan de afspraken in het convenant. Deze fondsen vertegenwoordigen 90 procent van het totale beheerde vermogen van de Nederlandse pensioensector. De onafhankelijke monitoringscommissie heeft begin november 2019 het eerste monitoringsrapport gepubliceerd. Hieruit blijkt dat de meeste fondsen beleid hebben en toepassen gericht op maatschappelijk verantwoord beleggen, maar dat er significante verschillen bestaan tussen de manieren waarop pensioenfondsen het beleid concretiseren. De partijen hebben een instrumentarium ontwikkeld voor de deelnemende pensioenfondsen met concrete handvatten en voorbeeld-beleidsteksten om (waar nodig) hun beleggingsbeleid, de uitbesteding aan uitvoerders en de monitoring en rapportage aan te passen en te verbeteren. De bevindingen en aanbevelingen van de monitoringscommissie worden grotendeels geadresseerd door het instrumentarium. Naast bovenstaande activiteiten is een start is gemaakt met de eerste twee «engagement» casussen waarin de pensioenfondsen als aandeelhouder de dialoog aangaan met de geselecteerde ondernemingen over problemen in hun waardeketen.

Na de ondertekening van het IMVO-convenant van de natuursteensector op 13 mei 2019 is een wervingsperiode voor nieuwe leden ingegaan. Op 1 oktober 2019 is het convenant formeel in werking getreden. De eerste werkgroepen zijn gestart om de implementatie van de gemaakte afspraken te realiseren. De nadruk van het convenant ligt op het toepassen van gepaste zorgvuldigheid door de aangesloten bedrijven en het uitbreiden van het aantal aangesloten bedrijven en overheden in zowel Vlaanderen als Nederland. Van Nederlandse zijde hebben inmiddels het Rijksvastgoedbedrijf, de gemeente Amsterdam, de gemeente Leusden en de gemeente Nijmegen de «verklaring voor aanbestedende diensten» ondertekend, waarmee zij toezeggen bij de inkoop van natuursteen eisen te stellen aan de leverancier ten aanzien van gepaste zorgvuldigheid.

Op 1 juli 2019 is het IMVO-convenant voor de metaalsector in werking getreden. De focus van het convenant ligt op het toepassen van gepaste zorgvuldigheid door de aangesloten bedrijven en (internationale) opschaling. De uitvoering van de afspraken ligt tot op heden op schema. Ten behoeve van de opschaling zijn er en marge van de London Metals Exchange Week vruchtbare gesprekken gevoerd met een breed scala aan internationale partijen uit de metaalsector. Er werd onder andere gesproken over afstemming van het convenant met de responsible sourcing requirements van de London Metal Exchange.

De onderhandelingen voor een convenant in de land- en tuinbouwsector liggen op dit moment stil. Wanneer er duidelijkheid is over de inzet van de verschillende partijen worden deze weer opgepakt.

De organisaties betrokken bij het traject voor de totstandkoming van een IMVO-convenant voor de windenergiesector doen nader onderzoek naar de aanwezigheid van IMVO-risico’s in hun ketens, en naar de kansen voor een collectieve samenwerking om de risico’s structureel aan te pakken door middel van een convenant. Op basis van dit onderzoek wordt besloten welke reikwijdte het convenant mogelijk zou kunnen hebben.

Het steenkoolconvenant is eind 2019 afgelopen na een looptijd van vijf jaar. De energiebedrijven hebben besloten het convenant niet te verlengen en hun aandacht voor de steenkoolketen voort te zetten in internationaal verband binnen sectorinitiatief Bettercoal. Het blijft wenselijk dat op de inkoop van steenkool gepaste zorgvuldigheid wordt toegepast. Dat de bedrijven Engie en Vattenfall, partijen bij het steenkoolconvenant, hun Nederlandse kolencentrales respectievelijk hebben verkocht (Engie) of uit bedrijf hebben genomen (Vattenfall), doet hier niet aan af. De partijen zullen voor eind Q1 2020 een eindrapportage opstellen waarin de resultaten van het convenant worden opgenomen, alsmede een verklaring over de verdere samenwerking tussen de partijen. In de toekomstige samenwerking wordt onder meer beoogd dat de energiebedrijven en de overheid elkaar regelmatig op de hoogte houden van de ontwikkelingen op het gebied van steenkool en IMVO-beleid, inclusief de activiteiten waaraan de energiebedrijven werken binnen sectorinitiatief Bettercoal. Ter afronding van het convenant zal een stakeholderbijeenkomst plaatsvinden, waar de partijen bij het convenant hun eindrapportage zullen presenteren.

Na een looptijd van drie jaar is het IMVO-convenant van de bancaire sector afgelopen in december 2019. De onafhankelijke monitoringscommissie komt in Q2 2020 met het finale monitoringsrapport. De partijen en deelnemende banken wachten de finale beoordeling van de monitoringscommissie af en zullen in de tussentijd de mogelijkheden voor verdere samenwerking bespreken.

Naar boven